Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 juli 2000
gepubliceerd op 17 augustus 2000

Koninklijk besluit waarbij aan de intercommunale coöperatieve vennootschap « Intercommunale voor Teledistributie van het Gewest Antwerpen », afgekort als « Integan », toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
2000000617
pub.
17/08/2000
prom.
09/07/2000
ELI
eli/besluit/2000/07/09/2000000617/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 JULI 2000. - Koninklijk besluit waarbij aan de intercommunale coöperatieve vennootschap « Intercommunale voor Teledistributie van het Gewest Antwerpen », afgekort als « Integan », toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit waarvan wij de eer hebben het aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe de intercommunale coöperatieve vennootschap « Intercommunale voor Teledistributie van het Gewest Antwerpen », afgekort « Integan », toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen te verlenen. « Integan » valt onder de toepassing van de wet van 22 december 1986 betreffende de intercommunales (1). Ze kan bijgevolg beschouwd worden als een instelling van Belgisch recht, die opdrachten van algemeen belang vervult.

De rechtsgrond van het ontworpen koninklijk besluit wordt aldus gevormd door artikel 5, tweede lid, a), van de organieke wet van 8 augustus 1983 op het Rijksregister, zoals gewijzigd door de wet van 19 juli 1991 (2).

De intercommunale coöperatieve vennootschap « Integan » vraagt de toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen voor het vervullen van de hierna opgesomde taken : - het factureren aan haar abonnees van de aansluitingskosten op het net van de televisiedistributie en van de abonnementsvergoeding voor de levering van de desbetreffende signalen evenals voor de auteursrechten; - het opstellen van de maandelijkse en jaarlijkse lijst bedoeld in artikel 12 van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld.

Het advies van de Commissie voor de bescherming vn de persoonlijke levenssfeer, uitgebracht op 20 mei 1994, was ongunstig voor het ontwerp van besluit.

Dit advies kan als volgt samengevat worden : A. De Commissie komt tot de conclusie dat, in zoverre Integan als instelling van Belgisch recht opdrachten van algemeen belang vervult, zij in het licht van de voormelde wet van 8 augustus 1983 in aanmerking zou kunnen komen voor het bekomen van een machtiging tot toegang tot het Rijksregister.

B. De Commissie meende echter dat de beslissing om eventueel toegang tot het Rijksregister aan Integan te verlenen ook diende getoetst te worden aan de wet van 8 december 1992 « tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens » (3), die de algemene beginselen inzake bescherming van de persoonlijke levenssfeer, dewelke gelden voor alle gegevensbanken, vastlegt, inzonderheid aan artikel 5, volgens hetwelk de verwerking van persoonsgegevens, uitgaande van de nagestreefde doeleinden, toereikend, ter zake dienend, en niet overmatig mag zijn.

De Commissie woog de voordelen die de aanvragende instelling heeft bij het verkrijgen van toegang tot het Rijksregister, af tegen de risico's die de betrokken personen lopen op het gebied van hun persoonlijke levenssfeer. De Commissie was van oordeel dat de vergelijking in dit geval in het nadeel van Integan uitviel.

Nochtans gaf de Commissie in het verleden een gunstig advies aan aanvragen van intercommunales, die gelijkaardige taken vervullen, om toegang tot het Rijksregister te bekomen : bijvoorbeeld het « koninklijk besluit van 16 januari 1995 waarbij aan de intercommunale vennootschap Provinciale Brabantse Energiemaatschappij toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend » (4), alsook het « koninklijk besluit van 1 december 1998 waarbij aan de Intercommunale voor Energie IVEG toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend » (5).

In het licht van de door de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer geformuleerde opmerkingen over de aanvragen tot toegang tot het Rijksregister, ingediend door de voormelde intercommunale maatschappijen, werd op het verzoek van Integan een geactualiseerd ontwerp van koninklijk besluit aan deze Commissie voorgelegd, die op 12 juli 1999 het advies nr. 19/1999 heeft uitgebracht. In dit advies oordeelt de Commissie dat er geen reden is om terug te komen op de door haar eerder uitgebrachte gunstige adviezen en brengt zij bijgevolg gustig advies uit over de aanvraag tot toegang tot het Rijksregister, ingediend door Integan.

Integan vraagt toegang tot de volgende informatiegegevens, opgesomd in artikel 3, eerste lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983 : 1° de naam en voornamen;2° de geboorteplaats en -datum;5° de hoofdverblijfplaats;6° de plaats en datum van overlijden;8° de burgerlijke staat. Dit wordt gemotiveerd als volgt : 1° en 5° : zijn vereist om een factuur naar de juiste bestemming te kunnen verzenden;2° is nodig om een eventuele persoonsverwisseling te vermijden;6° kan van nut zijn indien de nabestaanden van een overledene nalaten Integan van dit overlijden in kennis te stellen;8° is nodig om eventuele schulden, in toepassing van artikel 222 van het Burgerlijk Wetboek, te verhalen op het gemeenschappelijk vermogen van de echtgenoten. Voor wat betreft de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan de informatiegegevens, op basis van artikel 3, tweede lid, van de voormelde wet van 8 augustus 1983, werd rekening gehouden met de vaste rechtspraak van de Raad van State, eveneens gebaseerd op het bovenvermelde artikel 5 van de voormelde wet van 8 december 1992, volgens dewelke een tijdslimiet dient vastgesteld te worden voor de toegang tot het chronologisch overzicht van de gegevens. In overleg met Integan werd overeengekomen deze toegang te beperken tot vijf jaar, zijnde de verjaringstermijn van de door Integan uitgeschreven facturen.

Na goedkeuring door de Ministerraad werd het ontwerp aan de Raad van State overgezonden voor advies. De Raad bracht zijn advies uit op 22 maart 2000. De voorgestelde tekst houdt rekening met alle in dit advies uitgebrachte opmerkingen.

Wij hebben de eer te zijn, Sire van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN _______ Nota's (1) Belgisch Staatsblad 26 juni 1987.(2) Belgisch Staatsblad 21 april 1984 en 3 september 1991.(3) Belgisch Staatsblad 18 maart 1993.(4) Belgisch Staatsblad 9 maart 1995.(5) Belgisch Staatsblad 13 januari 1999. COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Advies nr. 18/94 van 20 mei 1994 Ontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de intercommunale vennootschap « Integan » toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, gewijzigd door de wetten van 15 januari 1990, 19 juli 1991 en 8 december 1992;

Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 23 maart 1994, door de Commissie ontvangen op 24 maart 1994;

Gelet op het verslag voorgesteld door de voorzitter, Brengt op 20 mei 1994 het volgende advies uit : I. Voorwerp van de adviesaanvraag 1. Het ontwerp van koninklijk besluit dat aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ter advies wordt voorgelegd, heeft tot doel aan de « Coöperatieve Intercommunale vennootschap voor teledistributie van het gewest Antwerpen », afgekort als « Integan », toegang te verlenen tot het Rijksregister.2. Artikel 1 van het ontwerp van koninklijk besluit verleent aan Integan toegang tot het Rijksregister voor de « informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 5°, 6°, 8° en 9°, en tweede lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen » (hierna, de wet van 8 augustus 1983). Het gaat over de volgende gegevens : 1. de naam en voornamen (1°);2. de geboorteplaats en -datum (2°);3. de hoofdverblijfplaats (5°);4. de plaats en datum van overlijden (6°);5. de burgerlijke staat (8°);6. de samenstelling van het gezin (9°), evenals de opeenvolgende wijzigingen van deze informatiegegevens met de datum waarop zij uitwerking hebben. De toegang tot deze gegevens wordt gevraagd voor : 1° het factureren aan haar abonnees van de aansluitingskosten op het net van de televisie-distributie en van de abonnementsvergoeding voor de levering van de desbetreffende signalen evenals voor de auteursrechten;2° voor het opstellen van de maandelijkse en jaarlijkse lijst van abonnees bedoeld in artikel 12 van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld.Krachtens het artikel 12 zijn de televisieverdelers verplicht om aan de Dienst Kijk- en Luistergeld maandelijks een lijst van hun nieuwe abonnees mede te delen waarop ten minste de naam of de benaming, het adres en voor de natuurlijke personen de geboortedatum vermeld zijn, alsook de datum van aansluiting en, behalve voor de nieuwe houders, het inschrijvingsnummer bij de Dienst Kjk- en Luistergeld.

In artikel 3 van het ontwerp van koninklijk besluit wordt gepreciseerd dat de met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens slechts mogen gebruikt worden voor de in dat artikel vermelde doeleinden. Zij mogen niet medegedeeld worden aan derden. Volgens artikel 3, 2e lid mogen niet als derden worden beschouwd : 1° de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben, alsook hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en de instellingen aangeduid krachtens artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983, in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, eerste lid, vermelde doeleinden met Integan onderhouden.3. Artikel 1, tweede lid beperkt de toegang tot het Rijksregister tot : 1° de algemene directeur van Integan;2° de personeelsleden van Integan, die door hem daartoe bij naam en schriftelijk zijn aangewezen uit hoofde van hun functie en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden, op voorwaarde dat zij een graad bekleden die gelijkwaardig is aan die van niveau 1 van de Rijksambtenaren. Volgens artikel 2 wordt de lijst van de personeelsleden, met aanduiding van hun graad en functie, die overeenkomstig artikel 1, tweede lid, 2°, aangewezen zijn, jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde periodiciteit bezorgd aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

II. Onderzoek van het ontwerp van koninklijk besluit A. De wet van 8 augustus 1983 4. Volgens artikel 5, tweede lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, kan de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de toegang tot het Rijksregister uitbreiden tot « instellingen van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervullen ».5. Integan is een intercommunale vereniging die binnen het Gewest Antwerpen belast is met teledistributie.Volgens artikel 3 van de statuten heeft Integan tot doel « het opzoeken en bestuderen van alle middelen, het inrichten en uitbaten van en het deelnemen aan alle procédés inzake elektronische kommunikatie en meer in het bijzonder om alle gebruikers, onder de beste voorwaarden, de ontvangst te verzekeren van een zo groot mogelijk aantal omgeroepen televisieuitzendingen (. . .) ». 6. In zoverre Integan als instelling van Belgisch recht, opdrachten van algemeen belang zou vervullen, zou zij in het licht van de wet van 8 augustus 1983 in aanmerking kunnen komen voor het bekomen van een machtiging tot toegang tot het Rijksregister. B. De wet van 8 december 1992 7. Met de inwerkingtreding van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, dient de problematiek van de toegang tot het Rijksregister vanuit een verruimde invalshoek te worden benaderd. In tegenstelling tot de wet van 8 augustus 1983 die slechts een deelaspect van de privacyproblematiek regelt, legt de wet van 8 december 1992 de algemene beginselen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer vast die gelden voor alle gegevensbanken. (Zie Parl. Doc. Kamer, 413/12 - 91/92, p. 5). Ook de beslissing om de toegang tot het Rijksregister toe te kennen dient te worden getoetst aan de beginselen van deze wet. 8. De beperkingen die de wet van 8 augustus 1983 oplegt ten aanzien van de toegang tot het Rijksregister houden verband met de aard van de instellingen die de toegang kunnen aanvragen. In de wet van 8 december 1992 daarentegen staan de notie « verwerking van persoonsgegevens » en het finaliteitsbeginsel centraal. Artikel 5 van deze wet schrijft voor : « Persoonsgegevens mogen slechts verwerkt worden voor duidelijk omschreven en wettige doeleinden en mogen niet worden gebruikt op een wijze die onverenigbaar is met die doeleinden.

Zij dienen, uitgaande van die doeleinden, toereikend, ter zake dienend en niet overmatig te zijn ».

Met deze nieuwe wet wordt ernaar gestreefd een evenwicht tot stand te brengen « tussen de vereisten van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en die van een goed georganiseerd bestuurlijk, economisch en sociaal bestel » (Parl. Doc. Kamer, 413/12 - 91/92, p. 6).

De Commissie is van oordeel dat binnen dit verruimde wettelijke kader in verband met de toegang tot het Rijksregister meer waarborgen gevraagd dienen te worden op het vlak van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De voordelen die een instelling, die krachtens de wet van 8 augustus 1983 in aanmerking komt voor een machtiging tot toegang, zou hebben bij het verlenen van een dergelijke toegang, dienen te worden afgewogen tegen de risico's van de betrokken personen op het gebied van de persoonlijke levenssfeer. 9. Integan vraagt de toegang tot het Rijksregister in de eerste plaats om tot een efficiënte facturatie te komen.De aanvraag betreft de volgende informatiegegevens : 1. de naam en voornamen (1°);2. de geboorteplaats en -datum (2°);3. de hoofdverblijfplaats (5°);4. de plaats en datum van overlijden (6°);5. de burgerlijke staat (8°);6. de samenstelling van het gezin (9°). De Commissie meent dat het, met uitzondering van het vierde en het zesde gegeven, gaat om informatie die Integan rechtstreeks van de kliënten kan bekomen.

Wanneer de kliënt in gebreke blijft zijn schuld te bewaren, kan Integan op grond van artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister, gewijzigd door artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 juli 1993 tot wijziging van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister, zich wenden tot het gemeentebestuur van de hoofdverblijfplaats van de kliënt, om na te gaan of de kliënt eventueel is overleden of van hoofdverblijfplaats is veranderd, of om indien nodig inlichtingen betreffende de samenstelling van het gezin te bekomen.

De Commissie is van oordeel dat de eventuele efficiëntievoordelen waarvan Integan zou kunnen genieten ingevolge de toegang tot het Rijksregister niet in verhouding staan tot de risico's die de betrokken burgers lopen op het vlak van hun persoonlijke levenssfeer.

Een dergelijke toekenning zou inderdaad tot gevolg kunnen hebben dat zeer vele instellingen die voldoen aan de voorwaarden gesteld door artikel 5, tweede lid van de wet van 8 augustus 1983, een gelijkaardige aanvraag indienen, wat onvermijdelijk aanleiding zou geven tot een banalisering van de toegang tot de informatiegegevens van het Rijksregister. Een dergelijke ontwikkeling zou het gevaar van misbruiken in de hand werken. 10. Integan vraagt de toegang tot het Rijksregister in de tweede plaats met het oog op het opstellen van de maandelijkse en jaarlijkse abonneelysten die zij als televisieverdeler wettelijk verplicht is mee te delen aan de Dienst Kijk- en Luistergeld.De omvang van de gevraagde toegang is identiek aan deze in verband met de facturatie.

Krachtens artikel 12 van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld, zijn de televisieverdelers verplicht om aan de Dienst Kijk- en Luistergeld maandelijks een lijst van hun nieuwe abonnees mee te delen, waarop ten minste de naam of de benaming, het adres en voor de natuurlijke personen de geboortedatum vermeld zijn, alsook de datum van aansluiting en, behalve voor de nieuwe houders, het inschrijvingsnummer bij de Dienst Kijk- en Luistergeld. Via het Rijksregister zou Integan kunnen beschikken over de naam, het adres en de geboortedatum van de natuurlijke personen.

Ook deze doelstelling kan volgens de Commissie de toegang tot het Rijksregister niet rechtvaardigen. De persoonsgegevens waartoe Integan via het Rijksregister toegang zou kunnen hebben, namelijk de naam, het adres en de geboortedatum van de kliënt, zijn, zoals reeds werd onderlijnd, gegevens die Integan rechtstreeks van de kliënten kan bekomen. De Commissie is van oordeel dat het risico op het gebied van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer niet in verhouding staat tot het eventueel gewin aan efficiëntie in hoofde van Integan.

Om deze redenen : De Commissie brengt een ongunstig advies uit over het ontwerp van koninklijk besluit.

De secretaris, De voorzitter, (get.) J. Paul. (get.) P. Thomas.

Voor eensluidend verklaard afschrift : J. PAUL

Advies nr. 19/1999 van 12 juli 1999 Ontwerp van koninklijk besluit waarbij aan de intercommunale coöperatieve vennootschap « Integan » toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 5, gewijzigd bij de wetten van 15 januari 1990, 19 juli 1991 en 8 december 1992;

Gelet op de adviesaanvraag van de Minister van Binnenlandse Zaken d.d. 18 mei 1999, door de Commissie ontvangen op 26 mei 1999;

Gelet op het verslag van de heer J. Berleur, Brengt op 12 juli 1999 volgend advies uit : I. Voorwerp van de adviesaanvraag Het aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ter advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe aan de intercommunale coöperatieve vennootschap « Integan » toegang te verlenen tot bepaalde gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen. Deze machtiging wordt gevraagd om volgende doeleinden : 1° het factureren aan haar abonnees van de aansluitingskosten op het net van de televisiedistributie en van de desbetreffende abonnementsvergoeding.2° het opstellen van de maandelijkse en jaarlijkse lijst bedoeld in artikel 12 van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld. II. Onderzoek van het ontwerp van koninklijk besluit Een soortgelijk verzoek werd ingediend in 1994 en stootte op een ongunstig advies van de Commissie (advies nr. 18/94 van 2 mei 1994).

Impliciet kende de Commissie aan Integan het statuut toe van instelling van Belgisch recht die opdrachten van algemeen belang vervult, in de zin van artikel 5, tweede lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.

Maar zij wees er tevens op dat artikel 5 van de wet van 8 december 1992 voorschrijft om tegelijkertijd het proportionaliteits- en finaliteitsbeginsel na te gaan. Zij had vastgesteld dat « wanneer een cliënt in gebreke blijft zijn schuld te bewaren, Integan zich, op grond van artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het verkrijgen van informatie uit de bevolkingsregisters en uit het vreemdelingenregister, kan wenden tot het gemeentebestuur van de hoofdverblijfplaats van de cliënt, om na te gaan of de cliënt eventueel overleden is of van hoofdverblijfplaats veranderd is, of om, indien nodig, inlichtingen te bekomen betreffende de samenstelling van het gezin ». Zij had beslist dat « de eventuele efficiëntievoordelen waarvan Integan zou kunnen genieten, ingevolge de toegang tot het Rijksregister niet in verhouding staan tot de risico's die de betrokken burgers lopen op het vlak van hun persoonlijke levenssfeer. » Het verzoek tot toegang tot het Rijksregister om de maandelijkse en jaarlijkse abonneelijsten op te stellen leek volgens de Commissie niet gerechtvaardigd. De Commissie meende dat Integan deze gegevens rechtstreeks van haar cliënten kon verkrijgen. Het verslag aan de Koning, in 1994, had duidelijk het negatief advies van de Commissie verwoordt, maar er zich tegen verzet, niet ten aanzien van de inhoud maar van het feit dat de Commissie een andere beslissing had genomen in een als gelijkaardig beschouwd geval, namelijk de « Provinciale Brabantse Energiemaatschappij », PBE (advies nr. 19/92 van 18 december 1992, koninklijk besluit van 16 januari 1995, Belgisch Staatsblad , 9 maart 1995).

De tekst van het nieuwe ontwerp onderscheidt zich nauwelijks van de voorgaande tekst en brengt geen enkel nieuw element aan die de bezwaren van de Commissie tegemoet komt. Zowel het nieuwe verslag aan de Koning als de brief van de Minister steunen het nieuwe verzoek op een ander advies van de Commissie, namelijk dat met betrekking tot de Intercommunale Vereniging voor Energie, IVEG (advies nr. 16/96 van 26 juni 1996, Belgisch Staatsblad, 13 januari 1999, p. 962 ev.). Wellicht is het de recente datum van bekendmaking van dit advies die de leiding van Integan heeft doen opschrikken.

Op het ogenblik dat zij haar advies over IVEG opstelde, was de Commissie zich wel degelijk bewust van haar advies met betrekking tot het verzoek van Integan in 1994, evenals haar adviezen met betrekking tot de PBE in 1992 en de Brusselse Intercommunale Watermaatschappij, BIWM, in 1994 (advies nr. 06/94 van 23 maart 1994). Zij bracht met kennis van zaken een gunstig advies uit (behoudens enkele bedenkingen betreffende de toegang tot bepaalde gegevens van het Rijksregister), en een ongunstig advies ten aanzien van het gebruik van het identificatienummer.

De Commissie ziet geen reden om terug te komen op haar recentere beslissingen.

Wat artikel 1 van het ontwerp betreft, bevestigt de Commissie dat de twee vernoemde doeleinden goed overeenstemmen met de opdrachten van algemeen belang. Zij waardeert in hetzelfde artikel dat de personen die gemachtigd zijn toegang te krijgen tot het Rijksregister, verplicht worden er zich schriftelijk toe te verbinden de veiligheid en het vertrouwelijk karakter van de informatiegevens, waartoe zij toegang krijgen, te waarborgen. De Commissie heeft overigens regelmatig gewezen op het feit dat artikel 5 van de wet van 8 augustus 1983 slechts voorzag in de mogelijkheid tot toegang tot het Rijksregister « voor de informatie die zij (de begunstigden) krachtens een wet of een decreet bevoegd zijn te kennen ». Zoals de Raad van State, afdeling wetgeving, herhaaldelijk heeft benadrukt, verlangt « de naleving van het wettigheidsbeginsel » van de overheid dat deze « op zeer zorgvuldige wijze [nagaat] of de kennis van ieder, in artikel 3 van deze wet opgenoemd, gegeven onontbeerlijk is voor de uitvoering van haar opdracht door de betrokken openbare overheid ». In dit opzicht stelt de Commissie vast dat artikel 1 van het ontwerp van koninklijk besluit rekening heeft gehouden met de bezwaren die in 1996 ten aanzien van IVEG werden gemaakt en dat het huidig ontwerp van koninklijk besluit uitsluitend voorziet in de toegang tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 5°, 6° en 8° van de wet van 8 augustus 1983. Met betrekking tot de toegang tot de opeenvolgende wijzigingen (tweede lid), werd rekening gehouden met de rechtspraak van de Raad van State en met artikel 5 van de wet van 8 december 1992, door deze toegang te beperken tot vijf jaar, zijnde de verjaringstermijn van de door Integan uitgeschreven facturen.

De Commissie heeft geen bijzondere opmerking met betrekking tot artikel 2.

De Commissie wijst er tenslotte op dat zij te kennen heeft gegeven dat de lijst van personeelsleden die bevoegd zijn toegang te hebben tot de toegestane gegevens (artikel 3 van het ontwerp van besluit) haar niet meer dient meegedeeld, maar ter hare beschikking gehouden.

Om deze redenen, brengt de Commissie een gunstig advies uit met betrekking tot de toegang van Integan tot de gewenste gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen.

De secretaris, De voorzitter, (get.) B. Havelange. (get.) P. Thomas.

Voor eensluidend verklaard afschrift : De secretaris van de Commissie, B. Havelange

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 21 januari 2000 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « waarbij aan de intercommunale coöperatieve vennootschap « Integan » toegang tot het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt verleend », heeft op 22 maart 2000 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Opschrift Het opschrift behoort preciezer te worden gesteld als volgt : « . . . waarbij aan de intercommunale coöperatieve vennootschap « Intercommunale voor Teledistributie van het Gewest Antwerpen », afgekort als « Integan », toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen. ».

Aanhef Tweede lid Dit lid dient te vervallen, aangezien de bepalingen betreffende de radio- en de teledistributie van de wet van 6 februari 1987 betreffende de radiodistributie- en de teledistributienetten en betreffende de handelspubliciteit op radio en televisie alleen nog in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van toepassing zijn.

Derde lid (dat het tweede lid wordt) De verwijzing naar de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld behoort te worden aangevuld met de vermelding », inzonderheid op artikel 12 ».

Hoewel de taken waarmee een instantie door of krachtens de wet of een decreet is belast, doorslaggevend kunnen zijn voor het bepalen van de informatie die deze instantie bevoegd is te kennen, houdt het vereiste van zulk een bevoegdverklaring (zelfs als het om een indirecte bevoegdverklaring gaat) immers in dat nauwkeurig behoort te worden aangewezen krachtens welke wetten of decreten aan die instantie taken zijn toevertrouwd die voor het bepalen daarvan in aanmerking kunnen worden genomen.

In de aanhef wordt zulks terecht gedaan voor de verwijzing naar het koninklijk besluit van 24 december 1966 betreffende de netten voor distributie van radio-omroep-uitzendingen in de woningen van derden, door als rechtsgrond « inzonderheid artikel 11, eerste lid » van dat besluit te vermelden, al is de gebruikelijke formulering « Gelet op het koninklijk besluit van . . ., inzonderheid op artikel. . . ».

In beide gevallen kan het ontworpen besluit alleen wettig worden geacht indien aan die voorwaarden is voldaan.

Vierde lid (dat het zevende lid wordt) De verwijzing naar artikel 5 van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens behoort te worden aangevuld met een verwijzing naar de wet van 11 december 1998 waarbij dat artikel gewijzigd wordt, als die wet in werking mocht treden vooraleer het thans onderzochte koninklijk besluit ondertekend wordt.

Overigens dient dit lid te worden gesteld als een als volgt geformuleerde overweging : « Overwegende dat de wet van 8 december 1992. . ., inzonderheid artikel 5, . . ., in dezen van toepassing is. ».

Die overweging dient onmiddellijk vooraf te gaan aan de vermelding van het advies van de Raad van State.

Dispositief Artikel 2 In het tweede lid, onderdeel 2°, behoort te worden geschreven « voor de in artikel 1, eerste lid, 2° vermelde doeleinden ».

Artikel 3 Artikel 3 dient als volgt te worden gesteld : «

Art. 3.Elk jaar wordt de lijst van de overeenkomstig artikel 1, derde lid, aangewezen personeelsleden van de intercommunale coöperatieve vennootschap « Integan » met vermelding van hun functie opgemaakt en aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer overgezonden. ».

Aldus worden de eenvormigheid van de verplichtingen die rusten op alle personen die toegang hebben tot het Rijksregister en, daarmee samenhangend, de eenvormigheid van de waarborgen die aan de geregistreerde personen worden geboden, verzekerd. Het periodieke overzenden van de lijsten van personen die toegang hebben tot het Rijksregister biedt het voordeel dat de Commissie hierdoor een eerste idee wordt gegeven van de ontwikkelingen in de bestuurlijke praktijk.

Wanneer de lijsten niet worden overgezonden, kan ze snel eventuele onregelmatigheden of nalatigheden opsporen en dienovereenkomstig optreden.

Indien de bedoeling van de Regering erin zou bestaan de procedure te vereenvoudigen, dan zouden die maatregelen tot vereenvoudiging gewettigd moeten worden en zouden ze moeten gelden voor alle soortgelijke gevallen, wat zou betekenen dat alle besluiten die tot nog toe terzake zijn uitgevaardigd opnieuw zouden moeten worden bekeken.

Opmerkingen betreffende de Nederlandse tekst In artikel 1, eerste lid, onderdeel 1°, in fine, behoort het woord « evenals » te worden vervangen door het woord « alsook ».

In datzelfde artikel 1, vierde lid, schrijve men « verbinden zich er schriftelijk toe » in plaats van « verbinden zich ertoe schriftelijk ».

De kamer was samengesteld uit : De heren : J.-J. Stryckmans, eerste voorzitter;

Y. Kreins, P. Quertainmont, staatsraden;

F. Delperée, J. Kirkpatrick, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. J. Gielissen, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer E. Bosquet, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J.-J. Stryckmans.

De griffier, De eerste voorzitter, J. Gielissen. J.-J. Stryckmans.

9 JULI 2000. - Koninklijk besluit waarbij aan de intercommunale coöperatieve vennootschap « Intercommunale voor Teledistributie van het Gewest Antwerpen », afgekort als « Integan », toegang wordt verleend tot het Rijksregister van de natuurlijke personen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, tweede lid, a), gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1991 en 8 december 1992;

Gelet op de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld, inzonderheid op artikel 12;

Gelet op het koninklijk besluit van 24 december 1966 betreffende de netten voor distributie van radio-omroepuitzendingen in de woningen van derden, inzonderheid op artikel 11, eerste lid;

Gelet op de adviezen nr. 18/94 en nr. 19/1999 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, respectievelijk uitgebracht op 20 mei 1994 en op 12 juli 1999;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën gegeven op 5 oktober 1999;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 9 december 1999 over het verzoek om advies door de Raad van State binnen een termijn van een maand;

Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 5, in dezen van toepassing is;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 22 maart 2000, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Aan de intercommunale coöperatieve vennootschap « Integan » wordt toegang verleend tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, 5°, 6° en 8°, en tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijsregister van de natuurlijke personen. Deze toegang geldt uitsluitend voor het vervullen van de hierna opgesomde taken : 1° het factureren aan haar abonnees van de aansluitingskosten op het net van de televisiedistributie en van de abonnementsvergoeding voor de levering van de desbetreffende signalen alsook voor de auteursrechten;2° het opstellen van de maandelijkse en jaarlijkse lijst bedoeld in artikel 12 van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld. De toegang tot de opeenvolgende wijzigingen aangebracht aan de in het eerste lid bedoelde informatiegegevens wordt beperkt tot een periode van vijf jaar die de mededeling van die informatiegegevens voorafgaat.

De toegang bedoeld in het eerste lid geldt enkel voor : 1° de directeur-generaal van Integan;2° de personeelsleden van Integan, die daartoe door de directeur-generaal bij name en schriftelijk zijn aangewezen omwille van hun functie en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden. De betrokken personeelsleden verbinden zich er schriftelijk toe de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de informatiegegevens te waarborgen waartoe zij toegang krijgen.

Art. 2.De met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens mogen slechts worden gebruikt voor de in het tweede lid van dat artikel vermelde doeleinden. Zij mogen niet worden medegedeeld aan derden.

Worden niet als derden beschouwd voor de toepassing van het eerste lid : 1° de natuurlijke personen waarop die informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers;2° de openbare overheden en de instellingen aangewezen krachtens artikel 5 van de voormelde wet van 8 augustus 1983, voor de informatiegegevens die hen kunnen worden medegedeeld krachtens hun aanwijzing en uitsluitend in het kader van de betrekkingen die zij voor de in artikel 1, eerste lid, 2°, vermelde doeleinden met Integan onderhouden.

Art. 3.Elk jaar wordt de lijst van de overeenkomstig artikel 1, derde lid, aangewezen personeelsleden van de intercommunale coöperatieve vennootschap « Integan » met vermelding van hun functie opgemaakt en aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer overgezonden.

Art. 4.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 juli 2000.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^