Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 mei 2008
gepubliceerd op 28 mei 2008

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes, verbonden met de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2008000372
pub.
28/05/2008
prom.
09/05/2008
ELI
eli/besluit/2008/05/09/2008000372/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 MEI 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes, verbonden met de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van koninklijk besluit, dat ik de eer heb ter ondertekening aan Uwe Majesteit voor te leggen, strekt ertoe het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes verbonden met de informatietypes bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, te wijzigen.

Een eerste wijziging betreft het wettelijke gegeven betreffende de nationaliteit. Inderdaad heeft de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I), bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 december 2006, het Wetboek van de Belgische nationaliteit gewijzigd.

Eén van de wijzigingen die aangebracht worden aan het Wetboek van de Belgische nationaliteit strekt ertoe de dubbele nationaliteit door vrijwillige verkrijging toe te laten.

Tot op heden bepaalde het Wetboek van de Belgische nationaliteit, in zijn artikel 22, dat de personen die bij het bereiken van de leeftijd van 18 jaar vrijwillig een vreemde nationaliteit verkregen, de Belgische nationaliteit verloren.

Wat de kinderen onder de 18 jaar aanging, verloren deze eveneens de Belgische nationaliteit vanaf het ogenblik dat beide ouders, of, bij uitoefening van het ouderlijk gezag door één ouder of door een adoptant, de betrokken ouder of adoptant, een vreemde nationaliteit verkregen.

Na de wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit door de bovenvermelde wet van 27 december 2006, is het principe van de mogelijkheid om vrijwillig een vreemde nationaliteit te verkrijgen (het principe van de dubbele nationaliteit) voortaan aangenomen.

Het komt echter de Koning toe om over te gaan tot de effectieve toepassing van deze wijziging; zo maakt het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van artikel 386, 1° en 2°, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) (Belgisch Staatsblad van 10 mei 2007) het principe van dubbele nationaliteit reeds mogelijk, maar enkel voor Belgen die vrijwillig de nationaliteit verwerven van een Staat die geen partij is bij het Verdrag van de Raad van Europa van 6 mei 1963 betreffende de beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit, zogenaamd Verdrag van Straatsburg.

Ter herinnering dient gezegd dat België momenteel nog altijd gebonden is door het Verdrag van de Raad van Europa van 6 mei 1963, dat het principe van verbod van meervoudige nationaliteit huldigt.

Ingevolge het voornoemde koninklijk besluit van 25 april 2007, doet de verwerving van een vreemde nationaliteit van een land dat geen partij is bij het Verdrag van de Raad van Europa van 6 mei 1963 de hoedanigheid van Belg niet meer verliezen.

In dat verband moet erop gewezen worden dat België in een op 27 april 2007 bij de Raad van Europa neergelegde verklaring, Hoofdstuk I « Beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit » van voormeld Verdrag van de Raad van Europa van 6 mei 1963 heeft opgezegd, en dat deze gedeeltelijke opzegging ten aanzien van België uitwerking heeft met ingang van 28 april 2008.

Een koninklijk besluit tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van artikel 386, 1° en 2°, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) ten aanzien van de Staten die Partij zijn bij het Verdrag van de Raad van Europa van 6 mei 1963 moet nog worden aangenomen.

Het onderhavig ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe het opnemen van gevallen van meervoudige nationaliteit in het Rijksregister van de natuurlijke personen mogelijk te maken door een nieuw informatietype in het leven te roepen dat verbonden is met de informatie betreffende de nationaliteit en die bedoeld is in artikel 3, eerste lid, 4°, van de voornoemde wet van 8 augustus 1983.

Dit nieuw informatietype, dat IT 032 « meervoudige nationaliteit » genoemd wordt,zal het mogelijk maken om de nieuwe nationaliteiten op te nemen, die vrijwillig verkregen worden door personen die de leeftijd van 18 jaar bereikt hebben.

De tweede wijziging verricht door dit ontwerp van koninklijk besluit betreft de informatietypes verbonden met de wettelijke informatie betreffende de plaats en datum van overlijden en bedoeld in artikel 3, eerste lid, 6°, van de voornoemde wet van 8 augustus 1983.

Deze wijziging geschiedt naar aanleiding van de wijziging van de organieke wet van 8 augustus 1983 op het Rijksregister door de wet van 9 mei 2007 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden (Belgisch Staatsblad van 21 juni 2007).

Artikel 52 van de bovenvermelde wet van 9 mei 2007 vult immers, in geval van een verklaring van afwezigheid, de wettelijke informatie aan betreffende de plaats en datum van overlijden, met de datum van overschrijving van de beslissing houdende verklaring van afwezigheid.

Het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes verbonden met de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen voorziet, naast het informatietype IT 150 betreffende de plaats en de datum van overlijden, in een ander informatietype, IT 151, dat de gerechtelijke verklaringen van overlijden en de administratieve verklaringen van vermoedelijk overlijden vermeldt zoals bepaald in de wet van 20 augustus 1948 betreffende de verklaringen van overlijden en van vermoedelijk overlijden, alsmede betreffende de overschrijving en de administratieve verbetering van sommige akten van overlijden.

Welnu, de voornoemde wet van 20 augustus 1948, alsmede de wet van 28 juli 1921 op de geldigverklaring van de akten van de burgerlijke stand, de verbetering van de tijdens de oorlog opgemaakte akten van overlijden en de rechterlijke bevestiging van het overlijden zijn opgeheven door de wet van 9 mei 2007 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden.

In het licht van deze wetgevende wijzigingen dient men derhalve het huidig IT 151 te vervangen door een nieuw informatietype : « IT 151 - Beslissing tot verklaring van afwezigheid ».

Wat het nieuw IT 151 aangaat, strekt dit informatietype ertoe het volgende op te nemen : - de beslissing waarbij de rechtbank van eerste aanleg het vermoeden van afwezigheid vaststelt (artikel 112 van Burgerlijk Wetboek) - de beslissing van de vrederechter houdende aanwijzing van een gerechtelijk bewindvoerder in geval van vermoeden van afwezigheid vastgesteld door de rechtbank van eerste aanleg (artikel 113 van Burgerlijk Wetboek); - de datum van overschrijving van de beslissing houdende verklaring van afwezigheid; - eventueel het vonnis tot verbetering van de akte van de burgerlijke stand.

De in kracht van gewijsde gegane beslissing houdende verklaring van afwezigheid geldt als akte van de burgerlijke stand. Deze kan derhalve moeten verbeterd worden, inzonderheid wanneer de afwezig verklaarde persoon nog in leven is of wanneer hij opnieuw opduikt.

Wat het IT 150 betreft wijzigt de wet van 9 mei 2007 eveneens de artikelen 126 en volgende van het Burgerlijk Wetboek betreffende de gerechtelijke verklaring van overlijden.

Het informatietype IT 150 betreffende de plaats en datum van overlijden zal bijgevolg, in voorkomend geval, aangevuld worden met de datum van overschrijving van de beslissing houdende verklaring van overlijden.

Zoals bij de beslissing houdende verklaring van afwezigheid, als er een bewijs is dat de overleden verklaarde persoon nog in leven is of als hij opnieuw opduikt, zal de beslissing tot verbetering van de akte van de burgerlijke stand eveneens opgenomen worden in het IT 150.

Ingevolge de opmerking van de Raad van State, wordt de vermelding van de gerechtelijke verklaring van overlijden en de administratieve verklaring van vermoedelijk overlijden zoals bepaald in de wet van 20 augustus 1948 behouden : inderdaad, moeten de informatiegegevens geregistreerd in het Rijksregister in toepassing van deze wet moeten inderdaad bewaard blijven.

De Commissie tot Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer heeft haar advies gegeven op 7 november 2007. Er werd rekening gehouden met de opmerkingen van de Commissie.

De Raad van State heeft zijn advies uitgebracht op 10 maart 2008. Er werd rekening gehouden met de opmerkingen van dit Hoge College.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

Advies nr. 31/2007 van 7 november 2007 Betreft : Adviesaanvraag m.b.t. het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes, verbonden met de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (A/07/032).

De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;

Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levensfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens (hierna « privacywet »), inzonderheid artikel 29;

Gelet op het verzoek om advies van de Minister van Binnenlandse Zaken Patrick DEWAEL, ontvangen op 18 september 2007;

Gelet op het verslag van de heer Bart DE SCHUTTER;

Brengt op 7 november 2007 het volgend advies uit : I. VOORWERP VAN DE AANVRAAG Recent werden een aantal wetswijzigingen doorgevoerd die een weerslag hebben op de staat van de persoon. Het betreft meer in het bijzonder : - de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen waardoor o.a. het Wetboek van de Belgische Nationaliteit werd aangepast zodat voortaan, voor wat Belgen betreft, een dubbele nationaliteit door vrijwillige verkrijging mogelijk is; - de wet van 9 mei 2007 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden waardoor o.a. algemene regels m.b.t. de gerechtelijke verklaring van overlijden worden bepaald. In het licht hiervan werd het informatiegegeven opgenomen in artikel 3, eerste lid, 6°, van de wet van 8 augustus 1983, tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen (hierna « WRR ») aangepast (artikel 52). De « plaats en datum van overlijden » werd vervangen door « de plaats en datum van overlijden, of, in geval van een verklaring van afwezigheid, de datum van de overschrijving van de beslissing van afwezigheid ».

Het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes, verbonden met de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, legt per informatiegegeven een aantal informatietypes vast die de werkelijke inhoud van de informatiegegevens verduidelijken.

Het voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe om, in het licht van voormelde wetswijzigingen, de werkelijke inhoud van de informatiegegevens « nationaliteit » en « de plaats en datum van overlijden, of, in geval van een verklaring van afwezigheid, de datum van de overschrijving van de beslissing van afwezigheid » te verduidelijken aan de hand van 3 informatietypes, zijnde : - de meervoudige nationaliteit; - de plaats en datum van overlijden, de datum van de overschrijving van de beslissing houdende verklaring van overlijden; - de datum van overschrijving van de beslissing houdende verklaring van afwezigheid.

II. ONDERZOEK VAN DE ONTWERPTEKST 1. Alleen de informatiegegevens die opgesomd worden in artikel 3, eerste lid, WRR en de eraan gekoppelde informatietypes zijn toegankelijk voor derden.De informatie die in de informatietypes wordt opgenomen, is informatie die in een of andere vorm wordt geregistreerd in de registers van de burgerlijke stand of de bevolkingsregisters. Door ze te koppelen aan een informatiegegeven vermeld in artikel 3, eerste lid, WRR, wordt de raadpleging ervan door derden mogelijk. 2. Het onderzoek van de Commissie zal zich inzake toespitsen op het nagaan of elk informatietype kan beschouwd worden als een technisch gegeven dat verband houdt met het bijbehorend informatiegegeven en of de erin opgenomen informatie relevant is voor de traditionele gebruikers van het Rijksregister (proportionaliteitstoets - artikel 4, 2° en 3° van de privacywet).3. Aan het informatiegegeven « nationaliteit » zijn momenteel 2 informatietypes gekoppeld, namelijk : - de nationaliteit (IT 031); - de informatie betreffende de nationaliteit die opgenomen is in het register bedoeld in artikel 4 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

Er wordt voorgesteld om daar een derde informatietype aan toe te voegen, namelijk « de meervoudige nationaliteit ». 4. Ingevolge de wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit door de wet van 27 december 2006, verliest een Belg niet langer automatisch zijn nationaliteit wanneer hij vrijwillig een vreemde nationaliteit verkrijgt.Een nauwkeurige registratie - cf. artikel 4, § 1, 4°, van de privacywet - van de nationaliteit van dergelijke personen in de door derden raadpleegbare gegevens van het Rijksregister, impliceert dat van de eventuele dubbele nationaliteit wordt melding gemaakt. Heel wat gebruikers van het Rijksregister steunen zich immers op dit gegeven om reglementaire bepalingen toe te passen die de kennis van de juiste nationaliteit vereisen, bijvoorbeeld met het oog op het toekennen van bepaalde rechten. Het voorgestelde informatietype komt aan deze vereiste tegemoet. 5. Aan het informatiegegeven « plaats en datum van overlijden, of, in geval van een verklaring van afwezigheid, de datum van de overschrijving van de beslissing van afwezigheid » zijn momenteel 3 informatietypes gekoppeld, namelijk : - de plaats en datum van overlijden (IT 150); - de gerechtelijke verklaring van overlijden en de administratieve verklaring van vermoedelijk overlijden (IT 151); - de informatie betreffende de plaats en datum van overlijden die opgenomen is in het register bedoeld in artikel 4 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.

Er wordt voorgesteld deze 3 informatietypes te vervangen door : - de plaats en datum van het overlijden, de datum van de overschrijving van de beslissing houdende verklaring van overlijden (IT 150); - de datum van overschrijving van de beslissing houdende verklaring van afwezigheid (IT 151). 6. De Commissie veronderstelt dat eigenlijk alleen de vervanging van het eerste en tweede informatietypes wordt beoogd, niet het derde.Dit laatste geeft immers enkel aan of de informatie afkomstig is uit het register van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en heeft tot doel de gemeenten er attent op te maken dat zij de nodige controles moeten doen met het oog op de eventuele bijwerking van hun eigen registers. 7. Voor de wet 9 mei 2007 bestond reeds de mogelijkheid om in specifieke en tijdsgebonden situaties, zoals een verdwijning in oorlogstijd, een gerechtelijke verklaring van overlijden evenals een administratieve verklaring van vermoedelijk overlijden te bekomen (1). Deze informatie werd beschikbaar gesteld onder het IT 151. Ingevolge voormelde wet werden in het Burgerlijk Wetboek algemene regels voor de gerechtelijke verklaring van overlijden opgenomen die niet meer situatie-en tijdsgebonden waren. De specifieke regelingen werden opgeheven waardoor de figuur van de administratieve verklaring van vermoedelijk overlijden verdween. De figuur van de gerechtelijke verklaring van overlijden werd behouden, weliswaar in een gewijzigde context. 8. Het voorstel om de verwijzing naar de verklaring van overlijden te integreren in het IT 150 komt er eigenlijk op neer dat een « bestaande » informatie onder een ander informatietype beschikbaar gesteld wordt. Gelet op het feit dat in de gerechtelijke verklaringen van overlijden een datum van overlijden zal bepaald worden, ligt het voor de hand dat het IT waarin de datum van overlijden is opgenomen, een verwijzing bevat naar een eventuele beslissing dienaangaande. 9. Voor de gebruikers van het Rijksregister die met het oog op de vervulling van de hen opgedragen taken het gegeven « plaats en datum van overlijden, of,... » raadplegen is het niet zonder belang te weten dat de opname van de datum van overlijden een gevolg is van een gerechtelijke beslissing. De betrokken beslissing geldt als akte van de burgerlijke stand en heeft uitwerking op de datum van het overlijden die erin wordt vermeld (artikel 133, eerste en tweede lid van het Burgerlijk Wetboek). Op basis van die informatie zullen de gebruikers eventueel een aantal van hun beslissingen moeten herzien (bijvoorbeeld een weduwepensioen uitkeren). 10. Volgens het verslag aan de koning zal onder het IT 150 tevens melding worden gemaakt van de eventuele beslissing van verbetering van de akte van de burgerlijke stand.Het is immers mogelijk dat een overleden verklaard persoon terug opduikt. Via derdenverzet tegen het vonnis houdende de gerechtelijke verklaring van overlijden, kan hij een verbetering van de desbetreffende akte van de burgerlijke stand bekomen (artikel 134 van het Burgerlijk Wetboek). De Commissie is van oordeel dat deze vermelding pertinent is. Het feit dat iemand niet langer als overleden gekwalificeerd wordt, heeft een hele reeks van administratieve gevolgen. Bijgevolg is deze informatie nuttig voor een hele reeks gebruikers van het Rijksregister. Zij merkt evenwel op dat het, met het oog op de transparantie, aangewezen is dat in de omschrijving van het IT 150 uitdrukkelijk een referentie naar deze informatie wordt opgenomen. 11. Het nieuwe IT 151 zal de « datum van de overschrijving van de beslissing houdende verklaring van afwezigheid » bevatten.Volgens de toelichting in het verslag aan de koning zal naast de informatie zoals die uit de omschrijving blijkt, onder dit informatietype ook melding gemaakt worden van : - de beslissing van de Vrederechter houdende aanwijzing van een gerechtelijk beheerder in geval van vermoeden van afwezigheid, vastgesteld door de Rechtbank van Eerste aanleg; - eventueel het vonnis tot verbetering van de akte van de burgerlijke stand. 12. In dit verband verwijst de Commissie vooreerst naar wat hiervoor onder punt 10 werd opgemerkt.De voorgestelde omschrijving van het IT 151 is een vlag die de lading niet helemaal dekt. Het is aangewezen een formulering te hanteren die beter weergeeft welke informatie er allemaal in wordt ondergebracht. 13. Artikel 121, § 2, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat de beslissing houdende de verklaring van afwezigheid alle gevolgen heeft van het overlijden vanaf de datum van de overschrijving.De opname van de datum van de overschrijving van dergelijke beslissing in het IT 151 kan als een informatie bestempeld worden die de werkelijke inhoud van het informatiegegeven verduidelijkt. Voor de gebruikers van het Rijksregister die met het oog op de vervulling van de hen opgedragen taken het gegeven « plaats en datum van overlijden, of,... » raadplegen, is het trouwens van belang te weten dat een persoon als zijnde overleden moet worden behandeld, niettegenstaande er geen plaats en datum van overlijden beschikbaar is (bijvoorbeeld het stopzetten van bepaalde uitkeringen). 14. Vaak wordt de verklaring van afwezigheid voorafgegaan door een beslissing waarbij het vermoeden van afwezigheid wordt vastgesteld (artikel 112 van het Burgerlijk Wetboek).Dit leidt meestal tot de aanstelling door de Vrederechter van een gerechtelijk bewindvoerder die belast wordt met het beheer van de goederen van de vermoedelijk afwezige (artikel 113 van het Burgerlijk Wetboek). 15. De Commissie is van oordeel dat deze informatie moet bestempeld worden als zijnde gelieerd met het gegeven « plaats en datum van overlijden, of,... ». Alhoewel er geen bewijs beschikbaar is m.b.t. tot het overlijden van een persoon, bestaan er toch op zijn minst ernstige vermoedens daaromtrent. Deze onzekerheid stelt echter geen einde aan een aantal rechten en plichten van de betrokkene. Voor de gebruikers van het Rijksregister is het, met het oog op het vervullen van hun taken, van belang dat zij weten dat zij, voor wat hun relaties met de betrokkene tijdens deze onzekere periode betreft, over een alternatief aanspreekpunt beschikken, namelijk de gerechtelijk bewindvoerder. 16. Net zoals dit voor het IT 150 het geval is zal onder IT 151 eveneens melding worden gemaakt van de eventuele beslissing van verbetering van de akte van de burgerlijke stand.Het is altijd mogelijk dat een persoon m.b.t. dewelke het vermoeden van afwezigheid werd vastgesteld of die afwezig werd verklaard, terug opduikt. Via derdenverzet tegen de betrokken vonnissen kan hij een verbetering van de akte van de burgerlijke stand bekomen (artikelen 117 en 122 van het Burgerlijk Wetboek). De Commissie verwijst naar wat zij hieromtrent in punt 10 opmerkte.

Om deze redenen, de Commissie verleent, mits rekening wordt gehouden met de opmerkingen geformuleerd in de punten 10 en 12, een gunstig advies.

De Administrateur, (get.) Jo Baret.

De Voorzitter, (get.) Willem Debeuckelaere. _______ Nota (1) De wet van 28 juli 1921 op de geldigverklaring van de akten van de burgerlijke stand, de verbeteringen van de tijdens de oorlog opgemaakte akten van overlijden en de rechtelijke bevestiging van overlijden;de wet van 20 augustus 1948 betreffende de verklaringen van overlijden en van vermoedelijk overlijden alsmede betreffende de overschrijving en de administratieve verbetering van sommige akten van overlijden.

ADVIES 44.109/2 VAN 10 MAART 2008 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 11 februari 2008 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes verbonden met de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen », heeft het volgende advies gegeven : Aangezien de adviesaanvraag is ingediend op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten, haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

Rechtsgrond en aanhef De Koning is op grond van artikel 108 van de Grondwet bevoegd om uit het beginsel van de wet en haar algemene economie de gevolgtrekkingen af te leiden die daaruit op natuurlijke wijze voortvloeien volgens de geest die aan de opvatting van de wet ten grondslag heeft gelegen en volgens de doelstellingen die zij nastreeft, mits de Koning daarbij de draagwijdte ervan niet verruimt noch beperkt, zoals de afdeling wetgeving erop heeft gewezen in haar advies over het ontwerp dat ontstaan heeft gegeven aan het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes, verbonden met de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen » (1) (2), dat men met het voorliggende ontwerpbesluit wil wijzigen.

Artikel 108 van de Grondwet en artikel 3, eerste lid, 4° en 6°, van de voormelde wet van 8 augustus 1983 moeten bijgevolg in de aanhef staan in de vorm van vermeldingen die beginnen met de woorden « Gelet op ».

Ook de vermelding dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens toepasselijk is, is op zijn plaats in de aanhef, in de vorm van een overweging, om duidelijk te maken dat de maatregelen ter uitvoering van de wet van 8 augustus 1983 verplicht moeten worden gecombineerd met onder meer het finaliteits- en het evenredigheidsbeginsel die besloten liggen in de wet van 8 december 1992. Het ontworpen besluit voldoet daaraan, zoals wordt bevestigd in advies 31/2007 van 7 november 2007 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, waarnaar dit advies verwijst.Het advies van de Commissie moet dus worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, terzelfder tijd als dat van de Raad van State, samen met het verslag aan de Koning.

Daarentegen is er geen reden om in de aanhef melding te maken van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een rijksregister van de natuurlijke personen, noch van de wet van 9 maart 2007 tot wijziging van diverse bepalingen betreffende de afwezigheid en de gerechtelijke verklaring van overlijden, evenmin van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen, inzonderheid van artikel 386, en ook niet van het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van artikel 386, 1° en 2°, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen.

De voormelde teksten worden van commentaar voorzien in het verslag aan de Koning; het is dus niet noodzakelijk ze te vermelden in de aanhef met het oog op het verstrekken van uitleg, temeer daar ze slechts ten dele een beeld geven van de juridische achtergrond van het ontworpen besluit; de aanhef moet dienovereenkomstig worden aangepast.

Dispositief Artikel 1 Artikel 1, 6°, tweede streepje, van het koninklijk besluit van 8 januari 2006 vermeldt « de gerechtelijke verklaring van overlijden en de administratieve verklaring van vermoedelijk overlijden »; volgens het verslag aan de Koning van dat besluit wordt aldus gedoeld op de maatregelen waarvan sprake is in de wet van 20 augustus 1948 betreffende de verklaringen van overlijden en van vermoedelijk overlijden, alsmede betreffende de overschrijving en de administratieve verbetering van sommige akten van overlijden.

De gemachtigde ambtenaar heeft bevestigd dat deze inlichtingen zullen worden bewaard indien ze geregistreerd zijn. Daaruit blijkt dat de nieuwe tekst onder « 6° » onder een vierde streepje eenzelfde vermelding moet opnemen.

Verslag aan de Koning In het verslag aan de Koning wordt de strekking van de wijziging van artikel 22 van het Wetboek van de Belgische Nationaliteit uitgelegd als volgt : « Na de wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit door de wet van 27 december 2006 (houdende diverse bepalingen), is het principe van de mogelijkheid om vrijwillig een vreemde nationaliteit te verkrijgen (het principe van de dubbele nationaliteit) voortaan aangenomen.

Het komt echter de Koning toe om over te gaan tot de effectieve toepassing van deze wijziging; zo maakt het koninklijk besluit van 25 april 2007 tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van artikel 386, 1° en 2°, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (Belgisch Staatsblad van 10 mei 2007) het principe van dubbele nationaliteit reeds mogelijk, maar enkel voor Belgen die vrijwillig de nationaliteit verwerven van een Staat die geen partij is bij het Verdrag van de Raad van Europa.

Ter herinnering dient gezegd dat België momenteel nog altijd gebonden is door het Verdrag van de Raad van Europa van 6 mei 1963, dat het principe van het verbod van meervoudige nationaliteit huldigt. » De Raad van State, afdeling wetgeving, heeft kennis moeten nemen van een ontwerp van koninklijk besluit « tot vaststelling van de datum van inwerkingtreding van artikel 386, 1° en 2°, van de wet van 27 december 2006 houdende diverse bepalingen (I) ten aanzien van de Staten die Partij zijn bij het Verdrag van de Raad van Europa van 6 mei 1963 betreffende de beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit en betreffende militaire verplichtingen in geval van meervoudige nationaliteit », waarover hij op 30 januari 2008 aan de Minister van Justitie een advies 43.894/2 heeft verstrekt, waaruit blijkt dat krachtens een « door de Partijen aangenomen Overeenkomst tot interpretatie van artikel 12, § 2, « van 2 april 2007 België, in een op 27 april 2007 bij de Raad van Europa neergelegde verklaring, Hoofdstuk I (« Beperking van gevallen van meervoudige nationaliteit ») van voormeld Verdrag van 6 mei 1963 heeft opgezegd, en dat deze gedeeltelijke opzegging ten aanzien van België uitwerking zal hebben met ingang van 28 april 2008. » Het verslag aan de Koning moet dienovereenkomstig gevolg worden aangevuld naar gelang van de situatie op de datum waarop het besluit wordt medeondertekend.

De kamer was samengesteld uit : De heren : Y. Kreins, kamervoorzitter;

P. Vandernoot en Mevr. M. Baguet, Staatsraden;

De heren : H. Bosly en G. Keutgen, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd.

De overeenstemming tussen de Franse en Nederlandse de tekst werd nagezien onder toezicht van de heer P. Vandernoot.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter;

Y. Kreins. _______ Nota's (1) Advies 38.235/2, op 11 april 2005 verstrekt over een ontwerp dat ontstaan heeft gegeven aan het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes, verbonden met de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen » (Belgisch Staatsblad van 25 januari 2006, blz. 3924). (2) De Raad van State heeft in zijn advies 43.523/2/V, op 28 augustus 2007 verstrekt aan de Minister van Binnenlandse Zaken, geadviseerd het voormelde koninklijk besluit van 8 januari 2006 aan te vullen opdat « (het) aansluit bij de regels inzake afwezigheid, zoals die vastgelegd zijn in het Burgerlijk Wetboek ».

9 MEI 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes, verbonden met de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het artikel 108 van het Grondwet;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 3, eerste lid, 4° en 6°;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes, verbonden met de informatiegegevens bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 januari 2007 en 27 januari 2008;

Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens van toepassing is;

Gelet op het advies nr. 31/2007 van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, gegeven op 7 november 2007;

Gelet op advies nr. 44.109/2 van de Raad van State, gegeven op 10 maart 2008 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1, van het koninklijk besluit van 8 januari 2006 tot bepaling van de informatietypes verbonden met de informatietypes bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 22 januari 2007 en 27 januari 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 4° wordt aangevuld als volgt : « - de meervoudige nationaliteit;»; 2° punt 6° wordt vervangen als volgt : « - de plaats en datum van het overlijden, de datum van de overschrijving van de beslissing houdende verklaring van overlijden, de datum van de eventuele beslissing tot verbetering van de akte van de burgerlijke stand; - de beslissing waarbij de rechtbank van eerste aanleg het vermoeden van afwezigheid vaststelt, de beslissing van de vrederechter houdende aanwijzing van een gerechtelijk bewindvoerder in geval van vermoeden van afwezigheid vastgesteld door de rechtbank van eerste aanleg, de datum van overschrijving van de beslissing houdende verklaring van afwezigheid, de datum van de eventuele beslissing tot verbetering van de akte van de burgerlijke stand; - de informatie betreffende de plaats en datum van overlijden die opgenomen is in het register bedoeld in artikel 4 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid; - de gerechtelijke verklaring van overlijden en de administratieve verklaring van vermoedelijk overlijden zoals bepaald in de wet van 20 augustus 1948 betreffende de verklaringen van overlijden en van vermoedelijk overlijden, alsmede betreffende de overschrijving en de administratieve verbetering van sommige akten van overlijden ».

Art. 2.Onze Minister van Binnenlandse Zaken belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Firenze, 9 mei 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL

^