Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 maart 2014
gepubliceerd op 13 maart 2014

Koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de aanpassing aan de wet van 10 januari 2011 ter uitvoering van het Verdrag inzake octrooirecht en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, alsook tot wijziging van diverse bepalingen inzake uitvindingsoctrooien

bron
federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie
numac
2014011095
pub.
13/03/2014
prom.
09/03/2014
ELI
eli/besluit/2014/03/09/2014011095/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 MAART 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de aanpassing aan de wet van 10 januari 2011 ter uitvoering van het Verdrag inzake octrooirecht en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, alsook tot wijziging van diverse bepalingen inzake uitvindingsoctrooien


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Dit ontwerp van besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd (hierna : "dit besluit"), wijzigt verscheidene koninklijke besluiten ter uitvoering van de Belgische wet van 28 maart 1984 enerzijds om rekening te houden met de wijzigingen aangebracht aan de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien door de wet van 10 januari 2011, anderzijds om de modernisering van het Belgische octrooisysteem te kunnen garanderen.

Dit besluit bevat aanpassingen aan : - Het koninklijk besluit van 27 februari 1981 betreffende het indienen van een Europese octrooiaanvraag, het omzetten ervan in een nationale aanvraag en het registreren van Europese octrooien met rechtsgevolgen in België; - Het koninklijk besluit van 21 augustus 1981 betreffende het indienen van een internationale octrooiaanvraag in België; - Het koninklijk besluit van 20 december 1984 betreffende het bijhouden en de vermeldingen van het register van erkende gemachtigden met toepassing van artikel 59 van de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien; - Het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien; - Het koninklijk besluit van 5 december 2007 betreffende het indienen van een Europese octrooiaanvraag, het omzetten ervan in een Belgische aanvraag en het registreren van Europese octrooien met rechtsgevolgen in België; - Het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de taksen en bijkomende taksen inzake uitvindingsoctrooien en inzake aanvullende beschermingscertificaten.

Er moet worden benadrukt dat de tekst van dit besluit is uitgewerkt na raadpleging van de Raad voor de Intellectuele Eigendom.

Voor wat betreft de bepalingen van de wet op de uitvindingsoctrooien die gewijzigd werden door de wet van 10 januari 2011, werd de redactie van dit besluit in grote mate gebaseerd op het uitvoeringsreglement bij het Verdrag van 1 juni 2000 inzake het octrooirecht (beter gekend onder de naam "Patent Law Treaty". Naar dit verdrag zal hierna worden verwezen als het "PLT"). Verschillende bepalingen werden eveneens geharmoniseerd op basis van het uitvoeringsreglement van het Europees Octrooiverdrag (hierna "het EOV") en de besluiten houdende uitvoering van de Nederlandse rijksoctrooiwet. De harmonisatie met de Nederlandse wetgeving is van groot praktisch belang omdat de Beneluxlanden hebben afgesproken een gemeenschappelijk softwaresysteem te hanteren voor het elektronisch beheren van de octrooiprocedure.

Het advies van de Raad van State 54.661/1 werd op 20 januari 2014 uitgebracht. De tekst van dit koninklijk besluit werd gewijzigd in functie van de bemerkingen van de Raad van State. Telkens wanneer deze bemerkingen nopen tot verdere uitwerking, wordt dat in de onderstaande bespreking van de artikelen vermeld.

Artikelsgewijze bespreking Artikel 1 van dit besluit behandelt de wijzigingen aan het koninklijk besluit van 27 februari 1981 betreffende het indienen van een Europese octrooiaanvraag, het omzetten ervan in een nationale aanvraag en het registreren van Europese octrooien met rechtsgevolgen in België.

Artikel 1 verduidelijkt dat de taaltechnologische diensten voor de informatieve vertalingen van de in België gevalideerde Europese octrooien zullen kunnen geconsulteerd worden via een link die op de website van de FOD economie zal vermeld worden.

De taaltechnologische diensten waarnaar zal verwezen worden, zijn deze van de automatische vertaalsoftware die momenteel bij het Europees Octrooibureau wordt ontwikkeld.

Artikel 2 van dit besluit behandelt de wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 21 augustus 1981 betreffende het indienen van een internationale octrooiaanvraag in België.

Artikel 2 verhoogt de bestaande toezendingstak om rekening te houden met het werk dat de behandeling van een internationale octrooiaanvraag van de Dienst voor de Intellectuele Eigendom vereist wanneer hij handelt in zijn functie van ontvangstbureau.

Dit bedrag is afgestemd op het door het Europees Octrooibureau gevraagde bedrag.

Artikel 3 van dit besluit behandelt de wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 20 december 1984 betreffende het bijhouden en de vermeldingen van het register van erkende gemachtigden met toepassing van artikel 59 van de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien.

Artikel 3 voegt in het koninklijk besluit van 20 december 1984 een artikel 3/1 in dat verduidelijkt dat het register van erkende gemachtigden te consulteren is via de website van de FOD Economie.

De artikelen 4 tot 33 van dit besluit behandelen de wijzigingen aan het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien.

Artikel 4 Artikel 4 van dit besluit, wijzigt de definities van artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 december 1986 teneinde onder meer rekening te houden met het feit dat de Belgische Dienst voor de Industriële eigendom sinds 2002 ook bevoegd is voor auteursrecht, en daardoor werd herbenoemd tot "Dienst voor de Intellectuele Eigendom".

Artikel 5 Artikel 5 van dit besluit, wijzigt de terminologie van artikel 2 van het koninklijk besluit van 2 december 1986 teneinde rekening te houden met de wijziging van terminologie in de Wet op de Uitvindingsoctrooien (hierna "de BOW") door de wet van 10 januari 2011. Het proces-verbaal dat de indiening vaststelt, zal voortaan enkel de dag vermelden en niet meer het uur. De vermelding van het uur heeft immers geen praktische implicaties, en is dus overbodig.

In uitvoering van artikel 14 van de BOW, zoals vervangen door de wet van 10 januari 2011, wordt eveneens verduidelijkt dat octrooiaanvragen per fax en via elektronische procedure ingediend kunnen worden.

Voor wat betreft het elektronisch indienen en beheren van octrooiaanvragen, zal de in het artikel 2, § 1bis bedoelde weblink verwijzen naar het gemeenschappelijk elektronisch platform dat momenteel wordt ontwikkeld door de drie lidstaten van de Benelux Organisatie.

Artikel 6 Artikel 6 van dit besluit wijzigt artikel 4 van het koninklijk besluit van 2 december 1986. Dit artikel 4 geeft uitvoering aan artikel 19 BOW, zoals gewijzigd door de wet van 10 januari 2011.

De eerste paragraaf werd aangepast teneinde rekening te houden met de nieuwe bepalingen in artikel 19, § 1, derde en vierde lid, BOW. De tweede paragraaf van artikel 4 wordt aangepast teneinde het mogelijk te maken dat een voorrangsrecht nog wordt ingeroepen na de indieningsdatum. Artikel 13.1, van het PLT (artikel 19, § 7 van de BOW, zoals ingevoegd door de wet van 10 januari 2011) geeft immers de mogelijkheid om een beroep op voorrang te verbeteren, of een dergelijk beroep aan een aanvraag toe te voegen. De toevoeging van het beroep op voorrang wordt door paragraaf 2 mogelijk gemaakt binnen een termijn van zestien maanden te rekenen vanaf de voorrangsdatum. De termijn voor het verbeteren van het beroep op voorrang wordt geregeld in paragraaf 6.

Paragraaf 3 neemt de huidige derde paragraaf letterlijk over.

Paragraaf 4 wordt aangepast om rekening te houden met de aanpassingen in paragraaf 2. Aangezien het beroep op voorrang niet meer bij de indiening van de octrooiaanvraag dient te worden opgegeven, werd de betalingstermijn voor de voorrangstaks aangepast; deze dient nu betaald te worden binnen een termijn van een maand na de indiening van de verklaring van voorrang.

Paragraaf 5 verduidelijkt dat de databanken naar waar, met toepassing van artikel 19, § 1bis, van de BOW, ingevoegd door de wet van 10 januari 2011, kan verwezen worden, zullen aangeduid worden op de website van de FOD Economie.

Paragraaf 6 geeft de termijn aan waarbinnen een beroep op voorrang kan verbeterd worden. Deze bepalingen zijn dezelfde als deze bepaald in Regel 52 (3) en 52 (4) EOV. Het nieuwe artikel 4, § 6, tweede lid, geeft de mogelijkheid om het verzoekschrift voor vroegtijdige publicatie in te trekken tot het einde van de zeventiende maand na de voorrangsdatum bedoeld in het eerste lid. Deze termijn is de termijn nodig voor de technische voorbereidingen van de publicatie van de octrooiaanvraag.

Ingevolge een bemerking van de Raad van State in zijn advies 54.661/1 van 20 januari 2014, werd de bepaling van het ontworpen artikel 4, § 6 in verschillende zinnen opgesplitst om de leesbaarheid ervan te verbeteren. Ingevolge een andere bemerking van de Raad van State wordt bij voorkeur de term "beroep op voorrang" gebruikt, in de plaats van "verklaring van voorrang", om afgestemd te zijn op de terminologie gebruikt in artikel 19 van de BOW. Hier moet worden opgemerkt dat de terminologie gebruikt door de internationale rechtsinstrumenten inzake octrooien niet eenvormig is voor het geval van een verklaring/beroep op voorrang. In hetzelfde opzicht en teneinde de terminologie die gebruikt wordt in voormeld artikel 19 te respecteren, werd de toevoeging van een beroep op voorrang eveneens vermeld.

De paragrafen 7 en 8 geven uitvoering aan respectievelijk artikel 19, § 8, van de BOW en artikel 19, § 9, van de BOW zoals aangepast door de wet van 10 januari 2011. Deze bepalingen zijn gebaseerd op de Regels 14 (4) tot (7) van het Uitvoeringsreglement bij het PLT. Paragraaf 9 bepaalt de termijn waarbinnen de taksen dienen betaald te worden voor de verbetering van een beroep op voorrang ( § 6), en het herstel van het recht van voorrang ( §§ 7 en 8).

Paragraaf 10 bepaalt de termijn voor het leveren van commentaar op voorgenomen weigeringen betreffende het beroep op voorrang ( § 6), en het herstel van het recht van voorrang ( §§ 7 en 8).

Artikel 7 Artikel 7 van dit besluit wijzigt artikel 5 van het koninklijk besluit van 2 december 1986. Dit artikel 5 regelt het gebruik van volmachten voor procedures voor de Dienst.

Dit artikel werd aangepast en in overeenstemming gebracht met de praktijk. De Dienst ontvangt immers regelmatig octrooiaanvragen of andere documenten zonder getekende volmacht. Aangezien er geen sancties of gevolgen aan dit gebrek werden gekoppeld, creëerde deze situatie juridische onzekerheid.

Eenieder mag nog steeds volmachten indienen. De eerste paragraaf maakte geen specifiek onderscheid meer tussen bijzondere en specifieke volmachten, en maakt zo verschillende types volmachten mogelijk, waaronder : - Een volmacht die toelaat dat de gemachtigde gemachtigd is alle handelingen te stellen met betrekking tot alle octrooiprocedures voor de Dienst van een bepaalde octrooiaanvrager/houder (de klassieke "algemene" volmacht); - Een volmacht die toelaat dat de gemachtigde gemachtigd is alle handelingen te stellen met betrekking tot een specifieke octrooiverleningsprocedure of met betrekking tot een specifiek octrooi; - Een volmacht die enkel betrekking heeft op een specifieke handeling gesteld voor een specifieke octrooiaanvraag of een specifiek octrooi.

Ingevolge het derde lid van § 1, kan ook een "groep van gemachtigden" worden aangeduid. Een "groep van gemachtigden" verwijst naar een feitelijke organisatie van erkende gemachtigden die samen kantoor houden.

Handelingen voor de Dienst dienen met toepassing van de tweede paragraaf slechts door een volmacht te worden gedekt bij verandering van volmachthouder ( § 2).

Ook de specifieke handelingen opgesomd in de derde paragraaf dienen door een volmacht gedekt te worden. Het betreft meer bepaald de handelingen welke een verlies van rechten met zich meebrengen (intrekking octrooiaanvraag, gehele afstand, en gehele herroeping).

Indien er geen volmacht werd ingediend kan de Dienst een termijn, die minstens een maand bedraagt, toekennen om deze volmacht alsnog in te dienen. Voor wat betreft de volmacht voor de intrekking van een octrooiaanvraag, kan deze termijn korter zijn dan een maand, maar kan de termijn niet langer zijn dan de termijn voor het intrekken van de octrooiaanvraag zelf ( § 4).

Het gebrek aan volmacht, na deze regularisatietermijn, heeft dan ook tot gevolg dat de getroffen handeling wordt geacht niet te zijn gesteld.

Artikel 8 Artikel 8 van dit besluit wijzigt artikel 7 van het koninklijk besluit van 2 december 1986 teneinde een duidelijke procedure in te voeren indien de Dienst twijfels heeft of de gemachtigde effectief gemachtigd is op te treden namens de octrooiaanvrager of -houder.

Ingevolge de eerste paragraaf kan de Dienst de gemachtigde bijkomende inlichtingen vragen teneinde na te gaan of hij aan alle wettelijke voorwaarden voldoet om als gemachtigde op te treden.

Indien de gemachtigde de gevraagde inlichtingen niet verstrekt, of niet de bewijzen kan voorleggen om aan te tonen dat hij gemachtigd is overeenkomstig hoofdstuk III van de BOW, wordt artikel 58 van de BOW, zoals vervangen door de wet van 10 januari 2011, geacht van toepassing te zijn. De Dienst stelt de octrooiaanvrager of octrooihouder hiervan in kennis. Deze kennisgeving geldt als kennisgeving in de zin van artikel 58 van de wet.

Ingevolge de tweede paragraaf kan de Dienst de octrooiaanvrager of -houder vragen te bevestigen dat de erkend gemachtigde effectief gemachtigd is in zijn naam op te treden.

Artikel 9 Artikel 9 van dit besluit voegt een artikel 8bis in bij het koninklijk besluit van 2 december 1986. Artikel 8bis geeft uitvoering aan artikel 16 van de BOW zoals vervangen door de wet van 10 januari 2011. Artikel 16 van de wet regelt de voorwaarden die moeten vervuld zijn om aan een octrooiaanvraag een datum van indiening toe te kennen.

Net als bij de omzetting van het PLT in de wet op de Uitvindingsoctrooien, werd er hier voor gekozen om de structuur van het PLT en zijn uitvoeringsreglement te behouden. De regels van het uitvoeringsreglement werden dan ook, behoudens de uitzonderingen hieronder vermeld, overgenomen in artikel 8bis.

Artikel 8bis definieert meer bepaald de termijn waarbinnen een aanvrager alsnog aan de vereisten kan voldoen (artikel 16, § 4, van de BOW), en van de termijn waarbinnen een ontbrekend deel van de beschrijving of een ontbrekende tekening kan worden ingediend (artikel 16, § 7, van de BOW). Ingevolge het uitvoeringsreglement bij het PLT (regel 2) dienen deze termijnen minimum twee maanden te bedragen. In dit besluit worden de termijnen op drie maand gebracht teneinde rekening te houden met de bestaande drie maanden termijn in de Nederlandse octrooiwet. Aangezien België, Nederland en Luxemburg dezelfde software zullen delen voor het beheren van octrooiprocedures, werd besloten de wetgeving zoveel als mogelijk te harmoniseren.

Artikel 8bis, § 3, geeft de voorwaarden aan waarbij een ontbrekend deel van een beschrijving of een ontbrekende tekening kan geregulariseerd worden door een beroep op een recht op voorrang. Regel 2.4.ii) van het PLT voorziet in de mogelijkheid om een gewaarmerkt afschrift te vragen van de eerdere aanvraag. Deze voorwaarde werd niet weerhouden aangezien artikel 508 van de programmawet van 22 december 2003, in het kader van de administratieve vereenvoudiging, stelt dat overheidsinstellingen geen eensluidend verklaard afschrift meer zullen eisen.

Artikel 8bis, § 4, bepaalt de termijn waarbinnen een ontbrekende tekening of een ontbrekende beschrijving kan worden ingetrokken.

Artikel 8bis, §§ 5 en 6, beschrijven de gevolgen indien niet werd voldaan aan respectievelijk de termijnen en de vereisten voor de regularisatie van een ontbrekend deel van een beschrijving of een ontbrekende tekening. Deze gevolgen werden niet geregeld via het PLT. De betreffende bepalingen zijn dan ook gebaseerd op Regel 56 (4) en (5) van het Europees Octrooiverdrag. Artikel 8bis, § 7, geeft de voorwaarden aan waaronder een verwijzing naar een eerder ingediende aanvraag de beschrijving en de eventuele tekeningen kan vervangen ingevolge artikel 16, § 8, van de BOW. Regel 2.5, b), ii) van het PLT voorziet in de mogelijkheid om een gewaarmerkt afschrift te vragen van de eerdere aanvraag. Deze voorwaarde werd niet weerhouden om de redenen aangehaald in de verklaring betreffende artikel 8bis, § 3.

Artikel 10 Artikel 10 van dit besluit voegt een artikel 8ter in bij het koninklijk besluit van 2 december 1986. Artikel 8ter geeft uitvoering aan artikel 16bis van de BOW zoals ingevoegd door de wet van 10 januari 2011.

Artikel 16bis van de BOW bepaalt dat er een vertaling dient ingediend te worden van de stukken van de octrooiaanvraag die niet in de nationale taal als bedoeld in de op 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken werden ingediend.

De termijn waarbinnen de bedoelde vertaling dient ingediend te worden, wordt op drie maanden gesteld. Deze termijn komt overeen met de termijnen voor de regularisatie van de octrooiaanvraag voor het bekomen van een datum van indiening ingevolge het ontworpen artikel 8bis van het koninklijk besluit van 2 december 1986.

Artikel 11 Artikel 11 van dit besluit wijzigt artikel 13 van het koninklijk besluit van 2 december 1986 op twee punten : - Paragraaf 3 wordt geherformuleerd. Deze paragraaf stelde immers dat het uittreksel "bij voorkeur" niet meer dan honderd woorden diende te bevatten. Het is dan ook duidelijker de woorden "bij voorkeur" te schrappen en aan te geven dat honderdvijftig woorden voortaan de absolute maximumgrens is; - Paragraaf 6 wordt geherformuleerd. Deze paragraaf stelde immers dat "de Dienst kijkt het uittreksel na en kan het naar vorm verbeteren".

Dit artikel dient dan ook aangepast te worden teneinde rekening te houden met het artikel 17, § 4, van de BOW zoals gewijzigd door de wet van 10 januari 2011, dat de verplichte controle van het uittreksel verandert in een facultatieve controle.

Artikel 12 Artikel 12 van dit besluit wijzigt artikel 14, tweede paragraaf, 3°, van het koninklijk besluit van 2 december 1986 teneinde rekening te houden met de mogelijkheid van elektronische indiening van octrooiaanvragen.

Artikel 13 Artikel 13 van dit besluit heft de paragrafen 2 tot 4 van artikel 15 van het koninklijk besluit van 2 december 1986 op. Deze bepalingen zijn immers reeds geregeld in het ontworpen artikel 8bis met betrekking tot het bekomen van een datum van indiening.

Artikel 14 Artikel 14 van dit besluit heft artikel 16 van het koninklijk besluit van 2 december 1986 op. De vermelding dat de octrooiaanvraag in drievoud dient ingediend te worden is overbodig ten opzichte van de huidige praktijk van de Dienst. De octrooiaanvragen worden immers gescand voor verdere elektronische behandeling.

Artikel 15 Artikel 15 van dit besluit wijzigt artikel 17 van het koninklijk besluit van 2 december 1986 teneinde rekening te houden met de mogelijkheid van elektronische indiening van octrooiaanvragen. Het woord "reproductie" wordt zo bijvoorbeeld op meerdere plaatsen vervangen door het woord "digitalisatie".

Ook paragraaf 10 werd geüpdatet om rekening te houden met de nieuwe terminologie van de wet van 16 juni 1970 betreffende de meeteenheden, de meetstandaarden en de meetwerktuigen, zoals laatst gewijzigd door de wet van 6 mei 2009.

Artikel 16 Artikel 16 van dit besluit vervangt de eerste paragraaf van artikel 18 van het koninklijk besluit van 2 december 1986 teneinde rekening te houden met de artikelen 78 tot 82 van de wet van 22 december 2008 houdende diverse bepalingen, die de mogelijkheid om een zes jarig octrooi aan te vragen zonder onderzoeksrapport, hebben opgeheven.

Artikel 17 Artikel 17 van dit besluit vervangt de verwijzing in het eerste lid van artikel 19, § 1, van het koninklijk besluit van 2 december 1986 teneinde rekening te houden met de nieuwe structuur van artikel 18 van de BOW, zoals vervangen door de wet van 10 januari 2011.

Artikel 18 Artikel 18 van dit besluit wijzigt de verwijzing in artikel 20 van het koninklijk besluit van 2 december 1986 teneinde rekening te houden met de nieuwe structuur van artikel 21 van de BOW zoals gewijzigd bij de wet van 10 januari 2011.

Artikel 19 Artikel 19 van dit besluit wijzigt artikel 21 van het koninklijk besluit van 2 december 1986. De termijn voor het betalen van de taks voor onderzoek wordt voortaan op dertien maanden te rekenen vanaf de indieningsdatum van de octrooiaanvraag gebracht.

Voorheen bedroeg de termijn voor het betalen van de taks van nieuwheidsonderzoek achttien maanden. Indien deze taks niet werd betaald, werd een zesjarig octrooi verleend. Dit onderscheid moet niet meer gemaakt worden aangezien het nieuwheidsonderzoek en de schriftelijke opinie in tussentijd een verplicht onderdeel van de octrooiverleningsprocedure zijn geworden.

Er wordt daarom ook geopteerd om de termijn voor het betalen van taksen in te korten, teneinde de verleningsprocedure voor octrooien vlotter te laten verlopen aan de hand van beheersbare termijnen.

De termijn van dertien maanden geeft ook aan aanvragers die een recht van voorrang inroepen (dat moet ingeroepen worden binnen een jaar na de indiening van de eerste aanvraag) een termijn van een maand om de onderzoekstaks te betalen. Deze termijn is bovendien dezelfde termijn dan deze uit de Nederlandse wet op de octrooien.

Artikel 20 Artikel 20 van dit besluit wijzigt artikel 24 van het koninklijk besluit van 2 december 1986.

De eerste paragraaf wordt gewijzigd om rekening te houden met artikel 19, § 1bis van de BOW, zoals gewijzigd door de wet van 10 januari 2011. Dit artikel laat uitdrukkelijk toe dat ook een eerdere Belgische octrooiaanvraag kan ingeroepen worden voor het verkrijgen van een recht op voorrang.Ook artikel 24 van het koninklijk besluit van 2 december 1986 dient in dezelfde zin te worden aangepast.

De tweede paragraaf wordt aangepast teneinde de termijn te definiëren waarbinnen een kopie van het verslag van nieuwheidsonderzoek en van de schriftelijke opinie bij de octrooiaanvraag dienen gevoegd te worden.

Een kopie van het verslag van nieuwheidsonderzoek en van de schriftelijke opinie moet voortaan niet meer tezamen met het in artikel 21, § 8, van de BOW bedoelde verzoek, naar de Dienst te worden verstuurd. Het volstaat dat de verzoeker verwijst naar de gegevens van de eerdere aanvraag voor een nieuwheidsonderzoek. Aangezien beide onderzoeken door dezelfde instantie (het EOB) worden uitgevoerd, moeten de gegevens het EOB in staat stellen te weten welk onderzoek bedoeld wordt. Het dient hier meer bepaald te gaan om het nummer van de octrooiaanvraag, de octrooiprocedure voor de welke het eerder nieuwheidsonderzoek werd aangevraagd, en de datum waarop dit eerdere nieuwheidsonderzoek werd aangevraagd.

Door ook hangende nieuwheidsonderzoeken uitgevoerd door het EOB, aan te wenden in de verleningsprocedure voor een Belgisch octrooi, wordt dubbel werk voor het EOB verder vermeden.

Een kopie van het verslag van nieuwheidsonderzoek en van de schriftelijke opinie moet ten laatste twee maanden na de octrooiaanvraag naar de Dienst worden verstuurd, of ten laatste twee maanden na de kennisgeving van het eerdere aangevraagde verslag van nieuwheidsonderzoek.

Artikel 21 Artikel 21 van dit besluit vervangt artikel 25 van het koninklijk besluit van 2 december 1986, teneinde de procedure voor het wijzigen van de beschrijving als antwoord op het verslag van nieuwheidsonderzoek en de schriftelijke opinie te vereenvoudigen. Het huidige artikel 25 vereist immers een voorafgaand verzoek tot machtiging om de beschrijving te wijzigen. Voortaan zal de beschrijving, net als de conclusies en het uittreksel, gewijzigd kunnen worden binnen een termijn van vier maanden te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van het verslag van nieuwheidsonderzoek en de schriftelijke opinie.

De termijn van vier maanden is een vaste termijn die niet verlengbaar is noch op basis van artikel 20 van de BOW, zoals gewijzigd bij de wet van 10 januari 2011, noch op basis van artikel 70bis van de BOW, zoals ingevoegd bij de wet van 10 januari 2011 : - Het wijzigen van de conclusies, de beschrijving of het uittreksel na ontvangst van het verslag van nieuwheidsonderzoek en de schriftelijke opinie, betreft geen wettelijke of reglementaire voorwaarde van de octrooiaanvraag. Artikel 20 van de BOW kan dan ook niet worden ingeroepen voor regularisatie; - Het verzuim van de termijn bedoeld in artikel 25 van het koninklijk besluit van 2 december 1986, heeft niet het verlies van rechten ten aanzien van een aanvraag of ten aanzien van een octrooi tot rechtstreeks gevolg. Een verzoek tot herstel in de zin van artikel 70bis van de BOW is dan ook niet ontvankelijk voor de in dit artikel bedoelde termijn.

Bovendien wordt eveneens verduidelijkt dat de gewijzigde conclusies geen betrekking mogen hebben op elementen die geen voorwerp hebben uitgemaakt van het nieuwheidsonderzoek en die niet door een enkel inventief concept zijn verbonden met de oorspronkelijk opgeëiste uitvinding of groep van uitvindingen.

De octrooiaanvrager kan niet de aanvraag wijzigen voor wat betreft de octrooiconclusies waarvoor geen verslag van nieuwheidsonderzoek werd opgesteld overeenkomstig artikel 18, § 4, tweede lid van de BOW, zoals vervangen door de wet van 10 januari 2011. Regel 137 (5) van het Europees Octrooiverdrag kent eenzelfde bepaling. De aanvrager kan, ingeval het verslag van nieuwheidsonderzoek een gebrek aan eenheid van uitvinding vaststelt, ofwel de aanvraag, met toepassing van artikel 19, § 4, van de BOW, splitsen, ofwel de aanvraag beperken met toepassing van artikel 25 van het besluit.

Artikel 22 Artikel 22 van dit besluit wijzigt het opschrift van hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 2 december 1986.

De Nederlandstalige versie van het besluit bevatte immers het opschrift "regularisatie en herstel". De Franstalige versie bevatte daarentegen het opschrift "Régularisation et rectification". De notie van "herstel" is echter niet hetzelfde als de notie van "rectification" (verbetering). Herstel heeft immers een specifieke betekenis in het kader van artikel 70bis van de BOW, zoals ingevoegd door de wet van 10 januari 2011.

Aangezien de wet van 10 januari 2011 een mogelijkheid tot herstel invoegt, dienen beide taalversies te worden aangepast teneinde de drie procedures die onder dit hoofdstuk vallen te vermelden : regularisatie, verbeteringen en herstel in rechte.

Artikel 23 Artikel 23 van dit besluit wijzigt artikel 26 van het koninklijk besluit van 2 december 1986. De regularisatietermijn wordt op drie maanden gebracht teneinde rekening te houden met de bestaande drie maanden termijn in de Nederlandse octrooiwet. Aangezien België, Nederland en Luxemburg dezelfde software zullen delen voor het beheren van octrooiprocedures, werd besloten de wetgeving zoveel als mogelijk te harmoniseren.

Deze regularisatietermijn is van toepassing op het niet-betalen van de indieningstaks zoals bedoeld in artikel 15, § 2, van de BOW aangezien dit een wettelijke voorwaarde van de octrooiaanvraag betreft. Deze regularisatietermijn is daarentegen niet van toepassing op het betalen van de onderzoekstaks (dit betreft immers een handeling die het verlies van rechten met zich mee kan brengen. Het herstel van dit verzuim wordt dan ook geregeld met toepassing van artikel 70bis van de BOW, zoals ingevoegd bij de wet van 10 januari 2011), de voorrangstaks en de jaartaks (deze twee laatste taksen zijn geen wettelijke of reglementaire voorwaarde van de aanvraag).

Artikel 24 Artikel 24 van dit besluit wijzigt artikel 27 van het koninklijk besluit van 2 december 1986. De verwijzing naar de vereiste van een schriftelijke indiening van een verzoek tot verbetering van taalfouten of van fouten van overschrijving, wordt uit dit artikel 27 geschrapt.

De vereiste van een geschrift wordt immers voortaan in een algemeen artikel geregeld (het ontworpen artikel 30quinquies).

Artikel 25 Artikel 25 van dit besluit voegt een artikel 27bis in bij het koninklijk besluit van 2 december 1986, teneinde de procedure van herstel van rechten zoals bedoeld in artikel 70bis van de BOW, zoals ingevoegd bij de wet van 10 januari 2011, uit te voeren.

De modaliteiten en termijnen in het ontworpen artikel 27bis zijn de minimumtermijnen zoals voorzien in regel 12 PLT. De eerste paragraaf vermeldt de termijn waarbinnen een aanvrager of houder van een octrooi een verzoek tot herstel kan indienen. Het is belangrijk te verduidelijken dat de voorgeschreven taks met betrekking tot dit verzoek tot herstel ingevolge artikel 70bis, § 1, vierde lid, van de BOW, zoals ingevoegd bij de wet van 10 januari 2011, eveneens dient betaald te worden binnen de in de eerste paragraaf bedoelde termijn.

Het is eveneens belangrijk er de aandacht op te vestigen dat deze hersteltermijn eveneens van toepassing is op de termijnen bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 8 juli 1977 houdende goedkeuring van diverse internationale akten, en artikel 3, § 1, van de wet van 21 april 2007 houdende diverse bepalingen betreffende de procedure inzake indiening van Europese octrooiaanvragen en de gevolgen van deze aanvragen en van de Europese octrooien in België.

Artikel 26 Artikel 26 van dit besluit voegt een artikel 27ter in bij het koninklijk besluit van 2 december 1986.

Artikel 27ter definieert de termijn waarbinnen een persoon die een handeling voor de Dienst stelt waarbij aan één van de vereisten in verband met vertegenwoordiging niet werd voldaan, alsnog aan deze vereisten kan voldoen en commentaar kan leveren.

Deze termijn is vastgesteld op drie maand overeenkomstig de minimumtermijn bepaald in regel 7 van het PLT. De hersteltermijn van artikel 70bis van de BOW, zoals ingevoegd bij de wet van 10 januari 2011, is niet van toepassing. Het verzuim van deze handeling heeft immers niet het verlies van rechten als rechtstreeks gevolg.

Artikel 27 Artikel 27 van dit besluit wijzigt de derde paragraaf van artikel 28 van het koninklijk besluit van 2 december 1986, teneinde rekening te houden met artikel 12 van de BOW, zoals vervangen door de wet van 10 januari 2011. Een uitvinder kan zich verzetten tegen een vermelding in de octrooiaanvraag tot het einde van de zeventiende maand te rekenen vanaf de datum van indiening van een octrooiaanvraag of vanaf het oudste recht van voorrang. Tussen het einde van deze termijn en de publicatie van het octrooi ingevolge artikel 22, § 2, van de BOW, zoals vervangen door de wet van 10 januari 2011, zit er dus een termijn van een maand. Deze maand is de termijn die nodig is voor de technische voorbereiding van de publicatie.

Indien een uitvinder zich nog verzet tegen zijn vermelding in het octrooi na de in het vorige lid bedoelde periode, kan de Dienst nog steeds beslissen de uitvinder niet te vermelden in het octrooi inzoverre de technische voorbereiding van de publicatie hiermee geen vertraging oploopt.

Artikel 28 Artikel 28 van dit besluit wijzigt artikel 30 van het koninklijk besluit van 2 december 1986.

Dit artikel dient gewijzigd te worden teneinde rekening te houden met de artikelen 48bis en 48ter van de BOW, zoals ingevoegd door de wet van 10 januari 2011. Artikel 48bis van de BOW verduidelijkt de procedure tot afstand van een octrooi, en artikel 48ter van de BOW voert daarnaast een procedure tot herroeping van een octrooi in.

De modaliteiten van het ontworpen artikel 30 dienen samengelezen te worden met de modaliteiten bedoeld in de artikelen 48bis, § 4, en 48ter, § 3, van de BOW. Artikel 29 Artikel 29 van dit besluit voegt een hoofdstuk VIIIbis in bij het koninklijk besluit van 2 december 1986, betreffende het bijhouden van dossiers die aan inzage ten behoeve van het publiek zijn onderworpen.

Dit hoofdstuk bevat drie artikelen.

Artikel 30bis bevat de algemene regel volgens dewelke alle elementen van het dossier betreffende de octrooiaanvraag en het octrooi worden onderworpen aan inzage ten behoeve van het publiek.

Artikel 30ter bepaalt dat de octrooiaanvraag niet voor het publiek zal toegankelijk gemaakt worden wanneer deze aanvraag werd ingetrokken of wordt geacht te zijn ingetrokken vóór het einde van de zeventiende maand te rekenen vanaf de datum van indiening van een octrooiaanvraag of vanaf het oudste recht van voorrang. Tussen het einde van deze termijn en de publicatie van het octrooi ingevolge artikel 22, § 2, van de BOW, zoals vervangen door de wet van 10 januari 2011, zit er dus een termijn van een maand. Deze maand is de termijn die nodig is voor de technische voorbereiding van de publicatie. Wanneer de aanvraag na deze termijn wordt ingetrokken, maar voor de in artikel 22, § 2, van de BOW bedoelde termijn, zal de octrooiaanvraag worden gepubliceerd.

Artikel 30quater geeft met toepassing van artikel 23, derde lid, van de BOW, zoals gewijzigd door de wet van 10 januari 2011, aan welke stukken van inzage ten behoeve van het publiek kunnen uitgesloten worden. De eerste paragraaf behandelt de stukken die steeds ambtshalve van de inzage ten behoeve van het publiek moeten uitgesloten worden.

De tweede paragraaf geeft aan de Dienst de mogelijkheid om ook andere stukken van inzage ten behoeve van het publiek uit te sluiten, hetzij ambtshalve, hetzij op gemotiveerd verzoek, indien uit onderzoek zou blijken dat de stukken de persoonlijke of economische belangen van een natuurlijke of rechtspersoon die dienen beschermd te worden, zou schenden. De Dienst is niet verplicht dergelijk ambtshalve onderzoek uit te voeren (behalve voor wat betreft de in de eerste paragraaf vermelde stukken).

Dit artikel is geïnspireerd op de beslissing van de Voorzitter van het Europees Octrooibureau van 7 september 2001 (JO/OEB 2001, 458).

De stukken die met toepassing van het ontworpen artikel 30quater worden uitgesloten van inzage ten behoeve van het publiek, blijven evenwel onderworpen aan passieve openbaarheid van bestuur als bedoeld in de artikelen 4 en volgende van de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur.

Artikel 30 Artikel 30 van dit besluit voegt een artikel 30quinquies in bij het koninklijk besluit van 2 december 1986 om de vorm en de wijze van indienen van mededelingen aan de Dienst te verduidelijken, in uitvoering van artikel 8 van het PLT. De term mededeling dient begrepen te worden in de zin van artikel 1, v), van het PLT. Het PLT definieert de mededeling immers als "elke aanvraag of elk verzoekschrift, elke verklaring, elk document, elke correspondentie of andere informatie met betrekking tot een aanvraag of een octrooi, die wordt ingediend bij, of voorgelegd of doorgestuurd aan de Dienst".

Het eerste lid verduidelijkt dat de mededelingen aan de Dienst in procedures voor de Dienst in het kader van de wet schriftelijk dienen te gebeuren. De verwijzingen naar de vereiste van een geschrift, werden dan ook geschrapt uit de specifieke bepalingen van het in de titel bedoeld besluit.

De mededelingen aan de Dienst moeten steeds ondertekend worden, behalve voor wat betreft het indienen van een octrooiaanvraag met betrekking tot het verkrijgen van een datum van indiening.

Het derde lid verduidelijkt de wijze van verzending van de mededeling.

Net als voor de indiening van de octrooiaanvraag, kunnen de andere mededelingen aan de Dienst verzonden worden in persoon, per post, per fax of via elektronische procedure.

Artikel 31 Artikel 31 van dit besluit heft artikel 32 van het koninklijk besluit van 2 december 1986 op. Dit artikel definieerde immers de termijn bedoeld in artikel 22, § 2, derde lid, van de BOW. Dit derde lid is echter opgeheven door de wet van 10 januari 2011, waardoor de verwijzing in artikel 32 overbodig is geworden.

Artikel 32 Artikel 32 van dit besluit voegt een artikel 33bis bij het koninklijk besluit van 2 december 1986 in betreffende de inhoud en de modaliteiten van de mededeling betreffende overdracht of overgang van rechten.

De mededeling bedoeld in dit artikel zal dienen te gebeuren door middel van een formulier dat ter beschikking wordt gesteld door de Dienst, en dient, op basis van artikel 44, § 3, 1°, van de BOW, zoals vervangen door de wet van 10 januari 2011, vergezeld te gaan van een afschrift van de akte van overdracht of een ander document waaruit de overgang van rechten genoegzaam blijkt.

Artikel 33 Artikel 33 van dit besluit wijzigt artikel 34 van het koninklijk besluit van 2 december 1986. Voortaan moet de verklaring bedoeld in artikel 45 van de BOW, eveneens verschillende vermeldingen bevatten die het publiek in staat stellen de draagwijdte van de licentierechten te beoordelen : zo moet de verklaring vermelden of de licentie al dan niet exclusief is, en de datum van inwerking, treding, de duur en het grondgebied waarop de licentie van toepassing is, vermelden.

De licentie dient dus niet noodzakelijk te worden gegeven voor het volledige grondgebied van België, maar kan ook voor een deel van het Belgische grondgebied worden verleend.

De mededeling bedoeld in dit artikel zal dienen te gebeuren door middel van een formulier dat ter beschikking wordt gesteld door de Dienst.

De artikelen 34 tot 44 van dit besluit behandelen de wijzigingen aan het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de taksen en bijkomende taksen inzake uitvindingsoctrooien en aanvullende beschermingscertificaten.

Artikel 34 Artikel 34 van dit besluit voegt een definitie in van « Minister » in artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 december 1986.

Artikel 35 Artikel 35 van dit besluit heft artikel 3 van het koninklijk besluit van 18 december 1986 op. Dit artikel legde het bedrag vast van de opzoekingstaks die moet worden betaald bij het indienen van een octrooiaanvraag.

Het bedrag van de opzoekingstaks zal voortaan, net als alle andere taksen en bijkomende taksen die voor octrooien en aanvullende beschermingscertificaten moeten worden betaald, worden vastgesteld in de tabel die opgenomen is in bijlage bij het koninklijk besluit van 18 december 1986.

Artikel 36 Artikel 36 van dit besluit wijzigt artikel 4 van het koninklijk besluit van 18 december 1986. De nieuwe tekst van dit artikel regelt voortaan op een coherente wijze de manieren waarop alle verschuldigde taksen en bijkomende taksen kunnen betaald worden.

De eerste paragraaf neemt zo het huidige artikel 4 over, maar schrapt de mogelijkheid om de taksen en bijkomende taksen te betalen met een cheque. Deze paragraaf neemt eveneens de in artikel 5 van het koninklijk besluit van 18 december 1986 bedoelde betaalmogelijkheden over, en met name de mogelijkheid om de verschuldigde bedragen te betalen via een bankoverschrijving of een elektronische betaling.

De tweede paragraaf neemt het huidige artikel 8 van het koninklijk besluit van 18 december 1986 over en staat een derde middel toe om de taksen en bijkomende taksen te betalen door bij de Dienst een lopende rekening te openen.

Artikel 37 Artikel 37 van dit besluit heft artikel 5 van het koninklijk besluit van 18 december 1986 op. Dit artikel regelde de specifieke betaalwijzen voor een aantal taksen en bijkomende taksen. De betaalmogelijkheden worden voortaan op een coherente manier geregeld in het ontworpen artikel 4.

Artikel 38 Artikel 38 van dit besluit past artikel 6 van het koninklijk besluit van 18 december 1986 aan teneinde op een meer precieze wijze de datum waarop de betaling wordt geacht verricht te zijn aan te duiden, rekening houdend met de evoluties in de betalingsmethodes die worden aangeduid in het ontworpen artikel 4.

Het is inderdaad raadzaam om elke verwijzing naar betaalwijzen die niet langer gehanteerd worden, zoals de cheque of het postmandaat, te schrappen.

Het derde lid van artikel 8 van het koninklijk besluit van 18 december 1986 werd eveneens verplaatst naar het ontworpen artikel 6 teneinde de vaststelling van de juiste datum van betaling, ongeacht de hiertoe gekozen methode, in één en dezelfde bepaling onder te brengen.

Artikel 39 Artikel 39 van dit besluit vereenvoudigt de bepaling van artikel 7 van het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de hypothese dat de vervaldag van de betaling op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag valt.

Artikel 40 Artikel 40 van dit besluit heft artikel 8 van het koninklijk besluit van 18 december 1986 over de lopende rekening die bij de Dienst wordt geopend om de betalingen uit te voeren, op.

Zoals eerder vermeld, wordt de inhoud van deze bepaling voortaan opgenomen in het ontworpen artikel 4 dat handelt over de verschillende betaalwijzen, en in het ontworpen artikel 6 dat handelt over de berekening van de datum van verrekening van de betaling.

Artikel 41 Artikel 41 van dit besluit wijzigt artikel 10 van het koninklijk besluit van 18 december 1986 door aanpassing van de mogelijke betalingswijzen voor de vergoeding voor het verkrijgen van een duplicaat.

Artikel 42 Artikel 42 van dit besluit behoeft geen commentaar.

Artikel 43 Artikel 43 van dit besluit wijzigt artikel 13 van het koninklijk besluit van 18 december 1986 teneinde rekening te houden met de opheffing van artikel 5 van hetzelfde besluit.

In paragraaf 1 wordt de verwijzing naar artikel 5 geschrapt.

De uitzondering op het principe van terugbetaling van taksen en bijkomende taksen waarin het huidige artikel 13 voorziet, wordt evenwel gehandhaafd. De lijst van de in huidig artikel 5 opgesomde taksen en bijkomende taksen die niet in aanmerking komen voor terugbetaling, wordt overgenomen in het ontworpen artikel 13, § 2.

Artikel 44 Artikel 44 van dit besluit behoeft geen commentaar.

Artikel 45 Voor de bespreking van de gewijzigde bijlage wordt verwezen naar de commentaar bij artikel 35, tweede lid, van dit besluit.

Artikel 46 Artikel 46 van dit besluit behandelt de wijzigingen aan het koninklijk besluit van 5 december 2007 betreffende het indienen van een Europese octrooiaanvraag, het omzetten ervan in een Belgische aanvraag en het registreren van Europese octrooien met rechtsgevolgen in België.

Het ontworpen artikel 5/1 verduidelijkt dat de taaltechnologische diensten voor de informatieve vertalingen van de in België gevalideerde Europese octrooien zullen kunnen geconsulteerd worden via een link die op de website van de FOD economie zal vermeld worden.

De taaltechnologische diensten waarnaar zal verwezen worden, zijn deze van de automatische vertaalsoftware die momenteel bij het Europees Octrooibureau wordt ontwikkeld.

Hoofdstuk 7 van dit besluit bevat de overgangs- en slotbepalingen van dit besluit.

Artikel 47 In artikel 47 wordt het bedrag van de hersteltaks vastgesteld.

Opgemerkt dient wel, dat deze bepaling geen gevolgen meer zal hebben vanaf een datum bepaald door de Koning, aangezien de hervorming van het taksenstelsel inzake octrooien, zoals ingevoerd door de bijlage bedoeld in artikel 45, in werking zal zijn. Die bijlage vermeldt de hersteltaks en stelt het bedrag ervan vast op een gelijkwaardig niveau als dat van artikel 47.

Artikel 48 Ingevolge een bemerking van de Raad van State in zijn advies 54.661/1 van 20 januari 2014, werd het systeem opgeheven waarbij aan de minister de taak werd gedelegeerd om de datum van inwerkingtreding van dit koninklijk besluit en van de bepalingen van de wet van 10 januari 2011 vast te stellen. Ter vervanging daarvan komt een bepaling die voorschrijft dat de artikelen 25, 42, 48 en 50 van de wet van 10 januari 2011 in werking treden op de dag waarop dit besluit wordt gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, om de hierna vermelde redenen.

Bij het aannemen van de wet van 10 januari 2011 werd het wenselijk geacht de Koning te machtigen om te beslissen over de inwerkingtreding van elke bepaling van deze wet. Het streefdoel hierbij was te garanderen dat de wet pas in werking zou treden zodra alle uitvoeringsmaatregelen gefinaliseerd zijn. Deze voorwaarde kadert in het vooruitzicht van de ontwikkeling van een softwaresysteem voor het elektronisch beheren van de procedure voor het verwerken van de octrooiaanvragen en de verleende octrooien, waarvan de ontwikkeling gemeenschappelijk is aan de drie lidstaten van de Benelux.

Het beschikbaar stellen van het nieuwe elektronische beheersysteem van de octrooiprocedure aan de gebruikers van het Belgische octrooistelsel vormt een noodzakelijke voorafgaande stap alvorens de wet van 10 januari 2011 in werking kan treden. Die wet bepaalt immers nieuwe procedures waarvoor specifieke functionaliteiten zijn voorzien in het kader van het voormelde informaticaproject.

Uit wat voorafgaat blijkt dat de omstandigheden een zekere bewegingsruimte opleggen wat de kalender van de inwerkingtreding van de wet van 10 januari 2011 betreft. Om deze reden is het aangewezen, af te wijken van de algemene regel van inwerkingtreding op de tiende dag na publicatie in het Belgisch Staatsblad. De bepalingen van dit besluit en van de wet van 10 januari 2011 zijn immers onlosmakelijk verbonden en moeten bijgevolg gelijktijdig in werking treden.

De betrokken milieus op het gebied van octrooien (gemachtigden, verantwoordelijken van de octrooiafdeling van ondernemingen, advocaten, enz.) hebben echter de wens te kennen gegeven om voldoende op voorhand kennis te nemen van de uitvoeringsmaatregelen die het voorwerp zijn van dit besluit, om hen toe te laten de nieuwe bepalingen en procedures geregeld in de wet van 10 januari 2011 te integreren, meer bepaald op het gebied van vertegenwoordiging, toekenning van een datum van indiening, van afstand, herroeping en herstel van rechten. Het toekennen van nieuwe proceduremogelijkheden aan de gebruikers en het uitvoeren, door de Dienst voor de Intellectuele Eigendom, van zijn nieuwe verplichtingen voortvloeiend uit de toepassing van de bedoelde hervorming, maken inderdaad voorbereidende maatregelen noodzakelijk (vorming van personeel, updaten van de software, enz.). Het publiceren van dit besluit moet bijgevolg zodanig worden georganiseerd dat het voor de betrokken milieus nuttige informatie oplevert wat de nieuwe regels betreft, nog voor die regels effectief van kracht worden.

Ook moet rekening worden gehouden met het arrest 3/2014 dat op 16 januari 2014 door het Grondwettelijk Hof werd gewezen, en waarin het Hof voor recht zegt "artikel 5, § 2 van de wet van 8 juli 1977 "houdende goedkeuring van volgende internationale akten : 1. Verdrag betreffende de eenmaking van enige beginselen van het octrooirecht, opgemaakt te Straatsburg op 27 november 1963; 2. Verdrag tot samenwerking inzake octrooien, en Uitvoeringsreglement, opgemaakt te Washington op 19 juni 1970; 3. Verdrag betreffende de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag), Uitvoeringsreglement en vier Protocollen, opgemaakt te München op 5 oktober 1973; 4. Verdrag betreffende het Europees octrooi voor de Gemeenschappelijke Markt (Gemeenschapsoctrooiverdrag), en Uitvoeringsreglement, opgemaakt te Luxemburg op 15 december 1975", in zoverre het van toepassing is op de houder van een Europees octrooi dat afgeleverd werd in het Engels en gepubliceerd voor 13 december 2007, en vervolgens na afloop van een oppositieprocedure in stand werd gehouden na deze datum door het Europees Octrooibureau, schendt artikel 16 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 1 van het Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens".

Ingevolge dit arrest is het aangewezen om de procedure van het herstel van rechten, ingesteld door het nieuwe artikel 70bis van de octrooiwet, en ingevoerd door artikel 42 van de wet van 10 januari 2011, zo spoedig mogelijk in werking te doen treden. Een soortgelijke maatregel moet worden genomen voor de artikelen 48 en 50 van diezelfde wet, die de herstelprocedure van toepassing maken op de Europese octrooien gevalideerd onder de gelding van, respectievelijk, de wet van 21 april 2007 en de wet van 8 juli 1977. Doordat deze herstelprocedure ter beschikking wordt gesteld van de octrooihouder, kan laatstgenoemde de termijn voor de indiening van een vertaling laten verlengen, en wordt tegemoet gekomen aan het bezwaar van ongrondwettelijkheid dat door het Hof werd vastgesteld, met bescherming van de rechten van derden.

Het is eveneens aangewezen om artikel 25 van de wet van 10 januari 2011 in werking te doen treden, hetgeen artikel 41 BOW betreffende de procedure van herstel van rechten in geval van laattijdige betaling van de jaartaksen, opheft. Het nieuwe artikel 70bis van de wet op de uitvindingsoctrooien heeft immers betrekking op de niet-naleving van alle termijnen voor het stellen een handeling in een procedure voor de Dienst. De opheffing van artikel 41 dient dus te gebeuren van zodra de bepalingen betreffende de nieuwe procedure van herstel van rechten in werking treden.

De bepalingen betreffende de toepassing in de tijd van de wet van 10 januari 2011, die werden opgenomen in artikel 52 van deze wet, moeten eveneens in werking treden, in zoverre ze van toepassing zijn op de voormelde artikelen 25, 42, 48 en 50.

Bijgevolg wordt voorgesteld om voor de inwerkingtreding van de bepalingen van dit besluit een onderscheid te maken tussen, enerzijds, de artikelen 25 en 47 die de maatregelen ter uitvoering van de herstelprodecure en de hersteltaks regelen en, anderzijds, de overige bepalingen waarvan de inwerkingtreding dient samen te vallen met deze van de bepalingen van de wet van 10 januari 2011. De Koning dient in een afzonderlijk besluit de datum van inwerkingtreding vast te stellen van de bepalingen van de wet van 10 januari 2011, andere dan de artikelen 25, 42, 48 en 50.

Artikel 49 Artikel 49 schrijft voor dat de Koning de datum van inwerkingtreding vaststelt voor elke bepaling van dit besluit, omwille van de redenen die worden gespecificeerd in de bespreking van artikel 48. De artikelen 25, 47, 48 en 49 treden echter in werking op de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad verschijnt. Het is inderdaad noodzakelijk dat deze bepalingen in verband met de herstelprocedure en de hersteltaks onmiddellijk in werking treden.

Artikel 47 ten slotte, dat het bedrag van de hersteltaks vaststelt, zal niet langer van kracht zijn op de datum van inwerkingtreding van artikel 45 van dit besluit, omwille van de redenen vermeld in de bespreking van dit artikel.

Artikel 50 Artikel 50 van dit besluit stelt dat de Minister van Economie belast is met de uitvoering van dit besluit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer trouwe dienaar, De Minister van Economie, J. VANDE LANOTTE

ADVIES 54.661/1 VAN 20 JANUARI 2014 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT `TOT UITVOERING VAN DE WET VAN 10 JANUARI 2011 TER UITVOERING VAN HET VERDRAG INZAKE OCTROOIRECHT EN DE AKTE TOT HERZIENING VAN HET VERDRAG INZAKE DE VERLENING VAN EUROPESE OCTROOIEN, ALSOOK TOT WIJZIGING VAN DIVERSE BEPALINGEN INZAKE UITVINDINGSOCTROOIEN' Op 3 december 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Economie verzocht binnen een termijn van dertig dagen, verlengd tot 20 januari 2014, een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit `tot uitvoering van de wet van 10 januari 2011 ter uitvoering van het Verdrag inzake octrooirecht en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, alsook tot wijziging van diverse bepalingen inzake uitvindingsoctrooien'.

Het ontwerp is door de eerste kamer onderzocht op 16 januari 2014.

De kamer was samengesteld uit Marnix Van Damme, kamervoorzitter, Wilfried Van Vaerenbergh en Wouter Pas, staatsraden, Marc Rigaux en Michel Tison, assessoren, en Marleen Verschraeghen, toegevoegd griffier.

Het verslag is uitgebracht door Paul Depuydt, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Marnix Van Damme, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 20 januari 2014. 1. Overeenkomstig artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, heeft de afdeling Wetgeving zich in hoofdzaak beperkt tot het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de voorgeschreven vormvereisten is voldaan. Strekking en rechtsgrond van het ontwerp 2. Het om advies voorgelegde ontwerp strekt ertoe diverse, in het verslag aan de Koning opgesomde koninklijke besluiten te wijzigen.Met die wijzigingen wordt een dubbel oogmerk nagestreefd.

In de eerste plaats strekken de wijzigingen ertoe om rekening te houden met de wijzigingen die in de wet van 28 maart 1984 `op de uitvindingsoctrooien' zijn aangebracht door de wet van 10 januari 2011 (1).

Daarnaast ligt aan bepaalde wijzigingen de bedoeling ten grondslag om bij te dragen tot de modernisering van de Belgische octrooiregeling. 3. De ontworpen regeling heeft een gediversifieerde rechtsgrond. Voor artikel 1 van het ontwerp wordt rechtsgrond geboden door artikel 5/1 van de wet van 8 juli 1977 (2).

Naar het zeggen van de gemachtigde ligt aan artikel 2 van het ontwerp de bedoeling ten grondslag om het bedrag van de toezendingstaks, vermeld in artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 21 augustus 1981 `betreffende het indienen van een internationale octrooiaanvraag in België', te verhogen, in welk verband hij verwijst naar "regel 14.1 (a) en (b) van het Uitvoeringsreglement van het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien".Artikel 2 van het ontwerp kan worden geacht rechtsgrond te vinden in artikel 1 van de voornoemde wet van 8 juli 1977 (3), gelezen in samenhang met artikel 108 van de Grondwet, dat aan de Koning de algemene bevoegdheid tot uitvoering van de wet verleent.

De artikelen 3 tot 45 van het ontwerp kunnen worden geacht rechtsgrond te vinden in de verschillende artikelen van de wet van 28 maart 1984, die bij de wet van 10 januari 2011 zijn gewijzigd, vervangen of ingevoegd geworden en waaraan de koninklijke besluiten bedoeld in de artikelen 3 tot 45 van het ontwerp worden aangepast. Ook de desbetreffende artikelen van de wet van 28 maart 1984 dienen dan evenwel te worden gelezen in samenhang met artikel 108 van de Grondwet.

Artikel 46 van het ontwerp vindt rechtsgrond in artikel 4/1 van de wet van 21 april 2007 `houdende diverse bepalingen betreffende de procedure inzake indiening van Europese octrooiaanvragen en de gevolgen van deze aanvragen en van de Europese octrooien in België'.

Tot slot heeft artikel 47 van het ontwerp betrekking op het in werking stellen van bepalingen van de wet van 10 januari 2011, zodat het rechtsgrond vindt in artikel 53 van die wet.

Onderzoek van de tekst Opschrift 4. In de Nederlandse tekst van het opschrift van het ontwerp wordt melding gemaakt van de "uitvoering" van de wet van 10 januari 2011, terwijl de Franse tekst het heeft over de "toepassing" van die wet ("application de la loi").Geen van beide termen geeft evenwel de draagwijdte van de ontworpen regeling correct weer. Overwogen kan worden om het opschrift aan te passen als volgt: "Koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de aanpassing aan de wet van 10 januari 2011 ter uitvoering van het Verdrag inzake octrooirecht en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, alsook tot wijziging van diverse bepalingen inzake uitvindingsoctrooien'.

Aanhef 5. Aan het einde van het tweede lid van de aanhef van het ontwerp, waarin wordt verwezen naar de wet van 8 juli 1977, schrijve men: ", opgemaakt te Luxemburg op 15 december 1975, artikelen 1 en 5/1, ingevoegd bij de wet van 10 januari 2011;". 6. Rekening houdend met het grote aantal artikelen van de wet van 28 maart 1984 die, gelezen in samenhang met artikel 108 van de Grondwet, kunnen worden geacht rechtsgrond te bieden voor bepalingen van het ontwerp, kan worden gebillijkt dat in het derde lid van de aanhef wordt volstaan met een algemene verwijzing naar de betrokken wet.Wel wordt het desbetreffende lid van de aanhef best aangevuld met de zinsnede ", laatst gewijzigd bij de wet van [datum]". 7. Aan het einde van het vierde lid van de aanhef, waarin verwezen wordt naar de wet van 21 april 2007, schrijve men: "... in België, artikel 4/1, ingevoegd bij de wet van 10 januari 2011;". 8. In de aanhef dient ook nog melding te worden gemaakt van het advies dat de Inspectie van Financiën op 20 november 2013 over de ontworpen regeling heeft uitgebracht. Dispositief Artikel 1 9. Aan het einde van de inleidende zin van artikel 1 van het ontwerp moet worden geschreven "... met rechtsgevolgen in België, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 december 1986, wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidende:".

Waar nodig dient ook in de inleidende zin van de overige artikelen van het ontwerp telkens melding te worden gemaakt van de nog van kracht zijnde teksten die in het verleden wijzigingen hebben aangebracht in de te wijzigen of de te vervangen bepalingen. Hetzelfde moet gebeuren in de opheffingsbepalingen die in het ontwerp voorkomen.

Artikel 6 10. In het ontworpen artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit van 2 december 1986 `betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien' is de verwijzing naar de "in het eerste lid bedoelde verklaring" niet correct.Wellicht dient te worden verwezen naar "de in paragraaf 1 bedoelde verklaring". 11. In het ontworpen artikel 4, § 3, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 december 1986 is er een gebrek aan overeenstemming tussen de Nederlandse ("een voor eensluidend verklaarde kopie") en de Franse tekst ("une copie").Deze discordantie moet worden weggewerkt. 12. Ter wille van de leesbaarheid en de begrijpelijkheid van de regeling wordt het bepaalde in het ontworpen artikel 4, § 6, eerste lid, van het koninklijk besluit van 2 december 1986 best in verschillende aparte zinnen ingedeeld.13. In de Franse tekst van het ontworpen artikel 4, § 6, tweede lid, van het koninklijk besluit van 2 december 1986 lijken de woorden "revendication de priorité" te moeten worden vervangen door de woorden "déclaration de priorité".Op die wijze wordt aangesloten bij de Nederlandse tekst van het betrokken lid, waarin van een "verklaring van voorrang" melding wordt gemaakt, en bij de Franse tekst van andere paragrafen van de ontworpen bepaling.

Artikel 9 14. In de Nederlandse tekst van het ontworpen artikel 8bis, §§ 4 en 5, eerste lid, van het koninklijk besluit van 2 december 1986, stemmen de woorden "van de ontbrekende beschrijving of van de ontbrekende tekening", niet overeen met de woorden "des parties manquantes de la description ou des dessins manquants" in de Franse tekst.Ook deze discordantie moet worden weggewerkt. 15. Aan het einde van het ontworpen artikel 8bis, § 5, eerste lid, van het koninklijk besluit van 2 december 1986 dient na het tweede streepje te worden geschreven "als bepaald in artikel 16, § 7, eerste lid en tweede lid, van de wet, geacht niet te zijn gedaan". Artikel 29 16. Ter wille van de duidelijkheid wordt, naar analogie van de Nederlandse tekst, aan het einde van de Franse tekst van het ontworpen artikel 30quater, § 2, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit van 2 december 1986 best geschreven "ou économiques de cette personne". Artikel 43 17. De Franse tekst van het ontworpen artikel 13, § 1, van het koninklijk besluit van 18 december 1986 `betreffende de taksen en bijkomende taksen inzake uitvindingsoctrooien en inzake aanvullende beschermingscertificaten' is niet correct en moet worden herzien. Artikel 48 18. In artikel 48 van het ontwerp wordt de minister opgedragen om de datum van inwerkingtreding van het ontworpen koninklijk besluit te bepalen.Dergelijke bevoegdheid is niet van bijkomstige of detailmatige aard en kan niet aan de minister worden overgelaten. Het is integendeel de Koning die in artikel 53 van de wet van 10 januari 2011 wordt opgedragen om "voor elk artikel van [de] wet de datum waarop het in werking treedt" te bepalen. Deze opmerking klemt des te meer nu in artikel 47 van het ontwerp voor de inwerkingtreding van de artikelen 2 tot 52 van de voornoemde wet wordt gerefereerd aan "de datum bepaald krachtens artikel 48 [van het ontwerp]". (1) Wet van 10 januari 2011 `ter uitvoering van het Verdrag inzake octrooirecht en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, alsook tot wijziging van diverse bepalingen inzake uitvindingsoctrooien'.(2) De wet van 8 juli 1977 keurt een aantal internationale akten goed die worden weergegeven in het tweede lid van de aanhef van het ontwerp.(3) In artikel 1 van de wet van 8 juli 1977 wordt bepaald dat onder meer het Verdrag tot samenwerking inzake octrooien en het Uitvoeringsreglement, opgemaakt te Washington op 19 juni 1970, volkomen uitwerking hebben. De griffier, M. Verschraeghen.

De voorzitter, M. Van Damme.

9 MAART 2014. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de aanpassing aan de wet van 10 januari 2011 ter uitvoering van het Verdrag inzake octrooirecht en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, alsook tot wijziging van diverse bepalingen inzake uitvindingsoctrooien FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 108 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 8 juli 1977 houdende goedkeuring van volgende internationale akten : 1. Verdrag betreffende de eenmaking van enige beginselen van het octrooirecht, opgemaakt te Straatsburg op 27 november 1963;2. Verdrag tot samenwerking inzake octrooien, en Uitvoeringsreglement, opgemaakt te Washington op 19 juni 1970;3. Verdrag betreffende de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag), Uitvoeringsreglement en vier Protocollen, opgemaakt te München op 5 oktober 1973;4. Verdrag betreffende het Europees octrooi voor de Gemeenschappelijke Markt (Gemeenschapsoctrooiverdrag), en Uitvoeringsreglement, opgemaakt te Luxemburg op 15 december 1975; de artikelen 1 en 5/1, ingevoegd bij de wet van 10 januari 2011;

Gelet op de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, laatst gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013;

Gelet op de wet van 21 april 2007 houdende diverse bepalingen betreffende de procedure inzake indiening van Europese octrooiaanvragen en de gevolgen van deze aanvragen en van de Europese octrooien in België, artikel 4/1, ingevoegd bij de wet van 10 januari 2011;

Gelet op de wet van 10 januari 2011 ter uitvoering van het Verdrag inzake octrooirecht en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, alsook tot wijziging van diverse bepalingen inzake uitvindingsoctrooien, artikel 53;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 februari 1981 betreffende het indienen van een Europese octrooiaanvraag, het omzetten ervan in een nationale aanvraag en het registreren van Europese octrooien met rechtsgevolgen in België;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 augustus 1981 betreffende het indienen van een internationale octrooiaanvraag in België;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 december 1984 betreffende het bijhouden en de vermeldingen van het register van erkende gemachtigden met toepassing van artikel 59 van de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende taksen en bijkomende taksen inzake uitvindingsoctrooien en inzake aanvullende beschermingscertificaten;

Gelet op het koninklijk besluit van 5 december 2007 betreffende het indienen van een Europese octrooiaanvraag, het omzetten ervan in een Belgische aanvraag en het registreren van Europese octrooien met rechtsgevolgen in België;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 november 2013;

Gelet op het advies 54.661/1 van de Raad van State, gegeven op 20 januari 2014, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voordracht van de Minister voor Economie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1 - Wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 27 februari 1981 betreffende het indienen van een Europese octrooiaanvraag, het omzetten ervan in een nationale aanvraag en het registreren van Europese octrooien met rechtsgevolgen in België

Artikel 1.In het koninklijk besluit van 27 februari 1981 betreffende het indienen van een Europese octrooiaanvraag, het omzetten ervan in een nationale aanvraag en het registreren van Europese octrooien met rechtsgevolgen in België, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 december 1986, wordt een artikel 6/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 6/1.De taaltechnologische diensten bedoeld in artikel 5/1 van de goedkeuringswet, worden ter beschikking gesteld via een weblink vermeld op de pagina's "Intellectuele Eigendom" van de website van de Federale Overheidsdienst Economie.". HOOFDSTUK 2 - wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 21 augustus 1981 betreffende het indienen van een internationale octrooiaanvraag in België

Art. 2.Artikel 6, § 2, van het koninklijk besluit van 21 augustus 1981 betreffende het indienen van een internationale octrooiaanvraag in België, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2001, wordt vervangen als volgt : " § 2. Deze toezendingstaks bedraagt 120 euro.". HOOFDSTUK 3 - Wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 20 december 1984 betreffende het bijhouden en de vermeldingen van het register van erkende gemachtigden met toepassing van artikel 59 van de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien

Art. 3.In het koninklijk besluit van 20 december 1984 betreffende het bijhouden en de vermeldingen van het register van erkende gemachtigden met toepassing van artikel 59 van de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien, wordt een artikel 3/1, ingevoegd luidende : "

Art. 3/1.Het register van de erkende gemachtigden is te consulteren via de pagina's "Intellectuele Eigendom" van de website van de Federale Overheidsdienst Economie.". HOOFDSTUK 4. - Wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien

Art. 4.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 december 1986 betreffende het aanvragen, verlenen en in stand houden van uitvindingsoctrooien, wordt vervangen als volgt : "

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Wet : de wet van 28 maart 1984 op de uitvindingsoctrooien;2° Dienst : de Dienst voor de Intellectuele Eigendom bij de Federale Overheidsdienst Economie; 3° Minister : de minister bevoegd voor intellectuele eigendom.".

Art. 5.In artikel 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste paragraaf wordt het woord "proces-verbaal" vervangen door het woord "ontvangstbewijs" en worden de woorden "en het uur" opgeheven;2° er wordt een paragraaf 1bis ingevoegd, luidende : " § 1bis.De indiening van de octrooiaanvraag kan, onverminderd het bepaalde in artikel 14, eerste lid, van de wet, gebeuren per fax, en via de elektronische procedure met behulp van een weblink vermeld op de pagina's "Intellectuele Eigendom" van de website van de Federale Overheidsdienst Economie.".

Art. 6.Artikel 4 van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt : "

Art. 4.§ 1. De in artikel 19, § 1, eerste lid, en § 1bis, van de wet bedoelde verklaring van voorrang vermeldt de datum van de eerdere indiening, de in artikel 19, § 1, derde en vierde lid, van de wet bedoelde staten of regionale of internationale organisaties waarin of waarbij zij werd gedaan en het nummer van deze indiening. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde verklaring van voorrang moet binnen een termijn van zestien maanden te rekenen vanaf de vroegste voorrangsdatum worden ingediend. § 3. Een afschrift van de eerdere aanvraag, voor eensluidend verklaard door de instantie die ze heeft ontvangen, vergezeld van een verklaring van deze instantie, waarin de datum van indiening van de eerdere aanvraag wordt vermeld, moet worden ingediend binnen een termijn van zestien maanden te rekenen vanaf de voorrangsdatum.

Indien de eerdere aanvraag een aanvraag voor een Belgisch octrooi of een bij de Dienst ingediende Europese of internationale octrooiaanvraag is, kan de aanvrager, in plaats van een voor eensluidend verklaarde kopie van de eerdere aanvraag in te dienen, vóór het verstrijken van de termijn bedoeld in het eerste lid, de Dienst vragen zulk een kopie aan het dossier van de octrooiaanvraag toe te voegen, mits betaling van een vergoeding waarvan het bedrag bepaald is door het tarief toepasselijk op de door de Dienst gemaakte kopieën. § 4. De betaling van de voorrangstaks bedoeld in artikel 19, § 6, van de wet, moet gekweten zijn ten laatste een maand na de indiening van de verklaring van voorrang. § 5. De databank of databanken bedoeld in artikel 19, § 1, tweede lid, en § 1bis, tweede lid, van de wet, worden vermeld op de pagina's "intellectuele Eigendom" van de website van de Federale Overheidsdienst Economie. § 6. De aanvrager kan nog een verbetering van het beroep op voorrang of de toevoeging van een dergelijk beroep op voorrang verzoeken op basis van artikel 19, § 7, van de wet, voor het einde van de zestiende maand na de vroegste voorrangsdatum. Wanneer de aanpassing of de toevoeging een verandering in de vroegste voorrangsdatum tot gevolg heeft, is die van de twee volgende termijnen van zestien maanden die het eerst verstrijkt van toepassing : 1° zestien maanden te rekenen vanaf de vroegste voorrangsdatum die oorspronkelijk werd ingeroepen;of 2° zestien maanden te rekenen vanaf de gewijzigde vroegste voorrangsdatum. Er kan echter altijd om een verbetering of toevoeging worden gevraagd tot het verstrijken van een termijn van vier maanden te rekenen vanaf de datum van indiening die aan de octrooiaanvraag word toegekend.

Het verzoekschrift tot verbetering of toevoeging van een beroep op voorrang kan niet worden ingediend na het indienen van een verzoek tot vervroegde publicatie van de octrooiaanvraag als bedoeld in artikel 22, § 2bis, derde lid, van de wet. Dit verzoekschrift voor vroegtijdige publicatie kan echter nog worden ingetrokken binnen een termijn van zeventien maanden te rekenen vanaf de voorrangsdatum zoals bepaald conform het eerste lid. § 7. De termijn bedoeld in de inleidende zin van artikel 19, § 8, van de wet, verstrijkt na een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum waarop de voorrangstermijn is verstreken.

Het in artikel 19, § 8, eerste lid, 1°, van de wet bedoelde verzoekschrift dient te worden vergezeld van een beroep op voorrang, in het geval in deze vervolgaanvraag geen beroep op voorrang van de eerdere aanvraag werd gedaan.

De termijn voor het indienen van het verzoekschrift als bedoeld in artikel 19, § 8, eerste lid, 2°, van de wet, bedraagt twee maanden te rekenen vanaf de datum waarop de voorrangstermijn is verstreken. § 8. Indien het afschrift van een eerdere aanvraag dat ingeroepen wordt als bewijs van voorrang niet is ingediend binnen de termijn bedoeld in § 3, kan de aanvrager een verzoekschrift tot herstel indienen met toepassing van artikel 19, § 9, van de wet.

Het in artikel 19, § 9, eerste lid, 1°, van de wet, bedoeld verzoekschrift, dient te voldoen aan de volgende vereisten : 1° het verzoekschrift vermeldt het bureau waarbij het verzoekschrift voor een afschrift van de eerdere aanvraag werd gedaan, alsmede de datum van dat verzoekschrift;2° het verzoekschrift bevat een verklaring of ander bewijs ter ondersteuning van het in artikel 19, § 9, eerste lid, 3°, van de wet, bedoelde verzoekschrift bij het bureau waar de eerdere aanvraag is ingediend. Het verzoekschrift dient op basis van artikel 19, § 9, eerste lid, 2°, van de wet, te worden ingediend binnen de termijn bedoeld in § 3, eerste lid.

De termijn bedoeld in artikel 19, § 9, eerste lid, 3°, van de wet, verstrijkt twee maanden vóór de termijn bedoeld in § 3, eerste lid.

De termijn bedoeld in artikel 19, § 9, eerste lid, 4°, van de wet, bedraagt een maand te rekenen vanaf de datum waarop het bureau waarbij de eerdere aanvraag is ingediend, de aanvrager het afschrift van de eerdere aanvraag verstrekt. § 9. De taks overeenkomstig artikel 19, § 10, van de wet, wordt betaald op het moment van de indiening van het in artikel 19, §§ 7, 8, en 9 van de wet, bedoelde verzoekschrift. § 10. De termijn voor het leveren van commentaar op de voorgenomen weigering als bedoeld in artikel 19, § 7, tweede lid, § 8, tweede lid, en § 9, tweede lid, van de wet, bedraagt twee maanden vanaf de datum van de kennisgeving van de voorgenomen weigering.".

Art. 7.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "

Artikel 5.§ 1. Eenieder mag een volmacht indienen die een erkend gemachtigde toelaat één of meer handelingen te stellen voor de Dienst met betrekking tot één of meerdere octrooizaken die hem betreffen.

De volmacht wordt in origineel bij de Dienst neergelegd.

Bij de aanduiding van een groep van gemachtigden wordt geacht dat de vertegenwoordigingsvolmacht zich uitstrekt tot elke gemachtigde die deel uitmaakt van deze groep. § 2. Wanneer de gemachtigde optreedt voor een handeling betreffende een octrooiaanvraag of een octrooi, waarvoor reeds een andere gemachtigde of een andere groep van gemachtigden is opgetreden voor de Dienst, dient de gemachtigde, behalve bij de in artikel 69 van de wet bedoelde gevallen, een volmacht voor te leggen.

In het in het eerste lid bepaalde geval, dient de gemachtigde binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum waarop de handeling bij de Dienst werd gesteld : 1° een volmacht in te dienen;2° de Dienst te informeren over het feit of deze nieuwe volmacht een einde stelt aan het mandaat van de eerdere gemachtigde of groep van gemachtigden, of dat beide gemachtigden of groepen van gemachtigden bevoegd blijven om handelingen voor de Dienst te stellen. Indien de nieuwe gemachtigde of groep van gemachtigden met toepassing van het tweede lid, 2°, aangeeft dat de nieuwe volmacht een einde stelt aan het mandaat van de eerdere gemachtigde of groep van gemachtigden, stelt de Dienst de eerdere gemachtigde of groep van gemachtigden hiervan op de hoogte en deelt hem mee dat de procedures zullen worden verdergezet met de nieuwe gemachtigde of groep van gemachtigden. § 3. Onverminderd paragraaf 1, dienen de volgende handelingen te worden vergezeld van een volmacht : 1° het indienen van een verzoek tot intrekking van de octrooiaanvraag als bedoeld in artikel 22, § 2bis, tweede lid, van de wet;2° het indienen van een verklaring tot gehele afstand als bedoeld in artikel 48bis, § 1, eerste lid, van de wet;3° het indienen van een verklaring tot gehele herroeping als bedoeld in artikel 48ter, § 1, eerste lid, van de wet. § 4. Indien de erkend gemachtigde in de in paragrafen 2 en 3 bedoelde gevallen geen volmacht voorlegt, nodigt de Dienst de gemachtigde uit deze volmacht alsnog in te dienen binnen een door de Dienst vastgestelde termijn. Deze termijn is minstens een maand.

In afwijking van het eerste lid, dient de volmacht voor wat betreft de § 3, 1°, bedoelde handelingen, te worden ingediend binnen een termijn vastgesteld door de Dienst die niet later later dan verstrijken dan de in artikel 30ter bedoelde termijn.

Indien binnen de in het eerste en tweede lid bedoelde termijn, niet aan de voorwaarden bedoeld in paragrafen 2 en 3 wordt voldaan, wordt de gestelde handeling geacht niet te zijn gedaan.".

Art. 8.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "

Art. 7.§ 1. De Dienst kan de gemachtigde elke bijkomende inlichting vragen teneinde na te gaan of deze persoon gemachtigd is voor hem op te treden overeenkomstig hoofdstuk III van de wet.

De volmacht dient op elk verzoek van de Dienst te worden voorgelegd.

Indien de gemachtigde de gevraagde inlichtingen niet verstrekt, of zijn volmacht niet bewijst, binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf het door de Dienst verstuurde verzoek, wordt de gestelde handeling geacht niet te zijn gedaan door een persoon die hiertoe gemachtigd is overeenkomstig hoofdstuk III van de wet. De Dienst stelt de aanvrager of octrooihouder hiervan in kennis. § 2. De Dienst kan de octrooiaanvrager of octrooihouder vragen om te bevestigen dat de gemachtigde optreedt in opdracht van de octrooiaanvrager of octrooihouder. De brief waarin de Dienst om deze bevestiging vraagt, vermeld expliciet naar de in het derde lid bedoeld termijn, evenals de in het derde lid bedoelde gevolgen indien er aan de vraag geen gevolg wordt gegeven.

De gemachtigde krijgt een kopie van de brief waarin de Dienst om deze bevestiging vraagt toegestuurd.

Behoudens tegenbericht van de octrooiaanvrager of octrooihouder binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf het in het eerste lid bedoelde verzoek tot bevestiging, wordt de door de gemachtigde gestelde handeling verondersteld te zijn bevestigd.".

Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 8bis bij afdeling I ingevoegd, luidende : "

Art. 8bis.§ 1. Onder voorbehoud van het tweede lid, bedraagt de termijn bedoeld in artikel 16, §§ 4 en 5, tweede lid, van de wet, drie maanden vanaf de datum van de in artikel 16, § 4, van de wet, bedoelde kennisgeving.

Wanneer een kennisgeving niet is gedaan omdat geen gegevens zijn ingediend als bedoeld in artikel 16, § 1, 2°, van de wet, die de Dienst in staat stellen in contact te treden met de aanvrager, bedraagt de in het eerste lid bedoelde termijn drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop de Dienst een of meerdere van de in artikel 16, § 1, van de wet bedoelde onderdelen voor het eerst heeft ontvangen.

De aanvrager kan niet het gebrek van een in artikel 16, § 4, van de wet bedoelde kennisgeving inroepen. § 2. De termijnen voor het indienen van een ontbrekend deel van de beschrijving of van een ontbrekende tekening als bepaald in artikel 16, § 7, eerste en tweede lid, van de wet, bedragen : - wanneer een kennisgeving ingevolge artikel 16, § 6, van de wet is gedaan, drie maanden te rekenen vanaf deze kennisgeving; of - wanneer geen kennisgeving ingevolge artikel 16, § 6, van de wet is gedaan, drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop een of meerdere van de in artikel 16, § 1, van de wet bedoelde onderdelen voor het eerst bij de Dienst werden ingediend. § 3. Voor de toepassing van artikel 16, § 7, tweede lid, van de wet, dienen de ontbrekende delen van de beschrijving of de ontbrekende tekeningen integraal voor te komen in de eerder gedane aanvraag, en dient de aanvrager binnen de in paragraaf 2 bepaalde termijn een kopie van de eerdere aanvraag en, wanneer deze eerdere aanvraag niet is opgesteld in de nationale taal overeenkomstig de op 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken, een vertaling ervan in deze taal te verschaffen. § 4. De aanvrager kan de in artikel 16, § 7, eerste lid, van de wet, bedoelde indiening van de ontbrekende delen van de beschrijving of van de ontbrekende tekeningen terug intrekken binnen de termijn bepaald in paragraaf 2. § 5. Indien de in paragrafen 1 en 2 bedoelde termijnen niet werden nageleefd, of indien de aanvrager met toepassing van paragraaf 4 de ontbrekende delen van de beschrijving of de ontbrekende tekeningen terug intrekt, - worden de verwijzingen naar deze eerdere aanvragen geacht te zijn opgeheven; en - wordt het indienen van de ontbrekende delen van de beschrijving of ontbrekende tekeningen als bepaald in artikel 16, § 7, eerste lid en tweede lid, van de wet, geacht niet te zijn gedaan.

De Dienst stelt de aanvrager daarvan in kennis. § 6. Indien niet wordt voldaan aan de in paragraaf 3 bedoelde vereisten binnen de in paragraaf 2 bedoelde termijnen, is de indieningsdatum van de octrooiaanvraag de datum waarop de ontbrekende delen van de beschrijving of de ontbrekende tekeningen werden ingediend.

De Dienst stelt de aanvrager daarvan in kennis. § 7. Een verwijzing naar een eerder ingediende aanvraag als bedoeld in artikel 16, § 8, van de wet vermeldt : 1° dat de verwijzing, de beschrijving en de eventuele tekeningen vervangt ten behoeve van de toekenning van de datum van indiening;2° het nummer van de eerder ingediende aanvraag;3° de datum van de eerder ingediende aanvraag;4° het bureau waar die eerdere aanvraag is ingediend. De verwijzing kan eveneens vermelden dat de conclusies van de eerder ingediende aanvraag de conclusies vervangen van de aanvraag zoals deze werd ingediend.

Een afschrift van de eerder ingediende aanvraag naar waar wordt verwezen, dient ingediend te worden binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de indiening van de aanvraag.

Wanneer de eerder ingediende aanvraag, niet is opgesteld in een nationale taal als bedoeld in de op 18 juli 1966 gecoördineerde wetten op het gebruik van talen in bestuurszaken, dient een vertaling van die eerder ingediende aanvraag naar de in deze wetten voorgeschreven nationale taal naar de Dienst te worden verzonden binnen de drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop de aanvraag met daarin de in artikel 16, § 8, van de wet bedoelde verwijzing door de Dienst ontvangen is.

Onverminderd de toepassing van het eerste lid, kan de aanvrager het in het derde lid bedoelde afschrift, vervangen door een verwijzing naar de in artikel 19, § 1, tweede lid en artikel 19, § 1bis, tweede lid, van de wet bedoelde databank.".

Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 8ter ingevoegd, luidende : "

Art. 8ter.De termijn waarbinnen de vertalingen bedoeld in artikel 16bis van de wet moeten ingediend worden, bedraagt drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop de Dienst het deel bedoeld in artikel 16, § 1, 3°, van de wet ontvangen heeft.".

Art. 11.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 3 wordt vervangen als volgt : " § 3.Het uittreksel mag niet meer dan honderdvijftig woorden bevatten."; 2° paragraaf 6 wordt vervangen als volgt : " § 6.De Dienst kan het uittreksel nakijken en het naar vorm verbeteren.".

Art. 12.In artikel 14, paragraaf 2, 3°, van hetzelfde besluit worden de woorden "fotografische reproductie" vervangen door het woord "digitalisatie";

Art. 13.In artikel 15 van hetzelfde besluit worden de paragrafen 2 tot 4 opgeheven, en vervalt de aanduiding " § 1".

Art. 14.Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 15.In artikel 17 van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : " § 1.De stukken van de octrooiaanvraag die niet elektronisch worden ingediend, dienen zo te worden overgelegd dat ze kunnen worden gedigitaliseerd. De bladen dienen ongekreukt en ongescheurd te zijn; zij mogen niet gevouwen zijn. Slechts een enkele zijde van de bladen mag gebruikt worden."; 2° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden "die niet elektronisch worden ingediend,", ingevoegd tussen de woorden "De stukken van de octrooiaanvraag" en de woorden "moeten worden ingediend";3° in paragraaf 3 worden de woorden "dat niet elektronisch wordt ingediend,", ingevoegd tussen de woorden "Elk onderdeel van de octrooiaanvraag (verzoek, beschrijving, conclusies, tekeningen, uittreksel)" en de woorden "dient te beginnen";4° in paragraaf 7 worden de woorden "in principe" opgeheven;5° in paragraaf 8, eerste lid, worden de woorden "die niet elektronisch worden ingediend,", ingevoegd tussen de woorden "het uittreksel" en de woorden "dienen getypt of gedrukt te zijn";6° paragraaf 10 wordt vervangen als volgt : " § 10.De eenheden voor fysische grootheden moeten uitgedrukt worden in eenheden van het Internationaal Systeem van eenheden (SI); indien een ander stelsel wordt gebruikt, dienen zij ook in het SI stelsel te worden aangegeven.

Voor andere grootheden moeten de eenheden van de internationale praktijk worden gebruikt, voor wiskundige formules de algemeen gebruikelijke symbolen en voor chemische formules de symbolen, atoommassa's en moleculaire formules die algemeen gebruikelijk zijn.

In het algemeen dienen alleen die technische termen, tekens en symbolen te worden gebruikt die op het desbetreffende gebied algemeen zijn aanvaard."; 7° paragraaf 12 wordt vervangen als volgt : " § 12.Geen enkel blad mag schrappingen bevatten en ieder blad dient vrij te zijn van veranderingen, boven elkaar geschreven en tussengeschreven woorden.".

Art. 16.In artikel 18 van hetzelfde besluit wordt de eerste paragraaf vervangen als volgt : " § 1. De aanvrager kan tot aan de datum van verlening van het octrooi op eigen initiatief overgaan tot het indienen van afgesplitste aanvragen van zijn oorspronkelijke octrooiaanvraag.".

Art. 17.In artikel 19, § 1, eerste lid van hetzelfde besluit worden de woorden "artikel 18, lid 3" vervangen door de woorden "artikel 18, § 3".

Art. 18.In artikel 20 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2007, worden de woorden "artikel 21, § 1, van de wet" vervangen door de woorden "artikel 21, § 1bis, van de wet".

Art. 19.Artikel 21 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 mei 1987, wordt vervangen als volgt : "

Art. 21.De taks voor het onderzoek moet aan de Dienst betaald worden ten laatste dertien maanden te rekenen vanaf de datum van indiening van de octrooiaanvraag of, indien een beroep wordt gedaan op een recht van voorrang, te rekenen vanaf de vroegste datum van voorrang, of, indien deze termijn verstrijkt voor de termijn voor het betalen van de indieningstaks, ten laatste tezamen met de betaling van de indieningstaks.".

Art. 20.Artikel 24 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2007, wordt vervangen als volgt : "

Art. 24.§ 1. Indien het Europees Octrooibureau reeds een verslag van nieuwheidsonderzoek en de schriftelijke opinie heeft opgesteld in de verleningsprocedure van een Belgisch of buitenlands, nationaal of regionaal octrooi, of in de procedure van een internationale octrooiaanvraag dat betrekking heeft op een uitvinding die identiek is aan die waarvoor een octrooiaanvraag in België wordt ingediend, kunnen dit nieuwheidsonderzoek en deze schriftelijke opinie in de verleningsprocedure van het Belgisch octrooi gebruikt worden indien een verslag van nieuwheidsonderzoek en een schriftelijke opinie verkregen in de verleningsprocedure van een Belgisch octrooi kunnen gebruikt worden in de verleningsprocedure van het Belgisch of buitenlands, nationaal of regionaal octrooi, of in de procedure van de internationale octrooiaanvraag. § 2. Een kopie van het verslag van nieuwheidsonderzoek en van de schriftelijke opinie worden bij het in artikel 21, § 8, van de wet bedoelde verzoek gevoegd. Indien het verslag van nieuwheidsonderzoek en de schriftelijke opinie nog niet werden opgesteld op het moment van het verzoek, vermeldt het verzoek de gegevens betreffende de aanvraag van een nieuwheidsonderzoek en een schriftelijke opinie in de verleningsprocedure van een Belgisch of buitenlands, nationaal of regionaal octrooi, of in de procedure van de internationale octrooiaanvraag.

Een kopie van het verslag van nieuwheidsonderzoek en een kopie van de schriftelijke opinie dienen ten laatste te worden verzonden aan de Dienst binnen een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van het in het eerste lid bedoelde verslag van nieuwheidsonderzoek en de schriftelijke opinie of vanaf de indieningsdatum van de octrooiaanvraag, afhankelijk van welke datum het laatst valt.".

Art. 21.Artikel 25 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 augustus 2007, wordt vervangen als volgt : "

Art. 25.§ 1. De aanvrager beschikt over een termijn van vier maanden te rekenen vanaf de datum van kennisgeving door de Dienst van het verslag van nieuwheidsonderzoek en de schriftelijke opinie om een nieuwe redactie van de conclusies, van de beschrijving en van het uittreksel, alsook, in voorkomend geval, commentaren betreffende de schriftelijke opinie in te dienen.

Indien de octrooiaanvrager met toepassing van artikel 24 een verslag van nieuwheidsonderzoek indient dat werd opgesteld door het Europees Octrooibureau in de verleningsprocedure van een Belgisch of buitenlands, nationaal of regionaal octrooi, of in de procedure van een internationale octrooiaanvraag, kan hij, binnen een termijn van vier maanden te rekenen vanaf de indiening van het onderzoeksrapport met toepassing van artikel 24, § 2, een nieuwe redactie van de conclusies, van de beschrijving en van het uittreksel, alsook in voorkomend geval, commentaren betreffende de schriftelijke opinie indienen.

De nieuwe redactie van de conclusies, van de beschrijving, en van het uittreksel, alsook in voorkomend geval de commentaren, moeten worden ingediend op een blad afzonderlijk van de briefwisseling aan de Dienst. De bepalingen van artikel 17 zijn van toepassing. § 2. De gewijzigde conclusies mogen geen betrekking hebben op elementen die geen voorwerp hebben uitgemaakt van het nieuwheidsonderzoek en die niet door een enkel algemeen inventief concept verbonden zijn met de oorspronkelijk opgeëiste uitvinding of groep van uitvindingen.".

Art. 22.In hetzelfde besluit wordt het opschrift van hoofdstuk V vervangen als volgt : "HOOFDSTUK V. - Regularisatie, verbeteringen en herstel in rechte".

Art. 23.Artikel 26 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "

Art. 26.§ 1. De termijn voor het regulariseren van de aanvraag en het leveren van commentaar, bepaald in artikel 20, § 1, eerste lid, van de wet, bedraagt drie maanden vanaf de kennisgeving door de Dienst van de onregelmatigheid van de aanvraag. De regularisatietaks moet betaald zijn binnen dezelfde termijn. § 2. De termijn voor het betalen van de taks en van de bijtaks bepaald in artikel 20, § 1ter, van de wet, bedraagt drie maanden vanaf de uitnodiging van de Dienst om de taks en de bijtaks te betalen.".

Art. 24.In artikel 27, tweede lid, worden de woorden "wordt schriftelijk ingediend en" opgeheven.

Art. 25.In hetzelfde besluit wordt een artikel 27bis ingevoegd, luidende : "

Art. 27bis.§ 1. De termijn waarbinnen een aanvrager of houder van een octrooi het verzoek tot herstel kan indienen als bedoeld in artikel 70bis, § 1, eerste lid, van de wet, bedraagt, afhankelijk van welke van deze termijnen het eerste verstrijkt : - twee maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de oorzaak van het niet in acht nemen van de termijn voor het stellen van de desbetreffende handeling is weggenomen; - twaalf maanden te rekenen vanaf de datum van het verstrijken van de termijn voor de desbetreffende handeling, of indien het verzoekschrift betrekking heeft op het niet-betalen van een jaartaks, twaalf maanden te rekenen van het verstrijken van de respijttermijn bedoeld in artikel 40, § 1, derde lid, van de wet. § 2. De bewijzen ter ondersteuning van de redenen bedoeld in artikel 70bis, § 1, derde lid, van de wet, dienen te worden ingediend voor het verstrijken van een termijn van twee maanden te rekenen vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift bedoeld in artikel 70bis, § 1, eerste lid, 1°, van de wet. § 3. Het verzoek tot herstel in de rechten is niet ontvankelijk voor de termijnen bedoeld in de artikelen 20 en 58, § 1, van de wet. § 4. De termijn voor het leveren van commentaar op de voorgenomen weigering als bedoeld in artikel 70bis, § 2, van de wet, bedraagt twee maanden vanaf de datum van kennisgeving van de voorgenomen weigering.".

Art. 26.In hetzelfde besluit wordt een artikel 27ter ingevoegd, luidende : "

Art. 27ter.De termijn bepaald in artikel 58, § 1, van de wet bedraagt drie maanden vanaf de datum van kennisgeving door de Dienst van de onregelmatigheid.

Wanneer een kennisgeving niet is gedaan omdat geen gegevens zijn ingediend die de Dienst in staat stellen in contact te treden met de aanvrager, de houder, of andere belanghebbende, bedraagt de in het eerste lid bedoelde termijn drie maanden te rekenen vanaf de datum waarop de handeling werd gesteld.".

Art. 27.In artikel 28 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 3 vervangen als volgt : " § 3. Indien, voor het einde van de zeventiende maand te rekenen vanaf de datum van indiening van de octrooiaanvraag of, indien een recht van voorrang wordt ingeroepen overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 van de wet, vanaf de oudste voorrang aangeduid in de verklaring van voorrang, een uitvinder zich met toepassing van artikel 12 van de wet met een verzoekschrift verzet tegen de vermelding in het octrooi dat hij de uitvinder van de opgeëiste uitvinding is, vermeldt de Dienst deze uitvinder niet in het octrooi of de octrooiaanvraag.

De Dienst controleert de juistheid van de aanduiding van de uitvinder niet.".

Art. 28.Artikel 30 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "

Art. 30.§ 1. De verklaring van afstand bedoeld in artikel 48bis van de wet, en de verklaring van herroeping bedoeld in 48ter van de wet, moeten bevatten : 1° de naam en het adres van de houder of houders van het octrooi die de verklaring van afstand of herroeping indienen.De natuurlijke personen moeten worden aangeduid met hun naam gevolgd door hun voornamen, en moeten, indien ze hierover beschikken, hun rijksregisternummer meedelen. De rechtspersonen moeten worden aangeduid met hun officiële benaming, en moeten, indien ze hierover beschikken, hun ondernemingsnummer meedelen; 2° het nummer van het octrooi waarvoor de verklaring van afstand of herroeping werd ingediend. Ingeval er verschillende octrooihouders zijn, moet de verklaring door al de octrooihouders worden getekend. § 2. De bepalingen van dit artikel zijn door toepassing van artikel 48bis, § 8, en 48ter, § 7, van de wet, naar analogie van toepassing op de octrooiaanvraag.".

Art. 29.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk VIIbis ingevoegd, dat de artikelen 30bis tot 30quater bevat, luidende : "HOOFDSTUK VIIbis. - Bijhouden van de dossiers die aan de inzage ten behoeve van het publiek zijn onderworpen

Art. 30bis.Na publicatie van de octrooiaanvraag met toepassing van artikel 22, § 2bis, van de wet, worden de dossiers betreffende de octrooiaanvraag en het octrooi dat op basis van deze aanvraag verleend wordt, onderworpen aan inzage ten behoeve van het publiek.

Art. 30ter.De octrooiaanvraag als bedoeld in artikel 22, § 2bis, van de wet wordt niet voor het publiek toegankelijk gemaakt wanneer deze aanvraag werd ingetrokken of wordt geacht te zijn ingetrokken voor het einde van de zeventiende maand te rekenen vanaf de datum van indiening van de octrooiaanvraag of, indien een recht van voorrang wordt ingeroepen overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 van de wet, vanaf de oudste voorrang aangeduid in de verklaring van voorrang, of op een latere datum in zoverre het nog mogelijk is de publicatie van de octrooiaanvraag te verhinderen.

Art. 30quater.§ 1. De volgende elementen van het dossier zijn niet onderworpen aan de inzage ten behoeve van het publiek : 1° medische attesten;2° de stukken betreffende de procedures voor inzage ten behoeve van het publiek, evenals de verzoeken om stukken uit te sluiten van de inzage ten behoeve van het publiek overeenkomstig paragraaf 2;en 3° de vermelding van de uitvinder indien deze hiertoe een verzoekschrift heeft ingediend bij toepassing van artikel 12 van de wet, evenals dit verzoekschrift. § 2. Ook andere stukken kunnen van de inzage ten behoeve van het publiek worden uitgesloten : 1° op gemotiveerd verzoek van een rechthouder indien deze stukken legitieme persoonlijke of economische belangen van deze persoon kunnen schenden;2° ambtshalve, indien uit onderzoek van de stukken blijkt dat deze de legitieme persoonlijke of economische belangen van een natuurlijke persoon of rechtspersoon, kunnen schenden. De Dienst antwoordt op een in het eerste lid, 1°, bedoelde verzoekschrift binnen een redelijke termijn.".

Art. 30.In hoofdstuk VIII, wordt een artikel 30quinquies ingevoegd, luidende : "

Art. 30quinquies.De indiening van mededelingen bij de Dienst in het kader van de wet en haar uitvoeringsbesluiten, dienen schriftelijk te gebeuren.

Uitgezonderd voor de met toepassing van artikel 16 van de wet, aan de Dienst gerichte mededelingen, dienen de mededelingen, commentaren en akten in procedures voor de Dienst steeds ondertekend te zijn.

Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk III van de wet, dienen de mededelingen, commentaren en akten in procedures voor de Dienst te gebeuren in persoon, per post, per fax of via de elektronische procedure met behulp van een weblink vermeld op de pagina's "Intellectuele Eigendom" van de website van de Federale Overheidsdienst Economie.".

Art. 31.Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 32.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 33bis ingevoegd, luidende : "

Art. 33bis.§ 1. De mededeling bedoeld in artikel 44, § 1, van de wet, moet bevatten : 1° de naam en het adres van de partijen.De natuurlijke personen moeten worden aangeduid met hun naam gevolgd door hun voornamen, en moeten, indien ze hierover beschikken, hun rijksregisternummer meedelen. De rechtspersonen moeten worden aangeduid met hun officiële benaming, en moeten, indien ze hierover beschikken, hun ondernemingsnummer meedelen; 2° het nummer en de datum van de indiening van de octrooiaanvraag of octrooiaanvragen, of het nummer en de datum van verlening van het octrooi of van de octrooien;3° aangeven of de overdracht al dan niet een situatie van mede-eigendom doet ontstaan. § 2. De mededeling gebeurt door middel van een formulier dat door de Dienst ter beschikking wordt gesteld. § 3. De overdracht of overgang wordt slechts in het Register ingeschreven wanneer aan alle voorwaarden bedoeld in artikel 44, § 3, van de wet, en bedoeld in de paragrafen 1 en 2 zijn voldaan. § 4. De bepalingen van paragrafen 1 tot 3 zijn van overeenkomstige toepassing op de zakelijke rechten als bedoeld in artikel 46 van de wet.".

Art. 33.Artikel 34 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "

Art. 34.§ 1. Het attest bedoeld in artikel 45, § 4, tweede lid, van de wet moet bevatten : 1° de naam en het adres van de partijen.De natuurlijke personen moeten worden aangeduid met hun naam gevolgd door hun voornamen, en moeten, indien ze hierover beschikken, hun rijksregisternummer meedelen. De rechtspersonen moeten worden aangeduid met hun officiële benaming, en moeten, indien ze hierover beschikken, hun ondernemingsnummer meedelen; 2° het nummer en de datum van de indiening van de octrooiaanvraag of octrooiaanvragen, of het nummer en de datum van verlening van het octrooi of van de octrooien;3° een vermelding of de licentie een exclusieve of niet-exclusieve licentie is;4° de datum van inwerkingtreding van de licentie, de duur ervan, en het grondgebied waarop de licentie van toepassing is. § 2. Het attest dient te gebeuren op een formulier dat door de Dienst ter beschikking wordt gesteld. § 3. De overdracht of overgang wordt slechts in het Register ingeschreven wanneer aan alle voorwaarden bedoeld in artikel 45, § 4, van de wet, en bedoeld in de paragrafen 1 en 2 zijn voldaan.". HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende de taksen en bijkomende taksen inzake uitvindingsoctrooien en inzake aanvullende beschermingscertificaten

Art. 34.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 december 1986 betreffende taksen en bijkomende taksen inzake uitvindingsoctrooien en inzake aanvullende beschermingscertificaten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 september 2007, wordt aangevuld met de bepaling onder 4°, luidende : "4° Minister : de minister bevoegd voor intellectuele eigendom.".

Art. 35.Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 september 2007, wordt opgeheven.

Art. 36.Artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 1995, wordt vervangen als volgt : "

Art. 4.De taksen en bijkomende taksen inzake uitvindingsoctrooien en certificaten worden aan de Dienst betaald via bankoverschrijving of via elektronische betaling.

Ter dekking van de toekomstige betaling van de taksen en bijkomende taksen verschuldigd in uitvoering van dit besluit, kan elke betrokkene een voorschot storten op de lopende rekening van de Dienst, die een rekening op zijn naam opent. De modaliteiten hiervoor worden door de Minister vastgesteld.

Art. 37.Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 1995 en het koninklijk besluit van 21 december 2006, wordt opgeheven.

Art. 38.Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 februari 1995, wordt vervangen als volgt : "

Art. 6.De betaling van de taksen en bijkomende taksen inzake uitvindingsoctrooien en certificaten wordt geacht verricht te zijn : 1° op de datum waarop zij wordt geboekt op het krediet van de rekening van de Dienst, wanneer de betaling geschiedt via overschrijving of via een elektronisch betaalmiddel;2° op de datum waarop de Dienst de vraag ontvangt om inschrijving van het bedrag op het debet van het voorschot samengesteld overeenkomstig artikel 4, tweede lid, als het bedrag van het voorschot voldoende is;3° op de datum van inschrijving op het krediet van de rekening van de Dienst, van een aanvullend voorschot, voldoende om de betaling uit te voeren, als het voorschot dat al was samengesteld conform artikel 4, tweede lid, onvoldoende is op het ogenblik van de onder punt 2° bedoelde inschrijvingsaanvraag. In dat geval verwittigt de Dienst de betrokkene zo snel mogelijk van de noodzaak het in artikel 4, tweede lid, bedoelde voorschot aan te vullen.".

Art. 39.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "

Art. 7.Indien de vervaldag van een taks of van een bijkomende taks valt op een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, wordt de vervaldag uitgesteld tot de eerste daaropvolgende werkdag.".

Art. 40.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 41.Artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en het koninklijk besluit van 21 december 2006, wordt vervangen als volgt : "

Art. 10.Een kwijting van de betaling der taksen en bijkomende taksen wordt door de Dienst gezonden naar de persoon die de taks betaald heeft. Een duplicaat van de kwijting kan schriftelijk worden aangevraagd, mits betaling van een vergoeding van 5 euro, gekweten via overschrijving of elektronische betaling of door het debet van het voorschot samengesteld overeenkomstig artikel 4, tweede lid.".

Art. 42.In artikel 12, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 september 2007, worden de woorden "De Minister van Economie" vervangen door de woorden "De Minister".

Art. 43.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "

Art. 13.§ 1. De taksen en bijkomende taksen die ten onrechte werden betaald, worden in hun geheel terugbetaald, met uitzondering van de taksen bedoeld in paragraaf 2. § 2. De taksen voor de regularisatie van de octrooiaanvraag of van de aanvraag voor een certificaat, voor het verbeteren van taalfouten of fouten van overschrijving, voor de kennisgeving van de totale of gedeeltelijke overdracht of van de totale of gedeeltelijke overgang van een octrooiaanvraag of van een aanvraag voor een certificaat of van een octrooi of van een certificaat, voor de kennisgeving van de verklaring inzake het verlenen van een licentie op een octrooiaanvraag of een aanvraag voor een certificaat of van een octrooi of van een certificaat, voor de kennisgeving van de wijziging van de verklaring inzake het verlenen van een licentie op een octrooiaanvraag of een aanvraag voor een certificaat of van een octrooi of van een certificaat, voor de kennisgeving van de overdracht van een licentie op een octrooiaanvraag of een aanvraag voor een certificaat of op een octrooi of op een certificaat en voor de kennisgeving van het vruchtgebruik of van de inpandgeving van een octrooiaanvraag of een aanvraag voor een certificaat of van een octrooi of van een certificaat, worden niet terugbetaald.".

Art. 44.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 45.In hetzelfde besluit wordt de bijlage, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 september 2007, vervangen door de bijlage gevoegd bij dit besluit. HOOFDSTUK 6. - Wijzigingen aangebracht aan het koninklijk besluit van 5 december 2007 betreffende het indienen van een Europese octrooiaanvraag, het omzetten ervan in een Belgische aanvraag en het registreren van Europese octrooien met rechtsgevolgen in België

Art. 46.In het koninklijk besluit van 5 december 2007 betreffende het indienen van een Europese octrooiaanvraag, het omzetten ervan in een Belgische aanvraag en het registreren van Europese octrooien met rechtsgevolgen in België, wordt een artikel 5/1 ingevoegd, luidende : "

Art. 5/1.De taaltechnologische diensten bedoeld in artikel 4/1 van de wet van 21 april 2007 houdende diverse bepalingen betreffende de procedure inzake indiening van Europese octrooiaanvragen en de gevolgen van deze aanvragen en van de Europese octrooien in België worden ter beschikking gesteld via een weblink vermeld op de pagina's "Intellectuele Eigendom" van de website van de Federale Overheidsdienst Economie.". HOOFDSTUK 7. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 47.Het bedrag van de hersteltaks bedoeld in artikel 70bis, § 1, is vastgesteld op 350 euro.

Art. 48.De artikelen 25, 42, 48 en 50 van de wet van 10 januari 2011 ter uitvoering van het Verdrag inzake octrooirecht en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, alsook tot wijziging van diverse bepalingen inzake uitvindingsoctrooien evenals artikel 52 van dezelfde wet in die zin dat het toepasselijk is op de artikelen 25, 42, 48 en 50 treden in werking op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 49.Onder voorbehoud van toepassing van het tweede lid bepaalt de Koning de datum van inwerkingtreding van elke bepaling van dit besluit.

De artikelen 25, 47, 48 en dit artikel treden in werking op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Artikel 47 treedt buiten werking op de datum vastgesteld bij toepassing van het eerste lid voor de inwerkingtreding van artikel 45.

Art. 50.De minister bevoegd voor Economie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 maart 2014.

FILIP Van Koningswege : De Minister voor Economie, J. VANDE LANOTTE

Bijlage bij het koninklijk besluit van 9 maart 2014 tot wijziging van diverse koninklijke besluiten met het oog op onder meer de aanpassing aan van de wet van 10 januari 2011 ter uitvoering van het Verdrag inzake octrooirecht en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, alsook tot wijziging van diverse bepalingen inzake uitvindingsoctrooien Taksen en bijkomende taksen inzake uitvindingsoctrooien en inzake aanvullende beschermingscertificaten

Te innen taksen

Bedrag in euro

Indiening van een octrooiaanvraag

50

Bijtaks voor het te laat betalen van een indieningstaks

25

Opeising van het voorrangsrecht

12

Herstel van een voorrangsrecht

50

Opzoekingstaks

300

Indiening van het verzoek tot het bekomen van een nieuwheidsonderzoek van het internationale type

6

Indiening van een aanvraag voor een aanvullende beschermingscertificaat

200

Regularisatie van de octrooiaanvraag of van een aanvraag voor een certificaat

12

Verbeteren van taalfouten of fouten van overschrijving van een octrooiaanvraag per verbeterde of vervangen bladzijde

12

Herstel in de rechten wanneer een termijn voor een handeling in een procedure voor de Dienst niet in acht genomen werd

350

Kennisgeving van de totale of gedeeltelijke overdracht of van de totale of gedeeltelijke overgang van een aanvraag, een octrooi of van een certificaat

12

Kennisgeving van de verklaring inzake het verlenen van een licentie op een aanvraag, een octrooi of een certificaat

12

Kennisgeving van de wijziging van de verklaring inzake het verlenen van een licentie op een aanvraag, een octrooi of een certificaat

12

Kennisgeving van de overdracht van een licentie op een aanvraag, een octrooi of een certificaat

12

Kennisgeving van het vruchtgebruik of van de inpandgeving van een aanvraag, een octrooi of een certificaat

12


Gezien om gevoegd te worden bij ons besluit van 9 maart 2014 tot uitvoering van de wet van 10 januari 2011 ter uitvoering van het Verdrag inzake octrooirecht en de Akte tot herziening van het Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien, alsook tot wijziging van diverse bepalingen inzake uitvindingsoctrooien.

FILIP Van Koningswege : De Minister voor Economie, J. VANDE LANOTTE

^