Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 maart 2014
gepubliceerd op 27 maart 2014

Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden van het indienen en behandelen van de vrijstelling op de REACH verordening, de biociden verordening en de CLP verordening wanneer dat noodzakelijk is in het belang van defensie

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu
numac
2014024101
pub.
27/03/2014
prom.
09/03/2014
ELI
eli/besluit/2014/03/09/2014024101/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 MAART 2014. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de voorwaarden van het indienen en behandelen van de vrijstelling op de REACH verordening, de biociden verordening en de CLP verordening wanneer dat noodzakelijk is in het belang van defensie


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Verordening (EG) Nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie;

Gelet op de Verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006;

Gelet op de Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden;

Gelet op de wet van 21 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1998 pub. 11/02/1999 numac 1998022861 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid sluiten betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers, artikel 5, § 1, eerste lid 1°, gewijzigd bij de wet van 27 juli 2011, artikel 5, § 2, eerste lid, 1°, 3°, 5° en 6°, gewijzigd bij de wet van 27 juli 2011, artikel 7, eerste lid, vervangen bij de wet van 10 september 2009 en artikel 9, eerste lid, 1°, 2° en 3°, gewijzigd bij de wet van 28 maart 2003 en de wet van 27 juli 2011;

Gelet op het voorafgaand onderzoek met betrekking tot de noodzaak om een effectbeoordeling uit te voeren, verricht op 22 maart 2013, waarbij besloten is dat een effectbeoordeling niet vereist is;

Gelet op het advies van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven gegeven op 27 maart 2013;

Gelet op het advies van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling gegeven op 29 maart 2013;

Gelet op het advies van de Raad voor het Verbruik gegeven op 2 april 2013;

Gelet op het advies van de Hoge Gezondheidsraad gegeven op 3 april 2013;

Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad gegeven op 23 april 2013;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen bij het ontwerpen van dit besluit;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 5 februari 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting gegeven op 28 mei 2013;

Gelet op advies 53.677/3 van de Raad van State, gegeven op 4 oktober 2013, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende de ratificatie door België op 27 januari 1997 van het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens;

Op de voordracht van de Minister van Landsverdediging, Minister van Binnenlandse Zaken, de Minister van Volksgezondheid, de Minister van Werk en de Staatssecretaris van Leefmilieu en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Onderwerp en toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Dit besluit heeft tot doel de uitvoering van : 1° artikel 2, derde lid, van de Verordening (EG) Nr.1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie; 2° artikel 1, vierde lid, van de Verordening (EG) nr.1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006; 3° artikel 2, achtste lid, van de Verordening (EU) nr.528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden. § 2. Dit besluit regelt de procedure voor de vrijstelling van de REACH verordening, de CLP verordening en de Biociden verordening die in specifieke gevallen kan toegekend worden wanneer dat noodzakelijk is in het belang van defensie voor stoffen, mengsels, voorwerpen of behandelde voorwerpen die worden ingevoerd, geproduceerd, gefabriceerd of gebruikt voor materieel dat specifiek is ontworpen voor of aangepast aan militaire doeleinden en dat bedoeld is voor gebruik als wapen, munitie of oorlogsmateriaal en de daaraan verbonden technologie.

Dit besluit is van toepassing op het militair materiaal opgenomen in Categorie 2 van de Bijlage bij het koninklijk besluit van 8 maart 1993 tot regeling van de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en de daaraan verbonden technologie, met uitzondering van Categorie 2, afdeling 1, A, punt 19. HOOFDSTUK II. - Definities

Art. 2.1° de dienst defensie : ACOS STRAT of assistant chief of staff for strategic affairs; 2° de bevoegde dienst : de Dienst Risicobeheersing van het Directoraat-Generaal Leefmilieu van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;3° het belang van defensie : de bescherming van de wezenlijke belangen van de beveiliging van de staat;4° militair materiaal : materiaal dat specifiek is ontworpen voor of aangepast aan militaire doeleinden en dat bedoeld is voor gebruik als wapen, munitie of oorlogsmateriaal en de daaraan verbonden technologie en dewelke opgenomen is in Categorie 2 van de Bijlage bij het koninklijk besluit van 8 maart 1993 tot regeling van de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en de daaraan verbonden technologie, met uitzondering van Categorie 2, afdeling 1, A, punt 19;5° de REACH Verordening : de Verordening (EG) Nr.1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie; 6° de CLP Verordening : de Verordening (EG) nr.1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels tot wijziging en intrekking van de Richtlijnen 67/548/EEG en 1999/45/EG en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1907/2006; 7° de Biociden Verordening : Verordening (EU) nr.528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden; 8° de Wet productnormen : de wet van 21 december 1998Relevante gevonden documenten type wet prom. 21/12/1998 pub. 11/02/1999 numac 1998022861 bron ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu Wet betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid sluiten betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu, de volksgezondheid en de werknemers;9° de Welzijnswet : de wet van 4 augustus 1996Relevante gevonden documenten type wet prom. 04/08/1996 pub. 21/10/1999 numac 1999015088 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking Wet houdende instemming met het Protocol tussen de regering van het Koninkrijk België en de regering van de Franse Republiek betreffende het kraamgeld, ondertekend te Brussel op 26 april 1993 type wet prom. 04/08/1996 pub. 24/07/1997 numac 1996015142 bron ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking Wet houdende goedkeuring van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Arabische Republiek Egypte tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting inzake belastingen naar het inkomen, ondertekend te Kaïro op 3 januari 1991 sluiten betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. HOOFDSTUK III. - Inhoud van de aanvraag tot vrijstelling

Art. 3.Het aanvraagdossier bestaat uit twee dossiers, het administratief dossier en het technisch dossier.

Art. 4.Het administratief dossier houdt de volgende gegevens in : 1° de identiteit en de contactgegevens van de aanvrager;2° de identiteit en de contactgegevens van de begunstigde indien de begunstigde verschillend is van de aanvrager;3° de motieven van vrijstelling in het belang van defensie overeenkomstig artikel 6, § 1, 6° ;4° de identiteit, de hoeveelheden en de diverse wijzen van gebruiken van de stoffen, de mengsels, voorwerpen of de behandelde voorwerpen die het voorwerp uitmaken van de aanvraag tot vrijstelling;5° de geografische site waar de stoffen, de mengsels, voorwerpen of de behandelde voorwerpen worden geproduceerd, gefabriceerd, gebruikt of opgeslagen;6° de verplichtingen van de REACH verordening en/of de Biociden verordening en/of de CLP verordening die niet kunnen worden nagekomen en waarvoor de vrijstelling wordt ingediend.

Art. 5.Het technisch dossier bestaat uit een subdossier defensie en een subdossier risicobeheersing.

Art. 6.§ 1. Het subdossier defensie houdt alle nodige gegevens in die de noodzaak van de vrijstelling in het belang van defensie aantonen.

Het betreft in het bijzonder alle nodige gegevens die toelichting geven over het militair materiaal waarvoor de stof, het mengsel, het voorwerp of het behandelde voorwerp wordt gefabriceerd, geproduceerd, geïmporteerd of gebruikt met name : 1° de naam, de kwaliteit of de referenties van het militair materiaal;2° de omschrijving van het militair materiaal;3° de rol van de aanvrager;4° de omschrijving van de stof, het mengsel of het voorwerp;5° de beschrijving van de stoffen, de mengsels, de voorwerpen of behandelde voorwerpen die het voorwerp uitmaken van de aanvraag tot vrijstelling, in het bijzonder de technische referenties, de handelsnamen, de mogelijke leveranciers en alle verdere nuttige informatie;6° de motieven van vrijstelling in het belang van de defensie, zoals : a) het gebruik van het product (stof, mengsel, voorwerp of behandeld voorwerp) dat het voorwerp uitmaakt van de aanvraag tot vrijstelling in het kader van het verwezenlijken van het militair materiaal, met vermelding van de rol van de aanvrager en van elke begunstigde;b) het bijzonder belang van het product dat het voorwerp uitmaakt van de aanvraag tot vrijstelling voor het militair materiaal, meer bepaald de noodzaak van het product voor de verwezenlijking van de beoogde prestatie en desgevallend het verschil in gebruik ten aanzien van de burgerlijke toepassingen;c) de redenen die beletten om aan de verplichtingen die voortvloeien uit de REACH verordening en/of de Biociden verordening en/of de CLP verordening te voldoen met de precisering van de aard van de moeilijkheden die zich voordoen en de betrokken begunstigden;d) een analyse van de mogelijke alternatieven inzake, naargelang het geval, technologieën, industriële oplossingen, concepten of bevoorradingen. § 2. Voor paragraaf 1, 6°, c) en d), houdt de vereiste analyse het afwegen van de voordelen en de nadelen van de geanalyseerde oplossingen (onder meer de prestaties, de kosten, de termijnen, de duurzaamheid, de veiligheid van de bevoorradingen) in en desgevallend de handelingen die noodzakelijk zijn om de belangen van defensie te vrijwaren na de beëindiging van de vrijstelling. § 3. In het geval van een operatie buiten de Europese Unie beschrijft het subdossier defensie de handelingen en de bekomen resultaten in relatie met de aanvraag tot vrijstelling, waaronder de stappen die worden genomen ten aanzien van andere lidstaten van de Europese Unie of Staten niet behorende tot de Europese Unie.

Art. 7.Het subdossier risicobeheersing houdt de volgende elementen in : 1° een beschrijving van de risico's voor de volksgezondheid en het leefmilieu van de stoffen, mengsels, voorwerpen en behandelde voorwerpen in het kader van de vrijstelling, evenals een analyse van de risico's voor het welzijn van de werknemers, uitgevoerd in samenwerking met de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van de bevoegde interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk;2° een analyse van de mogelijke alternatieven inzake, naargelang het geval, technologieën, industriële oplossingen, concepten of bevoorradingen.Deze analyse houdt de voordelen en de nadelen van de geanalyseerde oplossingen in, onder meer de prestaties, de kosten, de termijnen, de duurzaamheid, de veiligheid van de bevoorradingen; 3° een beschrijving van de preventiemaatregelen voor de volksgezondheid, het leefmilieu en de werknemers die de aanvrager neemt indien de vrijstelling wordt toegestaan alsook de te nemen preventiemaatregelen in het kader van de Welzijnswet en haar uitvoeringsbesluiten.Deze preventiemaatregelen waarborgen hetzelfde beschermingsniveau als de maatregelen die krachtens de REACH Verordening en/of de Biociden Verordening en/of de CLP Verordening worden genomen.

Art. 8.De aanvrager bezorgt het administratief dossier en het subdossier risicobeheersing van het technisch dossier respectievelijk in twee exemplaren bij de bevoegde dienst en de dienst defensie.

De aanvrager dient het subdossier defensie van het technisch dossier uitsluitend in bij de dienst defensie.

In elk subdossier identificeert de aanvrager de documenten die vallen onder het defensiegeheim als dusdanig en worden deze gegroepeerd in een aparte bijlage die enkel aan de dienst defensie wordt overgemaakt. HOOFDSTUK IV. - Behandeling van de aanvraag tot vrijstelling

Art. 9.§ 1. De bevoegde dienst en de dienst defensie oordelen op basis van het administratief dossier, het subdossier risicobeheersing en desgevallend het subdossier defensie of de aanvraag tot vrijstelling volledig is. De bevoegde dienst of de dienst defensie brengt de aanvrager met een kennisgeving op de hoogte van de ontvankelijkheid van de aanvraag binnen de vijftien dagen na ontvangst ervan.

Wanneer de bevoegde dienst of de dienst defensie van oordeel is dat de aanvraag tot vrijstelling niet volledig is, vraagt deze de ontbrekende gegevens of stukken op bij de aanvrager bij aangetekende brief. De aanvraag tot ontbrekende gegevens schort de termijn van vijftien dagen, bedoeld in lid 1, op.

De aanvrager geeft binnen vijftien dagen na verzending van de aanvraag tot bijkomende informatie hieraan gevolg. Indien de aanvrager in gebreke blijft deze gegevens binnen deze termijn over te maken, brengt de bevoegde dienst of de dienst defensie de aanvrager met een kennisgeving op de hoogte van de beslissing tot onontvankelijkheid van de aanvraag tot vrijstelling.

De minister bevoegd voor Leefmilieu en de minister bevoegd voor Landsverdediging werken een protocol uit waarin de rol binnen deze ontvankelijkheidprocedure van elk van de diensten wordt omschreven en waarin samenwerkingsmodaliteiten worden vastgelegd. § 2. Als de bevoegde dienst en de dienst defensie van oordeel zijn dat de aanvraag tot vrijstelling ontvankelijk is, worden het administratief dossier en het subdossier risicobeheersing door de bevoegde dienst overgemaakt aan de Hoge Gezondheidsraad. De Hoge Gezondheidsraad geeft binnen de zestig dagen, vanaf de ontvangst van de adviesaanvraag, een advies over de aanvraag tot vrijstelling.

Na de beslissing tot ontvankelijkheid van de aanvraag tot vrijstelling door de bevoegde dienst en de dienst defensie, gaat de bevoegde dienst over tot de analyse van de gegrondheid van de aanvraag tot vrijstelling. De bevoegde dienst beoordeelt op basis van het administratief dossier en het subdossier risicobeheersing van het technisch dossier de risico's voor de volksgezondheid en het leefmilieu bij een mogelijke vrijstelling.

In het kader van een beoordeling van de risico's voor het welzijn van de werknemers bij een mogelijke vrijstelling, maakt de bevoegde dienst het administratief dossier en het subdossier risicobeheersing over aan de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Indien deze Directie het nodig acht, vraagt ze binnen de veertien kalenderdagen aan de bevoegde dienst om de aanvrager te verplichten een bijkomende risicoanalyse te verrichten met het oog op de bescherming van de werknemers.

De bevoegde dienst betekent zijn advies en het advies van de Hoge Gezondheidsraad, binnen een termijn van negentig dagen na de kennisgeving van de beslissing over de ontvankelijkheid, aan de dienst defensie. § 3. De bevoegde dienst maakt het administratief dossier voor een vrijstelling van de REACH Verordening ter informatieve titel over aan de gewestelijke autoriteiten die bevoegd zijn voor de site waar de stoffen worden geproduceerd of gebruikt.

Art. 10.De dienst defensie gaat over tot de analyse van de gegrondheid van de aanvraag tot vrijstelling, na ontvangst van het advies van de bevoegde dienst en het advies van de Hoge Gezondheidsraad.

De dienst defensie oordeelt op basis van het advies van de bevoegde dienst, het advies van de Hoge Gezondheidsraad, het administratief dossier en het subdossier defensie van het technisch dossier of er een noodzaak is tot vrijstelling voor de belangen van de defensie en betekent dit bindend advies aan de bevoegde dienst, binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het advies van de bevoegde dienst. HOOFDSTUK V. - Beslissing tot vrijstelling

Art. 11.§ 1. Bij een negatief bindend advies van de dienst defensie, deelt de bevoegde dienst de beslissing tot weigering van de vrijstelling van de minister bevoegd voor Leefmilieu en de minister bevoegd voor Landsverdediging mee aan de aanvrager.

Bij een positief bindend advies van de dienst defensie, nemen de minister bevoegd voor Leefmilieu en de minister bevoegd voor Landsverdediging een beslissing tot vrijstelling en deelt de bevoegde dienst deze beslissing mee aan de aanvrager. De beslissing houdt de volgende gegevens in : 1° de naam van de aanvrager;2° de stoffen, mengsels, voorwerpen of behandelde voorwerpen die het voorwerp uitmaken van de vrijstelling;3° het nationaal nummer van vrijstelling;4° het materiaal of de operatie waarvoor de stoffen, mengsels, voorwerpen of behandelde voorwerpen worden gefabriceerd, geproduceerd of gebruikt;5° de geografische sites waar de stoffen, mengsels, voorwerpen of behandelde voorwerpen worden gefabriceerd, geproduceerd, gebruikt of opgeslagen;6° de hoeveelheid stoffen, mengsels, voorwerpen of behandelde voorwerpen;7° het toepassingsgebied;8° de datum van de inwerkingtreding van de vrijstelling;9° de vervaldatum van de vrijstelling, maximum vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de vrijstelling;10° de limietdatum tegen dewelke een verlenging van de vrijstelling kan worden aangevraagd, zes maand voor de vervaldatum in 9° ;11° de maatregelen tot risicobeheersing opgelegd door de minister bevoegd voor Leefmilieu die de aanvrager dient te nemen bij het op de markt brengen van stoffen, mengsels, voorwerpen en behandelde voorwerpen alsook het gebruik van diezelfde producten.12° een verwijzing naar de naleving van de Welzijnswet en haar uitvoeringsbesluiten. § 2. De aanvrager bezorgt een kopie van de beslissing tot vrijstelling aan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer van zijn interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

De bevoegde dienst maakt de beslissing tot vrijstelling ter informatieve titel over aan de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

De bevoegde dienst maakt de beslissing tot vrijstelling van de REACH Verordening ter informatieve titel over aan de gewestelijke autoriteiten die bevoegd zijn voor de site waar de stoffen worden geproduceerd of gebruikt. HOOFDSTUK VI. - Aanvraag tot wijziging of verlenging van de vrijstelling

Art. 12.§ 1. De houder van een vrijstelling betekent elke substantiële wijziging van de oorspronkelijke vrijstelling aan de bevoegde dienst.

Er is een substantiële wijziging bij : 1° elke wijziging van de identiteit van de aanvrager of de begunstigde;2° elke wijziging van de samenstelling van de stoffen, mengsels, voorwerpen of behandelde voorwerpen die het voorwerp uitmaken van de vrijstelling;3° elke wijziging van het materiaal of de operatie waarvoor de stoffen, mengsels, voorwerpen of behandelde voorwerpen worden gefabriceerd, geproduceerd of gebruikt;4° elke wijziging van de geografische sites waar de stoffen, mengsels, voorwerpen of behandelde voorwerpen worden gefabriceerd, geproduceerd, gebruikt of opgeslagen;5° elke wijziging van minimum vijftig procent van de hoeveelheid stoffen, mengsels, voorwerpen of behandelde voorwerpen;6° elke wijziging van het toepassingsgebied;7° elke nieuwe kennis over de risico's van de stoffen, mengsels, voorwerpen of behandelde voorwerpen voor de gezondheid van de mens en/of het milieu die de aanvrager redelijkerwijs verwacht mag worden te kennen;8° elke wijziging in de indeling en etikettering van de stoffen, mengsels, voorwerpen of behandelde voorwerpen. § 2. De aanvraag en de behandeling van de wijziging van de beslissing tot vrijstelling gebeurt volgens dezelfde procedure als de procedure van de initiële beslissing tot vrijstelling.

De dienst defensie, de minister bevoegd voor Leefmilieu en de minister bevoegd voor Landsverdediging beoordelen de draagwijdte van de wijziging en weigeren of verlenen de aanvraag tot wijziging al dan niet onder bijkomende of gewijzigde maatregelen tot risicobeheersing.

Art. 13.De houder van een vrijstelling kan een aanvraag tot verlenging bij de bevoegde dienst indienen voor het verstrijken van de limietdatum in artikel 11, § 1, tweede lid, 10°.

Deze aanvraag verloopt volgens dezelfde procedure als de procedure voor het bekomen van de initiële vrijstelling.

De aanvrager zet de motieven uiteen van de verlenging van de vrijstelling in het belang van defensie.

De dienst defensie, de minister bevoegd voor Leefmilieu en de minister bevoegd voor Landsverdediging beoordelen de draagwijdte van de verlenging en weigeren of verlenen de aanvraag tot verlenging al dan niet onder bijkomende of gewijzigde maatregelen tot risicobeheersing.

Art. 14.De minister bevoegd voor Volksgezondheid, de minister bevoegd voor Landsverdediging en de minister bevoegd voor Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 maart 2014.

FILIP Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Landsverdediging, P. DE CREM De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET De Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, Mevr. L. ONKELINX De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK De Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit, M. WATHELET

^