Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998
gepubliceerd op 11 september 1998

Koninklijk besluit betreffende de aanwijzingsprocedure en de evaluatie van de assessoren en hun plaatsvervangers in de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling

bron
ministerie van justitie
numac
1998009726
pub.
11/09/1998
prom.
10/08/1998
ELI
eli/besluit/1998/08/10/1998009726/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit betreffende de aanwijzingsprocedure en de evaluatie van de assessoren en hun plaatsvervangers in de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 107 van de Grondwet;

Gelet op de wet van 5 maart 1998 betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling en tot wijziging van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen de abnormalen en de gewoontemisdadigers, vervangen door de wet van 1 juli 1964;

Gelet op de wet van 18 maart 1998 tot instelling van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 juli 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de hoogdringendheid;

Overwegende dat voor de toepassing van de wetten van 5 maart 1998 en 18 maart 1998 hierboven vermeld de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling moeten geïnstalleerd zijn; overwegende dat de leden van de commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling hun functie effectief moeten kunnen opnemen ten laatste op 1 januari 1999; overwegende dat bijgevolg de procedure voor de aanwijzing voor die datum volledig moet beëindigd zijn;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - De aanwijzingsprocedure

Artikel 1.Een selectiecomité onder het voorzitterschap van de Vaste Wervingssecretaris wordt ingesteld.

Art. 2.Het selectiecomité is samengesteld uit 4 leden : - de Vaste Wervingssecretaris of zijn afgevaardigde, Voorzitter; - één door de Minister van Justitie aangewezen magistraat van de zetel; - twee leden van de Hoge Raad voor Penitentiair Beleid door en uit haar midden aangewezen, de ene deskundig in het domein van de strafuitvoering, de ander deskundig in het domein van de sociale reïntegratie.

Art. 3.Het secretariaat van het selectiecomité wordt waargenomen door een ambtenaar van niveau I van het Ministerie van Justitie.

Art. 4.Het selectiecomité stelt zijn huishoudelijk reglement op, dat onder meer de wijze waarop het selectiecomité beraadslaagt, regelt.

Art. 5.Er worden twee reserves van kandidaten assessoren samengesteld, één voor assessoren-strafuitvoering en één voor assessoren-sociale reïntegratie. De oproeping voor de samenstelling van deze reserves wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en op om het even welke andere wijze.

De publicatie vermeldt de deelnemingsvoorwaarden en bepaalt de termijn waarbinnen en de instanties waarbij de kandidaturen moeten worden ingediend.

Art. 6.Voor elk van beide categorieën van assessoren worden de kandidaten onderworpen aan : a) een algemene computergestuurde proef die peilt naar de professionele efficiëntie en de relationele vaardigheden aan de hand van een persoonlijkheidsvragenlijst.Tevens zullen de kandidaten een biografische vragenlijst dienen in te vullen.

De persoonlijkheidsvragenlijst en de biografische vragenlijst dienen uitsluitend als informatie bij het mondelinge gedeelte. b) een specifiek mondeling gedeelte afgestemd op de te begeven functie waarbij de overeenstemming van het profiel van de kandidaat met betrekking tot de functievereisten, zijn motivatie en de affiniteit met het werkterrein, evenals zijn juridisch en methodisch inzicht bij de bespreking van een gevalstudie worden geëvalueerd.De kandidaat krijgt daartoe de vereiste voorbereidingstijd.

Om te slagen dienen de kandidaten tenminste 12 punten op 20 op deze proef te behalen.

Art. 7.Na afsluiten van de examenverrichtingen wordt een proces-verbaal opgesteld waarbij de kandidaten gerangschikt worden volgens de op het examen behaalde punten.

Om gerangschikt te worden moeten de kandidaten voldoen aan de voorwaarden zoals voorzien in de wet van 18 maart 1998.

Art. 8.De lijsten van de laureaten van de wervingsreserves worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Deze reserves zijn geldig gedurende 5 jaar.

De kandidaten worden schriftelijk van de beslissing van het selectiecomité op de hoogte gesteld.

Art. 9.De weerhouden kandidaten worden in de volgorde zoals opgesteld door het selectiecomité ingelicht van de vacante plaatsen waarvoor zij in aanmerking komen. De Minister van Justitie draagt de kandidaten ter aanwijzing voor aan de Koning, in de volgorde zoals voorgesteld door het selectiecomité. HOOFDSTUK II. - De evaluatie

Art. 10.De assessoren en hun plaatsvervangers worden op het einde van elke termijn waarvoor de aanwijzing is verleend, onderworpen aan een gemotiveerde schriftelijke evaluatie, die kan leiden tot een vermelding "goed" of "onvoldoende".

De procedure van de voorlopige evaluatie moet beginnen uiterlijk zes maanden vóór het verstrijken van die termijn.

Het voorlopig voorstel dient te worden geformuleerd binnen de 4 maanden.

Een assessor of een plaatsvervanger kan geen nieuwe aanwijzing voor een commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling bekomen indien hij de vermelding "onvoldoende" krijgt.

Art. 11.De evaluatie slaat op de wijze van ambtsuitoefening, met uitsluiting van de inhoud van de beslissingen genomen door de commissie voor de voorwaardelijke invrijheidstelling waarvan de geëvalueerde lid is. Ze gebeurt op grond van criteria die betrekking hebben op zijn intellectuele, professionele en organisatorische capaciteiten en zijn bekwaamheid tot samenwerken.

Art. 12.De evaluatie gebeurt bij gewone meerderheid van stemmen door : 1°) de eerste voorzitter van het Hof van Beroep van het rechtsgebied waarbinnen de commissie is ingesteld waarvan de geëvalueerde deel uitmaakt; 2°) een magistraat van de zetel van een rechtbank van eerste aanleg, aangewezen door de Minister van Justitie; 3°) een lid van de Hoge Raad voor Penitentiair Beleid door haar aangewezen en van dezelfde taalrol als de geëvalueerde.

Art. 13.De voorlopige evaluatie wordt voorafgegaan door één of meerdere functioneringsgesprekken tussen de geëvalueerde en minstens één van zijn evaluatoren. De eerste voorzitter van het Hof van Beroep maakt aan de betrokkene een afschrift van de voorlopige evaluatie over tegen gedagtekend ontvangstbewijs of per aangetekende brief met bewijs van ontvangst.

De betrokkene kan op straffe van verval binnen een termijn van twintig dagen te rekenen vanaf de zending van de voorlopige evaluatie zijn schriftelijke opmerkingen tegen gedagtekend ontvangstbewijs of per aangetekende brief met bewijs van ontvangst overmaken aan de eerste voorzitter van het Hof van Beroep, die het origineel bij het evaluatiedossier voegt en een afschrift overmaakt aan de Minister van Justitie.

Binnen tien dagen na ontvangst van de opmerkingen, maakt de eerste voorzitter een afschrift van de definitieve evaluatie over aan de Minister van Justitie en aan de Voorzitter van het selectiecomité.

Binnen diezelfde termijn maakt hij ook aan de betrokkene tegen gedagtekend ontvangstbewijs of per aangetekende brief met bewijs van ontvangst een afschrift over.

Art. 14.De evaluatiedossiers berusten bij de eerste voorzitters van de Hoven van Beroep. Een afschrift van de evaluaties wordt bewaard bij de Minister van Justitie gedurende ten minste tien jaar. De evaluaties zijn vertrouwelijk en kunnen ten allen tijde door de betrokkenen ingekeken worden.

Art. 15.Assessoren die zich na twee gunstig geëvalueerde ambtstermijnen opnieuw kandidaat stellen voor een termijn van vijf jaar, hebben voorrang op de kandidaten uit de wervingsreserves. Indien er meerdere dergelijke kandidaten zijn, geldt de vroegere rangschikking.

Art. 16.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 17.Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, T. VAN PARYS

^