Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998
gepubliceerd op 17 september 1998

Koninklijk besluit houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee

bron
ministerie van middenstand en landbouw
numac
1998016223
pub.
17/09/1998
prom.
10/08/1998
ELI
eli/besluit/1998/08/10/1998016223/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit houdende bepaalde voorschriften voor de gezondheidskwalificatie van pluimvee


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994 en van 20 december 1995, inzonderheid op de artikelen 7, § 2, 8, 1°, 9, 2°, 3° en 5°, 15, 1° en 18 bis;

Gelet op de richtlijn 71/118/EEG inzake gezondheidsvraagstukken op het gebied van het handelsverkeer in vers vlees van pluimvee gewijzigd en bijgewerkt door richtlijn 92/116/EEG van de Raad van 17 december 1992, inzonderheid op het artikel 8 lid 1 sub a en bijlage I hoofdstuk VI;

Gelet op richtlijn 92/117/EEG van de Raad van 17 december 1992 inzake maatregelen voor de bescherming tegen bepaalde zoönoses en bepaalde zoönoseverwekkers bij dieren en in producten van dierlijke oorsprong ten einde door voedsel overgedragen infecties en vergiftigingen te voorkomen, gewijzigd door richtlijn 97/22/EG van de Raad van 22 april 1997, inzonderheid op artikel 4 lid 1 sub d en bijlage II;

Gelet op het overleg met de Gewestregeringen;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat onverwijld maatregelen dienen te worden genomen inzake de gezondheidskwalificatie van pluimvee, omwille van de verplichting zich te schikken naar de voornoemde richtlijnen 71/118/EEG en 92/117/EEG zoals gewijzigd;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 26 juni 1998 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, vervangen door de wet van 4 augustus 1996;

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de Minister die Landbouw onder zijn bevoegdheid heeft;2° gezondheidskwalificatie : A, B of C, toegekend aan het pluimveebeslag naargelang de voorschriften waaraan werd voldaan;3° DG5 : het Bestuur voor de dierengezondheid en de kwaliteit van de dierlijke producten, afgekort DG5, van het Ministerie van Middenstand en Landbouw;4° bedrijfsdierenarts : de aangenomen dierenarts met wie een verantwoordelijke een geschreven overeenkomst heeft afgesloten voor diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding;5° verantwoordelijke : de eigenaar of de houder die een gewoonlijk en onmiddellijk beheer en toezicht over het pluimvee uitoefent;6° vervoerder : de persoon die instaat voor het vervoer van het pluimvee;7° pluimvee : de huisdieren behorende tot de volgende soorten : kippen, parelhoenders, kalkoenen, eenden en ganzen;8° fokpluimvee : pluimvee van 72 uur en ouder, bestemd voor de productie van broedeieren;9° gebruikspluimvee : pluimvee van 72 uur en ouder, bestemd voor de productie van vlees en/of consumptie-eieren;10° slachtpluimvee : pluimvee dat rechtstreeks naar het slachthuis wordt gevoerd om daar zo snel mogelijk, doch uiterlijk 72 uur na aankomst, te worden geslacht;11° slachtkuikens : pluimvee dat wordt gehouden om vóór de geslachtsrijpheid te worden geslacht;12° pluimveebedrijf : inrichting gebruikt voor het opfokken of het houden van pluimvee;13° beslag : groep productieronden gekweekt in een zelfde pluimveebedrijf op een bepaald tijdstip;14° productieronde : groep pluimvee van een zelfde beslag en met dezelfde gezondheids- en immuniteitsstatus dat meestal in een zelfde lokaal of binnen een zelfde uitloopruimte wordt gehouden en dat de volgende kenmerken gemeenschappelijk heeft, namelijk : de soort, de categorie, het type, het stadium en de gezondheidskwalificatie;15° categorie : men onderscheidt fokpluimvee en gebruikspluimvee, waarbij de categorie fokpluimvee kan onderverdeeld worden in selectiepluimvee (raszuivere lijnen), grootouderdieren en ouderdieren;16° type : men onderscheidt pluimvee van leg-, vlees- en gemengd type;17° stadium : men onderscheidt broedeieren en volgens de leeftijd, kuikens, vuurvrije kuikens of poeljen en productiepluimvee;

Art. 2.§ 1. Dit besluit is van toepassing op alle pluimveebedrijven met uitsluiting evenwel van deze waarvan de bedrijfsgrootte kleiner is dan 200 dieren behorende tot de soorten bedoeld in artikel 1, 7°. § 2. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing onverminderd de regelgeving betreffende onder meer : - de bestrijding van besmettelijke ziekten en zoönosen; - de bescherming en het welzijn der dieren; - de diergeneeskundige bedrijfsbegeleiding; - de identificatie en de registratie van pluimvee; - de handelsnormen voor vlees van pluimvee en voor eieren; - de productie van en de handel in broedeieren en eendagskuikens; - de stempeling van broedeieren; - de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding.

Art. 3.Behoudens de vrijstelling voorzien in artikel 2, § 1, dient de verantwoordelijke van elk pluimveebedrijf het nodige te doen om : 1° een bedrijfsdierenarts te hebben overeenkomstig artikel 1, 4°;2° te voldoen aan de algemene voorschriften voor inrichting en werking;3° te voldoen aan de bijkomende voorschriften vastgelegd bij artikel 8 voor fokpluimvee en, op facultatieve basis, voor gebruikspluimvee;4° een gezondheidskwalificatie aan te vragen bij DG5.De aanvraag dient voor elk pluimveebedrijf te worden gericht aan het betrokken provinciaal kantoor van DG5, Kwaliteit van de Dierlijke Producten. HOOFDSTUK II. - Algemene voorschriften voor inrichting

Art. 4.§ 1. Het pluimveebedrijf dient te beschikken over minstens één ingerichte hygiënesluis die degelijk gescheiden is van de leefruimte van de dieren. § 2. Een hygiënesluis omvat : - een handwasgelegenheid degelijk ingericht; - een kledingsruimte voorzien van bedrijfseigen kleding bestemd voor verzorgers en voor bezoekers. § 3. Indien meerdere productieronden op een pluimveebedrijf aanwezig zijn, dienen evenveel hokgedeelten en hygiënesluizen als productieronden aanwezig te zijn. Deze bepaling geldt evenwel niet voor gebruikspluimvee in het stadium van de leg. § 4. Het hokgedeelte is onderverdeeld in een voor ruimte (voeder- en dienstlokaal met eventueel de hygiënesluis) en de leefruimte voor de dieren. In de voorruimte wordt visueel onderscheid gemaakt tussen het vuil en het schoon gedeelte. Op de scheiding is hokeigen-schoeisel beschikbaar voor verzorgers en bezoekers. § 5. Ingeval voeder wordt gebruikt waarvoor een wachttijd voorzien is, dient een afzonderlijke voederopslag aanwezig te zijn. § 6. Laad- en losplaatsen dienen verhard en reinigbaar te zijn. § 7. De opslagplaats voor krengen dient zich te bevinden op een vaste plaats op het bedrijf en dient te kunnen worden geledigd zonder het pluimveebedrijf te besmetten. § 8. De uitrusting voor reiniging en ontsmetting moet aangepast zijn aan de noden van het bedrijf, tenzij het bewijs geleverd wordt van de tussenkomst van een daarvoor gespecialiseerde onderneming. HOOFDSTUK III. - Algemene voorschriften voor werking

Art. 5.§ 1. Bedrijfsgebouwen dienen zodanig afgesloten te zijn dat het betreden van het hokgedeelte enkel mogelijk gemaakt wordt onder begeleiding van de verantwoordelijke of diens afgevaardigde en na gebruik van de hygiënesluis. § 2. De verantwoordelijke mag geen ander pluimvee of siervogels houden, tenzij aangetoond wordt dat deze dieren de pluimveestallen niet kunnen benaderen en dat hun verzorging strikt gescheiden gebeurt. § 3. De bedrijfsgebouwen dienen vogeldicht gehouden te worden, met uitzondering voor wat betreft de luiken naar de uitloop in open lucht voor pluimveebedrijven speciaal geregistreerd overeenkomstig artikel 18 en bijlage II a en b van Verordening (EEG) nr. 1274/91 of overeenkomstig artikel 10 en bijlage IV c, d en e van Verordening (EEG) nr. 1538/91. § 4. Tegen ongedierte en insecten dient een doeltreffend bestrijdingsprogramma te worden toegepast. § 5. Het strooisel moet schoon, droog en vrij zijn van toxische stoffen. § 6. Voeders worden betrokken van erkende fabrikanten van mengvoeders.

Het gebruik van grondstoffen naast mengvoeder is toegestaan mits deze voldoen aan de wettelijke vereisten. § 7. Bij gebruik van voeder met een voorziene wachttijd, dient aan de hand van het bedrijfsregister aantoonbaar gemaakt te worden dat de wachtdagen gerespecteerd werden.

Art. 6.§ 1. Het bedrijf wordt enkel bevolkt via de kanalen erkend volgens de verordening (EEG) 2782/75 van de Raad betreffende de productie van en de handel in broedeieren en kuikens van pluimvee. § 2. Voor eenzelfde productieronde mag het tijdverschil tussen de eerst en laatst aangekomen dieren maximaal 72 uur bedragen. Deze maatregel geldt niet voor het vervangen van de hanen door jongere dieren in het geval van fokpluimvee. § 3. Containers, eiertrays en andere verpakkingsmaterialen die in de leefruimte van de dieren worden binnengebracht dienen volledig nieuw of degelijk ontsmet te zijn. § 4. Na elke productieronde wordt het hokgedeelte, met inbegrip van de ventilatoren en het drinkwater- en voedersysteem, gereinigd en ontsmet. § 5. De Minister kan de frequentie en de werkwijze bepalen voor monsternemingen en laboratoriumonderzoeken voor de controle op : 1° de doeltreffendheid van de reinigings- en ont smettingswerken bedoeld bij § 4;2° het al dan niet voorkomen van besmetting door bepaalde zoönoseverwekkers in de productieronden.

Art. 7.§ 1. Met het oog op het leveren van slachtpluimvee, houdt de verantwoordelijke een bedrijfsregister bij waarin, per productieronde, de gege vens moeten zijn vermeld volgens de lijst in bijlage I. Dit register wordt gedurende ten minste twee jaar bewaard. § 2. De verantwoordelijke, de bedrijfsdierenarts en de vervoerder vullen de respectievelijke rubrieken in van een document voor de begeleiding van slachtpluimvee, dat naar vorm en inhoud overeenstemt met bijlage II. § 3. Het document voor de begeleiding van slachtpluimvee wordt in voldoende exemplaren opgesteld : - één exemplaar wordt door de verantwoordelijke overgemaakt aan het slachthuis van bestemming, 72 uur voor de levering van het desbetreffend pluimvee; - één exemplaar per voertuig. Indien één productieronde verdeeld wordt over meerdere voertuigen wordt op elk exemplaar de juiste nummer plaat genoteerd. Indien één voertuig meerdere productieronden bevat, is er voor elke productieronde een afzonderlijk document aanwezig; - één exemplaar blijft in het bezit van de verantwoordelijke. § 4. De Minister kan de bijlagen I en II wijzigen. HOOFDSTUK IV. - Bijkomende voorschriften voor werking met het oog op een bijzondere gezondheidskwalificatie van het pluimveebeslag

Art. 8.§ 1. Van het water gebruikt als drinkwater en voor reinigingswerken moet worden aangetoond dat het geschikt is voor pluimvee, tenzij het water uitsluitend afkomstig is van de openbare leiding. § 2. De opslagplaats voor krengen moet worden voorzien van een koelinrichting. § 3. Volgens de modaliteiten vastgesteld door de Minister, doet de verantwoordelijke monsternemingen en laboratoriumonderzoeken verrichten voor de controle op : 1° de doeltreffendheid van de reinigings- en ontsmettingswerken bedoeld bij artikel 6, § 4;2° het al dan niet voorkomen van besmetting door bepaalde zoönoseverwekkers in de productieronden;3° de kwaliteit van het water bedoeld in § 1; HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 9.§ 1. Naargelang de voldane voorschriften, wordt het beslag in één van de volgende gezondheidskwalificaties geregistreerd : 1° kwalificatie « A », wanneer voldaan wordt aan alle algemene en bijkomende voorschriften;2° kwalificatie « B », wanneer voldaan wordt aan alle voorschriften met uitzondering van de bijkomende voorschriften bepaald bij artikel 8;3° kwalificatie « C », die een vrijstelling inhoudt van de bepalingen betreffende monsternemingen en laboratoriumonderzoeken vastgelegd overeenkomstig artikel 6 § 5 alsook van de bepalingen van artikel 8. § 2. De Minister bepaalt de toelatingsvoorwaarden voor een kwalificatie « C » van het beslag.

Art. 10.Inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987.

Art. 11.§ 1. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de vierde maand die volgt op zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad. § 2. De toepassing van de bepalingen van artikel 4 § § 1 tot 4 blijft evenwel facultatief tot 31 december 1998 voor bedrijven met fokpluimvee en tot 31 december 1999 voor bedrijven met gebruikspluimvee. § 3. Het bekomen van de kwalificatie « A » van het beslag is verplicht voor bedrijven met fokpluimvee en blijft facultatief voor bedrijven met gebruikspluimvee, voor dewelke een minimale kwalificatie « B » of « C » verplicht wordt gesteld.

Art. 12.Onze Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen K. PINXTEN

BIJLAGE I REGISTER MET VOLGENDE GEGEVENS OVER DE PRODUCTIERONDE, NAARGELANG DE PLUIMVEESOORT : - datum van aanvoer van de dieren; - herkomst van de dieren; - aantal dieren; - feitelijk rendement van de soort (bij voorbeeld gewichtstoename); - mortaliteit; - leveranciers van het voeder; - aard en gebruiksperiode van de voederadditieven en wachttijd; - verbruik van voeder en drinkwater; - door de bedrijfsdierenarts verrichte onderzoeken en gestelde diagnose met, eventueel, de uitkomsten van laboratorium onderzoeken; - type van de eventueel aan de dieren toegediende geneesmiddelen, datum van eerste en datum van laatste toediening; - data van eventuele toediening van vaccins en aard van die vaccins; - gewichtstoename tijdens de mest periode; - resultaten van eerder uitgevoerde keuringen van hetzelfde be slag afkomstig pluimvee; - aantal dieren dat moeten worden geslacht; - de waarschijnlijke slachtdatum.

BIJLAGE II DOCUMENT BEGELEIDING SLACHTPLUIMVEE Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld .

Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Landbouw en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen, K. PINXTEN

^