Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 augustus 1998
gepubliceerd op 02 september 1998

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende medische hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1998022559
pub.
02/09/1998
prom.
10/08/1998
ELI
eli/besluit/1998/08/10/1998022559/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 AUGUSTUS 1998. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende medische hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening, inzonderheid op artikel 1, derde lid, en artikel 4bis, ingevoegd bij de wet van 22 februari 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra voor het eenvormig oproepstelsel;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 2 maart 1998;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 20 maart 1998 over de adviesaanvraag binnen de termijn van een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 12 mei 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, van Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en van Onze Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 1 van het koninklijk besluit van 2 april 1965 houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van de gemeenten als centra voor het eenvormig oproepstelsel, wordt artikel 1bis in hetzelfde koninklijk besluit.

Art. 2.In voornoemd koninklijk besluit van 2 april 1965 wordt een nieuw artikel 1 ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° mobiele urgentiegroep : de erkende functie "mobiele urgentiegroep" bedoeld in het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij sommige bepalingen van de wet op de ziekenhuizen toepasselijk worden verklaard op de functie "mobiele urgentiegroep";2° wachtdienst : de wachtdienst van de beoefenaars bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr.78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, die de bevolking een regelmatige en normale toediening van de gezondheidszorgen ten huize waarborgen, georganiseerd overeenkomstig artikel 9, § 1, van voornoemd koninklijk besluit; 3° spoedgevallendienst : de erkende functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" bedoeld in het koninklijk besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" moet voldoen om erkend te worden, of, zolang kwestieuze erkenningsnormen niet in werking zijn getreden, de spoedgevallendienst die voldoet aan de bepalingen van bijlage I van het koninklijk besluit van 28 november 1986 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst voor medische beeldvorming waarin een transversale axiale tomograaf wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 6bis, § 2, 6°bis, van de wet op de ziekenhuizen, die bij toepassing van dit besluit is opgenomen in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening;4° interventiezone : de geografische zone, toegewezen bij toepassing van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot oprichting van de Commissies voor dringende geneeskundige hulpverlening en waarbinnen de mobiele urgentiegroep zijn taken uitvoert;5° Commissie : de Commissie voor dringende geneeskundige hulperverlening bedoeld in het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 vermeld in 4°;6° ambulancedienst : de door de openbare overheid georganiseerde ambulancedienst bedoeld in artikel 5, eerste lid, van voornoemde wet van 8 juli 1964 of de private personen die bij toepassing van artikel 5, derde lid, van dezelfde wet, bij overeenkomst met de Staat aanvaard hebben hun medewerking aan de dringende medische hulpverlening te verlenen.»

Art. 3.Artikel 6 van voornoemd koninklijk besluit van 2 april 1965 wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 6.De opname van een erkende functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg", of, zolang de betrokken erkenningsnormen niet van kracht zijn, van een spoedgevallendienst die voldoet aan de in artikel 1, 3°, genoemde bijlage I van het koninklijk besluit van 28 november 1986, in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening, geschiedt voor zover het betrokken ziekenhuis hiertoe zijn kandidatuur stelt bij de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en zich op deze wijze verbindt om alle bepalingen van voornoemde wet van 8 juli 1964, van diens uitvoeringsbesluiten en van de overeenkomsten en protocols afgesloten in uitvoering hiervan, na te leven.

De Minister kan de in het eerste lid bedoelde opname in de dringende geneeskundige hulpverlening intrekken wanneer één van de in het eerste lid bedoelde bepalingen of de erkenningsnormen voor de functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" worden miskend. »

Art. 4.In voornoemd koninklijk besluit van 2 april 1965, wordt een artikel 6bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 6bis.§ 1. De akkoorden en het protocol, bedoeld in artikel 4, 5°, en 6°, van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 tot oprichting van de Commissies voor dringende geneeskundige hulpverlening, worden goedgekeurd door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft voor zover deze voldoen aan de doelstellingen van de wet van 8 juli 1964 en diens uitvoeringsbesluiten, zoals inzonderheid het waarborgen van een onmiddellijke verzorging aan het slachtoffer of de zieken, het bestrijken door de interventiezones van het volledige grondgebied van het Rijk en een voldoende regionale spreiding van de vertrekplaatsen.

Indien binnen de drie maand na een daartoe strekkend verzoek van de Minister, in de bevoegde werkgroep van de Commissie geen overeenstemming bereikt wordt over een akkoord als bedoeld in artikel 4, 5°, van voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998 of indien de Minister weigert een akkoord goed te keuren, kan hij de werkgroep samenroepen voor een vergadering die hijzelf of zijn atgevaardigde voorzit.

Indien in de vergadering van de bevoegde werkgroep van de Commissie, bedoeld in het tweede lid, opnieuw geen akkoord tot stand komt, of indien de Minister beslist deze niet samen te roepen, bepaalt de Minister de vertrekplaatsen, de interventiezones en de lijst van ziekenhuizen die deel moeten uitmaken van elke associatie, zoals bedoeld in artikel 4, 5°, b), van voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998 en deelt hij deze beslissingen mee aan de Voorzitter van de Commissie en de leden van de werkgroep, bedoeld in artikel 5, § 3, van hetzelfde koninklijk besluit van 10 augustus 1998. § 2. Na de erkenning van mobiele urgentiegroepen door de bevoegde overheid, neemt de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, per ambtsgebied van de Commissies, de mobiele urgentiegroepen op in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening. § 3. De in § 1, bedoelde procedure wordt op verzoek van de Minister hernomen telkens in het ambtsgebied van een Commissie een wijziging plaatsvindt inzake de erkenning of opname in de dringende geneeskundige hulpverlening van spoedgevallendiensten of van mobiele urgentiegroepen, of indien een wijziging noodzakelijk blijkt inzake vertrekplaatsen, interventiezones of ziekenhuizen van bestemming van de patiënten.

De in het eerste lid bedoelde opnames in de dringende geneeskundige hulpverlening worden door de Minister ingetrokken wanneer kwestieuze mobiele urgentiegroep of de spoedgevallendienst de wet, diens uitvoeringsbesluiten, de akkoorden en protocols afgesloten in uitvoering hiervan, of de toepasselijke erkenningsnormen miskent. § 4. De protocollen met betrekking tot de bestemming van de patiënten, zoals bedoeld in artikel 7, derde lid, 2°, en 3°, van dit besluit en in artikel 4, 6°, van voornoemd besluit van 10 augustus 1998 zijn slechts rechtsgeldig na de in § 1, bedoelde goedkeuring door de Minister. »

Art. 5.In hetzelfde koninklijk besluit van 2 april 1965 wordt een artikel 6ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 6ter.Wanneer uit de verstrekte inlichtingen blijkt dat een mobiele urgentiegroep ter plaatse moet komen, richt de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel zich tot de in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening opgenomen mobiele urgentiegroep van de interventiezone, zoals vastgesteld bij artikel 6bis. Zolang in het ambtsgebied van de Commissie geen mobiele urgentiegroepen zijn opgenomen in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening, richt de aangestelde zich tot het prehospitaal medischverpleegkundig interventieteam van een spoedgevallendienst waarmede een overeenkomst inzake medewerking aan de dringende geneeskundige hulpverlening is afgesloten. »

Art. 6.In hetzelfde koninklijk besluit van 2 april 1965 wordt een artikel 6quater ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 6quater.§ 1. Een mobiele urgentiegroep kan, op verzoek van de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel waar de interventie moet geschieden, optreden buiten de interventiezone vastgesteld in het akkoord bedoeld in artikel 4, 5°, van voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998 of in de beslissing van de Minister bedoeld in artikel 6bis, § 1, derde lid, op voorwaarde dat het eenvormig oproepstelsel van die interventiezone daartoe uitdrukkelijk machtiging verleent, voor zover een dergelijke interventie gerechtvaardigd is door het niet beschikbaar zijn van het team van de mobiele urgentiegroep of door de omvang de te bieden hulp. § 2. In de gevallen bedoeld in artikel 6bis, § 3, kan de gezondheidsinspecteur, bij dringende noodzaak en met het oog op het waarborgen van de naleving van de doelstellingen van de wet van 8 juli 1964, uiterlijk in afwachting van het resultaat van de procedure bedoeld in artikel 6bis, § 1, wijzigingen aanbrengen aan de interventiezones van de mobiele urgentiegroepen.

De in het eerste lid bedoelde beslissing wordt onverwijld door de gezondheidsinspecteur betekend aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, evenals aan alle centra voor het eenvormig oproepstelsel, bevoegd voor de interventiezone van de betrokken mobiele urgentiegroep. »

Art. 7.In hetzelfde koninklijk besluit van 2 april 1965 wordt een artikel 6quinquies ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 6quinquies.Indien het team van de mobiele urgentiegroep niet beschikbaar is, of indien de omvang van de te bieden hulp de mogelijkheden van de mobiele urgentiegroep overschrijdt of in afwachting van de komst van het team van de mobiele urgentiegroep, kan de aangestelde de arts van de wachtdienst oproepen. ».

Art. 8.Artikel 7, tweede lid, van hetzelfde koninkiijk besluit van 2 april 1965 wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Aan de persoon die effectief voor de werking van de ambulancedienst instaat, duidt hij de plaats aan waar het slachtoffer of de zieke zich bevindt, evenals het dichtstbijgelegen ziekenhuis dat over een spoedgevallendienst beschikt welke is opgenomen in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening en waarheen hij moet worden vervoerd.

In afwijking tot het tweede lid, duidt de aangestelde, op verzoek van de arts van de mobiele urgentiegroep, aan de persoon die effectief voor de werking van de ambulancedienst instaat, het meest aangewezen ziekenhuis aan, dat over een in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening opgenomen spoedgevallendienst beschikt en waarheen het slachtoffer of de patiënt moet worden vervoerd, en dit in de volgende gevallen : 1° in het geval van een collectieve noodsituatie, waardoor, gelet op de gezondheidstoestand van de slachtoffers of zieken, de omvang van de te bieden hulp de opvangcapaciteit van het dichtstbijgelegen ziekenhuis overschrijdt;2° wanneer het slachtoffer of de zieke, omwille van zijn gezondheidstoestand, specifieke diagnostische of therapeutische middelen nodig heeft, en dit bij toepassing van het protocol bedoeld in artikel 4, 6°, van voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998;3° indien de behandelende arts, aanwezig bij de zieke, bevestigt dat deze met betrekking tot de kwestieuze specifieke pathologieën een medisch dossier heeft in een ander ziekenhuis van de interventiezone met een bijzondere spoedgevallendienst;dit vervoer mag plaatsvinden onder de voorwaarde dat de behandelende arts of de arts van de mobiele urgentiegroep hem begeleidt naar het opgegeven ziekenhuis en voor zover deze afwijking overeenstemt met het protocol bedoeld in artikel 4, 6°, van voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998. »

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.

Art. 10.Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Volksgezondheid en Pensioenen en Onze Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 10 augustus 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Binnenlandse Zaken, L. TOBBACK De Minister van Volksgezondheid en Pensioenen, M. COLLA De Staatssecretaris voor Veiligheid, Maatschappelijke Integratie en Leefmilieu, J. PEETERS

^