Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 december 1997
gepubliceerd op 30 december 1997

Koninklijk besluit betreffende het beheer van het nummeringsplan

bron
ministerie van verkeer en infrastructuur
numac
1997014281
pub.
30/12/1997
prom.
10/12/1997
ELI
eli/besluit/1997/12/10/1997014281/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 DECEMBER 1997. Koninklijk besluit betreffende het beheer van het nummeringsplan


VERSLAG AAN DE KONING Sire, De telecommunicatiesector ondergaat ingrijpende wijzigingen. Een en ander is onder meer het gevolg van het beleid van de Europese Unie om de sector tegen 1 januari 1998 volledig open te stellen voor concurrentie. Daartoe heeft de Europese Unie reeds een groot aantal wetgevende initiatieven genomen terwijl andere nog volop in ontwikkeling zijn. Dit besluit moet gezien worden in het licht van de bovenvermelde evolutie.

Nummering van telecommunicatiediensten is een sleutel tot de ontwikkeling van efficiënte telecommunicatienetwerken. Een belangrijke bepalende factor voor de kwaliteit en het succes van telecommunicatiediensten zijn de nummerings- en adresseringsschema's die gebruikt worden om er toegang toe te krijgen. Deze schema's zijn tot op heden nauw verbonden aan de netwerktopologie. Nummers en adressen zijn inherent gekoppeld aan de routering en geven de eindgebruiker informatie over de kostprijs van een communicatie.

Dankzij de opkomst van de intelligente netwerken zullen deze banden losser worden.

De nummeringsruimte is de verzameling van de nummeringsplannen met hun onderlinge interwerking. Een nummeringsplan specifieërt het formaat en de structuur van de nummers. Het internationale nummeringsplan wordt beheerd door de Internationale Telecommunicatie Unie in de sector Standaardisatie (ITU-T). Hier worden de basisregels gedefinieerd waarmee alle landen ter wereld rekening moeten houden. Het concept en het beheer van het nationale nummeringsplan wordt in het kader van het openen van de telecommunicatiemarkten de verantwoordelijkheid van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. De basis hiervoor wordt gelegd in de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige overheidsbedrijven, gewijzigd door het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 tot omzetting van de verplichtingen die, inzake de vrije mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten, voortvloeien uit de van kracht zijnde richtlijnen van de Commissie van de Europese Gemeenschap.

Een nummer geeft toegang tot telecommunicatiediensten. Ze kan informatie bevatten over het type dienst (merkinformatie in verband met de geleverde dienst), de plaats van de opgeroepene (geografische informatie), de gebruikte operator of dienstenleverancier en over de kostprijs. Al deze kenmerken hoeven evenwel niet altijd aanwezig te zijn en sommige zijn aan evoluties onderhevig.

Ook vertegenwoordigen nummers op zich al een bepaalde waarde, aangezien zij een schaars goed zijn. Dit is zeker het geval als men rekening houdt met de enorme kosten die nummerwijzigingen met zich brengen. Een uiterst zuinig en streng beheer is aldus absoluut noodzakelijk.

Op dit ogenblik worden nummers vooral toegekend aan eindapparatuur.

Meer en meer is er een evolutie naar het concept van de persoonlijke nummers. Hierbij worden geen nummers meer toegekend aan apparatuur maar wel aan personen. De uiteindelijke doelstelling is dat iedereen zijn eigen nummer krijgt dat nooit meer hoeft gewijzigd te worden. De eindgebruiker kan dan via dit ene persoonlijke nummer bereikt worden, onafhankelijk waar hij zich bevindt en onafhankelijk van de gebruikte dienst en of operator.

In dit besluit onderscheiden we drie basisideeën, namelijk respectievelijk het vrijwaren van eerlijke concurrentievoorwaarden tussen de betrokken partijen, de bescherming van de eindgebruiker en het zuinig beheer van deze beperkte hulpbron : - Het evenwichtig verdelen van de beschikbare capaciteit is een absolute vereiste. De ontwikkeling van nummeringsschema's en de mechanismen voor de controle ervan zijn zodanig dat discriminatie tussen operatoren en dienstenleveranciers op basis van nummeringsblokken onmogelijk wordt. Dit omvat aldus een open, transparant en tijdig beheer van de nummeringscapaciteit. - De ontwikkeling van gebruiksvriendelijke nummering voor de toegang tot diensten. Nummeringsschema's worden zo ontwikkeld dat ze geen hindernis vormen voor gebruikers om diensten en andere abonnees te bereiken. Dit kan bereikt worden via harmonisatie. Ook dient nummering de ontwikkeling van diensten te stimuleren. Bovendien zijn er zowel op Europees als internationaal vlak talloze ontwikkelingen bezig (internationale groene nummers, europese nummeringsruimtes, domeinnaam- systemen in internet ) waarop België actief zal moeten inspelen. Bovendien moet men systemen invoeren die zullen toelaten dat eindgebruikers hun nummers kunnen behouden bij het overgaan naar een andere operator of dienstenleverancier. - Nummers worden internationaal erkend als een beperkte hulpbron en men moet derhalve uiterst zuinig zijn met de toewijzing ervan.

Artikelsgewijze commentaar Artikel 1 behoeft geen commentaar.

Artikel 2 legt de algemene principes vast voor het beheer van de nummeringsplannen. De procedure om eerst capaciteit te reserveren, daarna toe te wijzen en eventueel als aan de opgelegde voorwaarden niet meer wordt voldaan, in te trekken, stelt aanvragers van nummeringscapaciteit ertoe in staat op flexibele wijze te anticiperen op hun nummerbehoeften bij hun commerciële planning, in een uiterst snel wijzigende telecommunicatie-omgeving. Deze methode wordt ook gebruikt in het buitenland en is aanbevolen door de Internationale Telecommunicatie Unie (ITU). Het nummeringsplan wordt beschouwd als een « beperkte hulpbron », die aan de overheid toebehoort, en die wordt beheerd door het Instituut. Indien nodig kan het Instituut in het algemeen belang wijzigingen en toevoegingen aan de structuur opleggen. Het Instituut dient wel in de mate van het mogelijke en voor zover dit het algemeen belang niet schaadt, de lasten voor de betrokken partijen te minimaliseren. Er kan evenwel geen schadevergoeding worden geëist voor opgelegde nummeringsveranderingen. § 3 bepaalt dat in de mate van het mogelijke, binnen de technische en operationele limieten, in eerste instantie de identificatie van algemene telecommunicatiediensten moet primeren op de identificatie van operatoren en dienstenleveranciers.

Artikel 3 bepaalt dat het internationale nummeringsplan wordt beheerd door de ITU. Zij wijst capaciteit toe aan België volgens een aantal aanbevelingen, die de grondprincipes en basisregels voor het beheer van het nummeringsplan op internationaal niveau definiëren. Dit artikel bepaalt dat de telecommunicatie-eindgebruiker in principe op het Belgisch grondgebied gebruik moet maken van deze toegekende nationale capaciteit. Aan die voorwaarde moet evenwel niet voldaan worden voor eindgebruikers van mobiele diensten in roaming toestand.

Bovendien worden meer en meer diensten genummerd in internationale of Europese nummeringsplannen. Een voorbeeld hiervan is de internationale dienst voor groene nummers. Om in te spelen op deze ontwikkelingen wordt aan de Minister de bevoegdheid gegeven om af te wijken van het principe van § 1.

Artikel 4 geeft antwoord op de vraag wie recht heeft op nummeringscapaciteit. De generieke dienst waarvoor nummers direct toegewezen kunnen worden aan eindgebruikers is deze bedoeld in artikel 10 §4. Op termijn komen alle diensten hiervoor in aanmerking.

Entiteiten zoals bepaald in lid 1 die niet beschikken over eigen telecommunicatiefaciliteiten zoals schakel- en of transmissieapparatuur kunnen geen rechten laten gelden op nummeringscapaciteit De artikels 5, 6 en 7 bepalen enerzijds de procedures en anderzijds de evaluatiecriteria waarmee het Instituut rekening zal moeten houden voor haar technisch onderzoek. Ook worden de voorwaarden opgesomd voor de effectieve toewijzing van nummeringscapaciteit. De verkrijger van primaire rechten heeft de prioriteit voor de toewijzing van de gevraagde nummeringscapaciteit. Pas indien hij vrijwillig of op last van het Instituut, wegens het niet respecteren van de regels, hiervan afstand doet, kan de nummeringcapaciteit gaan naar de houder van de secundaire rechten. Hetzelfde principe is van toepassing op de tertiaire rechten. Deze bepaling heeft als doel om de aanvrager de mogelijkheid te bieden een verlenging van zijn reservering van telkens één jaar te verkrijgen én daarbij de volgorde van voorrang te behouden die hem was toegestaan bij de aanvaarding van zijn aanvankelijke aanvraag. De in artikel 5 gevraagde informatie wordt door het Instituut als strict confidentieel behandeld en is beperkt tot de relevante elementen vereist voor het onderzoek van de aanvraag.

De bepalingen van artikel 8 volgen uit het feit dat nummers worden beschouwd als een gemeenschappelijke hulpbron. Het verkrijgen van nummeringscapaciteit moet eerder gezien worden als het verkrijgen van rechten voor het gebruik van nummers voor een voorafbepaalde periode.

De handel in verkregen nummeringsrechten is verboden. Nummerrechten kunnen wel overgedragen worden (bijvoorbeeld bij een fusie), maar het mag geen doel op zich zijn.

Artikel 9 regelt de voorwaarden voor een tijdelijk toewijzing van nummeringscapaciteit.

De artikelen 10 tot en met 15 leggen de basisstructuren vast van de nummeringsplannen voor respectievelijk het telefoonnetwerk, het pakketgeschakeld datanetwerk, de elektronische berichten- en telefoondiensten en diverse andere identificatiemechanismen. Ze steunen essentieel op de basisregels opgelegd door de ITU. Zowel het kiesplan als de interwerkingsregels dienen te worden opgesteld door het Instituut. Het eerste cijfer in de presentatie van een nationaal nummer is het meest significante cijfer. Belanghebbende partijen zoals operatoren, dienstenleveranciers en sommige privé-bedrijven kunnen aan het Instituut nummerreeksen vragen voor bepaalde diensten. Binnen een breed kader hebben ze de mogelijkheid om een keuze te maken voor bepaalde reeksen en een bepaalde hoeveelheid capaciteit. De cijfers van een toegangscommunicatiecode voor een operator of dienstenleverancier kunnen het eerste gedeelte vormen van een reeks van cijfers om de eindbestemming op een ander netwerk aan te duiden.

Dit kan gebeuren volgens een eenstaps- of tweestapsprocedure. Bij de eerste wordt het volledige nummer doorgegeven aan het ontvangende netwerk samen met de identificatie van de oproeper. In de tweestapsoproepprocedure wordt het spraakpad gebruikt om de bijkomende vereiste informatie te vervoeren. De Engelse begrippen « administration management domain », « relative distinguished names », « issuer identifier numbers » worden in het Nederlands vertaald als administratieve beheersysteemnamen, relatief verdeelde namen, identificatie nummers van de uitreikende instantie. Bovendien wordt via artikel 10 de beschikkingen 91/396/EG en 92/264/EG omgezet.

Artikel 16 bepaalt dat het voor de nooddiensten wenselijk is dat de oproeper zich kenbaar maakt via het telefoonnummer. Het Instituut kan hiervoor de nodige technische voorwaarden opleggen. Bovendien wordt via dit artikel de beschikking 91/396/EG omgezet.

Artikel 17 moet de controle en eventuele sancties betreffende dit besluit mogelijk maken.

Artikel 18 beschrijft de betalingsvoorwaarden.

Artikel 19 beschrijft de noodzakelijke overgangsmaatregelen.

Artikelen 20 tot en met 23 behoeven geen commentaar.

Antwoord en commentaar op het advies van de Raad van State.

Het advies van de Raad van State werd gevolgd. Echter, in artikel 5 dient de aanvrager voor het bekomen van een reservering van nummeringscapaciteit nog niet te beschikken over een wettelijke toelating om een telecommunicatiedienst uit te baten. Deze procedure heeft als doel om potentieël geïnteresseerde kandidaten de nodige garanties te geven omtrent de beschikbaarheid van nummeringscapaciteit.

Ik heb de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO ADVIES VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, vierde kamer, op 19 juni 1997 door de Minister van Telecommunicatie verzocht hem, binnen een termijn van ten hoogste een maand, van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit « betreffende een verzoenings- en arbitrageprocedure voor het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie », heeft op 29 september 1997 het volgende advies gegeven : Algemene opmerkingen 1. Het ontwerp dient te worden aangepast om te voldoen aan het bepaalde in richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten.Het verlenen van een nummeringscapaciteit moet immers worden beschouwd als een machtiging om gebruik te maken van bepaalde nummers. Naar zulk een machtiging wordt uitdrukkelijk verwezen in artikel 7, lid 1, a), van de richtlijn.

Het ontwerp zal moer in het bijzonder moeten worden aangevuld met bepalingen die preciseren wat de redelijke termijn is binnen welke het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie zijn beslissing dient bekend te maken aan de aanvrager van een nummeringscapaciteit, en waarbij aan de verkrijgen van zulk een capaciteit de mogelijkheid wordt geboden zijn standpunt uiteen te zetten en de tekortkomingen weg te werken die zijn vastgesteld wanneer het Instituut van zins is de vergunning in te trekken wegens niet-naleving van de voorwaarden die worden opgelegd door het ontwerp (artikel 9, leden 2 en 4 van de richtlijn). 2. Het ontworpen besluit dient zoveel mogelijk in duidelijke en voor iedereen bevattelijke bewoordingen te worden gesteld.Zulk een streven naar duidelijkheid en bevattelijkheid is in dezen der te meer gerechtvaardigd omdat de ontworpen tekst betrekking heeft op een zeer technische aangelegenheid en basisregelgeving is.

Bijzondere opmerkingen Aanhef Eerste lid (dat het vierde lid wordt).

De regelingen van dezelfde rangorde die in de aanhef aangehaald worden, behoren naar tijdsorde te worden gerangschikt, te beginnen met de oudste. Bijgevolg en mede wegens de toevoeging van nieuwe leden wordt het eerste lid het vierde lid.

Tweede lid (dat het eerste lid wordt).

Er dient te worden verwezen naar de oorspronkelijke tekst - en niet naar de wijzigingsregeling - en naar het precieze artikel van die tekst met toepassing waarvan het ontworpen besluit wordt vastgesteld.

Dientengevolge moet het lid als volgt worden gesteld : « Gelet op richtlijn 90/388/EEG van de Commissie van 28 juni 1990 met betrekking tot de invoering van de volledige mededinging op de markten voor telecommunicatie, inzonderheid op artikel 3ter, ingevoegd bij richtlijn 96/2/EG van 16 januari 1996 en aangevuld bij richtlijn 96/19/EG van 13 maart 1996;".

Tweede en derde lid (nieuw).

In twee nieuwe laden dient te worden verwezen naar beschikking 91/396/EG van de Raad van 29 juli 1991 inzake invoering van een gemeenschappelijk Europees oproepnummer voor hulpdiensten en naar beschikking 92/264/EG van de Raad van 11 mei 1992 inzake de invoering van een gemeenschappelijk internationaal toegangsnummer voor het telefoonverkeer in de Gemeenschap.

Artikel 10, § 1 en § 5, tweede lid, van het ontworpen koninklijk besluit geeft immers uitvoering aan die beschikkingen.

Vijfde lid (nieuw).

Er dient tevens in een nieuw lid te worden verwezen naar richtlijn 97/33/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 juni 1997 inzake interconnectie op telecommunicatiegebied, wat betreft de waarborging van de universele dienst en van de interoperabiliteit door toepassing van de beginselen van Open Network Provision, inzonderheid op artikel 12.

Derde lid (dat het zesde lid wordt).

Men schrijve "... sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 105bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1996;" in plaats van « ... sommige overheidsbedrijven, meer bepaald artikel 105bis, ingevoegd door het koninklijk besluit van 28 oktober 1996 tot omzetting van de verplichtingen die, inzake de vrije mededinging op de markten voor telecommunicatiediensten, voortvloeien uit de van kracht zijnde richtlijnen van de Commissie van de Europese Gemeenschap;".

Vijfde en zesde lid (die het achtste en het negende lid worden).

Bij de verwijzing naar het advies van de inspecteur van financiën en de akkoordbevindingen van de Minister van Begroting dient de datum te worden vermeld.

Tiende lid (nieuw).

Naar luid van artikel 105bis, derde lid, van de wet van 21 maart l991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven bepaalt de Koning de vorm en de voorwaarden voor toewijzing en intrekking van de nummeringscapaciteit op voorstel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie. In het advies van het Instituut van 27 mei 1997 staat te lezen dat "het BIPT welke het ontwerp heeft voorbereid (...) zijn akkoord [kan] geven aan de inhoud van de tekst (...)".

Aangezien in het ontwerp daadwerkelijk een aantal voorwaarden voor toekenning en intrekking van de nummeringscapaciteit worden vastgesteld, dient in de aanhef een lid te worden ingevoegd, luidende : « Gelet op het voorstel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;".

Zevende lid.

Het zevende lid van de aanhef dient te vervallen.

Elfde en twaalfde lid (nieuw).

In geval van een aanvraag om advies binnen een termijn van één maand moeten de volgende twee leden worden opgenomen in de aanhef : « Gelet op het besluit van de Ministerraad van 30 mei 1997 over de aanvraag om een door de Raad van State binnen de termijn van een maand te geven advies;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 september 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;".

Voordrachtformulier In de Franse tekst schrijve men na de vermelding van de voordragende minister "Nous avons arrêté et arrêtons :" in plaats van "Nous avons décidé et décidons :".

Bepalend gedeelte Hoofdstuk I In het Frans wordt het eerste hoofdstuk van een tekst niet door middel van Romeinse hoofdtelwoorden genummerd. Men schrijve voluit "Chapitre premier".

Artikel 1 In 4° en ° zijn de woorden "in dit besluit" overbodig.

Hoofdstuk II In het opschrift van het hoofdstuk zijn de woorden "van toepassing op de hoofdstukken 3 tot 9" overbodig.

Artikel 2 1. Artikel 105bis, tweede lid, van de wet van 21 maart 1991 bepaalt reeds dat "de allocatie van nummeringscapaciteit door het Instituut (...) op objectieve, transparante en niet-discriminerende wijze gebeurt". Bovendien zijn de woorden "volgens de principes van achtereenvolgens de reservering, toewijzing en eventuele intrekking" overbodig en hebben ze geen regelgevende kracht, aangezien uit de artikelen 4 tot 9 van het ontwerp genoegzaam blijkt dat aanvankelijk een nummeringscapaciteit voor een operator wordt gereserveerd alvorens ze hem wordt toegewezen en vervolgens in voorkomend geval hem wordt ontnomen. Krachtens paragraaf 2 mag de minister, op voorstel van het Instituut, voorschrijven de structuur van de nummeringsplannen te wijzigen of er iets aan toe te voegen. Ingevolge artikel 105bis, eerste lid, tweede zin, komt het aan de Koning toe de basisstructuur van de nummeringsplannen te bepalen. Dat is trouwens het onderwerp van de hoofdstukken III en volgende van dit ontwerp. Het Instituut is belast met de vaststelling en eventuele wijziging van de nummeringsplannen (artikel 105bis, eerste lid, eerste zin). Indien het ontwerp ertoe strekt de bevoegdheid om de basisstructuur te wijzigen over te dragen aan de minister, kunnen die wijzigingen slechts op details betrekking hebben die moeten worden gepreciseerd in de bepalingen van de hoofdstukken III en volgende van dit ontwerp. Binnen die basisstructuur is het Instituut er krachtens de wet mee belast de nummeringsplannen te wijzigen.

De paragrafen 1 en 2 dienen bijgevolg te vervallen en de volgende paragrafen moeten dienovereenkomstig worden vernummerd. 2. Paragraaf 3 is blijkbaar de onhandige omzetting van artikel 21 van richtlijn 9S/62/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1995 inzake de toepassing van "Open Network Provision" (ONP) op spraaktelefonie, waarvan het tweede lid publicatie voorschrijft. Bijgevolg is het van belang in het besluit nader te bepalen welke vorm die bekendmaking dient te hebben.

Bovendien hebben de enige beperkingen die in de richtlijn worden gesteld betrekking op de nationale veiligheid en is er geen sprake van de openbare orde. De tekst dient te worden herzien wat die twee punten betreft, teneinde hem in overeenstemming te brengen met de richtlijn.

In verband met paragraaf 5 doet de Raad van State opmerken dat de Koning niet gemachtigd is om regels te geven die afwijken van die welke in het Burgerlijk Wetboek worden gegeven inzake aansprakelijkheid.

Artikel 3 Het zou beter zijn de tekst eenvoudiger te stellen opdat de gebruiker gemakkelijk de draagwijdte ervan zal begrijpen.

Artikel 5 In artikel 5 wordt vrij onduidelijk bepaald wat de voorwaarden en de vormen zijn van een aanvraag voor reservering van nummeringscapaciteit.

In de huidige lezing van artikel 5, blijken de enige voorwaarden te zijn dat de aanvragen moeten worden ingediend door een operator of een dienstverstrekker die gemachtigd is om telecommunicatiediensten te verstrekken, dat de in artikel 18 vastgestelde rechten vooraf worden betaald en dat een samenstel van informaties wordt verstrekt.

In paragraaf 2 wordt echter gepreciseerd dat die informatie nodig is voor een evaluatie en wordt een opsomming gegeven van punten die moeten worden geëvalueerd, waarvan het laatste luidt : "andere elementen die het Instituut relevant acht".

Daaruit vloeit voort dat het voor de aanvrager onmogelijk is om desbewust een "geldige" aanvraag in te dienen, aangezien de hoeveelheid te verstrekken informatie afhangt van de "elementen die het Instituut relevant acht".

Er wordt aan herinnerd dat krachtens het voormelde artikel 105bis het aan de Koning toekomt de voorwaarden voor toewijzing van nummeringscapaciteit te stellen. Indien het ontwerp aan het Instituut een zekere discretionaire bevoegdheid wil toekennen om te bepalen of de voorwaarden vervuld zijn, dient het echter nauwkeurig vast te stellen welke criteria in ogenschouw moeten worden genomen.

De onderzochte bepaling dient derhalve volledig te worden herschreven en daarbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen, ten eerste de voorwaarden opdat een aanvraag voor reservering kan worden onderzocht door het Instituut (te weten : dat zij uitgaat van een persoon bedoeld in artikel 4, dat ze bij aangetekend schrijven wordt overgezonden, dat de in artikel 18 bedoelde rechten vooraf worden betaald en dat ze gepaard gaat met een aantal te bepalen inlichtingen), ten tweede de voorwaarden die vervuld moeten zijn om opdat een reservering van nummeringscapaciteit kan worden toegestaan (waarvan de verplichting om in te gaan op elke aanvraag om aanvullende informatie deel zou kunnen uitmaken), en tenslotte de criteria die door het Instituut in overweging moeten worden genomen om reserveringen van nummeringsplannen toe te staan en om de volgorde van voorrang vast te stellen wanneer verschillende aanvragen betrekking hebben op dezelfde nummeringscapaciteit.

De bepalingen betreffende de geldigheidsduur van een reservering zijn onbegrijpelijk. Artikel 5, § 3, vijfde zin, bepaalt immers dat een reservering automatisch vervalt één jaar na de reserveringsdatum indien inmiddels geen daadwerkelijke toewijzing heeft plaatsgehad.

Paragraaf 5 bepaalt dat een reservering elk jaar kan worden verlengd op voorwaarde dat een nieuwe aanvraag wordt ingediend, maar dat de datum van de eerste reservering wordt beschouwd als reserveringsdatum, wat in onderling verband gelezen met de voormelde bepaling van paragraaf 3, tot gevolg heeft dat de verlenging geen enkele uitwerking moer heeft.

Volgens de gemachtigde ambtenaar zou die bepaling ertoe strekken een aanvrager de mogelijkheid te bieden een verlenging van zijn reservering van moer dan een jaar te verkrijgen en daarbij de volgorde van voorrang te behouden die hem was toegestaan bij de aanvaarding van zijn aanvankelijke aanvraag. De tekst dient dus te worden herzien teneinde de bedoelingen van de steller van het ontwerp beter weer te geven.

Het besluit is dan ook dat artikel 5 volledig moet worden herzien om rekening te houden met die opmerkingen en met die welke hierna wordt gemaakt over de artikelen 6 en 7.

Artikelen 6 en 7 Uit artikel 9 van het ontwerp en uit het verslag aan de Koning (1) blijkt dat de nummeringscapaciteiten voor een beperkte duur worden toegewezen. Indien zulks de bedoeling is van de steller van het ontwerp, dient nader te worden bepaald wat de duur ervan is en hoe die wordt vastgesteld. Indien de duur moet worden vermeld in de aanvraag, moet dat in artikel 5 worden bepaald.

Overigens zou het, in plaats van in artikel 6, § 2, de voorwaarden te bepalen opdat een toewijzing geldig blijft en in artikel 7 de gevallen vast te stellen waarin de nummeringscapaciteit wordt ingetrokken, beter zijn in een enkele bepaling alle gevallen vast te stellen waarin de toekenning ten einde komt, met inbegrip van de vervaldag van de termijn van toewijzing.

Wat artikel 6, § 2, 2°, betreft, leiden de woorden "verdere toewijzing" en "originele aanvragen" tot verwarring. Ze kunnen immers evenzeer betrekking hebben op de overdracht van een nummeringscapaciteit aan een derde als op het gebruik van die nummeringscapaciteit door de toewijzing van een bepaald nummer aan een eindgebruiker (2). Volgens de gemachtigde ambtenaar gaat het om de toewijzing van een bepaald nummer aan een eindgebruiker. Derhalve dient die bepaling te worden herschreven en duidelijker te stellen waarin de geplande "controle'' bestaat.

Artikel 8 De toewijzing van een nummeringscapaciteit is een administratieve machtiging om gebruik te maken van een aantal nummers voor de exploitatie van een telecommunicatiedienst. Het ligt dus voor de hand dat op die toegewezen capaciteit niet enig eigendomsrecht toepasselijk kan zijn. De omstandigheid dat de begunstigde op zijn beurt een bepaald gedeelte van zijn nummeringscapaciteit aan zijn cliënten mag toewijzen, eventueel tegen betaling, wijzigt niet de aard van zijn recht, aangezien het recht om een nummeringscapaciteit te gebruiken per definitie bestaat in het toewijzen van die nummers aan eindgebruikers. Die "verdere toewijzing" brengt geen "afstand" of "overdracht" van het door het Instituut aan de aanvrager toegekende recht met zich, omdat die aanvragen houder blijft van zijn administratieve machtiging om aan gebruikers het nummer dat deel uitmaakt van zijn nummeringscapaciteit, respectievelijk de nummers die daarvan deel uitmaken, toe te wijzen of te ontnemen.

Als men er het verslag aan de Koning op naleest, lijkt de laatste zin van artikel 8, § 1, zowel betrekking te hebben op het geval waarbij een deel van de nummeringscapaciteit "verder" wordt toegewezen aan eindgebruikers, als op het geval waarbij de persoon aan wie nummeringscapaciteit is toegewezen zijn exploitatie van een telecommunicatiedienst aan een derde overdraagt. In het eerste geval gaat het in feite alleen om het gebruik dat de aanvragen maakt van zijn nummeringscapaciteit en lijken de daaraan verbonden voorwaarden (namelijk het gebruik van nummers voor de in de aanvraag opgegeven doelstellingen) voldoende. In het tweede geval kan niet worden aanvaard dat de voorwaarden voor de toekenning van de nummeringscapaciteit niet door de Koning maar door het Instituut worden vastgesteld, aangezien de voorwaarden voor de toewijzing krachtens artikel 105bis door de Koning worden vastgesteld.

In die bepaling behoort men er zich dan ook toe te beperken voor te schrijven dat wanneer de aanvrager de exploitatie van zijn telecommunicatiedienst waarvoor nummeringscapaciteit is toegewezen afstaat, die nummeringscapaciteit aan de cessionaris wordt toegewezen voor zover deze zelf gemachtigd is die dienst te exploiteren en mits daarvan vooraf bij het Instituut aangifte wordt gedaan (3).

Artikel 10 In paragraaf 3 dient de aanhef van onderdeel 1° beter te worden geformuleerd. De volgende formulering wordt voorgesteld : "communicatiecode 800 wordt toegewezen voor de nummers waarvan de gesprekskosten volledig door de opgeroepene worden gedragen".

Hoofdstuk V en artikel 12 De aandacht wordt erop gevestigd dat in het opschrift van hoofdstuk V het Franse "Services de messagerie électronique" is vertaald door "Elektronische berichtendiensten", terwijl in artikel 12 "systèmes de messagerie électronique" is vertaald door "elektronische boodschappensystemen". In hoofdstuk V schrijve men "Elektronische postdiensten" en in artikel 12 "systemen van elektronische post".

Artikel 13 In paragraaf 1, in fine, dienen de woorden "van de Internationale Telecommunicatie Unie" te worden ingevoegd. Diezelfde woorden mogen worden weggelaten in paragraaf 2, eerste zin, in fine.

Artikel 17 Het tweede lid dient te worden aangepast op basis van algemene opmerking nr. 1.

Artikel 18 1. Men schrijve "frank" in plaats van "BF".2. De in paragraaf 5 gestelde regels zitten reeds vervat in artikel 5, §§ 1 en 6.3. Paragraaf 6 zou beter als volgt worden gesteld : « § 6.De rechten genoemd in paragraaf 2 worden betaald voor 31 januari van het jaar waarvoor ze verschuldigd zijn. Tijdens het jaar waarin de nummeringscapaciteit wordt toegewezen, worden de verschuldigde rechten gereduceerd in verhouding tot het aantal volle maanden dat dit jaar op de dag van toewijzing nog telt en betaald binnen dertig dagen na die datum. » . 4. In paragraaf 7 vormt de intrest die bovenop het wettelijke tarief wordt gekist een heffingstoeslag waarin artikel 105bis van de wet van 21 maart 1991 niet voorziet, aangezien die toeslag niet verschuldigd is door het gebruik van de nummeringscapaciteit. Bovendien is de tweede zin van deze paragraaf overbodig. 5. In paragraaf 9 dienen de woorden "Geen enkele schorsing of intrekking" te worden vervangen door de woorden "Geen intrekking", aangezien geen enkele bepaling van het ontwerp voorschrijft dat de nummeringscapaciteit kan worden geschorst. Artikel 19 Paragraaf 1, en inzonderheid de tweede, derde en vierde zin ervan, is zo verward gesteld dat onmogelijk kan worden uitgemaakt welke verplichtingen inzake reservering en te kwijten rechten aan de houders van nummeringscapaciteit worden opgelegd.

Met het oog op duidelijkheid en beknoptheid zou de formulering van dit artikel moeten worden herzien.

Artikel 21 In de Franse tekst van artikel 15, § 1, van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en de exploitatie van GSM-mobilofonienetten zijn de te schrappen woorden de volgende ", en ce compris la gestion du plan de numérotage". Het ontworpen artikel 21 moet dienovereenkomstig worden aangepast.

Slotopmerkingen 1. Een artikel behoort niet in paragrafen te worden ingedeeld wanneer elke paragraaf uit slechts een lid bestaat.Deze opmerking geldt voor de meeste artikelen van het ontwerp. 2. De Nederlandse tekst van het ontwerp is slecht, onder meer door het gebruik van een inconsistente terminologie. Onder voorbehoud van de voorgaande inhoudelijke opmerkingen worden, bij wijze van voorbeeld, de volgende voorslagen gedaan voor een correcter taalgebruik in het ontwerp.

In het hele ontwerp vervange men de woorden "uitbaten", "uitbater" en "uitlating" door de woorden "exploiteren", "exploitant" en "exploitatie", alsook "bekomen" door "verkrijgen".

In het vierde lid van de aanhef schrijve men "Gelet op het koninklijk besluit" in plaats van "Gelet het Koninklijk Besluit" en dienen de woorden "meer bepaald" te woorden vervangen door het woord "inzonderheid".

Wat artikel 1, 1°, betreft, zij erop gewezen dat het woord "prefix" in het Nederlands niet de betekenis lijkt te hebben die er in het ontwerp aan wordt gegeven.

In artikel 1, 3°, schrijve men "afgekort als" in plaats van " afgekort ".

In artikel 1, 4° en 5°, schrijve men "refereren aan" in plaats van "refereren naar".

In artikel 6, § 1, moet het woord "ingebruikname" worden vervangen door het woord "ingebruikneming". Dezelfde opmerking geldt voor artikel 10, § 5, derde lid.

In artikel 6, § 2, 3°, vervange men het woord "modaliteiten" door de woorden "nadere regels".

In artikel 7, eerste lid, schrijve men "de bepalingen van" in plaats van "de bepalingen opgenomen in".

In artikel 7, tweede lid, dient het woord "kan" te worden vervangen door het woord "kunnen" en moet het woord "middels" vervangen worden door de woorden "door middel van".

In artikel 7, vierde lid, schrijve men "tijdens welke" in plaats van "tijdens dewelke".

In artikel 8, § 1, schrijve men "de voorwaarden vastgesteld door en met toestemming van" in plaats van "de voorwaarden en mits toestemming van".

In artikel 9 schrijve men "in een dergelijk geval" in plaats van "in dergelijk geval".

In artikel 10, § 1, schrijve men : "De internationale toegangscode" in plaats van "De internationale prefix".

In artikel 10, § 5, eerste lid, vervange men de woorden "operator- en dienstenleverancierstoegangscommunicatiecodes" door de woorden "toegangscommunicatiecodes voor operatoren of dienstverstrekkers".

Dezelfde opmerking geldt voor artikel 18, § 1, 7° en § 2, 7°.

Bovendien zij erop gewezen dat het woord "dienstenleverancier" in het Nederlands niet bestaat.

De laatste zin van artikel 10, § 5, eerste lid, dient als volgt te worden gesteld : "In het kader van Europese of internationale ontwikkelingen kan het Instituut op die laatste beperking uitzonderingen toestaan. » .

In artikel 10, § 5, tweede lid, vervange men de woorden "enkel en alleen" door het woord "alleen". Dezelfde opmerking geldt voor artikel 10, § 5, derde lid.

In artikel 10, § 5, tweede lid, moet het woord "commercieel" vervangen worden door het woord ''commercieel'' en schrijve men "100, 101 en 112" in plaats van "100, 101, 112".

In artikel 10, § 5, derde lid, dient het woord "aangewezen" te worden vervangen door het woord "vastgestelde".

In artikel 10, § 5, derde lid, vervange men de woorden "minstens drie weken voorafgaand aan hun ingebruikname genotificeerd te worden aan het Instituut" door de woorden "ten minste drie weken voor hun ingebruikneming aan het Instituut te worden medegedeeld".

In artikel 10, § 7, schrijve men : "... en die bedoeld in § 4... » .

In artikel 10, § 8, dient het woord "gedefinieerd" te worden vervangen door het woord "vastgesteld".

In artikel 10, § 10, vervange men het woord "deze" door het woord "die".

In artikel 13, § 2, schrijve men "telefoongidssystemen" zonder koppelteken en "andere" in plaats van "ander".

In hoofdstuk VIII schrijve men : "Interoperabiliteit » in plaats van "Interwerking".

Artikel 15 zou als volgt gesteld moeten worden : «

Art. 15.Nadere regels omtrent de interoperabiliteit van de verschillende nummeringsplannen worden gegeven door het Instituut volgens de internationale ITU-aanbevelingen. » .

In artikel 17, eerste lid, moeten de woorden "ten einde" worden vervangen door het woord "teneinde".

In artikel 17, tweede lid, schrijve men : "... waarna het Instituut de nummeringscapaciteit intrekt".

In artikel 18, § 1, 7°, is het woord "dienstenleveranciertoegangscommunicatiecode" niet alleen incorrect, doordat "dienstenleverancier" in het Nederlands ongebruikelijk is, maar bovendien onleesbaar, doordat het voel te lang is. Dezelfde opmerking geldt voor heel het ontwerp.

In artikel 18, § 8, schrijve men "geschiedt" in plaats van "gebeurt".

In artikel 19, § 1, schrijve men "gelijkgesteld met" in plaats van "gelijkgesteld aan" alsook "Het jaarlijkse beheerrecht" in plaats van "Het jaarlijks beheerrecht".

De kamer was samengesteld uit : de heren : R. Andersen, kamervoorzitter;

C. Wettinck, P. Lienardy, staatsraden;

P. Gothot, J. van Compernolle, assessoren van de afdeling wetgeving;

Mevr. Proost, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer L. Detroux, adjunct-auditeur. De nota van het coördinatiebureau werd opgesteld door de heer C. Amelynck en toegelicht door Mevr. F. Carlier, adjunct-referendarissen.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer Andersen.

De griffier, M. Proost.

De voorzitter, R. Andersen. 10 DECEMBER 1997. - Koninklijk besluit betreffende het beheer van het nummeringsplan ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op richtlijn 90/388/EEG van de Commissie van 28 juni 1990 met betrekking tot de invoering van de volledige mededinging op de markten voor telecommunicatie, inzonderheid op artikel 3ter, ingevoegd bij richtlijn 96/2/EG van 16 januari 1996 en aangevuld bij richtlijn 96/19/EG van 13 maart 1996;

Gelet op de beschikking 91/396/EG van de Raad van 29 juli 1991 inzake de invoering van een gemeenschappelijk Europees oproepnummer voor hulpdiensten;

Gelet op de beschikking 92/264/EG van de Raad van 11 mei 1992 inzake de invoering van een gemeenschappelijk internationaal toegangsnummer voor het telefoonverkeer in de Gemeenschap;

Gelet op richtlijn 95/62/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1995 inzake de toepassing van « Open Network Provision » (ONP) op spraaktelefonie, inzonderheid op artikel 21;

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, inzonderheid op artikel 105bis, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 28 oktober 1996;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM mobilofoonnetten, inzonderheid de artikelen 10, § 1 en 15, § 1;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 juni 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 4 september 1997;

Gelet op het voorstel van het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie;

Gelet op het besluit van de Ministerraad van 30 mei 1997 over de aanvraag om een door de Raad van State binnen de termijn van een maand te geven advies;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 29 september 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Telecommunicatie, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In het kader van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Prefix : een indicator, die geen deel uitmaakt van het nummer, die uit een of meer cijfers bestaat, en die de selectie mogelijk maakt van de verschillende types van nummerformaten zijnde lokale, nationale en internationale nummerformaten, van transitnetwerken en diensten;2° Communicatiecode : een code bestaande uit een of meer cijfers die een bepaald geografisch gebied, type van telecommunicatiedienst, operator of dienstenleverancier karakteriseren; 3° Het Instituut : het Belgisch Instituut voor postdiensten en telecommunicatie, afgekort als « B.I.P.T. », bedoeld in artikel 71 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven; 4° E.-, X.-, Q.- aanbevelingen : de aanbevelingen die refereren aan de regels inzake nummering opgelegd door de Internationale Telecommunicatie Unie, sector normalisatie; 5° E.-, X.-, Q.- standaards : de standaards die refereren aan de protocols inzake koppeling van netwerken opgelegd door de Internationale Telecommunicatie Unie, sector normalisatie; 6° Kiesplan : een reeks van regels die opgelegd worden om een oproep tot stand te laten komen. HOOFDSTUK II. - Algemene principes en procedures

Art. 2.§ 1. De toewijzingsprocedure voor nummeringscapaciteit gebeurt op transparante en niet-discriminerende wijze volgens objectieve criteria, volgens de principes van achtereenvolgens de reservering, toewijzing en eventuele intrekking. § 2. Het Instituut is belast met de vaststelling, de toevoeging en eventuele wijziging van de nummeringsplannen binnen de nadere regels van hoofdstuk drie tot en met negen.

De in vorig lid bepaalde hoofdelementen zijn openbaar en verkrijgbaar bij het Instituut op eenvoudige aanvraag. Het Instituut verwijst naar deze hoofdelementen in het Belgisch Staatsblad. In het belang van de nationale veiligheid wordt de nummeringscapaciteit die voor politionele en defensiedoeleinden is bestemd, niet openbaargemaakt. § 3. Nummeringsplannen worden zo opgebouwd dat de identificatie van generieke diensten primeert op die van operatoren en dienstenleveranciers. § 4. Eventuele schade die geleden wordt door veranderingen van nummers kan in geen enkel geval aanleiding geven tot schadevergoeding.

Art. 3.Eindgebruikers van telecommunicatie op het Belgische grondgebied mogen enkel geïdentificeerd worden door gebruik te maken van capaciteit uit de nationale nummeringsruimte, met uitzondering van de in lid 2 van dit artikel bedoelde eindgebruikers.

Eindgebruikers van mobiele diensten in roaming-toestand hoeven niet aan de voorwaarde bepaald in lid 1 van dit artikel te voldoen.

Bovendien kan de Minister, in het kader van Europese of internationale ontwikkelingen verdere uitzonderingen op lid 1 van dit artikel vaststellen.

Art. 4.Capaciteit uit de nationale nummeringsruimte voor de exploitatie van telecommunicatie kan enkel worden toegewezen aan operatoren en dienstenleveranciers die conform de wettelijke bepalingen inzake telecommunicatie en radiocommunicatie gemachtigd zijn om diensten aan te bieden.

Voor specifieke, door de Minister op voorstel van het Instituut bepaalde diensten, kan rechtstreeks nummeringscapaciteit toegewezen worden aan natuurlijke of rechtspersonen, andere dan operatoren of dienstenleveranciers. De lijst met deze diensten wordt door het Instituut gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad.

Art. 5.§ 1. Het Instituut onderzoekt elke aanvraag voor reservering van nummeringscapaciteit indien voldaan is aan volgende voorwaarden : 1° de aanvraag wordt gedaan bij een ter post aangetekende brief aan het Instituut en moet gedagtekend en ondertekend zijn door of in naam van de persoon die de nummeringscapaciteit wenst te exploiteren;2° de aanvrager die een natuurlijk persoon of een rechtspersoon vertegenwoordigt, moet zijn titel specifiëren en zijn mandaat rechtvaardigen;3° de aanvraag bevat de naam van de aanvrager, het volledig adres van deze persoon alsook in voorkomend geval het adres van waaruit de exploitatie in België zal plaatsvinden;4° de dossierkosten bestemd om de kosten te dekken van het onderzoek van de reserveringsaanvraag, bepaald in artikel 18 van dit besluit, moeten vooraf worden betaald;5° de aanvraag moet alle informatie bevatten zoals bepaald in volgend lid. Teneinde het Instituut toe te laten het onderzoek te voeren volgens de criteria opgesomd in het derde lid, dient de aanvrager gratis de volgende informatie, die als vertrouwelijk zal worden beschouwd, ter beschikking te stellen : 1° een duidelijke opgave van de gewenste soort en hoeveelheid nummeringscapaciteit;2° een omstandige omschrijving van : - de diensten en toepassingen die van deze nummeringscapaciteit gebruik maken; - de technische netwerkelementen en hun onderlinge relatie; - de te hanteren routeringsprincipes; - de toekomstige behoeften aan nummeringscapaciteit; - de tariferingsprincipes indien de aanvrager dit relevant vindt; - de principes die de aanvrager zal hanteren om de verkregen nummeringscapaciteit verder toe te wijzen aan zijn eindgebruikers; 3° de aanvrager moet aantonen dat er geen volwaardige technische en of commercieel aanvaardbare alternatieven zijn om zijn diensten en toepassingen te exploiteren dan met de aangevraagde nummeringscapaciteit;4° de evolutie in de tijd van de gevraagde informatie in 2°;5° de aanvrager moet aantonen te voldoen aan de bepalingen van dit besluit. De aanvraag zal door het Instituut worden geëvalueerd aan de hand van volgende criteria : 1° het goede beheer van de nummeringscapaciteit als beperkte hulpbron;2° de behoefte om voldoende nummeringscapaciteit beschikbaar te hebben om te anticiperen op toekomstige vereisten;3° het streven naar een zo groot mogelijke compatibiliteit tussen de nummeringsplannen van de verschillende aanvragers;4° de reeds verkregen reserveringen;5° de mogelijkheid om te voldoen aan Europese en internationale ontwikkelingen;6° de mogelijkheid om te voldoen aan relevante internationale akkoorden, aanbevelingen en standaards;7° de technische beperkingen en praktische implementeerbaarheid;8° de impact op nummeringsplannen van andere aanvragers;9° de eventuele kosten;10° impact op de routering;11° impact inzake tariferingprincipes;12° geografische impact;13° de mogelijke alternatieven;14° de belangen van de eindgebruiker inclusief de gebruiksvriendelijkheid;15° de specifieke vereisten van nooddiensten;16° de commerciële inpact. Nummeringscapaciteit kan niet worden gereserveerd als niet wordt voldaan aan de bepalingen van dit besluit. § 2. Indien het Instituut de aanvraag inwilligt wordt de nummeringscapaciteit gereserveerd. Bijgevolg kan de nummeringscapaciteit enkel worden toegewezen aan de oorspronkelijke aanvrager en voor de in zijn aanvraag gespecifieerde doeleinden. Als reserveringsdatum wordt de datum genomen van de geldige aanvraag. De reservering kan door de aanvrager zelf worden geannuleerd. De reservering vervalt automatisch één jaar na de reserveringsdatum indien in deze periode geen effectieve toewijzing of verlenging volgens § 4 is gebeurd. § 3. Indien twee of meer aanvragers dezelfde nummeringscapaciteit aanvragen, gaan de primaire rechten naar de aanvrager die als eerste in de tijd een geldige aanvraag heeft gedaan. Indien op dezelfde dag verscheidene geldige aanvragen voor dezelfde nummeringscapaciteit worden ingediend, zal het Instituut voor de toekenning van de primaire, secundaire, tertiaire, en volgende rechten een verzoening organiseren. § 4. Een reeds gedane reservering kan ieder jaar verlengd worden, mits opnieuw een geldige aanvraag wordt gedaan ten laatste één maand voor het vervallen van de vorige reservering. Indien deze verlenging gunstig wordt beoordeeld, dan wordt de datum van de eerste reservering genomen als reserveringsdatum. § 5. Het Instituut dient zijn beslissing bekend te maken aan de aanvrager binnen een termijn van 2 maanden na de datum van ontvangst van de aanvraag.

Indien het Instituut van oordeel is dat de aanvraag onvolledig is of indien het bijkomende inlichtingen of verduidelijkingen wenst, brengt het de aanvrager daarvan op de hoogte. De termijn waarover het Instituut beschikt op grond van vorig lid, wordt opgeschort gedurende de periode die de aanvrager nodig heeft om zijn aanvraag aan te passen. Die periode mag niet langer zijn dan één maand. Indien de aanvrager na afloop van deze periode zijn aanvraag niet heeft aangepast, wordt zijn aanvraag als onbestaande beschouwd.

Een weigering van reservering wordt door het Instituut gemotiveerd.

Dit geeft geen recht tot terugbetaling van de dossierkosten. § 6. Eventuele wijzigingen op het vlak van de volgens dit artikel verstrekte informatie moeten aan het Instituut tijdig worden medegedeeld.

Art. 6.De nummeringscapaciteit wordt slechts toegewezen indien binnen de reserveringsperiode de nummeringscapaciteit effectief in gebruik wordt genomen voor de opgegeven doeleinden. De datum van ingebruikneming wordt minstens drie dagen voordien meegedeeld aan het Instituut.

De toewijzing van nummeringscapaciteit blijft slechts geldig indien tegelijk aan de volgende voorwaarden wordt voldaan : 1° de toegewezen nummeringscapaciteit wordt enkel gebruikt voor de doelstellingen gespecifieerd in de oorspronkelijke aanvraag;2° de verdere toewijzing aan de eindgebruiker wordt gecontroleerd door de originele aanvrager;3° de jaarlijkse rechten worden vereffend volgens de nadere regels bepaald in artikel 18 van dit besluit;4° de aanvrager houdt een statistiek bij over het gebruikte percentage van de toegewezen capaciteit en levert die periodiek, volgens de regels opgelegd door het Instituut, aan deze laatste.

Art. 7.Indien niet langer voldaan wordt aan de bepalingen van artikel 4 van dit besluit wordt de nummeringscapaciteit door het Instituut ingetrokken.

De aanvraag voor reservering en de toewijzing van nummeringscapaciteit kan opgezegd worden door middel van een aangetekend schrijven aan het Instituut.

Het Instituut trekt de niet langer meer gebruikte nummeringscapaciteit in.

Het Instituut bepaalt de periode tijdens welke de ingetrokken nummeringscapaciteit niet gereserveerd mag worden.

Art. 8.§ 1. Capaciteit uit het nationale nummeringsplan kan geen eigendom worden van de aanvragers noch van de eindgebruikers. Ze kan niet beschermd worden door industrieel of intellectueel eigendomsrecht. Ze wordt door het Instituut toegewezen voor een beperkte periode die overeenstemt met de exploitatieduur van de dienst of toepassing.

Wanneer de aanvrager de exploitatie van zijn telecommunicatiedienst waarvoor nummeringscapaciteit is toegewezen afstaat, wordt deze nummeringscapaciteit toegewezen aan de cessionaris voor zover deze zelf gemachtigd is die dienst te exploiteren en mits daarvan vooraf bij het Instituut aangifte wordt gedaan. § 2. Alle informatie omtrent de gereserveerde, toegewezen en ingetrokken nummeringscapaciteit is openbaar en verkrijgbaar bij het Instituut op eenvoudige aanvraag.

Art. 9.Een aanvraag voor nummeringscapaciteit voor een periode van maximaal zes maanden is steeds ondergeschikt in prioriteit en kan niet verlengd worden. Het jaarlijks recht bepaald in artikel 18 van dit besluit wordt in een dergelijk geval gehalveerd. HOOFDSTUK III. - Het nummeringsplan voor telefoondiensten

Art. 10.§ 1. Het internationale nummeringsplan voor de telefoondienst is vastgelegd door de Internationale Telecommunicatie Unie in de reeks E-aanbevelingen. De landencode die de Internationale Telecommunicatie Unie aan België heeft toegekend is 32. De internationale prefix is "00". § 2. Een geografisch nationaal E.164-nummer bevat informatie over de plaats van de gebruiker. De geografische communicatiecodes die een, door de Minister op voorstel van het Instituut gedefinieerd, geografisch deelgebied van België karakteriseren, zijn de meest significante cijfers. De Minister kan op voorstel van het Instituut de geografische grenzen van de zones wijzigen. Hiervoor moet het Instituut alle betrokken operatoren raadplegen. De geografische nummers worden in reeksen van 10.000, zijnde de minst significante cijfers, toegewezen voor diensten met geografische betekenis. § 3. Een niet-geografisch nationaal E.164 nummer bevat geen informatie over de plaats van de gebruiker. Het bestaat uit een communicatiecode van drie cijfers en kan gebruikt worden voor verschillende doeleinden : 1° communicatiecode 800 wordt toegewezen voor de dienst waarvan de gesprekskosten voor oproepen naar dergelijke nummers volledig worden gedragen door de opgeroepene, en is bestemd voor alle aanbieders op de markt.Ze krijgen telkens reeksen van 10.000 nummers. Dezelfde bepalingen zijn van toepassing op andere communicatie-codes die gebruikt worden voor diensten waar de gesprekskosten gedeeld worden tussen oproeper en opgeroepene; 2° de communicatiecodes, bestaande uit twee cijfers na het meest significante cijfer 9 worden toegewezen aan de exploitanten van informatiediensten waarbij de eindgebruiker naast de prijs voor de oproep ook dient te betalen voor de inhoud;3° de communicatiecodes bestaande uit de twee cijfers na het meest significante cijfer 4 worden toegewezen aan de exploitanten van alle diensten die mobiliteit bieden;4° de communicatiecodes bestaande uit de twee cijfers na het meest significante cijfer 7 worden toegewezen aan de dienst persoonlijke nummers.Aanbieders op de markt krijgen reeksen van 100.000 nummers. § 4. Al dan niet virtuele privé-netwerken met een ruim geografisch bereik kunnen na een tijdstip en onder voorwaarden die allebei door het Instituut worden bepaald, een tweecijferige communicatiecode toegewezen krijgen na éénzelfde significant cijfer. § 5. Operator- of dienstenleverancierstoegangscommunicatiecodes zijn viercijferige prefixen die het mogelijk maken om operatoren en dienstenleveranciers te bereiken volgens een welbepaalde routering. Ze geven op uniforme wijze toegang, onafhankelijk van het netwerk en worden toegewezen per toegangscommunicatiecode. Ze starten met het cijfer 1 gevolgd door drie cijfers, waarvan het tweede verschillend is van 0 of 1. In het kader van Europese- of internationale ontwikkelingen kan het Instituut op die laatste beperking uitzonderingen toestaan.

Alleen diensten van openbaar belang zonder enig commercieel doel hebben recht op driecijferige nummers. Dit zijn de nummers 100, 101 en 112 voor de nooddiensten. De Minister kan op voorstel van het Instituut driecijferige nummers toewijzen aan andere diensten van openbaar nut.

Welbepaalde door het Instituut vastgestelde specifieke reeksen van viercijferige nummers worden toegewezen aan de entiteiten zoals bepaald in artikel 4, § 1 van dit besluit voor toepassingen die hun eigen netwerkgrenzen niet overschrijden en die nauw verbonden zijn met de directe exploitatie van hun dienstenaanbod. Deze nummers mogen derhalve alleen gebruikt worden voor interne al dan niet publieke toepassingen, zoals het rapporteren van fouten en het geven van commerciële informatie over het eigen dienstenaanbod. Ze zijn gratis maar dienen wel ten minste drie weken vóór hun ingebruikneming aan het Instituut te worden medegedeeld. § 6. Het Instituut kan de in artikel 10, §§ 2, 3, 4 en 5 van dit besluit vermelde capaciteit, indien nodig, toekennen in fracties van tienden of honderdsten. § 7. Het aantal cijfers na de toegekende communicatiecodes zoals bedoeld in §§ 2, 3 en 4 van dit artikel is vast. De geografische en niet-geografische codes en die bedoeld in § 4 van dit artikel moeten toegang geven tot diensten voor de eindgebruikers zodanig dat de tarieven voor de eindgebruikers niet mogen variëren op grond van het nummer binnen de toegekende nummeringscapaciteit. Het Instituut kan hierop uitzonderingen toestaan. § 8. Het kiesplan wordt door het Instituut vastgesteld. § 9. Het is verboden om diensten aan te bieden via andere communicatiecodes dan hierboven gespecifieerd. § 10. Het Instituut kan test- en routeringsnummers toewijzen aan de entititeiten bepaald in artikel 4, § 1 van dit besluit. Die nummers zijn uitsluitend bedoeld voor interne toepassingen, niet toegangelijk voor het publiek en gratis. HOOFDSTUK IV. - Het nummeringsplan voor pakketgeschakelde datadiensten

Art. 11.De nummering in publieke pakketgeschakelde datanetwerken voldoet aan de X.121-aanbeveling van de Internationale Telecommunicatie Unie. De gebruikers worden geïdentificeerd aan de hand van maximaal 14 cijfers. Het nummer start met een datanetwerkidentificatiecode, afgekort DNIC, dat bestaat uit vier cijfers.

Nummeringscapaciteit in tienden van een DNIC voor de identificatie van een publiek datanetwerk kan slechts toegewezen worden aan een publiek datanetwerk dat onderling gekoppeld is met minimaal één ander publiek datanetwerk volgens de X.75-standaard. HOOFDSTUK V. - Elektronische postdiensten

Art. 12.« Administratieve beheersdomeinnamen » worden toegekend aan de exploitanten van systemen van elektronische post die verbonden zijn met minstens een andere dergelijke dienstenaanbieder volgens de X.400-standaard van de Internationale Telecommunicatie Unie. Ze dienen uniek te zijn in België. HOOFDSTUK VI. - Elektronische telefoongidsdiensten

Art. 13.Het Instituut definieert het Belgische gedeelte van de boomstructuur van het elektronische telefoongidssysteem volgens de X.500-standaard van de Internationale Telecommunicatie Unie. « Relatieve verdeelde namen » worden toegewezen aan de exploitanten van elektronische telefoongidssystemen die verbonden zijn met minstens een andere dergelijke dienstenaanbieder volgens de standaard X.500. Ze dienen uniek te zijn in België. HOOFDSTUK VII. - Andere identificatiemechanismen

Art. 14.Netwerkcommunicatiecodes in het E.212-identificatieplan worden telkens in honderdsten van de beschikbare capaciteit toegewezen aan exploitanten van netwerken voor roaming-doeleinden.

Internationale signaleringspuntcodes worden toegewezen volgens de Q.708- standaard om de koppeling te realiseren van internationale telefoonnetwerkdiensten via nr. 7- verbindingen.

De signaleringspuntcodes in het nationale nr.7 signaleringsplan worden toegewezen door het Instituut.

De « OSI »-parameters voor « Open systeem interconnectie » en « NSAP » voor « Netwerk diensten toegangspunten » worden toegewezen volgens de van toepassing zijnde internationale standaards. « Identificatienummers van de uitreikende instantie » worden toegewezen volgens de E.118 aanbeveling. HOOFDSTUK VIII. - Interwerking

Art. 15.De interwerkingsmodaliteiten tussen de verschillende nummeringsplannen worden gedefinieerd door het Instituut volgens de internationale ITU-aanbevelingen. HOOFDSTUK IX. - De nooddiensten

Art. 16.De exploitanten van telecommunicatienetwerken en -diensten nemen alle voorzorgsmaatregelen opdat de oproepen naar de nooddiensten 100, 101 en 112 tot stand kunnen komen met de grootst mogelijke betrouwbaarheid en identificeerbaar zijn via het nummer van de oproeper.

De nooddiensten nemen alle voorzorgsmaatregelen opdat alle oproepnummers identificeerbaar zijn. HOOFDSTUK X. - Diverse bepalingen

Art. 17.Teneinde de controle op de uitvoering van dit besluit mogelijk te maken, stelt de aanvrager de nodige informatie en toegangen gratis ter beschikking van het Instituut.

Wanneer uit de controle blijkt dat de bepalingen van dit besluit niet worden nageleefd, geeft dit aanleiding tot een ingebrekestelling. De betrokkene beschikt over 1 maand na ontvangst van een aangetekend schrijven van het Instituut om zijn standpunt uiteen te zetten en zijn tekortkomingen weg te werken. Indien aan de tekortkoming niet wordt verholpen trekt het Instituut de nummeringscapaciteit in.

Art. 18.§ 1. De dossierkosten voor de reservering van nummeringscapaciteit overeenkomstig Hoofdstuk III van dit besluit bedragen : 1° 15.000 frank per reeks voor een aanvraag overeenkomstig artikel 10, § 2 van dit besluit; 2° 50.000 frank per reeks voor een aanvraag overeenkomstig artikel 10, § 3, 1° van dit besluit; 3° 50.000 frank per communicatiecode voor een aanvraag overeenkomstig artikel 10, § 3, 2° van dit besluit; 4° 50.000 frank per communicatiecode voor een aanvraag overeenkomstig artikel 10, § 3, 3° van dit besluit; 5° 50.000 frank per reeks voor een aanvraag overeenkomstig artikel 10, § 3, 4° van dit besluit; 6° 50.000 frank per communicatiecode voor een aanvraag overeenkomstig artikel 10, § 4 van dit besluit; 7° 50.000 frank per operator- of dienstenleveranciertoegangscommunicatiecode voor een aanvraag overeenkomstig artikel 10, § 5 van dit besluit; § 2. De jaarlijkse rechten voor de toewijzing van nummeringscapaciteit overeenkomstig Hoofdstuk III van dit besluit bedragen : 1° 5.000 frank per reeks voor een toewijzing overeenkomstig artikel 10, § 2 van dit besluit; 2° 250.000 frank per reeks voor een toewijzing overeenkomstig artikel 10, § 3, 1° van dit besluit; 3° 250.000 frank per communicatiecode voor een toewijzing overeenkomstig artikel 10, § 3, 2° van dit besluit; 4° 500.000 frank per communicatiecode voor een toewijzing overeenkomstig artikel 10, § 3, 3° van dit besluit; 5° 50.000 frank per reeks voor een toewijzing overeenkomstig artikel 10, § 3, 4° van dit besluit; 6° 500.000 frank per communicatiecode voor een toewijzing overeenkomstig artikel 10, § 4 van dit besluit; 7° 500.000 frank per operator- of dienstenleverancierstoegangscommunicatiecode voor een toewijzing overeenkomstig artikel 10, § 5 van dit besluit;

Indien de nummeringscapaciteit overeenkomstig artikel 10, § 6 van dit besluit in fracties wordt toegekend, wordt het jaarlijks recht evenredig verminderd. § 3. Voor wat betreft de toewijzing van nummeringscapaciteit overeenkomstig Hoofdstuk IV van dit besluit, bedragen de dossierkosten 1.500 frank en het jaarlijks recht 15.000 frank, telkens per tiende van een DNIC. § 4. Voor wat betreft de toewijzing van nummeringscapaciteit overeenkomstig Hoofdstuk V, Hoofdstuk VI en Hoofdstuk VII, van dit besluit, bedragen de dossierkosten 15.000 frank. Het jaarlijks recht voor een internationale signaleringspuntcode bedraagt 500.000 frank. § 5. De rechten genoemd in paragraaf 2 worden betaald vóór 31 januari van het jaar waarvoor ze verschuldigd zijn. Tijdens het jaar waarin de nummeringscapaciteit wordt toegewezen, worden de verschuldigde rechten gereduceerd in verhouding tot het aantal volle maanden dat dit jaar op de dag van toewijzing nog telt en betaald binnen dertig dagen na die datum. § 6. Rechten die niet zijn betaald op de vastgestelde vervaldatum, geven, van rechtswege en zonder ingebrekestelling, aanleiding tot een intrest tegen het wettelijke tarief verhoogd met 2%. Die intrest wordt berekend naar rato het aantal kalenderdagen achterstand. § 7. De bedragen van de rechten die in dit besluit zijn vermeld worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de consumptieprijzen. De aanpassing geschiedt door het indexcijfer van de maand november die voorafgaat aan de maand januari in de loop waarvan de aanpassing zal plaatsvinden, te delen door het indexcijfer van de maand november 1997. Bij de berekening van de coëfficiënt wordt deze afgerond tot het hogere of lagere tienduizendste naargelang het cijfer van de honderdduizendsten al of niet vijf bereikt. Na de toepassing van de coëfficiënt worden de bedragen afgerond tot het hogere honderdtal franken. § 8. Geen intrekking van de gereserveerde of toegekende nummeringscapaciteit geeft aanleiding tot enige vergoeding, noch tot terugbetaling van het geheel of van een deel van de rechten bedoeld in dit besluit.

Art. 19.§ 1. Eenieder die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit gebruik maakt van nummeringscapaciteit, beschikt, voor wat betreft deze nummeringscapaciteit over een termijn van een maand vanaf deze datum, om aan de in dit besluit opgelegde voorwaarden te voldoen.

Voor alle nummeringscapaciteit gereserveerd na 1 juni 1997 worden dossierkosten aangerekend. Het jaarlijkse beheerrecht is volledig verschuldigd vanaf de datum van de bekendmaking van dit besluit.

De zonegrenzen die van toepassing waren op 1 januari 1997 blijven ongewijzigd. BELGACOM dient kaarten met deze geografische grenzen met een nauwkeurigheid zoals bepaald door het Instituut ter beschikking te stellen van alle operatoren die gebruik maken van geografische nummers. § 2. De Minister kan, op voorstel van het Instituut, om technische redenen en in het belang van de eindgebruiker voor een overgangsperiode uitzonderingen toestaan op de principes vervat in artikel 10 van dit besluit.

Art. 20.Artikel 10, § 1 van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten wordt opgeheven.

Art. 21.In artikel 15, § 1 van het koninklijk besluit van 7 maart 1995 betreffende het opzetten en exploiteren van GSM-mobilofoonnetten worden de woorden « met inbegrip van het beheer van het nummeringsplan », geschrapt.

Art. 22.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 23.Onze Minister van Telecommunicatie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 december 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Telecommunicatie, E. DI RUPO Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^