Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998
gepubliceerd op 11 september 1998

Koninklijk besluit tot uitvoering van de richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende liften

bron
ministerie van economische zaken en ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1998012672
pub.
11/09/1998
prom.
10/08/1998
ELI
eli/besluit/1998/08/10/1998012672/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit tot uitvoering van de richtlijn van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 29 juni 1995 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende liften


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 juli 1961 betreffende de waarborgen welke de machines, de onderdelen van machines, het materieel, de werktuigen, de toestellen, de recipiënten en de beschermingsmiddelen inzake veiligheid en gezondheid moeten bieden, inzonderheid op artikel 1, § 1, vervangen bij de wet van 7 juli 1994;

Gelet op de richtlijn 95/16/EG van 29 juni 1995 van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende liften;

Gelet op het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947, inzonderheid op de artikelen 270 en 271 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 september 1983 en 12 december 1984 en op artikel 280 gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 februari 1957, 31 juli 1957, 20 juni 1962 en 12 december 1984;

Gelet op enerzijds de noodzaak de richtlijn zo snel mogelijk om te zetten, daar zij vanaf 1 juli 1997 daadwerkelijk moet kunnen worden toegepast en daar de aansprakelijkheid van de Belgische Staat zou kunnen in het gedrang komen en anderzijds gelet op het feit dat het om een zuiver technische aangelegenheid gaat, wordt voorgesteld de dringende noodzakelijkheid in te roepen om het advies van de Raad van State niet te vragen, in toepassing van artikel 3, § 1 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt onder "lift" verstaan : een toestel dat bepaalde stopplaatsen van gebouwen en bouwwerken bedient, met behulp van een kooi die langs vaste, ten opzichte van het horizontale vlak meer dan 15 graden hellende geleiders beweegt, en die bestemd is voor vervoer van : 1° personen, 2° personen en goederen, 3° uitsluitend goederen indien de kooi betreedbaar is, dat wil zeggen dat een persoon er zonder moeite kan binnengaan, en uitgerust is met bedieningsorganen die in de kooi of binnen het bereik van een zich daarin bevindende persoon gesitueerd zijn. In dit besluit wordt eveneens verstaan onder "lift"een toestel zoals bedoeld in het eerste lid dat een volstrekt vaste baan in de ruimte volgt, maar niet beweegt langs vaste geleiders (bijvoorbeeld een door een schaarconstructie geleide lift).

Art. 2.In de zin van dit besluit : 1° wordt onder "installateur van een lift" verstaan : de natuurlijke of rechtspersoon die de verantwoordelijkheid aanvaardt voor het ontwerp, de vervaardiging, de installatie en het in de handel brengen van de lift, die de CE-markering aanbrengt en de EG-verklaring van overeenstemming opstelt;2° vindt het in de handel brengen van de lift plaats wanneer de installateur de lift voor het eerst ter beschikking van de gebruiker stelt;3° wordt onder "veiligheidscomponent" verstaan : de grendelinrichtingen, de vanginrichtingen, de snelheidsbegrenzers, de buffers, de vanginrichtingen voor hydraulische vijzels en de veiligheidschakelaars zoals bedoeld in bijlage IV;4° wordt onder "fabrikant van de veiligheidscomponenten" verstaan : de natuurlijke of rechtspersoon die de verantwoordelijkheid aanvaardt voor het ontwerp en de vervaardiging van de veiligheidscomponenten, die de CE-markering aanbrengt en de EG-verklaring van overeenstemming opstelt;5° wordt onder "modellift" verstaan : een representatieve lift waarvan het technisch dossier laat zien hoe de fundamentele veiligheidseisen in acht worden genomen voor liften die zijn afgeleid van de met behulp van objectieve parameters gedefinieerde modellift en waarin identieke veiligheidscomponenten worden gebruikt. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 3.Dit besluit is van toepassing op vast opgestelde liften in gebouwen en bouwwerken die in de handel worden gebracht en in gebruik genomen na de inwerkingtreding van dit besluit.

Het is ook van toepassing op de in deze liften gebruikte veiligheidscomponenten waarvan de lijst in bijlage IV van dit besluit is opgenomen.

Art. 4.Dit besluit is niet van toepassing op : 1° kabelinstallaties, met inbegrip van kabelsporen, voor openbaar of niet-openbaar personenvervoer;2° liften die speciaal zijn ontworpen en gebouwd voor militaire doeleinden of het handhaven van de orde;3° mijnliften;4° toneelhefwerktuigen;5° liften die in vervoermiddelen zijn ingebouwd;6° liften die met een machine zijn verbonden en uitsluitend bestemd zijn om de toegang tot de werkpost mogelijk te maken;7° tandradbanen;8° bouwliften.

Art. 5.Indien voor een bepaalde lift, de in dit besluit bedoelde risico's geheel of gedeeltelijk onder de besluiten, voortvloeiend uit specifieke communautaire richtlijnen vallen, is het onderhavige besluit voor die lift en die risico's niet of niet meer van toepassing, zodra die besluiten in werking treden. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor het in de handel brengen en het in gebruik nemen van liften en veiligheidscomponenten

Art. 6.De liften waarop dit besluit van toepassing is, moeten voldoen aan de in bijlage I opgenomen fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen.

Art. 7.De veiligheidscomponenten waarop dit besluit van toepassing is, moeten voldoen aan de in bijlage I opgenomen fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen of zodanig zijn dat de liften waarop zij zijn aangebracht, aan dezelfde fundamentele eisen voldoen.

Art. 8.Van een lift of een veiligheidscomponent gebouwd volgens een nationale norm van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap, die de omzetting is van een geharmoniseerde norm, waarvan de referentie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen is gepubliceerd, en die één of meer fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen omvat, wordt aangenomen dat : 1° de volgens die norm gebouwde lift voldoet aan de desbetreffende fundamentele eisen;2° de volgens die norm vervaardigde veiligheidscomponent geschikt is om de lift waaraan hij op de juiste wijze is aangebracht te doen beantwoorden aan de desbetreffende fundamentele eisen. De referenties van de Belgische normen die de omzetting zijn van de betrokken geharmoniseerde normen worden gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Art. 9.Bij ontbreken van geharmoniseerde normen kunnen de Directeur-generaal van de Administratie van de arbeidsveiligheid en de Directeur-generaal van het Bestuur Kwaliteit en Veiligheid, in gemeenschappelijk akkoord, de betrokken partijen in kennis stellen van de bestaande Belgische technische normen en specificaties welke worden beschouwd als belangrijke of nuttige documenten voor de juiste toepassing van de fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I en de veiligheidseisen met betrekking tot de inbouw van de lift in het gebouw of bouwwerk van bijlage VII.

Art. 10.De onderlinge overeenkomst tussen een serie voorzieningen of inrichtingen die aan de fundamentele veiligheidseisen voldoen, mag met berekeningen of aan de hand van het ontwerp worden aangetoond.

Art. 11.De liften die voorzien zijn van de CE-markering en vergezeld gaan van de EG-verklaring van overeenstemming bedoeld in bijlage II van dit besluit, worden beschouwd in overeenstemming te zijn met de in artikel 6 bedoelde fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen en de in artikel 18 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures.

Art. 12.De veiligheidscomponenten die voorzien zijn van de CE-markering en vergezeld gaan van de EG-verklaring van overeenstemming bedoeld in bijlage II van dit besluit, worden beschouwd in overeenstemming te zijn met de in artikel 7 bedoelde fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen en de in artikel 15 bedoelde conformiteitsbeoordelingsprocedures.

Art. 13.Op ondermeer jaarbeurzen, exposities en demonstraties mogen liften of veiligheidscomponenten worden tentoongesteld die niet in overeenstemming zijn met de wettelijke of reglementaire bepalingen tot omzetting van de geldende communautaire richtlijnen mits op een zichtbaar bord duidelijk is aangegeven dat de liften of de veiligheidscomponenten er niet mee in overeenstemming zijn en niet te koop zijn voordat zij door de installateur van de lift of door de fabrikant van de veiligheidscomponent of diens in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde ermee in overeenstemming zijn gebracht.

Bij demonstraties moeten alle gepaste veiligheidsmaatregelen worden genomen om de bescherming van personen te waarborgen.

Art. 14.Het in de handel brengen van componenten, andere dan veiligheidscomponenten bedoeld in bijlage IV van dit besluit, die niet voorzien zijn van de CE-markering en niet vergezeld zijn van een EG-verklaring van overeenstemming bedoeld in dit besluit en die volgens de verklaring van de fabrikant of diens in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde, bestemd zijn om te worden ingebouwd in een lift waarop dit besluit van toepassing is, is toegelaten. HOOFDSTUK IV. - Overeenstemmingsbeoordelingsprocedure

Art. 15.Voordat een veiligheidscomponent zoals bedoeld in bijlage IV in de handel wordt gebracht, moet de fabrikant van de veiligheidscomponent of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde : a) hetzij het model van de veiligheidscomponent aan het in bijlage V bedoelde EG-typeonderzoek onderwerpen en de productie laten controleren door een aangemelde instantie overeenkomstig bijlage XI;b) hetzij het model van de veiligheidscomponent aan het in bijlage V bedoelde EG-typeonderzoek onderwerpen en een kwaliteitsborgingssysteem overeenkomstig bijlage VIII toepassen voor de productiecontrole;c) hetzij een systeem van volledige kwaliteitsborging toepassen overeenkomstig bijlage IX.

Art. 16.Bovendien moet de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde, om te verklaren dat de veiligheidscomponenten zoals bedoeld in bijlage IV van dit besluit in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit besluit, de CE-markering bedoeld in artikel 28 aanbrengen op iedere veiligheidscomponent en een verklaring van overeenstemming opstellen die de in bijlage II, onder A, genoemde gegevens bevat, rekening houdende met de bepalingen van de gebruikte bijlage (naargelang van het geval bijlage VIII, IX of XI).

Art. 17.De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde bewaart gedurende tien jaar na de datum waarop de vervaardiging van de veiligheidscomponent wordt stopgezet, een afschrift van de EG-verklaring van overeenstemming.

Art. 18.Voordat een lift in de handel wordt gebracht moet de installateur van de lift een van de volgende procedures volgen : 1° ofwel, indien de lift is ontworpen in overeenstemming met een lift die het EG-typeonderzoek van bijlage V heeft ondergaan, worden voor de bouw, de installatie en de keuring de volgende procedures toegepast : a) de eindcontrole van bijlage VI, of b) het kwaliteitsborgingssysteem van bijlage XII, of c) het kwaliteitsborgingssysteem van bijlage XIV;2° ofwel, indien de lift is ontworpen in overeenstemming met een modellift die het EG-typeonderzoek van bijlage V heeft ondergaan, worden voor de bouw, de installatie en de keuring de volgende procedures toegepast : a) de eindcontrole van bijlage VI, of b) het kwaliteitsborgingssysteem van bijlage XII, of c) het kwaliteitsborgingssysteem van bijlage XIV;3° ofwel, indien de lift is ontworpen in overeenstemming met een lift waarvoor een kwaliteitsborgingssysteem is gehanteerd, dat voldoet aan de eisen van bijlage XIII, aangevuld met een controle van het ontwerp wanneer dit niet geheel voldoet aan de geharmoniseerde normen, worden voor de bouw, de installatie en de keuring de volgende procedures toegepast : a) de eindcontrole van bijlage VI, of b) het kwaliteitsborgingssysteem van bijlage XII, of c) het kwaliteitsborgingssysteem van bijlage XIV;4° ofwel wordt op de lift de eenheidskeuring van bijlage X toegepast door een aangemelde instantie;5° ofwel wordt op de lift het kwaliteitsborgingssysteem van bijlage XIII toegepast, aangevuld met een controle van het ontwerp wanneer dit niet geheel voldoet aan de geharmoniseerde normen. De in het eerste lid, 1° bedoelde procedures die betrekking hebben op het ontwerp en de bouw enerzijds, en de installatie en de keuring, anderzijds, kunnen op dezelfde lift worden toegepast.

Alle toegelaten variaties tussen de modellift, zoals bedoeld in het eerste lid, punt 2°, en de daarvan afgeleide liften moeten duidelijk met vermelding van de maximale en minimale waarden worden aangegeven in het technisch dossier.

Art. 19.De installateur moet, om te verklaren dat de lift in overeenstemming is met de bepalingen van dit besluit, op de lift de CE-markering bedoeld in artikel 28 aanbrengen en een EG-verklaring van overeenstemming opstellen die de in bijlage II, onder B, genoemde gegevens bevat, rekening houdende met de bepalingen van de gebruikte bijlage (bijlage VI, X, XII, XIII of XIV, naargelang het geval).

Art. 20.In de in artikel 18 1°, 2° en 3° genoemde gevallen moet de voor het ontwerp verantwoordelijke persoon aan de voor de bouw, de installatie en de proeven verantwoordelijke persoon alle nodige documentatie en gegevens verstrekken voor een volstrekt veilig verloop van deze laatste verrichtingen.

Art. 21.De installateur van de lift bewaart gedurende 10 jaar na het in de handel brengen van de lift een afschrift van de EG-verklaring van overeenstemming.

Art. 22.De Commissie, de Lid-Staten en de andere aangemelde instanties kunnen op hun verzoek van de installateur een afschrift verkrijgen van de EG-verklaring van overeenstemming en van de verslagen over de proeven in verband met de eindcontrole.

Art. 23.Wanneer de liften of veiligheidscomponenten onderworpen zijn aan andere besluiten voortvloeiend uit communautaire richtlijnen die op andere aspecten betrekking hebben en die voorzien in het aanbrengen van de CE-markering geeft de in artikel 28 bedoelde CE-markering in deze gevallen aan dat de lift of de veiligheidscomponent ook worden geacht te voldoen aan de bepalingen van deze andere besluiten.

Indien echter in een of meer van deze besluiten, gedurende een overgangsperiode, de fabrikant de keuze van de toe te passen regeling wordt gelaten, geeft de CE-markering alleen aan dat aan de bepalingen van de door de installateur van de lift of de fabrikant van de veiligheidscomponent toegepaste besluiten is voldaan. In dat geval moeten de in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekend gemaakte referenties van de richtlijnen welke door de toegepaste besluiten worden omgezet, worden vermeld op de vereiste documenten, handleidingen of gebruiksaanwijzingen die bij de lift of de veiligheidscomponent zijn gevoegd.

Art. 24.Indien noch de installateur van de lift, noch de fabrikant van de veiligheidscomponent of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde heeft voldaan aan de verplichtingen van de artikelen 15 tot 23, rusten deze verplichtingen op eenieder die de lift of de veiligheidscomponent in de Gemeenschap in de handel brengt.

Deze verplichtingen gelden ook voor diegene die de lift of de veiligheidscomponent voor eigen gebruik bouwt. HOOFDSTUK V. - Inbouw van de lift in het gebouw of bouwwerk

Art. 25.Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk en van de bijlage VII zijn de fundamentele eisen inzake de voor de bouw bestemde producten van toepassing op de aspecten in verband met de installatie van een lift in een gebouw of bouwwerk.

Art. 26.Bouwkundige eisen in verband met de machinekamer, de schacht en de toegangen om de goede werking van de lift, het veilig gebruik ervan en de veiligheid van het onderhouds- en controle-personeel te waarborgen, zijn opgenomen in bijlage VII van dit besluit.

De schacht van de lift mag uitsluitend worden gebruikt voor de liftinstallatie. De aanwezigheid in de schacht van andere leidingen of andere installaties die niet voor de werking of veiligheid van de lift vereist zijn, is verboden.

Art. 27.De verantwoordelijke voor de verwezenlijking van het gebouw of het bouwwerk en de installateur van de lift stellen elkaar in kennis van de nodige gegevens en treffen passende maatregelen teneinde de goede werking en het veilig gebruik van de lift te waarborgen. HOOFDSTUK VI. - CE-Markering

Art. 28.De CE-markering van overeenstemming bestaat uit de initialen "CE" in de grafische vorm waarvan het model in bijlage III is afgebeeld.

Art. 29.De CE-markering moet duidelijk zichtbaar in iedere liftkooi worden aangebracht overeenkomstig punt 5 van bijlage I, en moet ook op elk van de in bijlage IV genoemde veiligheidscomponenten worden aangebracht.

Indien dit niet mogelijk is moet zij worden aangebracht op een etiket dat vast met de veiligheidscomponent is verbonden.

Art. 30.Op liften of veiligheidscomponenten mogen geen merktekens worden aangebracht die derden kunnen misleiden omtrent de betekenis of de grafische vorm van de CE-markering.

Andere merktekens mogen wel op liften of veiligheidscomponenten worden aangebracht, op voorwaarde dat de zichtbaarheid en de leesbaarheid van de CE-markering er niet door worden verminderd. HOOFDSTUK VII. - Aangemelde instanties

Art. 31.De Minister van Tewerkstelling en Arbeid erkent de instanties, aangemelde instanties genoemd, die gemachtigd zijn voor de uitvoering van de procedures bedoeld in de artikelen 15 en 18 volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 31 maart 1995, betreffende de erkenning van de instanties die aangemeld worden bij de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de toepassing van bepaalde conformiteitsprocedures van machines, drukvaten van eenvoudige vorm, liften en persoonlijke beschermingsmiddelen.

Art. 32.Voor de toepassing van dit besluit worden de instanties die aangemeld zijn door een van de Staten van de Europese Economische Ruimte of aangeduid zijn in toepassing van een Europees akkoord voor het uitvoeren van de procedures bedoeld in artikel 8 van de richtlijn 95/16/EG van 29 juni 1995 van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten inzake liften gelijkgesteld met de instanties aangemeld voor de uitvoering van de procedures bedoeld in de artikelen 15 en 18. HOOFDSTUK VIII. - Equivalentie van procedures

Art. 33.§ 1. De liften of veiligheidscomponenten welke voorzien zijn van de CE-markering en vergezeld zijn van de EG-verklaring van overeenstemming, aangebracht en opgesteld in overeenstemming met een reglementering uitgevaardigd door een andere Staat van de Europese Economische Ruimte in uitvoering van de richtlijn 95/16/EG van 29 juni 1995 van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende liften of in overeenstemming met een Europees akkoord met betrekking tot deze richtlijn, worden vermoed te voldoen aan de fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen bedoeld in de artikelen 6 en 7. § 2. De bepalingen van hoofdstuk IV zijn niet van toepassing op de liften noch op de veiligheidscomponenten bedoeld in § 1. HOOFDSTUK IX. - Toezichtsbepalingen en bijzondere maatregelen in verband met de beperking van de verkoop

Art. 34.Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie wordt het toezicht op de naleving van de bepalingen van dit besluit uitgeoefend door de ambtenaren en beambten, bedoeld door het koninklijk besluit van 16 oktober 1968 tot aanduiding van de ambtenaren en beambten, belast met het toezicht op de uitvoering van de wet van 11 juli 1961 betreffende de onontbeerlijke veiligheidswaarborgen welke de machines, de onderdelen van machines, het materieel, de werktuigen, de toestellen, de recipiënten en de beschermingsmiddelen moeten bieden, alsmede van haar uitvoeringsbesluiten, en volgens de nadere regels bepaald bij de hogervermelde wet van 11 juli 1961.

Art. 35.§ 1. Desgevallend worden passende maatregelen getroffen ten aanzien van diegene die de CE-markering heeft aangebracht of een EG-verklaring van overeenstemming heeft opgesteld voor een lift of veiligheidscomponent die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit besluit.

Elke vaststelling, door een in artikel 34 bedoelde ambtenaar of beambte, dat de CE-markering ten onrechte is aangebracht, houdt voor de installateur van de lift of de fabrikant van de veiligheidscomponent of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde de verplichting in de lift of de veiligheidscomponent in overeenstemming te brengen met de bepalingen inzake de CE-markering.

Indien de tekortkoming blijft bestaan, worden overeenkomstig de procedure bedoeld in § 2 alle nodige maatregelen getroffen om het in de handel brengen en in gebruik nemen van de bewuste lift of veiligheidscomponent te beperken of te verbieden of de lift of veiligheidscomponent uit de handel te nemen. § 2. Indien de in artikel 34 bedoelde ambtenaren of beambten vaststellen dat liften of veiligheidscomponenten voorzien van de CE-markering en vergezeld van de EG-verklaring van overeenstemming en gebruikt overeenkomstig hun bestemming, de veiligheid van personen of goederen in gevaar dreigen te brengen, worden, door de Administratie waartoe de betrokken ambtenaar of beambte behoort, aan de door de Minister van Economie aangewezen ambtenaar de passende maatregelen voorgesteld welke moeten genomen worden om de liften of veiligheidscomponenten uit de handel te nemen of het in de handel brengen en in gebruik nemen te verbieden of te beperken.

In voorkomend geval neemt de in het vorig lid bedoelde aangewezen ambtenaar de beslissing tot het uit de handel nemen of tot het verbod of de beperking van het in de handel brengen en in gebruik nemen. Hij stelt de Minister van Economie onverwijld van deze maatregel in kennis en vermeldt de redenen van deze beslissing en in het bijzonder of het gevaar voortvloeit uit : a) de niet-naleving van de in de artikelen 6 en 7 bedoelde fundamentele eisen;b) een verkeerde toepassing van de in artikel 8 bedoelde normen;c) een leemte in de in artikel 8 bedoelde normen zelf. De Minister stelt de Commissie van de Europese Gemeenschappen onverwijld in kennis en vermeldt tevens de redenen van deze beslissing zoals bepaald in vorig lid.

In voorkomend geval worden door de in § 2, eerste lid, bedoelde aangewezen ambtenaar tevens passende maatregelen getroffen ten aanzien van diegene die de CE-markering heeft aangebracht of een EG-verklaring van overeenstemming heeft opgesteld voor een lift of veiligheidscomponent die niet in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit besluit. § 3. Er wordt een subcommissie « liften » binnen de Interministeriële Economische Commissie ingesteld die tot taak heeft : a) op vraag van de in § 2, eerste lid, bedoelde aangewezen ambtenaar advies te verstrekken over elk onderwerp dat betrekking heeft op de toepassing van § 2;b) de coördinatie te verzekeren tussen de Administraties waartoe de in § 1 bedoelde ambtenaren en beambten behoren. De subcommissie is samengesteld uit ambtenaren behorende tot de Administraties bedoeld in het koninklijk besluit van 16 oktober 1968 tot aanduiding van de ambtenaren en beambten belast met het toezicht op de uitvoering van de wet van 11 juli 1961 betreffende de onontbeerlijke veiligheidswaarborgen welke de machines, de onderdelen van machines, het materieel, de werktuigen, de toestellen, de recipiënten en de beschermingsmiddelen moeten bieden, alsmede van haar uitvoeringsbesluiten.

Het secretariaat van deze subcommissie wordt waargenomen door het Ministerie van Economische Zaken.

De subcommissie wordt voorgezeten door een ambtenaar welke door de Minister van Economie wordt aangeduid.

Art. 36.Elke beslissing leidende tot het beperken van het in de handel brengen en het in gebruik nemen van een lift of van een veiligheidscomponent, wordt behoorlijk gemotiveerd en zo spoedig mogelijk ter kennis van de belanghebbende gebracht met vermelding van de krachtens dit besluit openstaande middelen om beroep aan te tekenen en van de termijnen waarbinnen dit beroep moet worden ingesteld.

Art. 37.Tegen de in artikel 36 bedoelde beslissingen kan door de belanghebbende bij ter post aangetekende brief bij de Minister van Economie beroep worden ingediend binnen een termijn van één maand na de kennisgeving van de beslissing. Het beroep is niet schorsend.

De Minister van Economie doet bij gemotiveerd besluit uitspraak over het beroep.

Art. 38.Overtredingen op de bepalingen van dit besluit worden gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 11 juli 1961 betreffende de onontbeerlijke veiligheidswaarborgen welke de machines, de onderdelen van machines, het materieel, de werktuigen, de toestellen, de recipiënten en de beschermingsmiddelen moeten bieden.

Art. 39.Dit besluit doet geen afbreuk aan de mogelijkheid tot het nemen van de maatregelen ter bescherming van de werknemers voorzien in de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie en haar uitvoeringsbesluiten.

Dit besluit doet evenmin afbreuk aan de mogelijkheid tot het nemen van maatregelen ter bescherming van personen, inzonderheid werknemers, of, in voorkomend geval, tot het vaststellen van bepalingen betreffende het gebruik van liften of van veiligheidscomponenten, voor zover zulks geen wijzigingen van de lift of van de veiligheidscomponenten ten opzichte van de specificaties van dit besluit inhoudt. HOOFDSTUK X. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 40.Het koninklijk besluit van 27 april 1988 tot uitvoering van de richtlijn van 17 september 1984 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake liften met elektrische, hydraulische of oleo-elektrische aandrijving, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 1992, wordt opgeheven voor de liften die na 30 juni 1999 in de handel worden gebracht en in gebruik genomen.

Art. 41.Worden opgeheven in het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming, goedgekeurd bij de besluiten van de Regent van 11 februari 1946 en 27 september 1947 : 1° artikel 270, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 september 1983 en 12 december 1984 wat betreft de elektrische personen- en fabrieksliften;2° artikel 271, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 2 september 1983 en 12 december 1984 wat betreft de hydraulische personen- en fabrieksliften;3° artikel 280, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 26 februari 1957, 31 juli 1957, 20 juni 1962 en 12 december 1984 wat betreft de bepalingen inzake de keuring vóór indienststelling van personen- en fabrieksliften bedoeld in dit besluit. De hierboven vermelde artikelen worden opgeheven voor de liften die na 30 juni 1999 in de handel gebracht worden en in gebruik worden genomen.

Art. 42.§ 1. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 1997. § 2. In afwijking van de bepalingen van dit besluit wordt het in de handel brengen en het in gebruik nemen van liften en veiligheidscomponenten die in overeenstemming zijn met de Belgische reglementering die van toepassing was vóór de inwerkingtreding van dit besluit, toegelaten tot 30 juni 1999.

Art. 43.Onze Minister van Economie en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage I Fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen betreffende het ontwerp en de bouw van liften en veiligheidscomponenten OPMERKINGEN VOORAF 1. De verplichtingen, vervat in de fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen, zijn alleen van toepassing indien het betrokken gevaar zich voordoet bij de lift of de veiligheidscomponent waarom het gaat bij gebruik op de door de installateur van de lift of de fabrikant van de veiligheidscomponenten bedoelde wijze.2. De in dit besluit vermelde fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen zijn dwingend.Gezien de stand van de techniek is het evenwel mogelijk dat de gestelde doelstellingen niet worden bereikt.

In dat geval moeten deze doelstellingen bij ontwerp en bouw van de lift of van de veiligheidscomponent zoveel mogelijk worden nagestreefd. 3. De fabrikant van de veiligheidscomponent en de installateur van de lift hebben de plicht een risicoanalyse te verrichten ten einde na te gaan welke risico's voor hun product relevant zijn;zij dienen vervolgens bij het ontwerp en de bouw van het product met die analyse rekening te houden. 4. Overeenkomstig artikel 25 zijn de fundamentele eisen van de richtlijn 89/106/EEG, die niet in onderhavig besluit zijn opgenomen, op liften van toepassing.1. Algemene eisen. 1.1. Toepassing van het koninklijk besluit van 5 mei 1995 tot uitvoering van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de Lid-Staten betreffende machines (richtlijn 89/392/EEG, gewijzigd door de richtlijnen 91/368/EEG, 93/44/EEG en 93/68/EEG).

Wanneer het betrokken gevaar bestaat en niet in deze bijlage wordt behandeld, zijn de fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen van bijlage I van het koninklijk besluit van 5 mei 1995 van toepassing. De fundamentele eis van punt 1.1.2. van bijlage I van het koninklijk besluit van 5 mei 1995 is in elk geval van toepassing. 1.2. Kooi.

De kooi moet zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat deze qua ruimte en sterkte berekend is op het maximale aantal personen en de nominale belasting van de lift die door de installateur zijn vastgesteld.

Wanneer de lift bedoeld is voor het transport van personen en de afmetingen ervan zulks mogelijk maken, moeten het ontwerp en de bouw van de kooi zodanig zijn dat de toegang en het gebruik door gehandicapten niet door de structurele eigenschappen van de kooi worden belemmerd of verhinderd en dat de nodige aanpassingen kunnen worden aangebracht om hun het gebruik te vergemakkelijken. 1.3. Ophang- en draagmiddelen.

De ophang- en/of draagmiddelen van de kooi, de bevestiging en de uiteinden daarvan, moeten zodanig zijn gekozen en ontworpen dat, rekening houdende met de gebruiksomstandigheden, de gebruikte materialen en de fabricageomstandigheden, een voldoende algeheel veiligheidsniveau wordt gegarandeerd en het risico dat de kooi valt zo klein mogelijk is.

Wanneer de kooi is opgehangen met behulp van kabels of kettingen, moeten er ten minste twee onafhankelijke kabels of kettingen zijn, elk met eigen bevestigingsmiddelen. Deze kabels en kettingen mogen geen andere verbindingen of splitsen bevatten dan die welke voor bevestiging of lusvorming nodig zijn. 1.4. Belastingbegrenzing (inclusief te hoge snelheid). 1.4.1. Liften moeten zodanig zijn ontworpen, gebouwd en geïnstalleerd dat geen opdracht tot bewegen kan worden gegeven zolang de belasting de nominale waarde overschrijdt. 1.4.2. Liften moeten uitgerust zijn met een inrichting ter begrenzing van de snelheid.

Deze eisen zijn niet van toepassing op liften waarbij een te hoge snelheid ingevolge het ontwerp van het aandrijfsysteem niet mogelijk is. 1.4.3. Snelle liften moeten uitgerust zijn met een inrichting voor het controleren en regelen van de snelheid. 1.4.4. Liften waarbij gebruik wordt gemaakt van frictieschijven moeten zo zijn ontworpen dat de kabels gelijkmatig over de schijf blijven lopen. 1.5. Machine. 1.5.1. Iedere personenlift moet een eigen machine hebben. Deze eis geldt niet voor liften waarbij het tegengewicht vervangen is door een tweede kooi. 1.5.2. De installateur van de lift moet ervoor zorgen dat de machine en de bijbehorende voorzieningen van een lift alleen voor onderhoud en in noodgevallen toegankelijk zijn. 1.6. Bedieningsorganen. 1.6.1. De bedieningsorganen in liftkooien die bestemd zijn voor gebruik door gehandicapten zonder begeleider moeten op passende wijze zijn ontworpen en op passende plaatsen worden aangebracht. 1.6.2. De functie van de bedieningsorganen moet duidelijk zijn aangegeven. 1.6.3. De oproepcircuits van een liftbatterij mogen gemeenschappelijk of gekoppeld zijn. 1.6.4. De elektrische apparatuur moet zodanig geïnstalleerd en geschakeld zijn dat : - verwisselingen met niet tot de lift behorende circuits uitgesloten zijn; - de energievoorziening onder belasting geschakeld kan worden; - de bewegingen van de lift afhankelijk zijn van veiligheidsmechanismen die in een bedieningscircuit met eigen veiligheid zijn opgenomen; - een defect in de elektrische installatie niet tot een gevaarlijke toestand leidt. 2. Gevaren voor personen buiten de kooi. 2.1. De lift moet zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat de toegang tot de ruimte waarin de kooi zich verplaatst onmogelijk is, behalve voor onderhoud en in noodgevallen. Voordat een persoon zich in deze ruimte begeeft, moet normaal gebruik van de lift onmogelijk worden gemaakt. 2.2. De lift moet zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat er geen gevaar van verplettering bestaat, wanneer de kooi zich in één van de uiterste standen bevindt.

Dit is het geval, wanneer er een vrije ruimte of schuilruimte voorbij de uiterste standen aanwezig is.

In uitzonderlijke gevallen evenwel, met name wanneer bovengenoemde oplossing in bestaande gebouwen niet uitvoerbaar is en mits de Lid-Staten in de gelegenheid worden gesteld hiermee vooraf in te stemmen, kunnen andere passende middelen worden gebruikt om dit risico te voorkomen. 2.3. De in- en uitgangen van de kooi moeten voorzien zijn van schachtdeuren waarvan de mechanische sterkte is afgestemd op de beoogde gebruiksomstandigheden.

Een inrichting voor onderlinge vergrendeling moet het onmogelijk maken dat bij normaal bedrijf : - de kooi, al dan niet na een daartoe gegeven signaal, in beweging komt terwijl niet alle schachtdeuren gesloten en vergrendeld zijn; - een schachtdeur wordt geopend wanneer de kooi nog niet stilstaat en wanneer zij zich buiten een voorgeschreven stopzone bevindt.

Bewegingen waarbij de liftvloer met de vloer van de bediende stopplaats op gelijke hoogte wordt gebracht, zijn binnen bepaalde zones evenwel toegestaan met geopende deuren, mits de snelheid van deze bewegingen onder controle blijft. 3. Gevaren voor personen in de kooi. 3.1. Liftkooien moeten volledig afgesloten zijn met volle wanden (vloer en plafond incluis), met uitzondering van de ventilatieopeningen, en voorzien zijn van volle deuren. De deuren van de kooien moeten zo zijn ontworpen en geïnstalleerd dat de kooi geen andere dan de in punt 2.3., derde alinea, bedoelde bewegingen kan maken als de deuren niet gesloten zijn, en dat zij stopt als de deuren opengaan.

Bij een stilstand tussen twee stopplaatsen moeten de deuren van de kooien gesloten en vergrendeld blijven, indien er gevaar bestaat voor een val tussen de kooi en de schacht of bij afwezigheid van een schacht. 3.2. Voor het geval van een storing in de energietoevoer of een onderdeel moet de lift voorzieningen bezitten die de vrije val of ongecontroleerde bewegingen van de kooi naar boven verhinderen.

De vanginrichting van de kooi moet onafhankelijk van de ophangmiddelen van de kooi zijn.

Deze inrichting moet in staat zijn de kooi bij nominale belasting en bij de door de installateur van de lift bepaalde maximumsnelheid tot stilstand te brengen. In geen enkele beladingstoestand mag de kooi door de werking van deze inrichting zodanig tot stilstand komen dat een voor de gebruikers gevaarlijke vertraging wordt veroorzaakt. 3.3. Tussen de bodem van de schacht en de vloer van de kooi moeten buffers zijn aangebracht.

In dat geval moet de in punt 2.2. voorgeschreven vrije ruimte gemeten zijn met de buffers volledig ingedrukt.

Deze eis geldt niet voor liften waarvan de kooi ingevolge het ontwerp van het aandrijfsysteem onmogelijk in de in punt 2.2 bedoelde vrije ruimte kan binnendringen. 3.4. De liften moeten zo zijn ontworpen en gebouwd dat ze niet in beweging kunnen worden gebracht indien de in punt 3.2. bedoelde voorzieningen niet bedrijfsklaar zijn. 4. Andere risico's. 4.1. Indien zij gemotoriseerd zijn, moeten de schachtdeuren, de kooideuren of beide samen, voorzien zijn van een inrichting die eventuele klemming tussen de bewegende deuren voorkomt. 4.2. Wanneer schachtdeuren, ook die met glazen delen, moeten bijdragen tot de brandveiligheid van het gebouw, moeten zij een adequate brandwerendheid hebben, die gekenmerkt wordt door hun onvervormbaarheid en hun isolatie-eigenschappen (niet-uitbreiding van de vlammen) en de warmtetransmissie (thermische straling). 4.3. Eventuele tegengewichten moeten zo zijn geïnstalleerd dat zij in geen geval met de kooi in botsing kunnen komen of daarop kunnen vallen. 4.4. De liften moeten zijn uitgerust met voorzieningen om in de kooi opgesloten personen te bevrijden en te evacueren. 4.5. De kooien moeten zijn uitgerust met communicatiemiddelen voor verkeer in twee richtingen waardoor voortdurend een verbinding tot stand kan worden gebracht met een dienst die snel kan ingrijpen. 4.6. Liften moeten zo zijn ontworpen en gebouwd dat zij bij overschrijding van de door de installateur van de lift voorgeschreven maximumtemperatuur in de machinekamer de aan de gang zijnde bewegingen kunnen voltooien, maar geen nieuwe bedieningscommando's uitvoeren. 4.7. Kooien moeten zo zijn ontworpen en gebouwd dat voor de passagiers ook bij langdurige stilstand een toereikende ventilatie is gewaarborgd. 4.8. Bij gebruik van de lift of wanneer een deur wordt geopend moet er voldoende licht in de kooi zijn; ook moet er een noodverlichting aanwezig zijn. 4.9. De in punt 4.5. bedoelde communicatiemiddelen en de in punt 4.8. bedoelde noodverlichting moeten zodanig zijn ontworpen en gebouwd, dat ze zelfs na het uitvallen van de normale stroomvoorziening kunnen blijven werken. Zij moeten voldoende lang in werking blijven om een normaal ingrijpen van hulpdiensten mogelijk te maken. 4.10. Het besturingscircuit van liften die bij brand kunnen worden gebruikt, moet zodanig zijn ontworpen en gebouwd dat de bediening van bepaalde stopplaatsen kan worden belet en prioritaire bediening van de lift door de hulpdiensten mogelijk is. 5. Markering. 5.1. Behalve de voor elke machine overeenkomstig punt 1.7.3. van bijlage I van het koninklijk besluit van 5 mei 1995 vereiste minimumaanwijzingen moet elke kooi zijn voorzien van een goed zichtbare plaat waarop duidelijk de in kilogram uitgedrukte nominale belasting en het maximaal toegelaten aantal personen staan vermeld. 5.2. Indien de lift zo is ontworpen dat opgesloten personen zich zonder hulp van buiten uit de kooi kunnen bevrijden, moeten de desbetreffende instructies duidelijk leesbaar in de kooi zijn aangebracht. 6. Gebruiksaanwijzingen. 6.1. Onverminderd de wetgeving betreffende het taalgebruik in sociale zaken moeten de in bijlage IV bedoelde veiligheidscomponenten vergezeld gaan van een gebruiksaanwijzing die is gesteld in een officiële taal van de Lid-Staat van de installateur van de lift of een andere door hem aanvaarde in de Gemeenschap gesproken taal, opdat de : - montage; - aansluiting; - afstelling; - en het onderhoud, op doeltreffende wijze en zonder gevaar kunnen plaatsvinden. 6.2.Elke lift moet vergezeld gaan van een documentatie die gesteld is in de taal (of talen) van de regio waar de lift wordt geïnstalleerd overeenkomstig de wetgeving betreffende het taalgebruik in sociale zaken. Deze documentatie omvat ten minste : - een gebruiksaanwijzing die de voor normaal gebruik benodigde tekeningen en schema's bevat, alsmede die voor onderhoud, inspectie, reparatie, periodieke controle en de in punt 4.4. bedoelde hulpverlening; - een liftboek waarin de reparaties en eventueel de periodieke controles kunnen worden opgetekend.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage II A. Inhoud van de EG-verklaring van overeenstemming voor veiligheidscomponenten (1) De EG-verklaring van overeenstemming moet de volgende gegevens bevatten : - naam en adres van de fabrikant van de veiligheidscomponenten (2); - in voorkomend geval, naam en adres van zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde (2); - beschrijving van de veiligheidscomponent, type- of serie-aanduiding, serienummer indien aanwezig; - veiligheidsfunctie van de veiligheidscomponent indien deze niet duidelijk uit de beschrijving blijkt; - bouwjaar van de veiligheidscomponent; - alle relevante bepalingen waaraan de veiligheidscomponent voldoet; - indien van toepassing, de referentie van de gebruikte geharmoniseerde normen; - indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instantie die het EG-typeonderzoek heeft verricht overeenkomstig artikel 15, punten a) en b); - indien van toepassing, de referentie van het door die aangemelde instantie afgegeven certificaat van EG-typeonderzoek; - indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instantie die de productiecontrole heeft uitgevoerd overeenkomstig artikel 15, punt b); - indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instantie die het door de fabrikant toegepaste kwaliteitsborgingssysteem heeft gecontroleerd overeenkomstig artikel 15, punt c); - identiteit van de ondertekenaar die gemachtigd is de fabrikant van de veiligheidscomponenten of diens in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde te binden.

B. Inhoud van de EG-verklaring van overeenstemming voor geïnstalleerde liften (3) De EG-verklaring van overeenstemming moet de volgende gegevens bevatten : - naam en adres van de installateur van de lift (4); - beschrijving van de lift, type- of serie-aanduiding, serienummer en adres waar de lift is geïnstalleerd; - jaar waarin de lift is geïnstalleerd; - alle relevante bepalingen waaraan de lift voldoet; - indien van toepassing, de referentie van de gebruikte geharmoniseerde normen; - indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instantie die het EG-typeonderzoek heeft verricht van het model van de lift overeenkomstig artikel 18, punten a) en b); - indien van toepassing, de referentie van het certificaat van EG-typeonderzoek; - indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instantie die de keuring van de lift heeft verricht overeenkomstig artikel 18, punt d); - indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instantie die de eindcontrole van de lift heeft verricht overeenkomstig artikel 18, eerste streepje van de punten a), b) en c); - indien van toepassing, naam, adres en identificatienummer van de aangemelde instantie die de controle van het door de installateur gebruikte kwaliteitsborgingssysteem heeft verricht overeenkomstig artikel 18, tweede en derde streepje van de punten a), b), c) en punt e); - identiteit van de ondertekenaar die gemachtigd is om de installateur van de lift te binden.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota's (1) Deze getypte of in drukletters geschreven verklaring moet zijn opgesteld in dezelfde taal als het in bijlage I, punt 6.1., bedoelde instructieboek. (2) Handelsnaam en volledig adres, in geval van een gevolmachtigde ook handelsnaam en het adres van de fabrikant van de veiligheidscomponent vermelden. (3) Deze getypte of in drukletters geschreven verklaring moet zijn opgesteld in dezelfde taal als het in bijlage I, punt 6.2., bedoelde instructieboek. (4) Handelsnaam en volledig adres. Bijlage III De CE-markering van overeenstemming De CE-markering van overeenstemming bestaat uit de initialen CE in de volgende grafische vorm : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Bij verkleining of vergroting van de CE-markering moeten de verhoudingen van bovenstaande afbeelding in acht worden genomen.

De onderscheiden onderdelen van de CE-markering moeten nagenoeg dezelfde hoogte hebben, die minimaal 5 mm bedraagt. Bij veiligheidscomponenten van geringe grootte mag van deze minimumafmeting worden afgeweken.

De CE-markering wordt gevolgd door het identificatienummer van de aangemelde instantie die optreedt in het kader van de - in artikel 15, punten b) of c) bedoelde procedures; - in artikel 18, bedoelde procedures.

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage IV Lijst van de in artikel 2 en in artikel 15 bedoelde veiligheidscomponenten 1. Grendelinrichtingen van schachtdeuren. 2. In punt 3.2 van bijlage I bedoelde vanginrichtingen die de vrije val van de kooi of ongecontroleerde bewegingen naar boven moeten verhinderen. 3. Snelheidsbegrenzers.4. a) Energieopnemende buffers met : - hetzij niet-lineaire karakteristiek; - hetzij terugslagdemping. b) Energieafvoerende buffers.5. Veiligheidsinrichtingen op vijzels van de hydraulische circuits wanneer deze als vanginrichtingen worden gebruikt.6. Elektrische veiligheidsinrichtingen in de vorm van veiligheidsschakelaars met elektronische componenten. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage V EG-typeonderzoek (module B) A. EG-typeonderzoek van veiligheidscomponenten. 1. Het EG-typeonderzoek is de procedure door middel waarvan een aangemelde instantie vaststelt en verklaart dat een lift waarop op de juiste wijze een representatief exemplaar van een veiligheidscomponent wordt aangebracht, aan de betreffende bepalingen van dit besluit zal kunnen voldoen.2. De aanvraag om een EG-typeonderzoek wordt door de fabrikant van de veiligheidscomponent of door zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde ingediend bij de aangemelde instantie van zijn keuze. De aanvraag omvat : - naam en adres van de fabrikant van de veiligheidscomponent, en naam en adres van zijn gevolmachtigde indien de aanvraag door laatstgenoemde is ingediend, alsmede de plaats waar de veiligheidscomponenten zijn vervaardigd; - een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag is ingediend bij een andere aangemelde instantie; - een technisch dossier; - een representatief exemplaar van de veiligheidscomponent of vermelding van de plaats waar dit kan worden onderzocht. De aangemelde instantie kan onder opgave van redenen extra exemplaren aanvragen. 3. Aan de hand van het technisch dossier moet kunnen worden beoordeeld of de veiligheidscomponent in overeenstemming is met de eisen van dit besluit en geschikt is om de lift waarop hij op de juiste wijze is aangebracht te doen beantwoorden aan de bepalingen ervan. Voor zover nodig voor deze overeenstemmingsbeoordeling dient het technisch dossier de volgende stukken te bevatten : - een algemene beschrijving van de veiligheidscomponent, met inbegrip van het gebruiksterrein (met name de eventuele snelheidsgrenzen, de belasting, de energie) en de gebruiksomstandigheden (met name plaatsen waar ontploffingsgevaar bestaat, slecht weer); - ontwerp- en fabricagetekeningen of -schema's; - de beoogde fundamentele eis(en) en de oplossing die is gekozen om daaraan te voldoen (b.v. geharmoniseerde norm); - eventueel de resultaten van de door de fabrikant uitgevoerde of uitbestede proeven of berekeningen; - een exemplaar van de montage-instructies voor de veiligheidscomponenten; - de maatregelen die bij de fabricage zullen worden genomen om ervoor te zorgen dat in serie vervaardigde veiligheidscomponenten met het type overeenstemmen. 4. De aangemelde instantie : - onderzoekt het technisch dossier, ten einde na te gaan of hiermee aan de beoogde doelstellingen wordt voldaan; - onderzoekt de veiligheidscomponent om na te gaan of deze overeenkomstig het technisch dossier is vervaardigd; - voert passende controles alsook de nodige proeven uit of laat deze uitvoeren, om na te gaan of de door de fabrikant van de veiligheidscomponent gekozen oplossingen aan de eisen van dit besluit voldoen en of de veiligheidscomponent naar behoren kan functioneren wanneer deze op de juiste wijze op een lift is aangebracht. 5. Indien het representatieve exemplaar van de veiligheidscomponent voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van dit besluit, verstrekt de aangemelde instantie aan de aanvrager een certificaat van EG-typeonderzoek.Het certificaat bevat de naam en het adres van de fabrikant van de veiligheidscomponent, de conclusies van de controle, de voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat en de nodige gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde type.

De Commissie, de Lid-Staten en de andere aangemelde instanties kunnen een kopie van het certificaat verkrijgen, alsmede, op een met redenen omkleed verzoek, een kopie van het technisch dossier en van de verslagen van de uitgevoerde onderzoeken, berekeningen of proeven.

Indien de aangemelde instantie weigert een certificaat van EG-typeonderzoek aan de fabrikant af te geven, motiveert zij deze weigering uitvoerig. Er moet in een beroepsprocedure worden voorzien. 6. De fabrikant van de veiligheidscomponent of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde brengt de aangemelde instantie op de hoogte van alle, zelfs geringe, wijzigingen die hij in de goedgekeurde veiligheidscomponent heeft aangebracht of overweegt aan te brengen, met inbegrip van nieuwe, niet in het oorspronkelijke technisch dossier aangegeven uitbreidingen of varianten (zie punt 3, eerste streepje). De aangemelde instantie onderzoekt de wijzigingen en deelt de aanvrager mede of het certificaat van EG-typeonderzoek nog geldig is (1). 7. Elke aangemelde instantie deelt aan de Lid-Staten alle nuttige informatie mede met betrekking tot : - de certificaten van EG-typeonderzoek die zij heeft afgegeven; - de certificaten van EG-typeonderzoek die zij heeft ingetrokken.

Elke aangemelde instantie deelt bovendien aan de andere aangemelde instanties alle nuttige informatie mede met betrekking tot de certificaten van EG-typeonderzoek die zij heeft ingetrokken. 8. Onverminderd de wetgeving betreffende het taalgebruik in sociale zaken worden het certificaat van EG-typeonderzoek, de dossiers en de correspondentie in verband met de EG-typeonderzoeksprocedure gesteld in een officiële taal van de Lid-Staat waar de aangemelde instantie is gevestigd of in een door die instantie aanvaarde taal.9. Gedurende 10 jaar na de laatste datum van fabricage van de veiligheidscomponent bewaart de fabrikant van de veiligheidscomponent of zijn gevolmachtigde naast het technisch dossier ook een afschrift van het certificaat van EG-typeonderzoek en van de aanvullingen daarop. Indien noch de fabrikant van een veiligheidscomponent, noch zijn gevolmachtigde in de Gemeenschap zijn gevestigd, is de persoon die met het in de Gemeenschap in de handel brengen van de veiligheidscomponent is belast, degene die het technisch dossier ter beschikking moet houden.

B. EG-typeonderzoek van een lift. 1. Het EG-typeonderzoek is de procedure door middel waarvan een aangemelde instantie vaststelt en verklaart dat een modellift of een lift waarvoor in geen enkele uitbreiding of variant is voorzien, aan de bepalingen van dit besluit voldoet.2. De aanvraag om een EG-typeonderzoek wordt door de installateur van de lift ingediend bij een aangemelde instantie van zijn keuze. De aanvraag omvat : - naam en adres van de installateur van de lift; - een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag is ingediend bij een andere aangemelde instantie; - een technisch dossier; - de vermelding van de plaats waar de modellift kan worden onderzocht.

Deze moet de einddelen omvatten en een bereik van minstens drie niveaus hebben (boven-, beneden- en tussenniveau). 3. Aan de hand van het technisch dossier moet kunnen worden beoordeeld of de lift aan de bepalingen van dit besluit voldoet en inzicht kunnen worden verkregen in het ontwerp en de werking. Voor zover nodig voor de overeenstemmingsbeoordeling dient het technisch dossier de volgende stukken te bevatten : - een algemene beschrijving van de modellift. In het technisch dossier moeten duidelijk alle uitbreidingsmogelijkheden worden vermeld die de voor onderzoek aangeboden modellift biedt (zie artikel 2, vijfde streepje); - ontwerp- en fabricagetekeningen of -schema's; - de beoogde fundamentele eis(en) en de oplossing die is gekozen om daaraan te voldoen (b.v. geharmoniseerde norm); - een afschrift van de EG-verklaringen van overeenstemming van de bij de vervaardiging van de lift gebruikte veiligheidscomponenten; - eventueel de resultaten van de door de fabrikant uitgevoerde of uitbestede proeven of berekeningen; - een exemplaar van de gebruiksaanwijzing van de lift; - de maatregelen die bij het installeren zullen worden genomen om ervoor te zorgen dat de in serie vervaardigde liften in overeenstemming zijn met de bepalingen van dit besluit. 4. De aangemelde instantie : - onderzoekt het technisch dossier, ten einde na te gaan of hiermee aan de beoogde doelstellingen wordt voldaan; - onderzoekt de modellift, om na te gaan of deze overeenkomstig het technisch dossier is vervaardigd; - voert passende controles alsook de nodige proeven uit of laat deze uitvoeren, om na te gaan of de door de installateur van de lift gekozen oplossingen aan de eisen van dit besluit voldoen en of ook de lift daarmee aan die eisen kan voldoen. 5. Indien de modellift voldoet aan de daarop betrekking hebbende bepalingen van dit besluit, verstrekt de aangemelde instantie aan de aanvrager een certificaat van EG-typeonderzoek.Het certificaat bevat de naam en het adres van de installateur van de lift, de conclusies van de controle, de voorwaarden voor de geldigheid van het certificaat en de nodige gegevens voor de identificatie van het goedgekeurde type.

De Commissie, de Lid-Staten en de andere aangemelde instanties kunnen een kopie van het certificaat verkrijgen, alsmede, op met redenen omkleed verzoek, een kopie van het technisch dossier en van de verslagen van de uitgevoerde onderzoeken, berekeningen of proeven.

Indien de aangemelde instantie weigert een certificaat van EG-typeonderzoek aan de fabrikant af te geven, motiveert zij deze weigering uitvoerig. Er moet in een beroepsprocedure worden voorzien. 6. De installateur van de lift brengt de aangemelde instantie op de hoogte van alle, zelfs geringe, wijzigingen die hij in de goedgekeurde lift heeft aangebracht of wenst aan te brengen, met inbegrip van nieuwe, niet in het oorspronkelijke technisch dossier aangegeven uitbreidingen of varianten (zie punt 3, eerste streepje).De aangemelde instantie onderzoekt de wijzigingen en deelt de aanvrager mede of het certificaat van EG-typeonderzoek nog geldig is (1). 7. Elke aangemelde instantie deelt aan de Lid-Staten alle nuttige informatie mede met betrekking tot : - de certificaten van EG-typeonderzoek die zij heeft afgegeven; - de certificaten van EG-typeonderzoek die zij heeft ingetrokken.

Elke aangemelde instantie deelt bovendien aan de andere aangemelde instanties alle nuttige informatie mede met betrekking tot de certificaten van EG-typeonderzoek die zij heeft ingetrokken. 8. Onverminderd de wetgeving betreffende het taalgebruik in sociale zaken worden het certificaat van EG-typeonderzoek, de dossiers en de correspondentie in verband met de EG-typeonderzoeksprocedure gesteld in een officiële taal van de Lid-Staat waar de aangemelde instantie is gevestigd of in een door die instantie aanvaarde taal.9. Gedurende 10 jaar na de vervaardiging van de laatste met de modellift overeenkomende lift bewaart de installateur van de lift naast het technisch dossier ook een afschrift van het certificaat van EG-typeonderzoek en van de aanvullingen daarop. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M.SMET _______ Nota (1) Indien de aangemelde instantie het nodig acht, kan zij een aanvulling op het oorspronkelijke certificaat van EG-typeonderzoek verstrekken of verlangen dat er een nieuwe aanvraag wordt ingediend. Bijlage VI Eindcontrole 1. De eindcontrole is de procedure door middel waarvan de installateur van de lift die voldoet aan de verplichtingen uit hoofde van punt 2 zich ervan vergewist en verklaart dat de lift die in de handel wordt gebracht aan de eisen van dit besluit voldoet.De installateur van de lift brengt in de kooi van elke lift de CE-markering aan en stelt een EG-verklaring van overeenstemming op. 2. De installateur van de lift neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de lift die in de handel wordt gebracht overeenstemt met de modellift omschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek en met de daarop van toepassing zijnde fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen.3. Gedurende 10 jaar na het in de handel brengen van een lift bewaart de installateur van de lift een afschrift van de EG-verklaring van overeenstemming en van de in punt 6 bedoelde verklaring van eindcontrole.4. De eindcontrole van de lift die in de handel zal worden gebracht wordt verricht door of op last van een door de installateur van de lift gekozen aangemelde instantie.Passende controles en proeven als omschreven in de in artikel 8 van dit besluit bedoelde relevante norm(en) of daarmee gelijkstaande proeven worden verricht om na te gaan of de lift met de desbetreffende eisen van dit besluit in overeenstemming is.

Deze controles en proeven hebben met name betrekking op : a) onderzoek van de documentatie om na te gaan of de lift in overeenstemming is met de overeenkomstig bijlage V, onderdeel B, goedgekeurde modellift; b) - de werking van de lift in onbelaste toestand en onder maximale belasting om na te gaan of de veiligheidsinrichtingen (vanginrichtingen, vergrendelingen,...) goed zijn gemonteerd en naar behoren functioneren; - de werking van de lift onder maximale belasting en in onbelaste toestand om na te gaan of de veiligheidsvoorzieningen bij het uitvallen van de energietoevoer naar behoren functioneren; - statische beproeving met een belasting van 1,25 maal de nominale belasting.

De nominale belasting is de in bijlage I, punt 5, bedoelde belasting.

Na afloop van deze proeven dient de aangemelde instantie zich ervan te vergewissen dat er geen vervormingen of beschadigingen zijn opgetreden die bij het gebruik van de lift gevaar kunnen opleveren. 5. De aangemelde instantie ontvangt documentatie bestaande uit : - de overzichtstekening van de lift; - de tekeningen en schema's die nodig zijn voor de eindcontrole, met name de schema's van de bedieningscircuits; - een exemplaar van de gebruiksaanwijzing bedoeld in punt 6.2. van bijlage I. De aangemelde instantie mag geen gedetailleerde tekeningen of nauwkeurige inlichtingen eisen die niet nodig zijn voor het controleren van de overeenstemming van de lift die in de handel zal worden gebracht met de in het certificaat van EG-typeonderzoek beschreven modellift. 6. Indien de lift voldoet aan de bepalingen van dit besluit, brengt de aangemelde instantie haar identificatienummer aan naast de CE-markering overeenkomstig bijlage III of doet dit aanbrengen, en stelt een verklaring van eindcontrole op waarin de verrichte controles en proeven zijn vermeld. De aangemelde instantie vult de desbetreffende bladzijden in van het in bijlage I, punt 6.2., bedoelde liftboek.

Indien de aangemelde instantie weigert een verklaring van eindcontrole af te geven, motiveert zij deze weigering uitvoerig en geeft zij aan hoe alsnog goedkeuring kan worden verkregen. Wanneer de installateur van de lift opnieuw een verzoek om eindcontrole doet, moet hij zijn verzoek aan dezelfde aangemelde instantie richten. 7. Onverminderd de wetgeving betreffende het taalgebruik in sociale zaken worden de verklaring van eindcontrole, de dossiers en de correspondentie in verband met de EG-goedkeuringsprocedure gesteld in een officiële taal van de Lid-Staat waar de aangemelde instantie is gevestigd of in een door haar aanvaarde taal. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage VII Veiligheidseisen met betrekking tot de inbouw van de lift in het gebouw of bouwwerk 1. Onverminderd de bepalingen van punt 2.2 lid 3 van bijlage I moeten de afmetingen van de schacht, schachtwanden en machinekamer zodanig zijn dat de lift kan ingebouwd worden in het gebouw of bouwwerk met inachtname van de in de desbetreffende normen voorziene veiligheidsruimten, met name wat betreft de schachtput, de vrije ruimte boven het kooidak, de machinekamer en het schakelbord. 2. Alle delen van de liftinstallatie die een regelmatig onderhoud, afregeling, controle of interventie vereisen moeten onder alle omstandigheden gemakkelijk en veilig toegankelijk zijn.Zo nodig moeten toezichtsluiken worden voorzien. 3. De toegang tot de machinekamer en/of toezichtsluiken moet steeds verzekerd zijn, inzonderheid voor dringende interventies.4. De schachtwanden moeten vol en doorlopend zijn. Van deze eisen mag afgeweken worden indien de lift opgesteld is in open lucht of in omstandigheden waarbij de schacht geen luchtaanzuigkoker kan vormen langswaar de uitbreiding van een brand wordt bevorderd, een trappenhal uitgezonderd.

Bij niet-doorlopende schachtwanden is de hoogte van de schachtwanden niet kleiner dan 2,50m boven de plaatsen, in de nabijheid van deze schachtwanden, die betreedbaar zijn voor personen. Gelijkwaardige oplossingen zijn mogelijk zoals voorzien in de geharmoniseerde norm.

Bij het gebruik van schachtwanden in metalen vlechtwerk (open lucht, industrie) zijn de maximale afmetingen van de openingen zodanig dat het, overeenkomstig de desbetreffende normen inzake veiligheidsafstanden, niet mogelijk is de bewegende delen aan te raken. 5. De schachtwanden hebben een voldoende mechanische weerstand zodat zij kunnen weerstaan aan de krachten die er op kunnen overgebracht worden.6. Een of meerdere metalen steunen of haken zijn aan het plafond van de machinekamer en desgevallend van de schacht te voorzien op plaatsen bepaald door de installateur van de lift, om de behandeling van zware lasten bij de montage of de vervanging van het zwaar materieel mogelijk te maken. De maximaal toegelaten belasting van deze steunen of haken is aangeduid in de nabijheid ervan. 7. De vloer van de machinekamer van een hydraulische lift moet zodanig ingericht zijn dat in geval van lek aan het hydraulisch systeem, de totale hoeveelheid olie binnen het lokaal opgevangen wordt, eventueel door gebruik te maken van verhoogde boorden met inachtname van de vrije loop- en werkhoogten. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage VIII Productkwaliteitsborging (module E) 1. De productkwaliteitsborging is de procedure door middel waarvan de fabrikant van de veiligheidscomponent die voldoet aan de verplichtingen van punt 2 zich ervan vergewist en verklaart dat de veiligheidscomponenten in overeenstemming zijn met het type als beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek en voldoen aan de eisen van dit besluit die op die producten van toepassing zijn, en dat een lift waarop de veiligheidscomponent op de juiste wijze wordt aangebracht aan de bepalingen van dit besluit zal kunnen voldoen. De fabrikant van de veiligheidscomponent of diens in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde brengt op elke veiligheidscomponent de CE-markering aan en stelt een EG-verklaring van overeenstemming op. De CE-markering gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 4. 2. De fabrikant maakt voor de eindcontrole van de veiligheidscomponent en de proeven gebruik van een goedgekeurd kwaliteitsborgingssysteem zoals omschreven in punt 3, en is onderworpen aan het toezicht bedoeld in punt 4.3. Kwaliteitsborgingssysteem. 3.1. De fabrikant van de veiligheidscomponent dient voor de betreffende veiligheidscomponenten bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag in tot beoordeling van zijn kwaliteitsborgingssysteem.

De aanvraag omvat : - alle relevante informatie over de beoogde veiligheidscomponenten; - de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem; - de technische documentatie met betrekking tot de goedgekeurde veiligheidscomponenten en afschriften van de certificaten van EG-typeonderzoek. 3.2. In het kader van het kwaliteitsborgingssysteem wordt iedere veiligheidscomponent onderzocht en worden er passende proeven als bepaald in de in artikel 8 bedoelde relevante normen of daarmee gelijkstaande proeven verricht, ten einde de overeenstemming met de desbetreffende eisen van dit besluit na te gaan.

Alle door de fabrikant van de veiligheidscomponenten gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. De documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem moet ervoor zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen,-handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van : a) de kwaliteitsdoelstellingen;b) het organisatieschema van de onderneming, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding op het gebied van de kwaliteit van de veiligheidscomponenten;c) de onderzoeken en proeven die na de fabricage worden verricht;d) de middelen om controle uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitsborgingssysteem;e) de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen en keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten over de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitsborgingssysteem, om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2. bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan, wanneer de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast. (1) Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient, als assessor, ervaring te hebben in het beoordelen van de technologie op het gebied van hijs- en hefwerktuigen. De beoordelingsprocedure omvat een bezoek aan de installaties van de fabrikant van de veiligheidscomponenten.

De fabrikant van de veiligheidscomponenten wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omkleed beoordelingsbesluit. 3.4. De fabrikant van de veiligheidscomponenten verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitsborgingssysteem na te komen en ervoor te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitsborgingssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant van de veiligheidscomponenten of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitsborgingssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitsborgingssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2. bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omkleed beoordelingsbesluit. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie. 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant van de veiligheidscomponent naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitsborgingssysteem. 4.2. De fabrikant verleent de aangemelde instantie met het oog op de controle toegang tot de controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem; - de technische documentatie, - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant van de veiligheidscomponenten het kwaliteitsborgingssysteem onderhoudt en toepast, en verstrekt de fabrikant van de veiligheidscomponenten een controleverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant van de veiligheidscomponent.

Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitsborgingssysteem te vergewissen; zij verstrekt de fabrikant van de veiligheidscomponenten een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing, een keuringsverslag. 5. De fabrikant houdt gedurende tien jaar na de laatste datum van fabricage van de veiligheidscomponent het volgende ter beschikking van de bevoegde overheid : - de in punt 3.1., tweede alinea, derde streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.4., tweede alinea, bedoelde wijzigingen; - de in punt 3.4., laatste alinea, en in de punten 4.3. en 4.4. bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 6. Iedere aangemelde instantie stelt de andere aangemelde instanties in kennis van de ter zake dienende informatie over afgifte en intrekking van goedkeuringen van kwaliteitsborgingssystemen. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Namelijk de geharmoniseerde norm EN 29003, zo nodig aangevuld om rekening te houden met de specifieke eigenschappen van veiligheidscomponenten. Bijlage IX Volledige kwaliteitsborging (module H) 1. De volledige kwaliteitsborging is de procedure door middel waarvan de fabrikant van de veiligheidscomponent die voldoet aan de verplichtingen uit hoofde van punt 2 zich ervan vergewist en verklaart dat de veiligheidscomponenten voldoen aan de eisen van dit besluit die daarop van toepassing zijn, en dat een lift waarop de veiligheidscomponent op de juiste wijze wordt aangebracht aan de bepalingen van dit besluit zal kunnen voldoen. De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde brengt op elke veiligheidscomponent de CE-markering aan en stelt een EG-verklaring van overeenstemming op. De CE-markering gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht als omschreven in punt 4. 2. De fabrikant past voor ontwerp, fabricage, eindcontrole van de veiligheidscomponenten en keuring een goedgekeurd kwaliteitsborgingssysteem toe als omschreven in punt 3, en is onderworpen aan het toezicht als omschreven in punt 4.3. Kwaliteitsborgingssysteem. 3.1. De fabrikant dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitsborgingssysteem in.

Deze aanvraag omvat : - alle relevante informatie over de veiligheidscomponenten; - de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem. 3.2. Dit systeem moet waarborgen dat de veiligheidscomponenten voldoen aan de desbetreffende bepalingen van dit besluit en dat de liften waarop zij op de juiste wijze zijn aangebracht, aan genoemde bepalingen zullen kunnen voldoen.

Alle door de fabrikant gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. De documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem moet ervoor zorgen dat de maatregelen inzake procedure en kwaliteit, zoals kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten, door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

De documentatie bevat met name een behoorlijke beschrijving van : - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot ontwerp- en productkwaliteit van veiligheidscomponenten; - de technische ontwerpspecificaties, met inbegrip van de normen die zullen worden toegepast en, indien de in artikel 8 bedoelde normen niet volledig worden toegepast, de middelen die zullen worden aangewend om te waarborgen dat wordt voldaan aan de fundamentele eisen van dit besluit die op de veiligheidscomponenten van toepassing zijn; - de controle- en keuringstechnieken voor het ontwerp, de procédés en systematische maatregelen die zullen worden toegepast bij het ontwerpen van de veiligheidscomponenten; - de overeenkomstige fabricage-, kwaliteitscontrole- en kwaliteits-borgingstechnieken en -procédés, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen; - de onderzoeken en proeven die voor, tijdens en na de fabricage worden verricht en de frequentie waarmee dat zal gebeuren; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz.; - de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste ontwerp- en productkwaliteit, alsmede op de doeltreffende werking van het kwaliteitsborgingssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitsborgingssysteem, om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2. bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan, wanneer de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast. (1) Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient, als assessor, ervaring te hebben in het beoordelen van de technologie op het gebied van liften. De beoordelingsprocedure omvat een bezoek aan de installaties van de fabrikant.

De fabrikant van de veiligheidscomponenten wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omkleed beoordelingsbesluit. 3.4. De fabrikant van de veiligheidscomponenten verbindt zich ertoe, de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitsborgingssysteem na te komen en ervoor te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitsborgingssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het systeem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitsborgingssysteem nog voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de fabrikant in kennis van haar beslissing. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omkleed beoordelingsbesluit. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie. 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de fabrikant van de veiligheidscomponenten naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitsborgingssysteem. 4.2. De fabrikant van de veiligheidscomponenten verschaft de aangemelde instantie met het oog op de controle, toegang tot de ontwerp-, fabricage-, controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem; - de kwaliteitsrapporten die in het kader van het ontwerpgedeelte van het kwaliteitsborgingssysteem moeten worden opgemaakt, zoals resultaten van analyses, berekeningen, keuringen, enz.; - de kwaliteitsrapporten die in het kader van het fabricagegedeelte van het kwaliteitsborgingssysteem moeten worden opgemaakt, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de fabrikant van de veiligheidscomponenten het kwaliteitsborgingssysteem onderhoudt en toepast, en verstrekt de fabrikant van de veiligheidscomponenten een controleverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de fabrikant van de veiligheidscomponenten. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten, om zich van de goede werking van het kwaliteitsborgingssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de fabrikant van de veiligheidscomponenten een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing, een keuringsverslag. 5. Gedurende tien jaar na de laatste datum van fabricage van de veiligheidscomponent houdt de fabrikant van de veiligheidscomponenten of zijn gevolmachtigde de volgende gegevens ter beschikking van de bevoegde overheid : - de in punt 3.1, tweede alinea, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.4, tweede alinea, bedoelde wijzigingen; - de in punt 3.4, laatste alinea, en de in de punten 4.3 en 4.4 bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

Indien noch de fabrikant van de veiligheidscomponenten, noch zijn gevolmachtigde in de Gemeenschap zijn gevestigd, is de persoon die met het in de Gemeenschap in de handel brengen van de veiligheidscomponenten is belast, degene die de technische documentatie ter beschikking moet houden. 6. Iedere aangemelde instantie stelt de andere aangemelde instanties in kennis van alle relevante informatie over afgifte en intrekking van goedkeuringen van kwaliteitssystemen.7. Onverminderd de wetgeving betreffende het taalgebruik in sociale zaken worden de dossiers en de correspondentie in verband met de volledige kwaliteitsborging gesteld in een officiële taal van de Lid-Staat waar de aangemelde instantie is gevestigd of in een door haar aanvaarde taal. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Namelijk de geharmoniseerde norm EN 29001, zo nodig aangevuld om rekening te houden met de specifieke eigenschappen van veiligheidscomponenten. Bijlage X Eenheidskeuring (module G) 1. De eenheidskeuring is de procedure door middel waarvan de installateur van een lift zich ervan vergewist en verklaart dat de lift die in de handel wordt gebracht en waarvoor de in punt 4 bedoelde verklaring van overeenstemming is afgegeven, voldoet aan de eisen van dit besluit.De installateur van de lift brengt in de liftkooi de CE-markering aan en stelt een EG-verklaring van overeenstemming op. 2. De installateur van de lift dient de aanvraag voor de eenheidskeuring in bij een aangemelde instantie van zijn keuze. De aanvraag omvat : - naam en adres van de installateur van de lift, alsmede de plaats waar de lift is geïnstalleerd; - een schriftelijke verklaring dat er geen gelijkluidende aanvraag is ingediend bij een andere aangemelde instantie; - een technisch dossier. 3. Aan de hand van het technisch dossier moet kunnen worden beoordeeld of de lift aan de eisen van dit besluit voldoet, en moet inzicht kunnen worden verkregen in het ontwerp, de installatie en de werking van de lift. Voor zover dit voor de overeenstemmingsbeoordeling noodzakelijk is, moet het technisch dossier het volgende bevatten : - een algemene beschrijving van de lift; - ontwerp- en fabricagetekeningen of -schema's; - de beoogde fundamentele eisen en de oplossing die is gekozen om daaraan te voldoen (bijvoorbeeld geharmoniseerde norm); - eventueel de resultaten van de keuringen of berekeningen die de installateur van de lift heeft verricht of laten verrichten; - een exemplaar van de gebruiksaanwijzing van de lift; - afschriften van de certificaten van EG-typeonderzoek voor de gebruikte veiligheidscomponenten. 4. De aangemelde instantie onderzoekt het technisch dossier en de lift, en verricht de nodige proeven als omschreven in de relevante norm(en) als bedoeld in artikel 8 van dit besluit, of daarmee gelijkstaande proeven om na te gaan of de lift in overeenstemming is met de relevante eisen van dit besluit. Indien de lift voldoet aan de bepalingen van dit besluit, brengt de aangemelde instantie naast de CE-markering overeenkomstig bijlage III haar identificatienummer aan of laat dit aanbrengen, en stelt met betrekking tot de uitgevoerde beproevingen een certificaat van overeenstemming op.

De aangemelde instantie vult de desbetreffende bladzijden in van het in bijlage I, punt 6.2., bedoelde liftboek.

Indien de aangemelde instantie weigert een certificaat van overeenstemming af te geven, moet zij deze weigering uitvoerig motiveren en aangeven op welke manier dit certificaat van overeenstemming alsnog kan worden verkregen. Wanneer de installateur van de lift opnieuw een keuring aanvraagt, moet hij dit bij dezelfde aangemelde instantie doen. 5. Onverminderd de wetgeving op het taalgebruik in sociale zaken worden het certificaat van overeenstemming, de dossiers en de correspondentie in verband met de eenheidskeuringsprocedure gesteld in een officiële taal van de Lid-Staat waar de aangemelde instantie is gevestigd of in een door haar aanvaarde taal.6. De installateur van de lift bewaart het technisch dossier en een afschrift van het certificaat van overeenstemming gedurende tien jaar na het in de handel brengen van de lift. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage XI Overeenstemming met het type en steekproeven (module C) 1. In het kader van deze procedure vergewist de fabrikant van de veiligheidscomponenten of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde zich ervan en verklaart dat de veiligheidscomponenten overeenstemmen met het in het certificaat van EG-typeonderzoek beschreven type, dat zij voldoen aan de eisen van dit besluit die erop van toepassing zijn en dat een lift waarop zij op de juiste wijze zijn aangebracht aan de fundamentele veiligheids- en gezondheidseisen van dit besluit zal kunnen voldoen. De fabrikant van de veiligheidscomponenten of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde brengt op elke veiligheidscomponent de CE-markering aan en stelt een EG-verklaring van overeenstemming op. 2. De fabrikant van de veiligheidscomponenten neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat de vervaardigde veiligheidscomponenten in overeenstemming zijn met het type als omschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek en met de eisen van dit besluit die op deze componenten van toepassing zijn.3. De fabrikant van de veiligheidscomponenten of zijn gevolmachtigde bewaart een afschrift van de EG-verklaring van overeenstemming gedurende tien jaar na de laatste datum van fabricage van de veiligheidscomponent. Indien noch de fabrikant van de veiligheidscomponent, noch zijn gevolmachtigde in de Gemeenschap zijn gevestigd, is de persoon die met het in de Gemeenschap in de handel brengen van de veiligheidscomponenten is belast, degene die de technische documentatie ter beschikking moet houden. 4. Een door de fabrikant van de veiligheidscomponenten gekozen aangemelde instantie verricht met willekeurige tussenpozen controles op de veiligheidscomponenten of laat deze verrichten.De aangemelde instantie neemt aan het einde van de fabricageketen een adequaat monster van de veiligheidscomponenten, dat aan een onderzoek wordt onderworpen en waarop passende proeven als omschreven in de in artikel 8 bedoelde relevante norm(en) of daarmee gelijkstaande proeven worden verricht ten einde na te gaan of de productie met de desbetreffende eisen van dit besluit in overeenstemming is. Ingeval één of meer van de gecontroleerde veiligheidscomponenten daarvan afwijken, neemt de aangemelde instantie passende maatregelen.

Alle aangemelde instanties die met deze procedure belast zijn, stellen in gemeenschappelijk overleg vast van welke elementen bij de controle van de veiligheidscomponenten gebruik zal worden gemaakt. Daarbij nemen zij de fundamentele kenmerken van de in bijlage IV bedoelde veiligheidscomponenten in aanmerking.

De fabrikant brengt onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie tijdens het fabricageproces het identificatienummer van die instantie aan. 5. Onverminderd de wetgeving betreffende het taalgebruik in sociale zaken worden de dossiers en de correspondentie met betrekking tot de in punt 4 bedoelde procedure van steekproefcontrole gesteld in een officiële taal van de Lid-Staat waar de aangemelde instantie is gevestigd of in een door haar aanvaarde taal. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET

Bijlage XII Productkwaliteitsborging liften (module E) 1. De productkwaliteitsborging is de procedure door middel waarvan de installateur van een lift die voldoet aan de verplichtingen van punt 2 zich ervan vergewist en verklaart dat de geïnstalleerde liften in overeenstemming zijn met het type beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek en voldoen aan de eisen van dit besluit die erop van toepassing zijn. De installateur van een lift brengt op elke lift de CE-markering aan en stelt een EG-verklaring van overeenstemming op. De CE-markering gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht omschreven in punt 4. 2. De installateur van een lift maakt voor de eindcontrole van de lift en de keuring gebruik van een goedgekeurd kwaliteitsborgingssysteem zoals omschreven in punt 3, en is onderworpen aan het toezicht bedoeld in punt 4.3. Kwaliteitsborgingssysteem. 3.1. De installateur van een lift dient voor de liften bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitsborgingssysteem in.

De aanvraag omvat : - alle relevante informatie over de beoogde liften; - de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem; - de technische documentatie over de goedgekeurde liften en afschriften van de certificaten van EG-typeonderzoek. 3.2. In het kader van het kwaliteitsborgingssysteem wordt iedere lift onderzocht en worden er passende proeven als omschreven in de in artikel 8 van dit besluit bedoelde relevante normen of daarmee gelijkstaande proeven verricht, ten einde de overeenstemming met de desbetreffende eisen van de richtlijn te controleren.

Alle door de installateur van een lift gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. De documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem moet ervoor zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij dient met name een behoorlijke beschrijving te bevatten van : a) de kwaliteitsdoelstellingen;b) het organisatieschema, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de kwaliteit van de liften;c) de onderzoeken en proeven die vóór het in de handel brengen worden verricht.Deze proeven omvatten ten minste de in bijlage VI, punt 4, onder b), voorgeschreven proeven; d) de middelen om controle uit te oefenen op de doeltreffende werking van het kwaliteitsborgingssysteem;e) de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitsborgingssysteem, om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2. bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan, wanneer het gaat om kwaliteitssystemen waarbij de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast (1).

Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient, als assessor, ervaring te hebben in het beoordelen van de technologie op het gebied van liften. De beoordelingsprocedure omvat een bezoek aan de installaties van de installateur van een lift en een bezoek aan een bouwplaats.

De installateur van een lift wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.4. De installateur van een lift verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitsborgingssysteem na te komen en ervoor te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitsborgingssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de installateur van een lift op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitsborgingssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitsborgingssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2. bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de installateur van een lift van haar beslissing in kennis.

De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de installateur van een lift naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitsborgingssysteem. 4.2. De installateur van een lift verleent de aangemelde instantie met het oog op de controle toegang tot de controle- en beproevingsruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem; - de technische documentatie, - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de installateur van een lift het kwaliteitsborgingssysteem onderhoudt en toepast, en verstrekt de installateur van een lift een controleverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan plaatsen waar een lift wordt geïnstalleerd.

Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitsborgingssysteem en van de lift te vergewissen; zij verstrekt de installateur van een lift een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing, een keuringsverslag. 5. De installateur van een lift houdt gedurende tien jaar na de laatste datum van fabricage van de lift het volgende ter beschikking van de bevoegde overheid : - de in punt 3.1., tweede alinea, derde streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.4., tweede alinea, bedoelde wijzigingen; - de in punt 3.4., laatste alinea, en in de punten 4.3. en 4.4. bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 6. Iedere aangemelde instantie stelt de andere aangemelde instanties in kennis van de ter zake dienende informatie over afgifte en intrekking van goedkeuringen van kwaliteitsborgingssystemen. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M.SMET _______ Nota (1) Namelijk de geharmoniseerde norm EN 29003, zo nodig aangevuld om rekening te houden met de specifieke eigenschappen van liften. Bijlage XIII Volledige kwaliteitsborging (module H) 1. De volledige kwaliteitsborging is de procedure door middel waarvan de installateur van een lift die aan de verplichtingen van punt 2 voldoet, zich ervan vergewist en verklaart dat de liften voldoen aan de eisen van dit besluit die erop van toepassing zijn. De installateur brengt op iedere lift de CE-markering aan en stelt een EG-verklaring van overeenstemming op. De CE-markering gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht omschreven in punt 4. 2. De installateur van een lift hanteert een goedgekeurd kwaliteitsborgingssysteem voor ontwerp, vervaardiging, montage, installatie, eindcontrole en keuring van de liften als omschreven in punt 3 en is onderworpen aan het toezicht omschreven in punt 4.3. Kwaliteitsborgingssysteem. 3.1. De installateur dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitsborgingssysteem in.

Deze aanvraag omvat : - alle relevante informatie over de liften en met name die welke het mogelijk maakt het verband tussen het ontwerp en de werking van de lift te begrijpen en de overeenstemming met de eisen van dit besluit te beoordelen; - de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem. 3.2. Het kwaliteitsborgingssysteem moet waarborgen dat de liften in overeenstemming zijn met de eisen van dit besluit die erop van toepassing zijn.

Alle door de installateur van een lift gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem moet ervoor zorgen dat de maatregelen inzake procedure en kwaliteit, zoals kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

De documentatie bevat met name een behoorlijke beschrijving van : - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot ontwerpkwaliteit en kwaliteit van de liften; - de technische ontwerpspecificaties, met inbegrip van de normen die worden toegepast en, indien de in artikel 8 van dit besluit bedoelde normen niet volledig worden toegepast, de middelen die zullen worden aangewend om te waarborgen dat wordt voldaan aan de fundamentele eisen van dit besluit die op de liften van toepassing zijn; - de controle- en keuringstechnieken voor het ontwerp, de procédés en systematische maatregelen die zullen worden toegepast bij de uitvoering van de ontwerpen van de liften; - de onderzoeken en proeven die bij ontvangst van materialen, componenten en gemonteerde delen zullen worden verricht; - de overeenkomstige montage-, installatie- en kwaliteitscontroletechnieken en -procédés en de in dat verband systematisch toe te passen maatregelen; - de onderzoeken en proeven die vóór (controle van de wijze van installatie : liftschacht, plaats van de machine, enz.), tijdens en na de installatie worden verricht (deze proeven omvatten ten minste de in bijlage VI, punt 4, onder b), voorgeschreven proeven); - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het personeel, enz.; - de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste ontwerp- en installatiekwaliteit en de doeltreffende werking van het kwaliteitsborgingssysteem. 3.3. Controle van het ontwerp.

Wanneer het ontwerp niet helemaal strookt met de geharmoniseerde normen onderzoekt de aangemelde instantie of het ontwerp voldoet aan de bepalingen van dit besluit en verstrekt zij de installateur, indien dit het geval is, een certificaat van EG-ontwerponderzoek waarin de grenzen van de geldigheid van dat certificaat en de noodzakelijke gegevens voor identificatie van het goedgekeurde ontwerp zijn opgenomen. 3.4. Controle van het kwaliteitsborgingssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitsborgingssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast (1).

Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient, als assessor, ervaring te hebben in het beoordelen van de technologie op het gebied van liften. De beoordelingsprocedure omvat een bezoek aan de installaties van de installateur van een lift en een bezoek aan een plaats waar een lift wordt geïnstalleerd.

De installateur van een lift wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.5. De installateur van een lift verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitsborgingssysteem na te komen en ervoor te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitsborgingssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de installateur op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitsborgingssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitsborgingssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2 bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling noodzakelijk is.

Zij stelt de installateur van een lift van haar beslissing in kennis.

De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie. 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de installateur van een lift naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitsborgingssysteem. 4.2. De installateur van een lift verleent de aangemelde instantie met het oog op de controle toegang tot de ontwerp-, fabricage-, montage-, installatie-, controle-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem; - de kwaliteitsrapporten die in het kader van het ontwerpgedeelte van het kwaliteitsborgingssysteem moeten worden opgemaakt, zoals resultaten van analyses, berekeningen, keuringen, enz.; - de kwaliteitsrapporten die in het kader van het gedeelte van het kwaliteitsborgingssysteem dat betrekking heeft op de inontvangstneming van leveringen en op de installatie moeten worden opgemaakt, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel, enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de installateur van een lift het kwaliteitsborgingssysteem onderhoudt en toepast en verstrekt de installateur een controleverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de installateur van een lift of aan de plaats waar een lift wordt geïnstalleerd. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitsborgingssysteem te vergewissen. Zij verstrekt de installateur van een lift een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing, een keuringsverslag. 5. De installateur van een lift houdt gedurende een periode van tien jaar na het in de handel brengen van de lift de volgende gegevens ter beschikking van de bevoegde overheid : - de in punt 3.1., tweede alinea, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.5., tweede alinea, bedoelde wijzigingen; - de in punt 3.5., laatste alinea, en in de punten 4.3. en 4.4. bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie.

Indien de installateur niet in de Gemeenschap is gevestigd, rust deze verplichting op de aangemelde instantie. 6. Iedere aangemelde instantie stelt de andere aangemelde instanties in kennis van de ter zake dienende informatie over afgifte en intrekking van goedkeuringen van kwaliteitsborgingssystemen.7. Onverminderd de wetgeving betreffende het taalgebruik in sociale zaken worden de dossiers en de briefwisseling in verband met de volledige kwaliteitsborgingsprocedures opgesteld in een officiële taal van de Lid-Staat waar de aangemelde instantie is gevestigd of in een door haar aanvaarde taal. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota (1) Namelijk de geharmoniseerde norm EN 29001, zo nodig aangevuld om rekening te houden met de specifieke eigenschappen van liften. Bijlage XIV Productiekwaliteitsborging (module D) 1. De productiekwaliteitsborging is de procedure door middel waarvan de installateur van een lift die voldoet aan de verplichtingen van punt 2 zich ervan vergewist en verklaart dat de liften in overeenstemming zijn met het type beschreven in het certificaat van EG-typeonderzoek en voldoen aan de eisen van dit besluit die erop van toepassing zijn.De installateur brengt op elke lift de CE-markering aan en stelt een EG-verklaring van overeenstemming op. De CE-markering gaat vergezeld van het identificatienummer van de aangemelde instantie die belast is met het toezicht omschreven in punt 4. 2. De installateur van een lift maakt voor de productie, de installatie, de eindcontrole van de lift en de keuring gebruik van een goedgekeurd kwaliteitsborgingssysteem zoals omschreven in punt 3, en is onderworpen aan het toezicht bedoeld in punt 4.3. Kwaliteitsborgingssysteem. 3.1. De installateur dient bij een aangemelde instantie van zijn keuze een aanvraag voor beoordeling van zijn kwaliteitsborgingssysteem in.

De aanvraag omvat : - alle relevante informatie over de liften; - de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem; - de technische documentatie betreffende het goedgekeurde type en een afschrift van het certificaat van EG-typeonderzoek. 3.2. Het kwaliteitsborgingssysteem moet waarborgen dat de liften in overeenstemming zijn met de eisen van dit besluit die erop van toepassing zijn.

Alle door de installateur van een lift gevolgde beginselen, eisen en bepalingen moeten systematisch en ordelijk worden aangegeven in een documentatie van schriftelijk vastgelegde maatregelen, procedures en instructies. Deze documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem moet ervoor zorgen dat de kwaliteitsprogramma's, -plannen, -handleidingen en -rapporten door iedereen op dezelfde manier worden geïnterpreteerd.

Zij bevat met name een behoorlijke beschrijving van : - de kwaliteitsdoelstellingen, het organisatieschema en de verant-woordelijkheden en bevoegdheden van de bedrijfsleiding met betrekking tot de kwaliteit van de liften; - de fabricageprocédés, de kwaliteitscontrole- en kwaliteitsborgings-technieken, alsmede de in dat verband systematisch toe te passen technieken en maatregelen; - de onderzoeken en proeven die vóór, tijdens en na de fabricage worden verricht (1) - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz.; - de middelen om controle uit te oefenen op het bereiken van de vereiste kwaliteit van de liften en de doeltreffende werking van het kwaliteitsborgingssysteem. 3.3. De aangemelde instantie beoordeelt het kwaliteitsborgingssysteem om na te gaan of dit voldoet aan de in punt 3.2. bedoelde eisen. Zij veronderstelt dat aan deze eisen wordt voldaan wanneer het gaat om kwaliteitssystemen waarbij de desbetreffende geharmoniseerde norm wordt toegepast. (2) Ten minste één lid van het beoordelingsteam dient, als assessor, ervaring te hebben in het beoordelen van de technologie op het gebied van liften. De beoordelingsprocedure omvat een inspectiebezoek aan de installaties van de installateur.

De installateur wordt van de beslissing in kennis gesteld. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 3.4. De installateur verbindt zich ertoe de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitsborgingssysteem na te komen en ervoor te zorgen dat het passend en doeltreffend blijft.

De aangemelde instantie die het kwaliteitsborgingssysteem heeft goedgekeurd, wordt door de installateur op de hoogte gebracht van elke voorgenomen wijziging van het kwaliteitsborgingssysteem.

De aangemelde instantie beoordeelt de voorgestelde wijzigingen en beslist of het gewijzigde kwaliteitsborgingssysteem nog steeds voldoet aan de in punt 3.2. bedoelde eisen dan wel of een nieuwe beoordeling is vereist.

Zij stelt de installateur van haar beslissing in kennis. De kennisgeving bevat de conclusies van het onderzoek en het met redenen omklede beoordelingsbesluit. 4. Toezicht onder verantwoordelijkheid van de aangemelde instantie. 4.1. Het toezicht heeft tot doel ervoor te zorgen dat de installateur naar behoren voldoet aan de verplichtingen die voortvloeien uit het goedgekeurde kwaliteitsborgingssysteem. 4.2. De installateur verleent de aangemelde instantie met het oog op de controle toegang tot de fabricage-, controle-, montage-, installatie-, beproevings- en opslagruimten en verstrekt haar alle nodige informatie, met name : - de documentatie over het kwaliteitsborgingssysteem; - de kwaliteitsrapporten, zoals controleverslagen, keuringsgegevens, ijkgegevens, rapporten betreffende de kwalificatie van het betrokken personeel enz. 4.3. De aangemelde instantie verricht periodieke controles om erop toe te zien dat de installateur het kwaliteitsborgingssysteem onderhoudt en toepast, en verstrekt de installateur een controleverslag. 4.4. De aangemelde instantie kan bovendien onaangekondigde bezoeken brengen aan de installateur. Bij die bezoeken kan de aangemelde instantie zo nodig proeven verrichten of laten verrichten om zich van de goede werking van het kwaliteitsborgingssysteem te vergewissen; zij verstrekt de installateur een verslag van het bezoek en, voor zover van toepassing, een keuringsverslag. 5. De installateur houdt gedurende tien jaar na de laatste datum van fabricage van het product het volgende ter beschikking van de bevoegde overheid : - de in punt 3.1., tweede alinea, tweede streepje, bedoelde documentatie; - de in punt 3.4., tweede alinea, bedoelde wijzigingen; - de in punt 3.4., laatste alinea, en in de punten 4.3. en 4.4. bedoelde beslissingen en verslagen van de aangemelde instantie. 6. Iedere aangemelde instantie stelt de andere aangemelde instanties in kennis van de ter zake dienende informatie over afgifte en intrekking van goedkeuringen van kwaliteitsborgingssystemen.7. Onverminderd de wetgeving betreffende het taalgebruik in sociale zaken worden de dossiers en de briefwisseling in verband met de productiekwaliteitsborgingsprocedures opgesteld in een officiële taal van de Lid-Staat waar de aangemelde instantie is gevestigd of in een door haar aanvaarde taal. Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, E. DI RUPO De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET _______ Nota's (1) Deze proeven omvatten ten minste de in bijlage VI, punt 4, onder b), voorgeschreven proeven. (2) Namelijk EN 29002, eventueel aangevuld om rekening te houden met de specifieke eigenschappen van liften.

^