Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 09 oktober 1998
gepubliceerd op 06 november 1998

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de erkenning en de inrichtingsvoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1998022666
pub.
06/11/1998
prom.
09/10/1998
ELI
eli/besluit/1998/10/09/1998022666/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 OKTOBER 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de erkenning en de inrichtingsvoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, inzonderheid op artikel 14, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1981 en bij het koninklijk besluit van 9 januari 1992;

Gelet op de wet van 15 april 1965 betreffende de keuring van en de handel in vis, gevogelte, konijnen en wild, en tot wijziging van de wet van 5 september 1952 betreffende de vleeskeuring en de vleeshandel, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 13 juli 1981;

Gelet op het koninklijk besluit van 14 februari 1974 betreffende de bevriezing van gortig vlees van varkens, schapen en runderen;

Gelet op het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de erkenning en de inrichtingsvoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1994, 11 april 1995, 19 augustus 1997, 11 oktober 1997 en 24 oktober 1997;

Gelet op de richtlijn 94/65/EG van de Raad van 14 december 1994 tot vaststelling van voorschriften voor de productie en het in de handel brengen van gehakt vlees en vleesbereidingen;

Gelet op de richtlijn 95/23/EG van de Raad van 22 juni 1995 tot wijziging van richtlijn 64/433/EEG betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vers vlees;

Gelet op de richtlijn 95/68/EG van de Raad van 22 december 1995 tot wijziging van richtlijn 77/99/EEG betreffende de gezondheidsvoorschriften voor de productie en het in de handel brengen van vleesproducten en bepaalde andere producten van dierlijke oorsprong;

Gelet op de beschikking 94/837/EG van de Commissie van 16 december 1994 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor erkenning van herverpakkingscentra als bedoeld in richtlijn 77/99/EEG van de Raad en van de voorschriften voor het merken van producten die van een herverpakkingscentrum afkomstig zijn;

Gelet op de beschikking 96/658/EG van de Commissie van 13 november 1996 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden voor de erkenning van inrichtingen in groothandelsmarkten;

Gelet op het advies van de Raad voor veterinaire keuring, gegeven op 9 april 1998;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de verplichting de inrichtingsvoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen zonder uitstel in overeenstemming te brengen met de bepalingen van de richtlijnen 94/65/EG, 95/23/EG evenals van richtlijn 95/68/EG waarvoor de EG-Commissie op 3 maart 1998 een met redenen omkleed advies heeft uitgebracht;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 4 augustus 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996;

Op de voordracht van onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. Artikel 1, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit van 30 december 1992 betreffende de erkenning en de inrichtingsvoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 februari 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling : « 1° inrichting : het geheel van de infrastructuur die op eenzelfde plaats is gevestigd en die aan een of meer van onderstaande omschrijvingen beantwoordt : a) een slachthuis, zijnde een inrichting waar slachtdieren, gevogelte, konijnen of gekweekt wild worden geslacht;b) een uitsnijderij, zijnde een inrichting waar vers vlees van slachtdieren, gevogelte, konijnen of wild wordt uitgesneden of uitgebeend, met inbegrip van een inrichting waar separatorvlees wordt bekomen evenals van een inrichting waar vers vlees met een onmiddellijke verpakking wordt omhuld of opnieuw omhuld;c) een vrij-wildverwerkingsinrichting, zijnde een inrichting waar gedood vrij wild wordt behandeld en waar vlees van vrij wild wordt verkregen, uitgesneden, uitgebeend, of met een onmiddellijke verpakking wordt omhuld of opnieuw omhuld;d) een inrichting waar gehakt vlees of vleesbereidingen worden vervaardigd, met inbegrip van een inrichting waar deze waren met een onmiddellijke verpakking worden omhuld;e) een inrichting waar vleesproducten, inbegrepen kant-en-klaargerechten, worden vervaardigd of in porties verdeeld, met inbegrip van een inrichting waar deze waren met een onmiddellijke verpakking worden omhuld of opnieuw omhuld;f) een inrichting waar bijproducten van dierlijke oorsprong voor menselijke voeding worden vervaardigd, met inbegrip van een inrichting waar deze waren met een onmiddellijke verpakking worden omhuld of opnieuw omhuld;g) een opslagplaats of een koel- en vrieshuis, zijnde een inrichting waar vers vlees, vleesbereidingen, vleesproducten of bijproducten van dierlijke oorsprong worden opgeslagen;h) een herverpakkingscentrum, zijnde een inrichting waar vers vlees, vleesbereidingen, vleesproducten of bijproducten van dierlijke oorsprong, die met een onmiddellijke verpakking zijn omhuld, opnieuw worden bijeengebracht en/of van een nieuwe eindverpakking voorzien zonder dat de onmiddellijke verpakking wordt geopend.» § 2. In artikel 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden tussen de woorden « koninklijk besluit » en « betreffende de » de woorden « van 4 juli 1996 » en tussen de woorden « betreffende de » en « exploitatievoorwaarden » de woorden « algemene en bijzondere » ingevoegd.

Art. 2.Artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 februari 1994, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 2.Dit besluit is niet van toepassing op : 1° een particulier die te zijnen huize toegelaten slachtactiviteiten uitoefent, indien het vlees bestemd is voor de uitsluitende behoeften van zijn gezin;2° een jager die vrij wild van de eigen jachtbuit ontweit, onthuidt of ontvedert met het oog op de rechtstreekse levering van de gehele karkassen, met of zonder slachtafval, aan de eindverbruiker; 3° een producent van gevogelte, konijnen of gekweekt vederwild die ten hoogste 10.000 stuks van deze dieren per jaar kweekt en die er daarvan kleine hoeveelheden op zijn bedrijf slacht voor het rechtstreeks afstaan op zijn bedrijf van gehele karkassen, met of zonder slachtafval, aan particulieren, voor zover hij op zijn bedrijf niet over enige erkende inrichting beschikt; 4° een detailhandelszaak met inbegrip van de bijhorende werkplaats, alsmede op lokalen die aan verkooppunten grenzen, waar het uitsnijden, het uitbenen, de vervaardiging, de opslag en de verpakking uitsluitend geschieden met het oog op de verkoop aan de verbruiker;»

Art. 3.§ 1. Artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 februari 1994, wordt vervangen door de volgende paragraaf : « § 1. In afwijking op artikel 4 kunnen : 1° de exploitanten van de slachthuizen die niet voldoen aan de voorwaarden van bijlage I, een erkenning bekomen als slachthuis met een geringe capaciteit voor zover : a) hun slachthuis voor slachtdieren voldoet aan de inrichtingsvoorwaarden van bijlage II, hoofdstukken I en II;b) hun slachthuis voor gevogelte of konijnen voldoet aan de inrichtingsvoorwaarden van bijlage II, hoofdstukken I en IIbis;2° de exploitanten van vrij-wildverwerkingsinrichtingen die niet voldoen aan de inrichtingsvoorwaarden van bijlage I, een erkenning bekomen als vrij-wildverwerkingsinrichting met een geringe capaciteit voor zover hun inrichting voldoet aan de inrichtingsvoorwaarden van bijlage II, hoofdstukken I en IIter.3° de exploitanten van uitsnijderijen die niet voldoen aan de inrichtingsvoorwaarden van bijlage I, een erkenning bekomen als uitsnijderij met een geringe capaciteit voor zover hun uitsnijderij voldoet aan de inrichtingsvoorwaarden van bijlage II, hoofdstukken I en III;» § 2. In artikel 5, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit worden in de Nederlandse tekst tussen de woorden « de inrichtingsvoorwaarden » en « van bijlage II » de woorden « van bijlage I, hoofdstuk I en » ingevoegd.

In artikel 5, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 11 april 1995, worden tussen de woorden « de volgende parameters : » en « de structuur » de woorden « de reglementaire exploitatielimiet, » ingevoegd.

In artikel 5, § 2, van hetzelfde besluit, wordt het derde lid, ingevoegd bij koninklijk besluit van 11 april 1995, opgeheven. § 3. Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1994 en van 11 april 1995, wordt aangevuld met volgende paragrafen : « § 3. In afwijking op artikel 4, kunnen de exploitanten van inrichtingen waar vleesbereidingen worden vervaardigd en die geen industriële productiestructuur en -capaciteit bezitten, een erkenning bekomen als inrichting met een geringe capaciteit voor zover hun inrichting voldoet aan de inrichtingsvoorwaarden van bijlage I, hoofdstuk I, en van bijlage II, hoofdstuk V. § 4. In afwijking op artikel 4, kunnen de exploitanten van opslagplaatsen of van koel- en vrieshuizen met een maximale opslagcapaciteit van 500 m3 en waar slechts vers vlees, vleesproducten of vleesbereidingen in eindverpakking of gedroogde vleesproducten en eventueel andere voedingsmiddelen worden opgeslagen, een erkenning bekomen als opslagplaats of koel- en vrieshuis met een geringe capaciteit voor zover hun inrichting voldoet aan de inrichtingsvoorwaarden van bijlage I, hoofdstukken I en IV, met dien verstande dat per geval afwijkingen op de minimumvoorwaarden van hoofdstuk I kunnen worden toegestaan. »

Art. 4.Artikel 5bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij koninklijk besluit van 25 februari 1994, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 5bis.§ 1. Een bijzonder regime, in afwijking op artikel 3, is van toepassing op volgende personen die beschikken over een afzonderlijk en passend lokaal voor het uitvoeren van slachtverrichtingen, voor zover deze op hun bedrijf zijn toegelaten : 1° de exploitanten van een vetmestingsbedrijf voor gevogelte dat voor de productie van foie gras wordt gebruikt;2° de exploitanten van een fokbedrijf met verzamelcentrum van gekweekt wild; 3° de producent van gevogelte, konijnen of gekweekt vederwild die per jaar niet meer dan 10.000 van deze dieren kweekt en er daarvan kleine hoeveelheden op zijn bedrijf slacht voor het rechtstreeks afstaan aan particulieren van gehele karkassen, met of zonder slachtafval, op de weekmarkten die het dichtst bij zijn bedrijf zijn gelegen. § 2. Dit regime houdt in dat : 1° deze personen de aanwezigheid van dergelijk lokaal dienen te melden aan het hoofd van de keurkring waarin hun bedrijf is gelegen;2° dit lokaal zodanig dient te zijn ingericht en uitgerust dat de slachtverrichtingen er op hygiënische wijze kunnen gebeuren;in het bijzonder dient het te beantwoorden aan de inrichtingsvoorwaarden gesteld in bijlage III. § 3. Indien aan de bovenvermelde voorwaarden is voldaan, levert het hoofd van de keurkring een registratiedocument af dat twee jaar geldig blijft en dat op vraag van de betrokkene kan worden vernieuwd. »

Art. 5.In artikel 8, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 februari 1994, worden de woorden « artikel 5, § 1 » vervangen door de woorden « artikel 5, §§ 1, 3 en 4 ».

Art. 6.In hetzelfde besluit worden het artikel 9, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 februari 1994 en het artikel 9bis, ingevoegd bij genoemd koninklijk besluit, opgeheven.

Art. 7.In hetzelfde besluit worden het artikel 10 en het artikel 11, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 februari 1994, vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 10.§ 1. De exploitant dient : 1° elke wijziging die hij wenst aan te brengen aan de structuur van zijn inrichting vooraf aan het hoofd van de keurkring waarin zijn inrichting is gelegen, schriftelijk mee te delen, samen met een plan en een tijdsschema der werken en de verbintenis deze na te leven;2° elke wijziging in de administratieve gegevens van de inrichting die zijn opgenomen in de erkenning, tenzij de identiteit van de exploitant, binnen ten hoogste een maand aan het Instituut bij een ter post aangetekende brief mee te delen. § 2. Bij niet naleving van de verplichtingen bedoeld in § 1, kan de Minister, in afwijking van de procedure van artikel 3 en de gevallen van artikel 7, de opschorting van de erkenning van de inrichting met onmiddellijke ingang opleggen.

Art. 11.§ 1. Ingeval de identiteit van de exploitant van een inrichting wijzigt, dient de nieuwe exploitant, deze wijziging en de datum ervan, binnen ten hoogste een maand bij een ter post aangetekende brief gericht aan het Instituut, mee te delen en het schriftelijk bewijs ervan te leveren, evenals elke andere wijziging in de administratieve gegevens van de inrichting die zijn opgenomen in de bestaande erkenning mee te delen.

In dit geval kan de nieuwe exploitant voorlopig de werkzaamheden onder dekking van de bestaande erkenning verderzetten.

Tenzij een eerdere datum erin als einddatum is opgenomen, en onverminderd de toepassing van artikel 7, vervalt de lopende erkenning van rechtswege op 31 december van het kalenderjaar dat het jaar van de wijziging volgt, ook als tijdens deze termijn een nieuwe wijziging van de identiteit van de exploitant optreedt.

Evenwel kan de erkenning tijdens de bedoelde termijn op vraag van de nieuwe exploitant worden vernieuwd volgens de procedure en de voorwaarden van dit besluit en mits naleving van het koninklijk besluit van 4 juli 1996 betreffende de algemene en bijzondere exploitatievoorwaarden van de slachthuizen en andere inrichtingen. § 2. Bij niet naleving van de verplichtingen bedoeld in § 1, eerste lid, kan de Minister, in afwijking van de procedure van artikel 3 en de gevallen van artikel 7, de opschorting of de intrekking van de erkenning van de inrichting met onmiddellijke ingang opleggen.

Indien de wijziging van de identiteit van de exploitant ambtshalve wordt vastgesteld en de Minister niet overgaat tot een maatregel bedoeld in het eerste lid, is de overgangsmaatregel bedoeld in § 1, derde lid, van toepassing, evenwel met beperking tot zes volle maanden na de vaststelling van de wijziging. »

Art. 8.In de bijlage I bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 februari 1994, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in hoofdstuk I, wordt punt 1, tweede lid, e), aangevuld met de woorden « om condensatie op wanden en plafonds zoveel mogelijk tegen te gaan »;2° in hoofdstuk I, punt 2, b, worden de woorden « met water dat een temperatuur moet hebben van ten minste 82 °C » geschrapt;3° in hoofdstuk I, wordt punt 5, vervangen door de volgende bepaling : « 5.a) een koelinstallatie met voldoende koelcapaciteit om vers vlees, vleesbereidingen, vleesproducten of bijproducten van dierlijke oorsprong op de voorgeschreven inwendige temperatuur te brengen en er in opslaglokalen constant op te houden; b) een koelinstallatie met voldoende koelcapaciteit om in de werklokalen waar de omgevingstemperatuur niet boven 12 °C mag oplopen te kunnen voldoen aan deze vereiste;c) een zelfregistrerende thermometer of telethermometer voor elk van de in a) en b) bedoelde lokalen;d) een afvoersysteem dat is aangesloten op een afvalwaterleiding en waardoor condensatiewater van de in a) en b) bedoelde koelinstallaties kan worden afgevoerd zonder enig gevaar voor besmetting op te leveren; » 4° in hoofdstuk I, punt 12, worden tussen de woorden « van de vervoermiddelen, behalve » en de woorden « bij inrichtingen die » de woorden « bij inrichtingen waar vleesproducten of bijproducten van dierlijke oorsprong worden vervaardigd of opgeslagen indien met akkoord van het Instituut gebruik mag worden gemaakt van installaties die zich niet in de inrichting bevinden, en » ingevoegd;5° hoofdstuk I, punt 14, wordt aangevuld als volgt : « Met betrekking tot de lokalen, apparatuur en installaties vermeld in de punten 1, 2, b, 4, b, c en e, en de punten 5 tot en met 13 van dit hoofdstuk of bestemd voor het te koop uitstallen en op de markt brengen van vers vlees, vleesproducten of bijproducten van dierlijke oorsprong is dit eveneens het geval voor onafhankelijke inrichtingen gevestigd in een groothandelsmarkt, uitgezonderd slachthuizen of inrichtingen waar gedode dieren onthuid of ontvederd of van ingewanden worden ontdaan. »; 6° in hoofdstuk II, wordt punt 15, c, eerste streepje, i, aangevuld met de volgende zin : « Bovendien geldt voor varkens deze eis voor zover nodig is om verontreiniging van vers vlees en van slachtafvallen te voorkomen.»; 7° in hetzelfde punt 15, c, laatste streepje worden de woorden « hermetisch gesloten » vervangen door het woord « lekvrije »;8° in hoofdstuk II, punt 15, e, wordt het tweede streepje vervangen door de volgende bepaling : « - een afzonderlijk, afsluitbaar en voldoende groot lokaal voor het uitvoeren van noodslachtingen, tenzij deze laatste activiteit in de erkenning van het slachthuis wordt uitgesloten »;9° in hetzelfde punt 15, e, wordt in de Nederlandse tekst een derde streepje toegevoegd, luidend als volgt : « - een afzonderlijk koellokaal voor de opslag van het vlees dat voortkomt van deze slachtingen.In dit lokaal moet een afgescheiden afsluitbare ruimte zijn ingericht voor het tijdelijk geïsoleerd bewaren van vlees dat tot nader onderzoek in observatie is aangehouden, tenzij met dit doel een afzonderlijk afsluitbaar koellokaal aanwezig is; » 10° in hetzelfde punt 15, e, worden in het derde streepje van de Franse tekst de woorden « un espace séparé fermant à clé doit être aménagé pour isoler les viandes ainsi mises en observation jusqu'à un examen ultérieur » vervangen door de woorden « un emplacement séparé doit être aménagé pour l'entreposage temporairement isolé des viandes mises en observation en vue d'un complément d'examen »;11° in hoofdstuk II, punt 15, f, worden in het eerste streepje tussen de woorden « koel- en vrieslokalen » en « met corrosiebestendige voorzieningen » de woorden « voor de opslag van vers vlees » ingevoegd;12° in hetzelfde punt 15, f, worden het tweede en het derde streepje vervangen door de volgende bepalingen : « - één of meer koellokalen waarin een toereikende, afgescheiden en afsluitbare ruimte moet zijn ingericht voor het tijdelijk geïsoleerd bewaren van vlees dat tot nader onderzoek in observatie is aangehouden, tenzij met dit doel een afzonderlijk en afsluitbaar koellokaal aanwezig is; - een afzonderlijk, afsluitbaar en gekoeld lokaal voor de opslag van voor menselijke voeding ongeschikte of schadelijk verklaarde karkassen, delen van karkassen of slachtafval, eventueel aangevuld met gesloten recipiënten die zich buiten het gebouw bevinden; »; 13° in hetzelfde punt 15, f, wordt het vierde streepje opgeheven;14° in het opschrift van hoofdstuk IIbis en in punt 15bis worden de woorden « gevogelte en konijnen » telkens vervangen door de woorden « gevogelte of konijnen »;15° in hoofdstuk IIbis, punt 15bis, b, worden de woorden « verdoven en » opgeheven en in de Nederlandse tekst van dezelfde bepaling worden de woorden « de gedode dieren » vervangen door de woorden « de te slachten dieren »;16° in hoofdstuk IIbis, wordt punt 15bis, e, vervangen door de volgende bepaling : « e) een lokaal voor het aanbrengen van de eindverpakking indien dit in het slachthuis geschiedt, en een lokaal voor de verzending van vers vlees dat ook als ontvangstlokaal voor vers vlees kan dienen;beide lokalen kunnen worden vervangen door een enkel, op voorwaarde dat het voldoende groot is om de verschillende genoemde werkzaamheden hygiënisch te laten verlopen; »; 17° in hoofdstuk IIbis, wordt punt 15bis, f, vervangen door de volgende bepalingen : « f) - één of meer koel- of vrieslokalen voor de opslag van vers vlees met een toereikende en afsluitbare voorziening of ruimte voor het tijdelijk geïsoleerd bewaren van vlees dat tot nader onderzoek in observatie is aangehouden, tenzij met dit doel een afzonderlijk en afsluitbaar koellokaal aanwezig is; - een afzonderlijke, afsluitbare voorziening voor de opslag van voor menselijke voeding ongeschikte of schadelijk verklaarde karkassen, delen van karkassen of slachtafval, tenzij er zich met dit doel gesloten recipiënten buiten het gebouw bevinden; »; 18° in hoofdstuk IIter, punt 15ter, derde streepje, worden de woorden « dit lokaal moet zijn uitgerust met een passende koelinstallatie en met een zelfregistrerende thermometer of telethermometer » opgeheven;19° in hetzelfde punt 15ter, vierde streepje, worden de woorden « , behoudens indien de onmiddellijke verpakking voldoet aan alle aan de eindverpakking gestelde eisen inzake bescherming van de waren » vervangen door de woorden « van vers vlees dat ook als lokaal voor ontvangst van vers vlees kan dienen »;20° in hetzelfde punt 15ter, wordt het vijfde streepje vervangen door de volgende bepaling : « - de opslag van vers vlees in één of meer koel- of vrieslokalen met een toereikende en afsluitbare voorziening of ruimte voor het tijdelijk geïsoleerd bewaren van tot nader onderzoek in observatie aangehouden vlees, tenzij met dit doel een afzonderlijk en afsluitbaar koellokaal aanwezig is.»; 21° in hoofdstuk III, punt 16, b, wordt de tweede zin opgeheven;22° in hoofdstuk III, wordt punt 16, c, vervangen door de volgende bepaling : « c) een lokaal voor het uitsnijden, uitbenen, bekomen van separatorvlees en onmiddellijk verpakken;»; 23° in hoofdstuk III, punt 16, d, wordt de tweede zin vervangen door de volgende zin : « Dit lokaal mag samen met dat bedoeld onder a), worden vervangen door een enkel, op voorwaarde dat het voldoende groot is om de verschillende genoemde werkzaamheden hygiënisch te laten verlopen;»; 24° in hoofdstuk III, wordt punt 16, f, opgeheven;25° in hoofdstuk III, punt 16bis, worden de woorden « of van gevogelte waarvan het verwijderen der ingewanden werd uitgesteld (New York dressed) » vervangen door de woorden « of van op de plaats van oorsprong gedood gekweekt vederwild of van gedood klein vrij wild »;26° in hoofdstuk IV, punt 17, a, wordt het woord « goederen » vervangen door het woord « waren »;27° in hoofdstuk IV, wordt punt 17, c, opgeheven;28° hoofdstuk V wordt vervangen door de volgende bepalingen : « HOOFDSTUK V.- Bijzondere inrichtingsvoorwaarden voor de erkenning van inrichtingen voor de vervaardiging van gehakt vlees of vleesbereidingen 1 8. Onverminderd de algemene voorwaarden van hoofdstuk I moeten de inrichtingen waar gehakt vlees of vleesbereidingen worden vervaardigd, beantwoorden aan de voorwaarden van hoofdstuk III of aan voorwaarden analoog aan deze van hoofdstuk VI, punt 19, van deze bijlage, evenals ten minste beschikken over : a) een van het uitsnijlokaal afgescheiden lokaal voor de vervaardiging en voor het onmiddellijk verpakken van gehakt vlees of vleesbereidingen;mits de werkzaamheden technologisch één enkele ononderbroken productiecyclus vormen waarmee de hygiënische kwaliteit van de waren overeenkomstig de reglementaire exploitatievoorwaarden wordt gegarandeerd, en mits ontwerp en afmetingen van het uitsnijlokaal zulks toelaten, kan de aanwezigheid van een gemeenschappelijk lokaal worden toegestaan; b) een lokaal voor het aanbrengen van de eindverpakking en een lokaal voor de verzending dat ook als ontvangstlokaal kan dienen;beide lokalen kunnen worden vervangen door een enkel, op voorwaarde dat het voldoende groot is om de verschillende genoemde werkzaamheden hygiënisch te laten verlopen; c) een lokaal voor het opslaan van zout of kruiderijen en andere voedingsmiddelen die schoon en gebruiksklaar zijn;d) de nodige koel- en vrieslokalen.» 29° in hoofdstuk VI, punt 19, b, worden in het eerste streepje, in de laatste zin het woord "mogen" vervangen door het woord "moeten", en de woorden "niet samen worden opgeslagen met" vervangen door de woorden "afzonderlijk kunnen worden opgeslagen van", en wordt de bepaling onder het tweede streepje opgeheven;30° in hoofdstuk VI, punt 19, c, wordt de tweede zin vervangen door de volgende zin : »Mits de werkzaamheden technologisch één enkele ononderbroken productiecyclus vormen waarmee de hygiënische kwaliteit van de grondstoffen en eindproducten overeenkomstig de reglementaire exploitatievoorwaarden wordt gegarandeerd, en mits ontwerp en afmetingen van het lokaal voor vervaardiging zulks toelaten, kan de aanwezigheid van een gemeenschappelijk lokaal voor deze werkzaamheden worden toegestaan.»; 31° in hoofdstuk VI, punt 19, e, wordt de tweede zin vervangen door de volgende zin : « Dit lokaal mag samen met dat bedoeld onder a), worden vervangen door een enkel, op voorwaarde dat het voldoende groot is om de verschillende genoemde werkzaamheden hygiënisch te laten verlopen; »; 32° in hoofdstuk VI, punt 20, eerste lid, c, worden de woorden « , voorzien van een zelfregistrerende thermometer of telethermometer » opgeheven;33° in hoofdstuk VI, punt 20, eerste lid, k, worden de woorden « , voorzien van een klimaatregelingsinstallatie en zelfregistrerende thermometer of telethermometer » opgeheven;34° in hoofdstuk VI, punt 20, eerste lid, m, worden de woorden « , zonodig met een klimaatregelingsinstallatie en zelfregistrerende thermometer of telethermometer » opgeheven;35° in hoofdstuk VI, punt 20, worden het derde en het vierde lid vervangen door de volgende leden : « Wanneer is voldaan aan de voorwaarden van punt 19, c, kan de aanwezigheid van een gemeenschappelijk lokaal voor bepaalde werkzaamheden worden toegestaan. Wanneer niet is voldaan aan deze voorwaarden, moeten afzonderlijke lokalen aanwezig zijn voor de werkzaamheden die een gezondheidsrisico kunnen inhouden voor sommige gelijktijdig vervaardigde producten en voor de werkzaamheden die gepaard gaan met een zeer hoge warmte-, vochtigheids- of rookontwikkeling. »; 36° in hoofdstuk VII, punt 22, a, wordt het woord « bestemd » vervangen door het woord « geschikt »;37° er wordt een hoofdstuk VIII toegevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK VIII.- Bijzondere inrichtingsvoorwaarden voor de erkenning van herverpakkingscentra 2 6. Onverminderd de algemene voorwaarden moeten herverpakkingscentra ten minste beschikken over : a) een lokaal voor de ontvangst en voor het verzenden van de eindverpakte waren;b) voldoende grote lokalen, die gemakkelijk kunnen worden gereinigd en waarin de waren kunnen worden opgeslagen bij de voorgeschreven temperatuur en zonder gevaar van besmetting;c) een of meer lokalen voor de herverpakking van de waren;indien het voldoende groot is en aan alle vereisten voldoet, kan het lokaal vermeld onder a) voor herverpakking aangewend worden; d) een lokaal voor het opslaan van het materiaal voor de eindverpakking.»

Art. 9.In de bijlage II bij hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 25 februari 1994, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het opschrift van hoofdstuk I, wordt tussen de woorden « slachthuizen » en « en uitsnijderijen » het woord « , vrij-wildverwerkingsinrichtingen » ingevoegd;2° in de aanvangszin van hoofdstuk I, worden de woorden « Slachthuizen en uitsnijderijen met een geringe capaciteit moeten tenminste voorzien zijn van : » vervangen door de woorden « Slachthuizen, uitsnijderijen en vrij-wildverwerkingsinrichtingen met een geringe capaciteit moeten de nodige lokalen en voorzieningen omvatten die in verhouding staan tot de omvang der uitgevoerde activiteiten en zo zijn ontworpen, ingericht en uitgerust dat een hygiënische exploitatie mogelijk is waarbij besmetting of verontreiniging van de waren voorkomen kan worden.Ze moeten met name ten minste beschikken over : »; 3° in hoofdstuk I, punt 4, c, worden de woorden « niet bestemd » vervangen door het woord « ongeschikt »;4° hoofdstuk I, punt 4, wordt aangevuld met volgende bepaling : « d) een kast voor het opslaan van reinigings- en ontsmettingsmiddelen.»; 5° hoofdstuk I, punt 9, wordt aangevuld als volgt : « De kranen van de wasgelegenheid mogen niet met de hand kunnen worden bediend.» 6° hoofdstuk I, wordt aangevuld met volgende bepaling : « 10bis.een of meer afsluitbare meubelen die ter beschikking zijn gesteld in een passend lokaal en groot genoeg zijn voor het opslaan van de benodigdheden en documenten van de keurder en die hem een vlotte afhandeling van zijn taken toelaten. Het bedoeld lokaal hoeft niet noodzakelijk tot de inrichting te behoren. »; 7° in hoofdstuk II, wordt punt 11, e, vervangen door de volgende bepaling : « e) een koellokaal voor de opslag van vers vlees dat een toereikende, afgescheiden of afscheidbare en afsluitbare zone omvat voor het tijdelijk geïsoleerd bewaren van vlees dat tot nader onderzoek in observatie is aangehouden, tenzij met dit doel een afzonderlijk en afsluitbaar koellokaal aanwezig is;»; 8° in hoofdstuk II, wordt punt 11, f, vervangen door de volgende bepaling : « f) een afsluitbaar lokaal voor de opslag van voor menselijke voeding ongeschikte of schadelijk verklaarde karkassen, delen van karkassen of slachtafval, eventueel aangevuld met gesloten recipiënten die zich buiten het gebouw bevinden »;9° in het opschrift van hoofdstuk IIbis en in punt 11bis worden de woorden « gevogelte en konijnen » telkens vervangen door de woorden « gevogelte of konijnen »;10° in hoofdstuk IIbis, punt 11bis, a, van de Nederlandse tekst, wordt het woord « verdoven » vervangen door het woord « bedwelmen »;11° in hoofdstuk IIbis, wordt punt 11bis, c, vervangen door de volgende bepaling : « c) een koellokaal of een koelvoorziening voor de opslag van vers vlees met een toereikende, afscheidbare en afsluitbare zone of voorziening voor het tijdelijk geïsoleerd bewaren van vlees dat tot nader onderzoek in observatie is aangehouden, tenzij met dit doel een afzonderlijk en afsluitbaar koellokaal aanwezig is.»; 12° een hoofdstuk IIter wordt ingevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK IIter.- Bijzondere inrichtingsvoorwaarden voor de erkenning van vrij-wildverwerkingsinrichtingen met een geringe capaciteit 11ter. Onverminderd de algemene voorwaarden van hoofdstuk I van deze bijlage, moeten de vrij-wildverwerkingsinrichtingen met een geringe capaciteit, voor zover de omschreven handelingen er plaatsvinden, tenminste beschikken over : - een afzonderlijk lokaal voor het in ontvangst nemen van gehele stukken vrij wild; - een afzonderlijk lokaal voor het keuren en, voor zover deze bewerkingen nog moeten worden uitgevoerd, voor het villen of plukken en het ontweien; - een lokaal voor het uitsnijden, het uitbenen en het onmiddellijk verpakken; dit lokaal moet zijn uitgerust met een passende koelinstallatie en met een thermometer; - een lokaal voor de eindverpakking en verzending van vers vlees dat eventueel ook als lokaal voor ontvangst van vers vlees kan dienen; - een koellokaal of een koelvoorziening voor de opslag van vers vlees met een toereikende, afscheidbare en afsluitbare zone of voorziening voor het tijdelijk geïsoleerd bewaren van vlees dat tot nader onderzoek in observatie is aangehouden, tenzij met dit doel een afzonderlijk en afsluitbaar koellokaal aanwezig is. »; 13° in het opschrift van hoofdstuk IV en in punt 13 worden in de Franse versie de woorden « ateliers fabriquant des produits à base de viande » telkens vervangen door de woorden « établissements de fabrication de produits à base de viande »;14° in hoofdstuk IV, punt 13, d, wordt tussen de woorden « hoge warmte- » en de woorden « of rookontwikkeling » het woord « , vochtigheids- » ingevoegd;15° een hoofdstuk V wordt toegevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK V.- Bijzondere inrichtingsvoorwaarden voor de erkenning van inrichtingen voor de vervaardiging van vleesbereidingen met een geringe capaciteit 1 5. Onverminderd de algemene voorwaarden van hoofdstuk I van bijlage I, moeten inrichtingen voor de vervaardiging van vleesbereidingen met een geringe capaciteit, en voor zover genoemde activiteiten er plaatsvinden, tenminste beschikken over : a) een lokaal voor de ontvangst van grondstoffen en voor het verzenden van vleesbereidingen;b) een koellokaal of een koelvoorziening voor het opslaan van vers vlees dat als grondstof wordt aangewend;c) een lokaal of voorziening voor de opslag van kruiderijen en andere voedingsmiddelen die schoon en gebruiksklaar zijn;d) een of meer werklokalen voor het uitbenen en uitsnijden van vlees, voor de vervaardiging en voor de onmiddellijke verpakking van de vleesbereidingen.In geval slechts een enkel werklokaal aanwezig is, dienen genoemde activiteiten te kunnen plaatsvinden op duidelijk afgescheiden plaatsen; e) een koellokaal of koelvoorziening voor de opslag van de vleesbereidingen;f) een lokaal voor de eindverpakking, tenzij het onder a) genoemde lokaal voldoende groot is.16. In afwijking van de algemene voorwaarden van hoofdstuk I van bijlage I mogen de kleedlokalen worden vervangen door één of meer kleerkasten die zich niet in lokalen mogen bevinden waar vers vlees, vleesbereidingen, kruiderijen of andere voedingsmiddelen worden behandeld of opgeslagen.»

Art. 10.Hetzelfde besluit wordt aangevuld met een bijlage III, opgenomen in de bijlage bij onderhavig besluit.

Art. 11.§ 1. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 februari 1974 betreffende de bevriezing van gortig vlees van varkens, schapen en runderen, worden de woorden « in de inrichtingen » vervangen door de woorden « in daarvoor erkende koel- en vrieshuizen » en wordt het 1° opgeheven. § 2. Het ministerieel besluit van 18 februari 1974 houdende erkenning van de koelhuizen bestemd voor de behandeling van gortig vlees van varkens, schapen en runderen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 23 oktober 1975, 29 juli 1976, 29 juli 1976, 28 juli 1980, 29 maart 1982, 1 oktober 1982, 29 januari 1985, 30 juni 1986, 3 september 1991 en 19 december 1991, wordt opgeheven.

Art. 12.Het koninklijk besluit van 3 maart 1992 betreffende het toestaan van tijdelijke afwijkingen op de inrichtingsvoorwaarden van slachthuizen, uitsnijderijen en koelhuizen wordt opgeheven.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.

Art. 14.Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 9 oktober 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA

Bijlage « Bijlage III bij het koninklijk besluit van 30 december 1992 Het lokaal bedoeld in artikel 5bis van dit besluit moet voldoende groot zijn om het eventueel verwijderen der ingewanden op een andere plaats te kunnen uitvoeren dan de overige slachtverrichtingen en moet tenminste voorzien zijn van : 1. een vloer uit ondoordringbaar, gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten materiaal dat niet kan rotten en die zo moet zijn aangelegd dat het water gemakkelijk kan wegvloeien naar een met een rooster bedekte en van stankafsluiting voorziene zinkput.2. gladde, duurzame en ondoordringbare wanden die van een heldere, gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten bekleding zijn voorzien tot een hoogte van ten minste 2 meter.3. voldoende luchtverversing en zonodig een goede afvoer van damp.4. voldoende verlichting, door daglicht of kunstlicht, waardoor de kleuren niet worden veranderd.5. voorzieningen voor het wassen en ontsmetten van de handen en voor het reinigen van het materieel.6. passende voorzieningen ter bescherming tegen schadelijke dieren zoals insecten, knaagdieren, vogels, enz.7. voorzieningen, werktuigen en recipiënten van corrosiebestendig materiaal die het vlees niet kunnen besmetten en die gemakkelijk te reinigen en te ontsmetten zijn.8. een installatie die een voldoende hoeveelheid van uitsluitend drinkbaar, warm en koud water kan leveren.9. een koelvoorziening om het vlees op een inwendige temperatuur van ten hoogste 4 °C, of voor karkassen van tweehoevig gekweekt wild 7 °C, te brengen en er constant op te houden, tenzij het vervoer van de gedode dieren naar een inrichting die voor de verdere behandeling ervan is erkend, is toegelaten en onmiddellijk wordt uitgevoerd.» Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 9 oktober 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA

^