Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998
gepubliceerd op 19 september 1998

Koninklijk besluit houdende vaststelling van de regels en barema's betreffende de erelonen en de kosten van de commissarissen inzake opschorting

bron
ministerie van justitie
numac
1998009682
pub.
19/09/1998
prom.
10/08/1998
ELI
eli/besluit/1998/08/10/1998009682/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de regels en barema's betreffende de erelonen en de kosten van de commissarissen inzake opschorting


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het koninklijk besluit dat ik U ter ondertekening voorleg, bevat de uitvoeringsmaatregelen omschreven in artikel 19, vijfde lid, van de wet d.d. 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord (Belgisch Staatsblad van dinsdag 28 oktober 1997).

Overeenkomstig de vaste rechtspraak van het Hof van Cassatie (Cass. 5 mei 1970, Pas., I, 1970, blz. 766) naar luid waarvan de uitvoerende macht uit het beginsel van de wet en de algemene economie ervan de gevolgtrekkingen moet afleiden die er van nature uit voortvloeien volgens de geest die bij de opvatting ervan heeft voorgezeten en de doeleinden die ze nastreeft, strekt dit besluit ertoe om overeenkomstig artikel 19, vijfde lid, van de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord de regels vast te stellen welke van toepassing zijn op de bezoldiging van commissarissen inzake opschorting die op grond van die wet optreden.

Noch de wet betreffende het gerechtelijk akkoord, noch het ontwerp van koninklijk besluit dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, zijn erop gericht eenvormigheid tot stand te brengen op het stuk van de erelonen van commissarissen inzake opschorting. Dit besluit heeft tot doel een bepaald aantal regels vast te stellen die ertoe strekken onjuiste handelingen te voorkomen, alsook de rechtbank en de schuldeisers van de handelaar in moeilijkheden de mogelijkheid te bieden een behoorlijk toezicht uit te oefenen op de vaststelling van het ereloon en de kosten van de commissaris inzake opschorting.

Dit besluit voorziet terzake in de opmaak en de mededeling door de commissaris inzake opschorting van twee voorstellen van ereloon zodat de rechtbank, de schuldeisers en de schuldenaar worden voorgelicht omtrent de vermoedelijke kostprijs van zijn optreden. In het besluit wordt een uurtarief als basis voor de berekening van het ereloon genomen.

Overigens is de bijstand van gespecialiseerde derden aan bepaalde voorwaarden onderworpen en moeten de ten laste van de schuldenaar gelegde kosten worden verantwoord. Een bijzonder mechanisme biedt de mogelijkheid te waarborgen dat de bedragen die de commissaris inzake opschorting bij voorraad vraagt, beperkt zijn en dat de betaling ervan in bepaalde gevallen gespreid zijn in de tijd. Tenslotte moet de commissaris inzake opschorting aan de rechtbank een definitieve rekening betreffende ereloon en kosten bezorgen.

Artikel 1.Op grond van artikel 1 van het besluit wordt aan de commissaris inzake opschorting de verplichting opgelegd om bij het dossier van opschorting twee voorstellen van ereloon te voegen. Er moet immers worden opgemerkt dat de procedure in verband met het gerechtelijk akkoord wordt gekenmerkt door een observatieperiode die een aanvang neemt op het tijdstip dat de rechtbank van koophandel beslist om de handelaar in moeilijkheden voorlopige opschorting van betaling toe te kennen (artikel 15, § 1, van de wet betreffende het gerechtelijk akkoord).

Tevens moet de rechtbank van koophandel na afloop van de observatieperiode beslissen of aan de handelaar in moeilijkheden definitieve opschorting van betaling kan worden verleend, of dat de overdracht van de onderneming of van een gedeelte ervan kan worden toegestaan (artikel 33, eerste lid, van de wet betreffende het gerechtelijk akkoord).

Bij aanvang van de procedure van gerechtelijk akkoord kan de commissaris inzake opschorting onmogelijk oordelen hoe die na afloop van de observatieperiode moet worden voortgezet. Zulks is onder meer afhankelijk van de beoordeling van de betrokken onderneming, van het aantal schuldeisers en van het totale bedrag van hun schuldvorderingen.

De commissaris inzake opschorting moet binnen acht dagen na zijn aanwijzing bij het dossier van opschorting een voorstel van ereloon betreffende de observatieperiode voegen. In artikel 18, tweede lid, van de wet betreffende het gerechtelijk akkoord is bepaald dat ieder schuldeiser van de handelaar in moeilijkheden inzage kan nemen van het dossier van opschorting. Alle schuldeisers kunnen dan ook kennis nemen van het voorstel van ereloon.

Het tweede lid van artikel 1 van dit besluit strekt ertoe de commissaris inzake opschorting te verplichten om aan de rechtbank van koophandel, aan de betrokken schuldenaar en aan belanghebbende derden het vermoedelijke bedrag van zijn ereloon mede te delen, zulks rekening houdend met het waarschijnlijke verdere verloop van de procedure. Ten minste acht dagen voor de rechtbank van koophandel beslist of definitieve opschorting van betaling wordt toegekend, moet de commissaris inzake opschorting bij het betrokken dossier een voorstel van ereloon voegen, dat is opgemaakt in het vooruitzicht van een dergelijke definitieve opschorting of van een gehele of gedeeltelijke overdracht van de onderneming.

Bij de beëindiging van de observatieperiode heeft de commissaris inzake opschorting de nodige tijd gehad om vast te stellen of de onderneming in moeilijkheden kan voortbestaan en zo ja, onder welke voorwaarden. Bij de opmaak van zijn voorstel van ereloon zal hij dan ook ermee rekening houden of een definitieve opschorting van betaling moet worden toegekend of de overdracht van de onderneming in overweging moet worden genomen. Overigens moet de rechtbank van koophandel met de kosten van het ereloon rekening houden om de geloofwaardigheid van het herstelplan voorgesteld door de schuldenaar te beoordelen. Op dat tijdstip kan de kostprijs van het optreden van de commissaris een doorslaggevende factor vormen bij de beoordeling van de leefbaarheid van de onderneming in moeilijkheden.

Het voorstel van ereloon betreffende de observatieperiode en de last die zij voor de onderneming in moeilijkheden gaat meebrengen, vormt op het eerste gezicht geen factor die de rechtbank van koophandel in aanmerking moet nemen bij haar voorlopige beoordeling van de toestand, voorafgaandelijk aan de eventuele toekenning van een voorlopige opschorting van betaling (artikel 15, § 1, eerste lid, van de wet betreffende het gerechtelijk akkoord).

De commissaris inzake opschorting wordt immers slechts aangewezen bij het vonnis op grond waarvan voorlopige opschorting van betaling wordt toegekend, derhalve noodzakelijkerwijs nadat de rechtbank van koophandel zich overeenkomstig artikel 15, § 1, eerste lid, van de wet betreffende het gerechtelijk akkoord heeft uitgesproken over de continuïteit van de onderneming.

Na een voldoende lange toepassing van de wet betreffende het gerechtelijk akkoord zullen de verschillende voorstellen van ereloon betreffende de observatieperiode ingediend door de commissarissen inzake opschorting de mogelijkheid bieden ter zake individuele constanten vast te stellen, zodat kan worden bepaald welk tarief elke commissaris inzake opschorting gewoonlijk hanteert.

Tenslotte kan de vermoedelijke kostprijs van het optreden van de commissaris inzake opschorting tijdens de observatieperiode worden beschouwd als een onvermijdelijke last, die een rechtbank welke zich moet uitspreken over een verzoek tot gerechtelijk akkoord, in aanmerking moet nemen als een van de factoren op grond waarvan zij de voorlopige beoordeling bedoeld in artikel 15, § 1, eerste lid van de wet kan verrichten.

Naar luid van het derde lid van artikel 1 berekent de commissaris inzake opschorting het voorstel van ereloon op grond van een schatting van het aantal werkuren nodig om zijn taak uit te voeren tijdens de periode waarop het voorstel betrekking heeft.

De commissaris inzake opschorting moet tevens de complexiteit van zijn opdracht aantonen aan de hand van bepaalde in het besluit opgesomde factoren, alsook, in voorkomend geval, van enig ander element dat de complexiteit kan doen toenemen en waarvan hij het bestaan kenbaar maakt.

In tegenstelling tot het faillissement wordt in het kader van een gerechtelijk akkoord bij gebreke van vereffening van de onderneming geen failliete boedel gevormd. Bij de berekening van het bedrag van het ereloon van de commissaris inzake opschorting kan met dat element dan ook geen rekening worden gehouden.

Het is overigens onrealistisch gebleken om het nettoactief van de onderneming in moeilijkheden als grondslag te nemen om het bedrag van het ereloon van de commissaris inzake opschorting te berekenen. In het ontwerp-besluit wordt dan ook het uurtarief van de commissaris inzake opschorting als grondslag genomen voor de berekening van het ereloon.

Om het totale bedrag van het ereloon vast te stellen wordt het uurtarief vermenigvuldigd met het aantal uren dat de commissaris inzake opschorting nodig heeft gehad om zijn taak uit te voeren.

Alleen de commissaris inzake opschorting kan het uurtarief bepalen, de rechtbank van koophandel heeft daartoe generlei bevoegdheid.

Artikel 1 van het besluit houdt verband met de fase van preventieve controle vanwege de rechtbank. Er wordt nog ereloon vastgesteld maar aan de commissaris inzake opschorting wordt de verplichting opgelegd de rechtbank in kennis te stellen van de vermoedelijke kostprijs van zijn optreden zodat met dit element, alsook met alle andere relevante factoren rekening kan worden gehouden bij de beoordeling van de leefbaarheid van de onderneming in moeilijkheden. In dit verband moet de commissaris inzake opschorting in zijn voorstel zijn uurtarief vermelden zodat de financiële last meegebracht door de omvang van zijn opdracht kan worden beoordeeld.

Na beëindiging van de opdracht van de commissaris inzake opschorting kan de rechtbank het totale bedrag van het ereloon waarop hij recht heeft, vaststellen. De rechtbank moet zich evenwel niet bezighouden met het uurtarief vastgesteld door de commissaris inzake opschorting, behalve indien het klaarblijkelijk overdreven is in vergelijking met hetgeen gebruikelijk is in de beroepscategorie waartoe de commissaris behoort.

In artikel 1, vierde lid, van dit besluit is bepaald dat bij gebreke van een tarief in een bepaalde beroepscategorie, het uurtarief bij vergelijking wordt vastgesteld. De Raad van State heeft in haar advies de wens geuit dat de voorwaarden waaronder deze vergelijking plaatsvindt, nader zouden worden omschreven. De formulering van het vierde lid is dan ook gewijzigd teneinde nader te bepalen dat het uurtarief bij vergelijking met andere beroepen wordt vastgesteld. Het gaat hierbij om beroepen die kunnen worden uitgeoefend door personen welke als commissaris inzake opschorting kunnen worden aangewezen.

Het vijfde lid van artikel 1 tenslotte voorziet erin dat de commissaris inzake opschorting bij wege van neerlegging in het dossier een gewijzigd voorstel van ereloon moet indienen wanneer bepaalde omstandigheden gaan meebrengen dat zijn ereloon het oorspronkelijk vastgestelde bedrag te boven gaat. In het aangepaste voorstel van ereloon moeten de redenen van deze overschrijding worden vermeld.

Art. 2.Artikel 2 van het besluit heeft betrekking op de regels die van toepassing zijn op de kosten verbonden aan het optreden van de commissaris inzake opschorting. Naar luid van het eerste lid mogen de kosten van de hulp van gespecialiseerde derden op wie de commissaris inzake opschorting een beroep heeft gedaan, behalve in spoedgevallen, niet aanvaard worden zonder voorafgaande goedkeuring van de rechtbank van koophandel.

Zoals hiervoren reeds is gesteld, moet de commissaris inzake opschorting, gelet op de aard van zijn opdracht, op juridisch en boekhoudkundig vlak een specialist zijn. Hij moet tevens ondernemingen kunnen beoordelen en de nodige bekwaamheid op het stuk van het management bezitten.

De commissaris inzake opschorting of het college van commissarissen, ingeval de rechtbank van koophandel overeenkomstig artikel 19, tweede lid, van de wet betreffende het gerechtelijk akkoord een dergelijk college heeft aangewezen, moet blijk geven van de deskundigheid vereist door de bijzondere toestand van de onderneming in moeilijkheden die in het kader van de procedure van gerechtelijk akkoord moet worden bijgestaan.

Onvoorziene en buitengewone omstandigheden kunnen evenwel de hulp van gespecialiseerde derden noodzakelijk maken om bijzondere problemen op te lossen die zich tijdens het verloop van de procedure voordoen. De kosten van deze hulp komen dan ook ten laste van de onderneming in moeilijkheden.

Behalve in spoedeisende gevallen moet niettemin de voorafgaande goedkeuring van de rechtbank worden verkregen vooraleer de kosten van de hulp van gespecialiseerde derden kunnen worden aanvaard. Het is immers wenselijk deze bijkomende kosten, die hoog kunnen oplopen, te onderwerpen aan de nauwlettende beoordeling van de rechtbank van koophandel. Een van de doelstellingen van dit ontwerp-besluit bestaat erin de lasten van de onderneming in moeilijkheden zoveel mogelijk te beperken.

Deze doelstelling past in het ruimere kader van de doelstelling van de wet d.d. 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord die erop is gericht zoveel mogelijk handelsondernemingen geconfronteerd met financiële moeilijkheden van voorbijgaande aard te redden. Er moet dan ook worden voorkomen dat het optreden van de commissaris inzake opschorting een zodanig hoge kost meebrengt dat het vertrouwen van de schuldeisers in het herstelplan van de schuldenaar wordt geschokt.

Bij gebreke van enige voorafgaande goedkeuring of ingeval de rechtbank vaststelt dat de commissaris inzake opschorting het spoedeisend karakter ten onrechte heeft ingeroepen, komen de kosten van de hulp van de gespecialiseerde derden voor rekening van de commissaris, zonder dat hij daarvoor op enigerlei wijze kan worden vergoed.

Het tweede lid van artikel 2 van het ontwerp dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, voorziet erin dat de kosten verbonden aan de uitvoering van de opdracht van de commissaris inzake opschorting behoorlijk moeten worden verantwoord alvorens te worden vergoed. Het gaat hierbij om kosten die niet in aanmerking worden genomen bij de berekening van het uurtarief dat als grondslag dient om het ereloon van de commissaris inzake opschorting te berekenen.

Er moet immers worden opgemerkt dat bepaalde kosten deel kunnen uitmaken van de elementen op grond waarvan het uurtarief van de commissaris inzake opschorting wordt bepaald. De andere kosten die de commissaris inzake opschorting in het kader van de uitvoering van zijn opdracht indient, kunnen worden vergoed op voorwaarde dat zij ten aanzien van de rechtbank van koophandel worden verantwoord.

In het derde lid van artikel 2 wordt de kilometervergoeding vastgesteld die de commissaris inzake opschorting kan vorderen. Deze vergoeding is gebonden aan de index van de consumptieprijzen.

In het vierde lid tenslotte wordt erin voorzien dat telefoonoproepen naar het buitenland die met het oog op de tenuitvoerlegging van de opdracht noodzakelijk zijn, afzonderlijk worden vergoed op vertoon van een kostenstaat.

Art. 3.Voorschotten vormen in het kader van het gerechtelijk akkoord een delicaat probleem. De doelstelling van de wet betreffende het gerechtelijk akkoord bestaat erin om aan een onderneming in moeilijkheden waarvan redelijkerwijs kan worden verondersteld dat zij nog leefbaar is, de mogelijkheid te bieden haar problemen van tijdelijke aard op te lossen.

Het zou paradoxaal zijn mochten de maatregelen ter uitvoering van de wet betreffende het gerechtelijk akkoord voorzien in regels die aan de commissaris inzake opschorting de mogelijkheid bieden grote voorschotten te verkrijgen, die integraal en zonder voorwaarden noch termijnen moeten worden betaald, waardoor de financiële problemen van de handelaar in moeilijkheden nog zouden verergeren.

Het zou evenwel ook onbillijk zijn dat de commissaris inzake opschorting geen voorschot kan krijgen en zelf het geld nodig voor de uitvoering van zijn wettelijke opdracht moet voorschieten. Bovendien kan deze opdracht lange tijd duren en zouden veel gegadigden door een dergelijk vooruitzicht worden afgeschrikt.

Om die redenen kan de commissaris inzake opschorting krachtens artikel 3, eerste lid, van het ontwerp-besluit van de schuldenaar in moeilijkheden een voorschot eisen. Het is evenwel wenselijk de in dit verband toegekende bedragen te beperken. Het voorschot kan 3/4 van het totale bedrag van het voorstel van ereloon waarop het voorschot betrekking heeft, niet te boven gaan.

Teneinde het de handelaar in moeilijkheden op financieel gebied gemakkelijker te maken, wordt hem op grond van het tweede lid van artikel 3 de mogelijkheid geboden te vragen het voorschot, dat reeds beperkt is tot 3/4 van het bedrag van het ereloon waarop het voorschot betrekking heeft, in twee termijnen te kunnen betalen.

De eerste betaling kan worden gevorderd bij het verzoek tot voorschot, de andere halverwege de periode waarop het voorstel tot ereloon betrekking heeft. De rechtbank stelt de duur van deze periodes vast overeenkomstig artikel 15, § 1, eerste lid, van de wet betreffende het gerechtelijk akkoord met betrekking tot de observatieperiode, overeenkomstig artikel 34, tweede lid, van dezelfde wet wat de definitieve opschorting van betaling betreft.

Het toegepaste mechanisme biedt bovendien het voordeel dat aan de schuldenaar de mogelijkheid wordt geboden voor eens en altijd het bedrag van het voorschot te kennen.

De Raad van State heeft evenwel terecht opgemerkt dat de bedoelde periode bij overdracht van de onderneming niet vooraf gekend kan zijn.

Het is bijgevolg onmogelijk om met het oog op de toepassing van het mechanisme omschreven in de vorige paragraaf de helft van deze periode te bepalen.

In het derde lid van artikel 3 van het ontwerp dat U ter ondertekening wordt voorgelegd, is derhalve bepaald dat wanneer de rechtbank van koophandel de overdracht van de onderneming heeft toegestaan, het voorschot bij het begin van de periode van overdracht van de onderneming volledig moet worden voldaan. Bovendien kan worden geoordeeld dat bij overdracht van de onderneming geen redenen aanwezig zijn om de betaling van het voorschot over termijnen te spreiden.

In dit geval is het immers zo dat de onderneming in moeilijkheden verdwijnt. Indien het voornemen bestaat de onderneming in haar geheel over te dragen, worden alle activiteiten ervan aangekocht door een belangstellende derde. Het is dan ook niet langer nodig de betaling van het voorschot over twee termijnen te spreiden aangezien zulks ingegeven is door het streven om de schuldenaar, door zijn toestand op financieel gebied te vergemakkelijken, de mogelijkheid te bieden zijn activiteit voort te zetten.

Zo ook heeft een gedeeltelijke overdracht onvermijdelijk tot gevolg dat de schuldenaar, aan wie de meest winstgevende tak van zijn activiteiten is ontnomen, waarschijnlijk verplicht is om van gerechtelijk akkoord over te gaan tot faillissement of tot vereffening. Ook hier bestaat geen vooruitzicht op voortzetting van de onderneming.

Art. 4.In artikel 4, eerste lid, van het besluit wordt gesteld dat op het einde van elke periode bedoeld in de artikelen 15, § 1, eerste lid, en 34, tweede lid, van de wet d.d. 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord, de commissaris inzake opschorting aan de rechtbank van koophandel een eindafrekening in verband met het ereloon en de kosten moet overzenden. Deze periodes stemmen overeen met de observatieperiode, de definitieve opschorting en de gehele of gedeeltelijke overdracht van de onderneming.

Krachtens het tweede lid van artikel 4 moet in de afrekening een omstandige verantwoording worden gegeven van de gepresteerde werkuren, van de prestaties waarop zij betrekking hebben en van de kosten. De rechtbank kan aldus de afrekening controleren en overgaan tot bestraffing van enige duidelijke overdrijving van het aantal gepresteerde uren, van een gebrek aan verantwoording van de kosten of van voorafgaande goedkeuring vanwege de rechtbank of van het onrechtmatig inroepen van het spoedeisend karakter ingeval de kosten betrekking hadden op de hulp van gespecialiseerde derden. Deze sanctie bestaat in een vermindering van het aantal gepresteerde werkuren en in de niet-vergoeding van onrechtmatige gevorderde kosten.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 23 maart 1998 door de Minister van Justitie verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « houdende vaststelling van de regels en barema's tot bepaling van het ereloon van de commissarissen inzake opschorting », heeft op 13 mei 1998 het volgende advies gegeven : Algemene opmerking Onderzoek van het ontwerp De steller van het ontwerp gebruikt nu eens de uitdrukking « commissaris inzake opschorting », dan weer het woord « commissaris ».

In alle gevallen behoort de uitdrukking « commissaris inzake opschorting » te worden gebruikt.

Opschrift Het opschrift zou beter als volgt geredigeerd worden : « Koninklijk besluit houdende vaststelling van de regels en barema's betreffende de erelonen en de kosten van de commissarissen inzake opschorting. ».

Aanhef In het eerste lid schrijve men : « ... inzonderheid op artikel 19 ».

Bepalend gedeelte

Artikel 1.Artikel 1 bevat geen enkele nuttige verduidelijking van het opschrift van het ontworpen besluit en van artikel 19, vijfde lid, van de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord.

Het behoort dan ook te vervallen.

Artikel 2 (dat artikel 1 wordt) 1. In het eerste lid van de Franse tekst behoren de woorden « un projet d'honoraires » te worden vervangen door de woorden « une proposition d'honoraires ». Dezelfde opmerking geldt voor geheel de ontworpen tekst.

Verder dient « relative à... » te worden geschreven. 2. In het tweede lid is het verkieslijk de woorden « Hierop volgend » te schrappen en te schrijven : « Ten minste acht dagen... ». 3. Voor het derde lid wordt de volgende redactie voorgesteld : « Het voorstel van ereloon wordt berekend op basis van een schatting van het aantal werkuren dat noodzakelijk is om zijn taak uit te voeren.Hij motiveert de complexiteit ervan, aan de hand van onder meer de omzet, het aantal personeelsleden, de bedrijfstak en de boekhoudkundige staat van het vermogen van de schuldenaar. ». 4. Men redigere het vierde lid als volgt : « Het uurtarief van de commissaris inzake opschorting wordt bepaald overeenkomstig de tarieven die gebruikelijk zijn bij de beroepscategorie waartoe hij behoort.Indien dat niet mogelijk is, wordt het uurtarief... (voorts zoals in het ontwerp) ».

De aandacht van de steller van het ontwerp wordt gevestigd op het feit dat het in artikel 2, vierde lid, gekozen systeem, aanleiding kan geven tot zeer grote verschillen in honorarium, niet alleen naargelang van het door de commissaris inzake opschorting uitgeoefende beroep, maar zelfs binnen dezelfde beroepscategorie (zo bijvoorbeeld kunnen de honoraria van de advocaten, voor hetzelfde dossier aanzienlijk verschillen).

In de ontworpen tekst is bepaald dat bij ontstentenis van een binnen een beroepscategorie gebruikelijk tarief, het uurtarief « bij vergelijking » wordt vastgesteld.

Het zou nuttig zijn de inhoud van de vergelijking te verduidelijken. 5. De volgende redactie wordt voorgesteld voor het vijfde lid : « Indien de commissaris tijdens de uitvoering van de taken waarop de voorstellen van ereloon bedoeld in het eerste en het tweede lid betrekking hebben, vaststelt dat zijn erelonen het bedrag opgenomen in het voorstel zullen overschrijden, voegt hij bij het dossier van de opschorting onverwijld een aangepast voorstel van ereloon met opgave van de redenen van die overschrijding.».

Artikel 3 (dat artikel 2 wordt) 1. De eerste zin van het eerste lid behoort te worden geschreven als volgt : « Behalve in spoedgevallen mogen de kosten van de hulp van gespecialiseerde derden op wie de commissaris inzake opschorting een beroep heeft gedaan, niet aanvaard worden zonder voorafgaande goedkeuring ervan door de rechtbank.».

Gelet op wat voorafgaat, is de laatste zin overbodig en dient hij dus te vervallen. 2. Aan het einde van de Franse tekst van het tweede lid behoort de werkwoordsvorm « sont » te worden gebruikt en niet de vorm « seront ». In de Nederlandse tekst schrijve men : « begrepen zijn in » in plaats van « vergoed worden door ». 3. In de Franse tekst van het vierde lid zou het beter zijn om in overeenstemming met de Nederlandse versie « vers l'étranger » te schrijven in plaats van « avec l'étranger ».Bovendien behoort de werkwoordsvorm « seront » vervangen te worden door de werkwoordsvorm « sont ».

Artikel 4 (dat artikel 3 wordt) 1. In het eerste lid zijn de woorden « onverminderd artikel 2, vijfde lid » overbodig en dienen ze te vervallen. Bovendien is het beter om in de Franse tekst « peuvent exiger » te schrijven, veeleer dan « peuvent réclamer ».

Op het einde van het lid zou het correcter zijn te schrijven : « ... totale bedrag van het voorstel van ereloon mag overschrijden waarop het voorschot betrekking heeft. ». 2. In het tweede lid is het beter te schrijven : « ... in twee gelijke bedragen, waarvan de betaling alleen bij het begin en halverwege de periode waarop dat voorschot betrekking heeft, kan worden gevorderd. ».

Artikelen 4 en 5 (die de artikelen 3 en 4 worden) 1. Artikel 4, tweede lid, en artikel 5 verwijzen respectievelijk naar de periodes waarop de voorschotten op erelonen betrekking hebben en naar « de in artikel 2, eerste en tweede lid, bepaalde » periodes. Wat betreft het voorstel van ereloon bedoeld in artikel 2, eerste lid, is het begrip periode duidelijk : het gaat om de observatieperiode bepaald in artikel 15, § 1, eerste lid, van de wet van 17 juli 1997.

Het begrip periode wordt daarentegen voor het in artikel 2, tweede lid, bedoelde voorstel van ereloon niet duidelijk bepaald. Men kan er alleen van uitgaan dat het om de periode van definitieve opschorting gaat, die overeenkomstig artikel 34, tweede lid, van de wet van 17 juli 1997 niet meer mag bedragen dan vierentwintig maanden te rekenen van de rechterlijke beslissing.

Bij overgang van onderneming, kan worden aangenomen dat de bedoelde periode overeenstemt met de tijd die noodzakelijk is voor de overgangsverrichtingen (bekendmaking, onderzoek van de overnameaanbiedingen, onderhandelingen, goedkeuring door de rechtbank). Aangezien die termijn vooraf niet bekend is, ziet men niet goed in hoe men er de helft van kan bepalen ter uitvoering van artikel 4, tweede lid.

De tekst dient op dat punt te worden herzien. 2. Voor de Franse tekst van artikel 5, tweede lid, wordt de volgende redactie voorgesteld : « Le décompte donne une justification détaillée des heures... (voorts zoals in de Franse versie van het ontwerp). ».

Slotopmerkingen De Nederlandse tekst van het ontwerp bevat verscheidene wendingen die niet correct zijn of in een bepaald zinsverband verkeerd gebruikt zijn. Mede om die reden zijn in het corpus van dit advies een aantal tekstvoorstellen gedaan. Onder voorbehoud van de voorgaande opmerkingen en steeds bij wijze van voorbeeld worden nog de volgende voorslagen gedaan.

Artikel 2 In het eerste lid schrijve men : « voegt binnen acht dagen... een voorstel van ereloon bij het dossier » in plaats van « legt binnen de acht dagen... een voorstel van ereloon neer ». Een soortgelijke opmerking geldt mutatis mutandis voor heel het ontwerp.

Artikel 3 In het derde lid schrijve men : « reiskostenvergoeding » in plaats van « verplaatsingsvergoeding » en in de formule : « die voorafgaat aan 1 januari » in plaats van « die 1 januari voorafgaat ». In het vierde lid schrijve men : « op vertoon van » in plaats van « mits voorlegging van ».

Artikel 5 In het eerste lid zouden de woorden « maakt... over » vervangen moeten worden door de woorden « zendt... over ».

De kamer was samengesteld uit : de heren : J.-J. Stryckmans, voorzitter;

Y. Kreins en P. Quertainmont, staatsraden;

F. Delperee en J. Kirkpatrick, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. B. Vigneron, toegevoegd griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de H. J. Regnier, eerste auditeur afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door de H. A. Lefebvre, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de H. J.-J. Stryckmans.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, J.-J. Stryckmans.

10 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de regels en barema's betreffende de erelonen en de kosten van de commissarissen inzake opschorting ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord, inzonderheid op artikel 19, Gelet op het advies van de Raad van State, Op de voordracht van Onze Minister van Justitie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De commissaris inzake opschorting voegt binnen acht dagen na zijn aanwijzing een voorstel van ereloon bij het dossier van opschorting voor de observatieperiode bepaald in artikel 15, § 1, eerste lid van de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord.

Ten minste acht dagen voor de overeenkomstig artikel 16 van de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord bepaalde rechtsdag, voegt de commissaris inzake opschorting een voorstel van ereloon bij het dossier van opschorting met het oog op de toekenning van de definitieve opschorting of de overdracht van de onderneming of een deel ervan.

Het voorstel van ereloon wordt berekend op basis van een schatting van het aantal werkuren dat noodzakelijk is om zijn taak uit te voeren.

Hij motiveert de complexiteit ervan, aan de hand van onder meer de omzet, het aantal personeelsleden, de bedrijfstak en de boekhoudkundige staat van het vermogen van de schuldenaar.

Het uurtarief van de commissaris inzake opschorting wordt bepaald overeenkomstig de tarieven die gebruikelijk zijn bij de beroepscategorie waartoe hij behoort. Indien dat niet mogelijk is, wordt het uurtarief bij vergelijking met andere beroepen vastgesteld en wordt rekening gehouden met de specialisatiegraad.

Indien de commissaris inzake opschorting tijdens de uitvoering van de taken waarop de voorstellen van ereloon bedoeld in het eerste en het tweede lid betrekking hebben, vaststelt dat zijn ereloon het bedrag opgenomen in het voorstel zullen overschrijden, voegt hij bij het dossier van de opschorting onverwijld een aangepast voorstel van ereloon met opgave van de redenen van die overschrijding.

Art. 2.Behalve in spoedgevallen mogen de kosten van de hulp van gespecialiseerde derden op wie de commissaris inzake opschorting een beroep heeft gedaan, niet aanvaard worden zonder voorafgaande goedkeuring ervan door de rechtbank van koophandel.

De kosten verbonden aan de uitoefening van de opdracht van commissaris inzake opschorting die niet begrepen zijn in het uurtarief bepaald in artikel 1 worden omstandig verantwoord.

De reiskostenvergoeding wordt vastgesteld op 12 frank per kilometer.

Dit bedrag wordt jaarlijks op 1 januari aangepast overeenkomstig de volgende formule : 12 x ... ( index der consumptieprijzen van de maand die voorafgaat aan 1 januari) (index der consumptieprijzen van juli 1998) Telefoonoproepen naar het buitenland worden afzonderlijk vergoed op vertoon van een kostenstaat.

Art. 3.De commissarissen inzake opschorting kunnen van de schuldenaar een voorschot eisen, dat echter geenszins 3/4 van het totale bedrag van het voorstel van ereloon mag overschrijden waarop het voorschot betrekking heeft.

Dit voorschot kan, op verzoek van de schuldenaar verdeeld worden in twee gelijke bedragen, waarvan de betaling alleen bij het begin en halverwege de periode waarop dat voorschot betrekking heeft, kan worden gevorderd.

Wanneer de rechtbank van koophandel de overdracht van de onderneming evenwel toestaat, wordt het geëiste voorschot volledig voldaan bij het begin van de periode van de overdracht van de onderneming.

Art. 4.Op het einde van elk van de in de artikel 2, eerste en tweede lid, bepaalde periodes, zendt de commissaris inzake opschorting aan de rechtbank een eindafrekening van het ereloon en de kosten over.

De afrekening geeft een omstandige verantwoording van de gepresteerde werkuren, van de prestaties waarop ze betrekking hebben alsmede van de kosten.

Art. 5.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^