Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 maart 2003
gepubliceerd op 20 maart 2003

Koninklijk besluit waarbij de kiesoverheden gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken voor de wettelijke controles in kieszaken

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2003000132
pub.
20/03/2003
prom.
09/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/09/2003000132/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 MAART 2003. - Koninklijk besluit waarbij de kiesoverheden gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken voor de wettelijke controles in kieszaken


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, strekt ertoe bepaalde controles, die opgelegd worden door de wetgeving in kieszaken, mogelijk te maken.

De rechtsgrond van dit ontwerp van besluit wordt gevormd door artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen voor wat de toegang betreft en door artikel 8 van deze wet voor wat het gebruik van het identificatienummer betreft.

De artikelen 115, 116, 117bis en 118 van het Kieswetboek leggen aan de voorzitters van de hoofdbureaus van de kieskringen en van de collegehoofdbureaus voor de verkiezingen van de Kamer en de Senaat de taak op na te gaan of bij de indiening van de lijsten aan de wettelijke vereisten voldaan wordt : er moet met name nagegaan worden of er voldoende kandidaten zijn van elk geslacht, welke hun naam en woonplaats is, hun leeftijd, hun nationaliteit, enz.

Artikel 122 van het Kieswetboek bepaalt trouwens dat in geval van betwisting met betrekking tot de onverkiesbaarheid van een kandidaat, de voorzitter van het hoofdbureau van de kieskring of van het collegehoofdbureau de gemeentebesturen kan verzoeken hem dringend de stukken die in hun bezit zijn te bezorgen en ook kan overgaan tot verder onderzoek. De raadpleging van het Rijksregister van de natuurlijke personen zal de voorzitter van het bureau de mogelijkheid bieden een aantal betwistingen op te lossen en aanzienlijk tijd te winnen.

Artikel 161, tiende lid, van het Kieswetboek bepaalt tevens dat de kantonhoofdbureaus via de snelste weg aan de Minister van Binnenlandse Zaken de verkiezingsuitslagen mededelen.

Daarom wordt voorgesteld toegang te verlenen tot het Rijksregister.

De toegang wordt verleend tot de volgende informatiegegevens : 1° (naam en voornamen) : de correcte schrijfwijze van de naam en voornaam van de kandidaat kan daaruit afgeleid worden;2° (de geboortedatum) : men moet minstens 21 jaar zijn om kandidaat te zijn;3° (geslacht) : artikel 117bis vermeldt dat het aantal kandidaten van hetzelfde geslacht niet meer mag bedragen dan twee derde, toegepast op het totale aantal te begeven zetels voor de verkiezing;4° (nationaliteit) : men moet volgens de Grondwet (art.64) Belg zijn om kandidaat te zijn; 5° (hoofdverblijfplaats) : volgens artikel 64 van de Grondwet moet men zijn woonplaats in België hebben;6° (plaats en datum van overlijden) : zie de regeling van artikel 178 van het Kieswetboek. De toegang tot het informatiegegeven betreffende het beroep (7°) wordt niet toegelaten. Dit informatiegegeven is immers weinig betrouwbaar aangezien er geen enkele wettelijke verplichting bestaat om de beroepsveranderingen te melden bij de gemeenten.

De toegang tot de gegevens wordt verleend voor de duur van de kiesverrichtingen : deze starten op de 23e dag voor de stemming (art. 115 van het Kieswetboek). Ze eindigen bij de geldigverklaring van de verkiezingen door de assemblees (art. 231 van het Kieswetboek).

Deze toegang wordt vooreerst verleend aan de voorzitters van de hoofdbureaus van de kieskringen en van de collegehoofdbureaus.

Daarnaast wordt de toegang verleend aan de Minister van Binnenlandse Zaken die de verkiezingen organiseert. Eén van de taken opgelegd aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken is de kandidaturen die in strijd zijn met artikel 118 van het Kieswetboek te signaleren aan de voorzitter van het collegehoofdbureau of het hoofdbureau van de kieskring. Zo kan de voorzitter op een efficiënte en vlotte manier zijn wettelijke taak (zie met name de artikelen 115, 118 en 161 van het Kieswetboek) vervullen. In de praktijk gelast de Minister de Directeur-generaal van de Instellingen en de Bevolking met de organisatie van de verkiezingen : daarom moet deze uiteraard ook de toegang kunnen hebben tot de informatiegegevens.

Omdat het voor deze personen niet mogelijk is alle kiesverrichtingen zelf te doen, gelet op de omvang ervan, kunnen zij bepaalde taken delegeren aan andere personen.

Artikel 5 van het ontworpen koninklijk besluit beantwoordt aan de wens van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en bepaalt dat de lijst van de betrokken personen haar niet bezorgd wordt, maar enkel ter haar beschikking gehouden wordt en geactualiseerd wordt tijdens de duur van de verwerking.

Hetzelfde artikel bepaalt ook dat de betrokken personen een verklaring dienen te ondertekenen waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en de vertrouwelijkheid van de uit het Rijksregister verkregen informatiegegevens te eerbiedigen.

De machtiging tot gebruik van het identificatienummer wordt verleend, wat in eerste instantie een perfecte identificatie van de kandidaten mogelijk maakt (bijvoorbeeld bij kandidaten met een vaak voorkomende naam, om elke vergissing bij de kandidatuurstelling van personen te vermijden).

Overeenkomstig de wens van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, in haar advies nr. 03/2002 van 16 januari 2002, wordt het gebruik van het identificatienummer beter gemotiveerd als volgt.

Het gebruik van het identificatienummer is een noodzakelijk element voor de installatie en de indienststelling van een software voor de mededeling, via elektronische weg, van sommige informatiegegevens betreffende de verkiezingen tussen de kieshoofdbureaus en de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken.

De Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken wenst immers dat de kieskringhoofdbureaus en de collegehoofdbureaus hem de kandidatenlijsten in de toekomst zoveel mogelijk bezorgen via elektronische weg en niet langer per post of per fax.

Door het inbrengen van deze informatiegegevens door de kieshoofdbureaus en het verzenden ervan via digitale weg wordt voorkomen dat deze informatiegegevens meerdere malen moeten worden ingebracht en bijgevolg wordt de kans op het maken van fouten verminderd. Deze wijze van inbrengen van de informatiegegevens versterkt ook de wettelijke opdracht van de kieshoofdbureaus, doordat zij alleen de informatiegegevens invoeren.

Tevens wordt de elektronische doorzending beoogd van de gedeeltelijke en volledige uitslagen van de lijsten en van de naamstemmen voor de kandidaten vanuit de kantonhoofdbureaus, de kieskringhoofdbureaus en de collegehoofdbureaus op de dag van de verkiezingen en de daaropvolgende dagen tot de geldigverklaring van de stemming.

Deze elektronische doorzending van de kandidatenlijsten en verkiezingsresultaten vanuit de kieshoofdbureaus naar de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken steunt op het gebruik van het identificatienummer om elke fout ten aanzien van de informatiegegevens van de kandidaten en van de naamstemmen voor de kandidaten te voorkomen.

Het identificatienummer zal enkel gebruikt worden voor interne beheersdoeleinden om de werking van de bovenvermelde software tussen de kieshoofdbureaus en de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken te verzekeren. Het identificatienummer wordt geenszins gebruikt op de verkiezingsformulieren terzake noch bij de mededeling van enige verkiezingsinformatie aan derden en de media.

De Minister van Binnenlandse Zaken zal de gepaste technische en organisatorische maatregelen moeten nemen om de veiligheid van de persoonlijke gegevens te garanderen en om de personen te controleren die, bij de uitoefening van hun functie, interveniëren bij de raadpleging, de bewaring, de exploitatie en de mededeling van het identificatienummer.

Op 16 januari 2002 heeft de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer een eerste advies uitgebracht. Dit advies was negatief wat het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen betreft, omdat deze aanvraag niet voldoende gemotiveerd was.

De Commissie heeft evenwel gepreciseerd dat zij bereid was haar mening te herzien, voor zover haar een bijkomende rechtvaardiging voor het gebruik van het identificatienummer zou worden voorgesteld.

Bijgevolg werd haar een nieuw ontwerp van koninklijk besluit voorgelegd.

Op 22 augustus 2002 heeft de Commissie een gunstig advies uitgebracht, onder voorbehoud van enkele opmerkingen waarmee rekening gehouden werd, zowel in het ontwerp van koninklijk besluit als in het ontwerp van verslag aan de Koning.

De Raad van State heeft zijn advies 34.407/2 uitgebracht op 29 januari 2003. Dit Hoge Rechtscollege heeft geen opmerkingen gemaakt. Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars.

De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

ADVIES 34.407/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 19 november 2002 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de wettelijke controles in kieszaken", heeft op 29 januari 2003 het volgende advies gegeven : Bij het ontwerp zijn geen opmerkingen te maken.

De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter;

De heer J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;

De heren F. Delpérée en F. Dehousse, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. B. Vigneron, griffer.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld door de heer M. Joassart, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins.

ADVIES Nr. 03/2002 VAN 16 JANUARI 2002 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de wettelijke controles in kieszaken De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op de artikelen 5, eerste lid, en 8;

Gelet op het verzoek om advies van de Minister van Binnenlandse Zaken van 8 november 2001, ontvangen door de Commissie op 9 november 2001;

Gelet op het verslag van Mevr. N. Lepoivre, Brengt op 16 januari 2002 volgend advies uit : I. ONDERWERP VAN HET VERZOEK OM ADVIES 1. Het bij de Commissie ter advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe : a) de Minister van Binnenlandse Zaken, de directeur-generaal van de Algemene Directie van de Wetgeving en van de Nationale Instellingen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken of de personen die zij aanwijzen;b) de voorzitters van de hoofdbureaus van de kieskringen voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de collegehoofdbureaus voor de verkiezing van de Senaat of de personen die zij aanwijzen; toegang te verlenen tot bepaalde gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen alsook hen toe te staan het identificatienummer ervan te gebruiken.

II. DRAAGWIJDTE VAN HET ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT 2. Het ontwerp van koninklijk besluit omvat 6 artikelen. 2.1. Krachtens artikel 1, eerste lid, en artikel 3 wordt aan bovengenoemde instanties en personen toegang verleend tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2° (enkel de geboortedatum), 3° tot 7°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen alsook tot de wijzigingen aangebracht in deze gegevens en tot hun datum van uitwerking (artikel 3, tweede lid). 2.2. Deze toegang wordt verleend om na te gaan of de kiezers die lijsten voordragen bij de verkiezingen voor de Kamer en de Senaat en de kandidaten bij deze verkiezingen voldoen aan de voorwaarden gesteld in het Kieswetboek. 2.3. De toegang wordt slechts verleend voor de duur van de kiesverrichtingen (artikel 1, tweede lid). 2.4. Overeenkomstig artikel 2 mogen de met toepassing van artikel 1 verkregen gegevens enkel worden gebruikt voor de bovenvermelde doeleinden en mogen zij niet worden meegedeeld aan derden. 2.5. In het derde lid van artikel 1 en in artikel 3 worden op limitatieve wijze de instanties en ambtenaren bepaald die toegang hebben tot de gegevens en het identificatienummer mogen gebruiken. 2.6. In artikel 4 worden de interne en externe gebruiksvoorwaarden van het identificatienummer omschreven. 2.7. Overeenkomstig artikel 5 wordt bij aanvang van de kiesverrichtingen de lijst met personen die toegang hebben tot het Rijksregister en het identificatienummer mogen gebruiken, aan de Commissie toegezonden.

III. ONDERZOEK VAN HET VERZOEK A . Toepasselijke wetgeving. 3.1. Conform de vaste rechtspraak van de Commissie moeten de toegang van de instanties belast met de wettelijke controles in kieszaken tot bepaalde gegevens van het Rijksregister alsook het gebruik van het identificatienummer worden onderzocht in het kader van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna wet van 8 augustus 1983 genaamd) en van de wet van 8 december 1992 ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens zoals gewijzigd bij de wet van 11 december 1998 (hierna wet van 8 december 1992 genaamd).

B . Wet van 8 augustus 1983. 4.1. In de wet van 8 augustus 1983 worden de beperkingen bepaald met betrekking tot de personen en de instellingen aan wie machtiging kan worden verleend om het Rijksregister te raadplegen.

Die beperkingen hebben betrekking op de hoedanigheid van de instellingen en van de personen (zie in die zin artikel 5 van bovengenoemde wet). 4.2. In het kader van de wet van 8 augustus 1983 wordt om toegang verzocht op grond van artikel 5, eerste lid, en het gebruik van het identificatienummer op grond van artikel 8. 4.3. De Minister van Binnenlandse Zaken, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de voorzitters van de hoofdbureaus van de kieskringen en van de collegehoofdbureaus voor de verkiezing van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en van de Senaat zijn openbare overheden in de zin van artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983. Aan hen kan bij koninklijk besluit dan ook toegang worden verleend tot de gegevens van het Rijksregister, zonder dat zij daartoe vooraf het advies van de Commissie moeten vragen.

Krachtens artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 is het advies van de Commissie evenwel noodzakelijk om dezelfde overheden te machtigen het identificatienummer te gebruiken.

C . Wet van 8 december 1992. 5.1. De gegevens van het Rijksregister, met inbegrip van het identificatienummer, zijn persoonsgegevens in de zin van het nieuwe artikel 1, § 1, van deze wet. Krachtens artikel 4 van dezelfde wet kunnen zij derhalve niet worden verwerkt op een manier die onverenigbaar is met de nader bepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden, waarvoor zij zijn verkregen. De gegevens moeten tevens toereikend, relevant en niet overmatig zijn ten opzichte van die doeleinden. Zij moeten ook juist zijn. 5.2. De Commissie moet dan ook onderzoeken of de doeleinden, waarvan de autoriteiten - belast met de wettelijke controles in kieszaken - de toegang vragen tot het Rijksregister, nader bepaald, uitdrukkelijk en gerechtvaardigd zijn. En zo ja, of de gegevens van het Rijksregister toereikend, relevant en niet overmatig zijn ten opzichte van die doeleinden. 5.3. Onderzoek van de doeleinden van het ontwerp van koninklijk besluit 5.3.1. Er wordt toegang tot de gegevens van het Rijksregister gevraagd om na te gaan of de kieslijsten voldoen aan de voorwaarden gesteld in het Kieswetboek (voordracht door een voldoende aantal kiezers,...) en of de kandidaten op die lijsten voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden gesteld in het kieswetboek (artikel 1, eerste lid, van het ontwerp van koninklijk besluit). 5.3.2. Verantwoording : In het verslag aan de Koning wordt gesteld dat de voorzitters van de hoofdbureaus van de kieskringen en van de collegehoofdbureaus, overeenkomstig de artikelen 115, 116, 117bis en 118, moeten nagaan of is voldaan aan de wettelijke voorwaarden bepaald in het Kieswetboek. 5.3.3. Standpunt van de Commissie : Dit verzoek om toegang tot de gegevens van het Rijksregister is gegrond op de in het Kieswetboek bepaalde verplichting om zich te vergewissen van de juistheid van de persoonsgegevens van elke kiezer die een lijst ondertekent en van elke kandidaat.

Die doeleinden zijn nader bepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd en beantwoorden dan ook aan het finaliteitscriterium zoals omschreven in artikel 4, § 1, 2°, van de wet van 8 december 1992. 5.4. Onderzoek van het proportionaliteitscriterium : 5.4.1. Krachtens artikel 4, § 1, 3° en 4°, van de wet van 8 december 1992 moet de Commissie tevens nagaan of de gegevens van het Rijksregister waartoe toegang wordt gevraagd, juist, toereikend, relevant en niet overmatig zijn ten opzichte van de doeleinden waarvoor zij worden meegedeeld. 5.4.2. Gegevens waarvoor toegang wordt gevraagd : De Commissie stelt vast dat krachtens het ontwerp van koninklijk besluit toegang wordt verleend tot de gegevens opgesomd in artikel 3, eerste lid, 1°, 2° (enkel de geboortedatum), 3° tot 7°, en tweede lid van de wet van 8 augustus 1983, alsook tot de wijzigingen aangebracht in deze gegevens en tot hun datum van uitwerking (artikel 3, tweede lid, van de wet van 8 augustus 1983). 5.4.2.1. Verantwoording : In het verslag aan de Koning, dat als bijlage bij het ontwerp gaat, worden de redenen die de toegang tot elk van deze gegevens verantwoorden, op gedetailleerde wijze uiteengezet.

De redenen waarvoor toegang tot hun historiek wordt gevraagd, worden op geen enkele manier verantwoord. Uit een telefonisch onderhoud met de bevoegde ambtenaar van het Ministerie van Binnenlandse Zaken blijkt dat het Ministerie eigenlijk geen toegang tot de historiek van de gegevens van het Rijksregister nodig heeft. 5.4.2.2. Standpunt van de Commissie : 5.4.2.2.1. Naam en voornamen, geboortedatum, geslacht, nationaliteit, verblijfplaats en plaats en datum van overlijden zijn gegevens welke nodig zijn om na te gaan of de personen die kieslijsten indienen kiesgerechtigd zijn en of de kandidaten voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden gesteld in het Kieswetboek.

Dankzij deze gegevens kan een persoon met zekerheid worden geïdentificeerd, waardoor verwarring tussen personen met dezelfde naam wordt voorkomen.

De Commissie heeft geen enkele opmerking in verband met de toegang tot deze gegevens.

Het is trouwens ontegenzeglijk van algemeen belang dat de openbare overheden belast met wettelijke opdrachten, beschikken over de middelen om zich te vergewissen van de juistheid van de persoonsgegevens van de kiezers die een lijst voordragen en van de kandidaten. 5.4.2.2.2. De Commissie stelt vast dat het ontwerp van koninklijk besluit ook voorziet in een toegang tot de informatie betreffende het beroep (gegeven bedoeld in artikel 3, eerste lid, 7°, van de wet van 8 augustus 1983).

Het gegeven met betrekking tot het beroep zoals vermeld in het Rijksregister is weinig betrouwbaar aangezien er geen wettelijke verplichting bestaat om de gemeentelijke overheden in kennis te stellen van een verandering van beroep. Het zijn evenwel de gemeenten die deze gegevens aan het Rijksregister verstrekken.

Aangezien de in het Rijksregister vermelde gegevens omtrent het beroep geen precieze gegevens zijn, zoals krachtens artikel 4, § 1, 4°, van de wet van 8 december 1992 is vereist om te kunnen worden verwerkt, is het niet wenselijk de instanties belast met de wettelijke controles in kieszaken daartoe toegang te verlenen. 5.5. Duur van de toegang : 5.5.1. De toegang tot de gegevens van het Rijksregister wordt gevraagd voor de duur van de kiesverrichtingen, te weten vanaf de 23e dag voor de stemming tot de dag waarop de bevoegde bestuurslichamen de verkiezingen geldig verklaren. 5.5.2. De Commissie is van oordeel dat deze in de tijd beperkte toegang beantwoordt aan het proportionaliteitsbeginsel. 6. Gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister. 6.1. Zoals reeds gesteld strekt artikel 3 van het ontwerp van koninklijk besluit ertoe de instanties belast met de wettelijke controles in kieszaken te machtigen het identificatienummer van de personen in het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken.

In artikel 4 van het ontwerp van koninklijk besluit wordt de draagwijdte van deze machtiging bepaald. 6.2. Verantwoording : In het verslag aan de Koning wordt ter verantwoording van het gebruik van het identificatienummer aangevoerd dat de kandidaten bij de verkiezingen exact moeten kunnen worden geïdentificeerd. 6.3. Standpunt van de Commissie : De uitleg die in het verslag aan de Koning wordt gegeven om het gebruik van het identificatienummer van de natuurlijke personen te verantwoorden, is irrelevant.

De persoonsgegevens van de kandidaten, die aan de hand van de andere gegevens in het Rijksregister werden geverifieerd (naam, voornamen, geboortedatum,... (zie punt 5.4.2.), volstaan immers om hen precies en bijgevolg zonder gevaar voor naamsverwarring te identificeren.

Bij gebrek aan meer overtuigende argumenten vanwege het Ministerie van Binnenlandse Zaken met betrekking tot het werkelijke belang en tot het voorgenomen gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister, brengt de Commissie een negatief advies uit over dit verzoek tot gebruik ervan.

De Commissie is bereid haar mening te herzien indien het Ministerie van Binnenlandse Zaken zijn verzoek beter toelicht.

IV. PERSONEN GEMACHTIGD OM TOEGANG TE HEBBEN TOT DE GEGEVENS VAN HET RIJKSREGISTER 7.1. Krachtens artikel 1, derde lid, van het ontwerp krijgen volgende personen toegang tot de gegevens van het Rijksregister : - de Minister van Binnenlandse Zaken; - de directeur-generaal van de Algemene Directie van de Wetgeving en van de Nationale Instellingen; - de voorzitters van de hoofdbureaus van de kieskringen en van de collegehoofdbureaus voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat; - de personen die bovenvermelde instanties aanwijzen. 7.2. Het zeer beperkt aantal personen die gemachtigd zijn toegang te hebben tot het Rijksregister strookt met de herhaaldelijk geuite bezorgdheid van de Commissie, om het risico van verspreiding van de gegevens te beperken. 7.3. Het ontwerp voorziet ook dat de lijst van deze personen, met vermelding van hun titel en hun ambt, wordt opgesteld bij aanvang van de kiesverrichtingen en wordt toegezonden aan de Commissie (artikel 5 van het ontwerp).

De Commissie verkiest dat deze lijst haar niet wordt toegezonden maar enkel ter beschikking van de Commissie wordt gehouden. 7.4. De Commissie heeft in dit verband geen enkele opmerking.

V. VEILIGHEIDSMAATREGELEN 8. De Commissie betreurt evenwel dat, teneinde tegemoet te komen aan de bezorgdheid die zij in voorgaande adviezen verscheidene malen heeft geuit, de personen die toegang hebben tot het Rijksregister en het identificatienummer ervan mogen gebruiken, geen verklaring afleggen waarin zij zich ertoe verbinden het vertrouwelijke karakter te vrijwaren van de gegevens waartoe zij toegang hebben. Om die redenen, 1. Brengt de Commissie een ongunstig advies uit over het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister voor wettelijke controles in kieszaken.2. Voor het overige en onder voorbehoud van de opmerkingen betreffende de toegang brengt de Commissie met betrekking tot : - het gegeven "beroep"; - de historiek van de gegevens van het Rijksregister, een gunstig advies uit over de toegang tot de gegevens van het Rijksregister bedoeld in artikel 1 van het ontwerp van koninklijk besluit.

Voor de secretaris, wettig verhinderd, D. Gheude, adviseur.

De voorzitter, P. Thomas.

ADVIES Nr. 35.2002 VAN 22 AUGUSTUS 2002 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en van het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de wettelijke controles in kieszaken De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid op artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op de artikelen 5, eerste lid, en 8;

Gelet op het verzoek om advies van de Minister van Binnenlandse Zaken van 20 juni 2002, ontvangen door de Commissie op 21 juni 2002;

Gelet op het verslag van Mevr. N. Leproivre, Brengt op 22 augustus 2002 volgend advies uit : I. ONDERWERP VAN HET VERZOEK OM ADVIES : 1. Het de Commissie ter advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe : a) de Minister van Binnenlandse Zaken, de directeur-generaal van de Algemene Directie van de Wetgeving en van de Nationale Instellingen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de personen die zij aanwijzen;b) de voorzitters van de hoofdbureaus van de kieskringen voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordiging en de collegehoofdbureaus voor de verkiezing van de Senaat en de personen die zij aanwijzen, toegang te verlenen tot verscheidene gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen alsook hen toe te staan het identificatienummer ervan te gebruiken. II. DRAAGWIJDTE VAN HET ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT 2. Het ontwerp van het koninklijk besluit omvat 6 artikelen. 2.1. Krachtens artikel 1, eerste lid, en artikel 3 wordt aan bovengenoemde instanties en personen toegang verleend tot de gegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2° (enkel de geboortedatum), 3° tot 6°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en wordt hen toegestaan het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken. 2.2. Er wordt verzocht om toegang tot het Rijksregister en het gebruik van het nummer teneinde na te gaan of de kiezers die lijsten voordragen bij de verkiezingen voor de Kamer en de Senaat en de kandidaten bij deze verkiezingen voldoen aan de voorwaarden gesteld in het Kieswetboek.

Er wordt eveneens om gevraagd met het oog op de overzending van de resultaten van de verkiezingen aan de Minister van Binnenlandse Zaken. 2.3. De toegang tot de gegevens van het Rijksregister en de machtiging om het identificatienummer te gebruiken worden slechts verleend voor de duur van de kiesverrichtingen (artikel 1, tweede lid). 2.4. Overeenkomstig artikel 2 mogen de gegevens van het Rijksregister enkel worden gebruikt voor de bovenvermelde doeleinden en mogen zij niet worden meegedeeld aan derden. 2.5. In het derde lid van artikel 1 en in artikel 3 worden op limitatieve wijze de instanties en personen bepaald die toegang hebben tot de gegevens en het identificatienummer mogen gebruiken. 2.6. In artikel 4 worden de interne en externe gebruiksvoorwaarden van het identificatienummer omschreven. 2.7. Artikel 5 voorziet dat bij aanvang van de kiesverrichtingen de lijst van personen die toegang hebben tot het Rijksregister en het identificatienummer mogen gebruiken, aan de Commissie wordt toegezonden. Deze personen moeten zich ertoe verbinden het vertrouwelijke karakter van de in het Rijksregister verkregen gegevens te bewaren.

III. OPMERKING VOORAF 3.1. De Commissie heeft, op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken, reeds een advies uitgebracht op 16 januari 2002 (advies nr. 3) over een ontwerp van koninklijk besluit dat betrekking heeft op hetzelfde onderwerp.

Aangezien dit advies gedeeltelijk negatief was, legt het Ministerie de Commissie dit nieuwe ontwerp van koninklijk besluit ter advies voor.

Dit nieuwe ontwerp, dat de taken uitbreidt waarvoor toegang tot de gegevens van het Rijksregister is vereist en wordt gevraagd, werd gedeeltelijk gewijzigd om tegemoet te komen aan de opmerkingen van de Commissie in haar advies van 16 januari 2002.

In het verslag aan de Koning wordt met name uiteengezet waarom de machtiging om het identificatienummer te gebruiken, wordt gevraagd.

IV. ONDERZOEK VAN HET VERZOEK Toepasselijke wetgeving. 4.1. Conform de vaste rechtspraak van de Commissie moeten de toegang van de instanties belast met de wettelijke controles in kieszaken en met de overzending van de resultaten van de verkiezingen tot bepaalde gegevens van het Rijksregister en het gebruik van het identificatienummer worden onderzocht in het kader van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna wet van 8 augustus 1983 genaamd) en van de wet van 8 december 1992 ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens zoals gewijzigd bij de wet van 11 december 1998 (hierna wet van 8 december 1992 genaamd).

A . Wet van 8 augustus 1983. 5.1. In de wet van 8 augustus 1983 worden de grenzen bepaald met betrekking tot de personen en de instellingen aan wie machtiging kan worden verleend om het Rijksregister te raadplegen.

Die beperkingen hebben betrekking op de hoedanigheid van de instellingen en van de personen (zie in die zin artikel 5 van bovengenoemde wet). 5.2. In het kader van de wet van 8 augustus 1983 wordt om toegang verzocht op grond van artikel 5, eerste lid, en om het gebruik van het identificatienummer op grond van artikel 8. 5.3. De Minister van Binnenlandse Zaken, het Ministerie van Binnenlandse Zaken, de voorzitters van de hoofdbureaus van de kieskringen en van de collegehoofdbureaus voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat zijn openbare overheden in de zin van artikel 5, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983.

Aan hen kan bij koninklijk besluit dan ook toegang worden verleend tot de gegevens van het Rijksregister, zonder dat zij daartoe vooraf het advies van de Commissie moeten vragen.

Overeenkomstig artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 is het advies van de Commissie evenwel noodzakelijk om dezelfde overheden te machtigen het identificatienummer te gebruiken.

B . Wet van 8 december 1992. 6.1. De gegevens van het Rijksregister, daaronder begrepen het identificatienummer, zijn persoonsgegevens in de zin van artikel 1, § 1, van deze wet. Krachtens artikel 4 van dezelfde wet kunnen zij derhalve niet worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de nader bepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden waarvoor zij zijn verzameld.

De gegevens moeten tevens juist, toereikend, relevant en niet overmatig zijn ten opzichte van die doeleinden.

Zij mogen slechts worden bewaard gedurende de tijd die nodig is voor de verwezenlijking van de doeleinden waarvoor zij zijn verkregen. 6.2. De Commissie moet dan ook nagaan of de doeleinden waarvoor de instanties, belast met de wettelijke controles in kieszaken, toegang vragen tot het Rijksregister nader bepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd zijn en zo ja, of de gegevens van het Rijksregister toereikend, relevant en niet overmatig zijn ten opzichte van die doeleinden. 6.3. Onderzoek van de doeleinden van het ontwerp van koninklijk besluit : 6.3.1. Er wordt toegang gevraagd tot sommige gegevens van het Rijksregister, daaronder begrepen het identificatienummer : - om na te gaan of de kieslijsten voldoen aan de voorwaarden gesteld in het Kieswetboek (voordracht door een voldoende aantal kiezers,...) en of de kandidaten op die lijsten voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden gesteld in het Kieswetboek; - om de resultaten van de verkiezingen mee te delen aan de Minister van Binnenlandse Zaken (artikel 1, eerste lid, van het ontwerp van koninklijk besluit). 6.3.2. Verantwoording : In het verslag aan de Koning wordt gesteld dat de voorzitters van de hoofdbureaus van de kieskringen en van de collegehoofdbureaus overeenkomstig de artikelen 115, 116, 117bis en 118 van het Kieswetboek moeten nagaan of bij het indienen van de lijsten is voldaan aan de wettelijke voorwaarden bepaald in het Kieswetboek.

Krachtens artikel 161, tiende lid, van het Kieswetboek moeten de resultaten van de verkiezingen aan de Minister van Buitenlandse Zaken worden meegedeeld. 6.3.3. Standpunt van de Commissie : Dit verzoek om toegang tot de gegevens van het Rijksregister is erop gericht te voldoen aan de in het Kieswetboek bepaalde verplichting zich te vergewissen van de juistheid van de persoonsgegevens van elke kiezer die een lijst ondertekent en van elke kandidaat.

Die doeleinden zijn nader bepaald, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigd en beantwoorden dan ook aan het finaliteitsbeginsel zoals omschreven in artikel 4, § 1, 2°, van de wet van 8 december 1992. 6.4. Onderzoek van het proportionaliteitsbeginsel : 6.4.1. Krachtens artikel 4, § 1, 3° en 4°, van de wet van 8 december 1992 moet de Commissie tevens nagaan of de gegevens van het Rijksregister waartoe toegang wordt gevraagd, juist, toereikend, relevant en niet overmatig zijn ten opzichte van de doeleinden waarvoor zij worden meegedeeld. 6.4.2. Gegevens waartoe toegang wordt gevraagd : De Commissie stelt vast dat het ontwerp van koninklijk besluit toegang verleent tot de gegevens opgesomd in artikel 3, eerste lid, 1°, 2° (enkel de geboortedatum), 3° tot 6°, van de wet van 8 december 1983. 6.4.2.1. Verantwoording : In het verslag aan de Koning, dat als bijlage bij het ontwerp gaat, worden de redenen die de toegang tot elk van deze gegevens verantwoorden, op gedetailleerde wijze uiteengezet. 6.4.2.2. Standpunt van de Commissie : Naam en voornamen, geboortedatum, geslacht, nationaliteit, verblijfplaats en plaats en datum van overlijden zijn gegevens welke nodig zijn om na te gaan of de personen die kieslijsten indienen verkiesbaar zijn en of de kandidaten voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden gesteld in het Kieswetboek.

Dankzij deze gegevens kan een persoon met zekerheid worden geïdentificeerd, waardoor verwarring tussen personen met dezelfde naam wordt voorkomen.

De Commissie heeft geen enkele opmerking in verband met de toegang tot deze gegevens.

Het is trouwens ontegenzeglijk van algemeen belang dat de openbare overheden belast met wettelijke opdrachten beschikken over de middelen die hen toelaten zich te vergewissen van de juistheid van de persoonsgegevens van de kiezers die een lijst voordragen en van de kandidaten. 6.5. Duur van de toegang : 6.5.1. De toegang tot de gegevens van het Rijksregister wordt gevraagd voor de duur van de kiesverachtingen. 6.5.2. In het verslag aan de Koning wordt gesteld dat deze verrichtingen zich uitstrekken van de 23e dag voor de stemming tot de dag waarop de bevoegde bestuurslichamen de verkiezingen geldig verklaren. 6.5.3. De Commissie is van oordeel dat deze in de tijd beperkte toegang beantwoordt aan het proportionaliteitsbeginsel. 7. Gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister. 7.1. Zoals reeds gesteld strekt artikel 3 van het ontwerp van koninklijk besluit ertoe de instanties en personen belast met bepaalde kiesverrichtingen te machtigen het identificatienummer te gebruiken.

In artikel 4 van het ontwerp van koninklijk besluit wordt de draagwijdte van deze machtiging bepaald, te weten voornamelijk voor doeleinden van intern beheer.

Artikel 4, tweede lid, beperkt het externe gebruik ervan tot de betrekkingen met de houder van het identificatienummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Het is uitdrukkelijk bepaald dat het nummer niet mag worden aangebracht op documenten die ter kennis worden gebracht van andere derden dan de instanties en personen belast met de kiesverrichtingen. 7.2. Verantwoording : In het verslag aan de Koning wordt ter verantwoording van het gebruik van het identificatienummer aangevoerd dat de kandidaten bij de verkiezingen exact moeten kunnen worden geïdentificeerd.

Er wordt tevens uitgelegd dat het gebruik van het identificatienummer een essentieel element is aan de hand waarvan in de toekomst langs elektronische weg met de kieshoofdbureaus kan worden gecommuniceerd (elektronische overzending van de lijst van kandidaten en van de resultaten van de verkiezingen).

Het identificatienummer wordt niet op de verkiezingsformulieren vermeld.

Het nummer wordt niet meegedeeld aan derden die niet uitdrukkelijk gemachtigd zijn om het te gebruiken en zeker niet in het kader van de aan de media verstrekte verkiezingsinformatie. 7.3. Standpunt van de Commissie : Volgens de uitleg die in het verslag aan de Koning wordt gegeven, zal het identificatienummer van het Rijksregister worden gebruikt om langs elektronische weg tussen de kieshoofdbureaus en het Ministerie van Binnenlandse Zaken bepaalde gegevens te versturen.

Het gebruik ervan zal de informatiestroom tussen de verschillende actoren bij de kiesverrichtingen vergemakkelijken en versnellen en dan ook leiden tot een vlottere toepassing van de bepalingen van het Kieswetboek.

De Commissie wijst erop dat bij het ontwerpen van de software de Minister van Binnenlandse Zaken, overeenkomstig het bepaalde in artikel 16 van de wet van 8 december 1992, de gepaste technische en organisatorische maatregelen moet treffen met het oog op de bescherming van de persoonsgegevens en op de controle op de personen die in de uitoefening van hun functies een rol spelen bij de raadpleging, de bewaring, het beheer en de mededeling van het identificatienummer.

V. PERSONEN GEMACHTIGD OM TOEGANG TE HEBBEN TOT DE GEGEVENS VAN HET RIJKSREGISTER EN OM HET IDENTIFICATIENUMMER ERVAN TE GEBRUIKEN : A . Met betrekking tot de personen : 8.1. Krachtens artikel 1, derde lid, van het ontwerp krijgen volgende personen toegang tot de gegevens van het Rijksregister, daaronder begrepen het recht het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken : - de Minister van Binnenlandse Zaken; - de directeur-generaal van de Algemene Directie van de Wetgeving en van de Nationale Instellingen; - de voorzitters van de hoofdbureaus van de kieskringen en van de collegehoofdbureaus voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers en van de Senaat; - de personen die bovenvermelde instanties aanwijzen. 8.2. Verantwoording : In het verslag aan de Koning wordt de rol van elk van deze personen bij de kiesverrichtingen nader omschreven. 8.3. Standpunt van de Commissie : Het zeer beperkt aantal personen gemachtigd om toegang te hebben tot het Rijksregister strookt met de herhaaldelijke geuite bezorgdheid van de Commissie om het risico van verspreiding van de gegevens ervan te beperken.

De Commissie wenst evenwel dat de woorden "aan de personen die de bovenvermelde instanties aanduiden" van artikel 1, derde lid, 4°, worden vervangen door de woorden "aan de personen die de bovenvermelde instanties schriftelijk bij naam aanwijzen op grond van hun functies en binnen de grenzen van hun respectieve bevoegdheden". 8.4. Bovendien verheugt de Commissie zich erover dat de personen die toegang hebben tot het Rijksregister en het identificatienummer ervan mogen gebruiken, een schriftelijke verklaring afleggen waarin zij zich ertoe verbinden het vertrouwelijke karakter te bewaren van de gegevens waartoe zij toegang hebben.

B . Met betrekking tot de verzending van de lijst : 8.5. Ondanks de opmerking van de Commissie in haar advies van 16 januari 2002 is in het ontwerp nog steeds bepaald dat de lijst van deze personen, met vermelding van hun titel en hun functie, wordt opgesteld bij aanvang van de kiesverrichtingen en wordt toegezonden aan de Commissie (artikel 5 van het ontwerp). 8.6. Verantwoording : In het verslag aan de Koning maakt de Minister van Binnenlandse Zaken de Commissie erop attent dat gelet op het gelijkheidsbeginsel alle koninklijke besluiten op grond waarvan de toegang tot de gegevens van het Rijksregister wordt gemachtigd, in die zin moeten worden gewijzigd en dat de mededeling van de lijst van personen die toegang hebben tot het Rijksregister de Commissie de mogelijkheid biedt een eerste controle uit te voeren. 8.7. Standpunt van de Commissie : De Commissie deelt dit standpunt niet.

Zij vestigt de aandacht van de Minister erop dat een aantal koninklijke besluiten reeds voorzag in het bijhouden van een lijst ter beschikking van de Commissie, (bijvoorbeeld het koninklijk besluit van 22 februari 2002 tot regeling van de toegang tot de informatiegegevens en het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen voor de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling en dat van 28 februari 2002 betreffende de mededeling van informatie door de gemeenten aan de Veiligheid van de Staat door toedoen van het Rijksregister van de natuurlijke personen).

Zij betwist weliswaar niet dat het aangewezen zou zijn dat in het kader van een vermindering van de administratieve verplichtingen en van een verbetering van de doeltreffendheid van de openbare diensten alle koninklijke besluiten die toegang verlenen tot de gegevens van het Rijksregister in die zin worden gewijzigd.

Deze eenvoudige vaststelling mag evenwel niet ertoe leiden dat de vaak herhaalde wens van de Commissie om de bestaande procedures aan te passen aan de administratieve realiteit, niet wordt uitgevoerd.

In tegenstelling tot wat in het verslag aan de Koning wordt beweerd, is de Commissie ten slotte niet in staat door lezing van een lijst van personen die gemachtigd zijn om toegang te hebben tot een aantal gegevens van het Rijksregister, na te gaan of deze personen werkelijk een functioneel belang daarbij hebben.

De Commissie is daarentegen van oordeel dat het houden van de lijst door de verantwoordelijken voor de verwerking van de gegevens van het Rijksregister de mogelijkheid biedt deze lijst gemakkelijker regelmatig bij te werken en te wijzigen wanneer de omstandigheden zulks verantwoorden.

Zij dringt erop aan dat de lijst van personen die toegang hebben tot het Rijksregister aan de werkelijkheid beantwoordt en tenminste tijdens de duur van de verwerking ter beschikking van de Commissie wordt gehouden.

Zij herhaalt derhalve haar wens dat deze haar niet wordt toegezonden maar enkel ter beschikking van de Commissie wordt gehouden.

Om die redenen, Brengt de Commissie, onder voorbehoud van de hierboven geformuleerde opmerking, een gunstig advies uit.

Voor de secretaris, wettig verhinderd, D. Gheude, adviseur.

De voorzitter, P. Thomas.

9 MAART 2003. - Koninklijk besluit waarbij de kiesoverheden gemachtigd worden toegang te hebben tot de informatiegegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen en het identificatienummer ervan te gebruiken voor de wettelijke controles in kieszaken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 5, eerste lid, aangevuld bij de wet van 30 maart 1995 en gewijzigd bij de wet van 31 mei 2001;

Overwegende het Kieswetboek, inzonderheid de artikelen 115, 116, 117bis, 118, 161, tiende lid en 178;

Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 4, vervangen bij de wet van 11 december 1998, van toepassing is;

Gelet op de adviezen nr. 03/2002 en nr. 35/2002 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven, respectievelijk op 16 januari en 22 augustus 2002;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 april 2002;

Gelet op het besluit van de Ministerraad over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies nr. 34.407/2 van de Raad van State, gegeven op 29 januari 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Toegang tot de informatiegegevens

Artikel 1.Aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken, alsmede aan de hoofdbureaus van de kieskringen en de collegehoofdbureaus voor de verkiezing van de Kamer van volksvertegenwoordigers en de Senaat wordt de toegang verleend tot de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, 2°, (beperkt tot de geboortedatum) 3°, 4°, 5° en 6°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen om na te gaan of de voordrachten van lijsten en kandidaten in toepassing van de artikelen 115, 116, 117bis , 118 en 178 van het Kieswetboek aan de wettelijke vereisten voldoen, alsmede om de mededeling van de verkiezingsresultaten te bekomen in uitvoering van artikel 161, tiende lid, van het Kieswetboek.

Deze toegang wordt verleend voor de duur van de kiesverrichtingen.

De in het eerste lid bedoelde toegang wordt voorbehouden aan : 1° de Minister van Binnenlandse Zaken;2° de directeur-generaal van de Algemene Directie van de Wetgeving en van de Nationale Instellingen;3° de voorzitters van de bovenvermelde hoofdbureaus;4° de personen die bij naam en schriftelijk aangewezen worden door de voormelde overheden, wegens hun functies en binnen de perken van hun respectieve bevoegdheden.

Art. 2.De met toepassing van artikel 1 verkregen informatiegegevens mogen slechts worden gebruikt voor de in het eerste lid van het genoemde artikel vermelde doeleinden. Zij mogen niet worden meegedeeld aan derden.

Voor de toepassing van het eerste lid worden niet als derden beschouwd de natuurlijke personen op wie die informatiegegevens betrekking hebben, of hun wettelijke vertegenwoordigers. HOOFDSTUK II. - Gebruik van het identificatienummer

Art. 3.Aan de overeenkomstig artikel 1, derde lid, aangewezen instanties en personen wordt het recht verleend het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken binnen de perken vastgelegd in artikel 4.

Art. 4.Voor interne doeleinden mag het identificatienummer van het Rijksregister uitsluitend gebruikt worden als identificatiemiddel voor het vervullen van de in artikel 1, eerste lid, vermelde taken.

Bij extern gebruik mag het identificatienummer enkel gebruikt worden in de betrekkingen die voor het vervullen van de in artikel 1, eerste lid, vermelde taken noodzakelijk zijn, met de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Dit nummer mag niet aangebracht worden op documenten die ter kennis kunnen worden gebracht van derden, andere dan de personen, overheden en instellingen bedoeld in het voorgaande lid. HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen

Art. 5.De lijst van de overeenkomstig artikel 1, derde lid, en artikel 3 aangewezen personen wordt, met vermelding van hun titel en hun functie, ter beschikking gehouden van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en geactualiseerd tijdens de hele periode van verwerking.

De betrokken personen ondertekenen een schriftelijke verklaring waarin zij zich ertoe verbinden de veiligheid en het vertrouwelijke karakter van de informatiegegevens waartoe zij toegang krijgen, te bewaren.

Art. 6.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Justitie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^