Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 december 2008
gepubliceerd op 13 februari 2009

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2008, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten voordele van sommige arbeiders die bij het einde van hun arbeidsovereenkomst, 58 jaar of ouder zijn

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2008013590
pub.
13/02/2009
prom.
10/12/2008
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 DECEMBER 2008. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2008, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten voordele van sommige arbeiders die bij het einde van hun arbeidsovereenkomst, 58 jaar of ouder zijn (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2008, gesloten in het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers, betreffende de toekenning van een aanvullende vergoeding ten voordele van sommige arbeiders die bij het einde van hun arbeidsovereenkomst, 58 jaar of ouder zijn, met uitzondering van de bepalingen in strijd met artikel 4, § 1, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 december 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 februari 2008 Toekenning van een aanvullende vergoeding ten voordele van sommige arbeiders die bij het einde van hun arbeidsovereenkomst, 58 jaar of ouder zijn (Overeenkomst geregistreerd op 22 april 2008 onder het nummer 87940/CO/120.01) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op alle textielondernemingen die vallen onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers (PSC 120.01) en op alle arbeid(st)ers die zij tewerkstellen. HOOFDSTUK II. - Rechthebbenden

Art. 2.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst regelt de toekenning van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige ouder werknemers die geval van kennisgeving van ontslag na 31 maart 2007, uitgezonderd ontslag om dwingende redenen, en die na 31 december 2007 in het brugpensioenstelsel treden. § 2. Voor de toepassing van § 1 wordt geen rekening gehouden met de verlenging van de opzegtermijn bij toepassing van artikel 38, § 2 en artikel 38bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.

Art. 3.§ 1. De ontslagen werknemers, bedoeld in het artikel 2, § 1, die de leeftijd van 58 jaar bereikt hebben op het moment van beëindigingen van het arbeidscontract en in de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010, en die op het ogenblik een beroepsverleden als loontrekkende kunnen aantonen van tenminste 35 jaar voor de mannen en 30 jaar voor de vrouwen, en die het recht op wettelijke werkloosheidsvergoedingen bekomen, ontvangen een aanvullende vergoeding zoals bedoeld in het artikel 5, ten laste van de werkgever.

Het beroepsverleden waarvan sprake in het vorige lid, wordt vanaf 1 januari 2010 op 37 jaar gebracht voor de mannen en op 33 jaar voor de vrouwen. § 2. Onder "moment van het beëindigen van het arbeidscontact" dient te worden verstaan : ofwel het moment waarop de arbeid(st)er zijn/haar arbeidsprestaties beëindigt na voltooiing van de opzegtermijn, ofwel, bij ontbreken van een opzegtermijn of wanneer de ter kennis gebracht opzegtermijn voortijdig beëindigd wordt, het moment waarop de arbeid(st)er de onderneming verlaat. § 3. In afwijking van bovenvermelde § 1, kan de opzeggingstermijn of de periode die wordt gedekt door de opzeggingsvergoeding van de ontslagen arbeid(st)er een einde nemen buiten de geldigheidsduur van de collectieve arbeidsovereenkomst, voor zover de opzegging betekend of het contract verbroken werd tijdens de geldigheidsduur van de collectieve arbeidsovereenkomst en voor zover de arbeid(st)er de in § 1 voorziene leeftijd heeft bereikt tijdens de geldigheidsduur van de collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 4.Om het brugpensioen te kunnen genieten, moeten de arbeid(st)ers, naast het vereiste beroepsverleden als loontrekkende, voldoen aan één van de volgende anciënniteitsvoorwaarden : - het 15 jaar bezoldigde arbeid in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie, bereiding van vlas en/of jute; - hetzij 5 jaar bezoldigde arbeid in de sectoren textiel, breiwerk, kleding, confectie en/of bereiding van vlas en/of jute tijdens de laatste 10 jaren, waarvan ten minste 4 jaar tijdens de laatste 2 jaren.

Wat de gelijkgestelde arbeidsdagen betreft, dient verwezen naar de gelijkstellingen voor het beroepsverleden als loontrekker. HOOFDSTUK III. - Betaling van de aanvullende vergoeding

Art. 5.De in artikel 2, § 1 bepaalde aanvullende vergoeding slaat op de toekenning van gelijkaardige voordelen als die welke worden toegekend door de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17, gesloten in de Nationale Arbeidsraad op 19 december 1974.

Art. 6.§ 1. Aan de arbeid(st)ers die toegang hebben tot het huidig stelsel van brugpensioen, wordt de aanvullende vergoeding uitbetaald door het "Fonds voor bestaanszekerheid voor de textielnijverheid uit het administratief arrondissement Verviers" (hierna genoemd het fonds). Deze aanvullende vergoeding wordt beperkt tot het bedrag berekend overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van het de Nationale Arbeidsraad, zonder afbreuk te doen aan de toepassing van het in artikel 11 bepaalde waarborgmechanisme.

De bijzondere werkgeversbijdragen, opgelegd door de wettelijke bepalingen en door de uitvoeringsbesluiten, en verschuldigd op het bedrag van de aanvullende vergoeding berekend overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad, maar zonder afbreuk te doen aan de toepassing van het in het artikel 11 bepaalde waarborgmechanisme, vallen eveneens ten laste van het fonds. § 2. In afwijking van bovenstaande § 1 en overeenkomstig de voorwaarden bepaald in het artikel 52 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, wordt aan de arbeid(st)ers die door de onderneming in dienst werden genomen vanaf 50 jaar de aanvullende vergoeding betaald door het fonds voor de sluiting van ondernemingen, vanaf de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin de arbeid(st)er die deze aanvullende vergoeding bij het brugpensioen geniet, de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt.

Art. 7.De arbeid(st)ers bedoeld in de artikels 2 tot 4 hebben, voor zover zij de wettelijke werkloosheidsuitkeringen genieten, recht op de aanvullende vergoeding tot op de datum dat zij de leeftijd bereiken waarop zij wettelijk pensioengerechtigd zijn en binnen de voorwaarden die in de pensioenreglementering vastgelegd werden.

In afwijking van bovenstaand lid hebben die arbeid(st)ers eveneens recht op een aanvullende vergoeding vanaf de eerste dag van de kalendermaand die volgt op die waarin zij geen werkloosheidsuitkeringen meer genieten, maar slechts omwille van het feit dat zij de in artikel 64 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering vastgelegde leeftijdsgrens hebben bereikt, tot de laatste dag van de kalendermaand waarin zij de leeftijd van 65 jaar bereiken.

Dat stelsel geldt eveneens voor de arbeid(st)ers die tijdelijk uit het stelsel zouden getreden zijn en die nadien opnieuw van het stelsel wensen te genieten, voor zover zij opnieuw de wettelijke werkloosheidsuitkeringen ontvangen.

Art. 8.In afwijking van artikel 7 hebben de arbeid(st)ers op wie de artikel 2 tot 4 van toepassing zijn en die hun hoofdverblijfplaats hebben in een land van de Europese Economische Ruimte eveneens recht op een aanvullende vergoeding ten laste van hun laatste werkgever voor zover zij de werkloosheidsuitkeringen in het kader van de reglementering inzake conventioneel brugpensioen niet kunnen genieten of kunnen blijven genieten, enkel omdat zijn hun hoofdverblijfplaats niet of niet meer in België hebben in de zin van artikel 66 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering en voor zover zij de werkloosheidsuitkeringen genieten krachtens de wetgeving van hun land van verblijf.

Deze aanvullende vergoeding moet berekend worden alsof de werknemers werkloosheidsuitkeringen zouden genieten op basis van de Belgische wetgeving.

Art. 9.§ 1. In afwijking van § 1 van artikel 7 en van artikel 8 wordt het aan de in het raam van deze collectieve arbeidsovereenkomst ontslagen arbeid(st)ers toegekend recht op de aanvullende vergoeding gehandhaafd ten laste van de laatste werkgever wanneer die arbeid(st)ers het werk hervatten als loontrekkenden bij een andere werkgever dan die welke hen ontsloeg en die niet tot dezelfde technische bedrijfseenheid behoort als de werkgever die hen heeft ontslagen. § 2. In afwijking van § 1 van artikel 7 en van artikel 8 wordt het aan de in het raam van deze collectieve arbeidsovereenkomst ontslagen arbeid(st)ers toegekend recht op de aanvullende vergoeding gehandhaafd ten laste van de laatste werkgever in geval van uitoefening van een zelfstandige activiteit in hoofdberoep, op voorwaarde dat die activiteit niet wordt uitgeoefend in opdracht van de werkgever die hen heeft ontslagen of voor een werkgever die tot dezelfde technische bedrijfseenheid behoort als die welke hen heeft ontslagen. § 3. In de in § 1 en § 2 bedoelde gevallen, wanneer de ontslagen arbeid(st)ers het werk hervatten na de door de vakantie vergoeding gedekte periode hebben zij slechts recht op de aanvullende vergoeding ten vroegste vanaf de dag waarop zij recht zouden hebben op werkloosheidsuitkeringen indien zij het werk niet hadden hervat. § 4. In de in § 1 en § 2 bedoelde gevallen wordt het recht op de aanvullende vergoeding behouden gedurende de hele duur van de tewerkstelling in het raam van een arbeidscontract of tijdens de uitoefening van een zelfstandige activiteit in hoofdberoep, onder de in deze collectieve arbeidsovereenkomst bepaalde voorwaarden en voor de hele periode waarin de arbeid(st)ers die recht hebben op de aanvullende vergoeding geen recht meer hebben op werkloosheidsuitkeringen als volledig uitkeringsgerechtigden werkzoekende.

De in § 1 en § 2 bedoelde arbeid(st)ers bezorgen aan hun laatste werkgever het bewijs van hun wederindiensttreding in het raam van een arbeidscontract of van de uitoefening van een zelfstandige activiteit in hoofdberoep. HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de aanvullende vergoeding

Art. 10.Het bedrag van de aanvullende vergoeding is gelijk aan de helft van het verschil tussen het netto referteloon en de werkloosheidsuitkering.

Art. 11.De aanvullende vergoeding, toegekend in het kader van het conventioneel brugpensioen voor arbeiders, waarvan het bruto bedrag lager is dan 99,16 EUR per maand, wordt verhoogd tot 99,16 EUR bruto per maand. Deze verhoging van het bedrag van de aanvullende vergoeding mag niet als gevolg hebben dat het totale bruto maandbedrag van deze aanvullende vergoeding en van de werkloosheidsuitkeringen de drempel overschrijdt die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de bijdrage van de werknemer zonder gezinslast, ten belope van 3,5 pct. die wordt afgehouden van het totaalbedrag van de sociale uitkering en de aanvullende vergoeding.

Art. 12.Het netto referteloon is gelijk aan het bruto maandloon begrensd tot 940,14 EUR en verminderd met de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage en de fiscale inhouding. Voor het berekenen van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage op het loon aan 100 pct. moet rekening worden gehouden met de bepalingen van de wet van 20 december 1999 tot toekenning van een werkbonus onder de vorm van een vermindering van de persoonlijke bijdragen van sociale zekerheid aan werknemers met lage lonen en aan sommige werknemers die het slachtoffer waren van een herstructurering.

De grens van 940,14 EUR is gekoppeld aan het indexcijfer 134,52 (1971 = 100) en bedraagt dus 3.325,20 EUR op 1 januari 2008. Zij is gebonden aan de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel van koppeling aan het indexcijfer der consumptieprijzen.

Deze grens wordt bovendien jaarlijks op 4 januari herzien, waarbij rekening wordt gehouden met de evaluatie van de conventionele lonen overeenkomstig hetgeen hierover is beslist in de Nationale Arbeidsraad.

Het nettoreferteloon wordt afgerond naar de hogere euro.

Art. 13.1. Het brutoloon omvat de contractuele premies die rechtstreeks gebonden zijn aan de door de arbeid(st)er verrichte prestaties, waarop inhoudingen gebeuren voor de sociale zekerheid en waarvan de betalingsperiodiciteit de maand niet overschrijdt. Het omvat eveneens de voordelen in natura die onderworpen worden aan inhoudingen van de sociale zekerheid.

De premies of vergoedingen die worden toegekend als tegenwaarde voor werkelijke kosten worden daarentegen niet in aanmerking genomen. 2. Voor de arbeid(st)er die per maand betaald wordt, wordt het brutoloon het loon dat hij (zij) verdient voor de refertemaand vastgesteld in punt 6 hieronder.3. Voor de arbeid(st)er die niet per maand betaald wordt, wordt het brutoloon berekend in functie van het normale uurloon. Het normale uurloon wordt bekomen door het loon van de normale prestaties van de refertemaand te delen door het aantal normale uren gepresteerd tijdens deze periode. Het bekomen resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal arbeidsuren bepaald door het wekelijkse arbeidsstelsel van de arbeid(st)er; dat product, vermenigvuldigd met 52 en gedeeld door 12 komt overeen met het maandloon. 4. Het brutoloon van een arbeid(st)er die niet gewerkt heeft tijdens de gans refertemaand wordt berekend alsof hij(zij) alle werkdagen die in de beschouwde maand begrepen zijn, aanwezig zou geweest zijn. Als, omwille van de bepalingen in zijn contact, een arbeid(st)er niet kan werken tijdens een gedeelte van de refertemaand en gedurende deze tijd niet heeft gewerkt, wordt zijn brutoloon berekend in functie van het aantal werkdagen die in zijn contract zijn vastgelegd. 5. Bij het brutoloon dat de arbeid(st)er ontvangt, of hij (zij) nu per maand of anders wordt betaald, wordt een twaalfde gevoegd van het totaal van de contractuele premies en van het variabel loon waarvan de betalingsperiodiciteit geen maand overschrijdt, apart ontvangen door de arbeid(st)er tijdens de twaalf maanden die de ontslagdatum voorafgaan.6. Bij het overleg, bepaald door artikel 17, zal in onderling overleg beslist worden welke de refertemaand is die in aanmerking moet genomen worden.Als er geen refertemaand wordt bepaald, zal het de kalendermaand zijn die voorafgaat aan de ontslagdatum. HOOFDSTUK V. - Aanpassing van het bedrag van de aanvullende vergoeding

Art. 14.Het bedrag van de uitgekeerde aanvullende vergoedingen wordt gekoppeld aan de schommeling van het indexcijfer der consumptieprijzen volgens de werkwijze inzake werkloosheidsuitkeringen, overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971.

Bovendien wordt het bedrag van deze vergoedingen jaarlijks op 1 januari herzien in functie van de evolutie van de conventionele lonen, overeenkomstig hetgeen hierover beslist wordt in de Nationale Arbeidsraad.

Voor de arbeid(st)ers die tot het stelsel toetreden tijdens het jaar wordt de aanpassing krachtens de evolutie van de conventionele lonen uitgevoerd, rekening houdend met het moment van het jaar waarop de toegang tot het stelsel plaatsvindt; elk kwartaal wordt in aanmerking genomen voor de berekening van de aanpassing.

HOOFDTUK VI. - Betalingsperiodiciteit van de aanvullende vergoeding

Art. 15.De betaling van de aanvullende vergoeding gebeurt maandelijks. HOOFDSTUK VII. - Het cumuleren van de aanvullende vergoeding en andere voordelen

Art. 16.De aanvullende vergoeding mag niet gecumuleerd worden met andere toeslagen of bijzondere vergoedingen die voortvloeien uit het ontslag, die worden toegekend krachtens wettelijke of reglementaire bepalingen. De arbeid(st)er, die onder de in de artikels 2 tot 4 voorziene voorwaarden ontslagen wordt, zal dus eerst de uit die bepalingen voortvloeiende rechten moeten uitputten, alvorens aanspraak te kunnen maken op de in artikel 5 voorziene vergoeding. HOOFDSTUK VIII. - Overlegprocedure

Art. 17.Vooraleer een of meer in de artikels 2 tot 4 bedoelde arbeid(st)ers te ontslaan, pleegt de werkgever overleg met de vertegenwoordigers van het personeel in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, met de vakbondsafvaardiging. Ongeacht de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 9 van 9 maart 1972, inzonderheid van artikel 12, heeft deze beraadslaging tot doel in onderling overleg te beslissen of, afgezien van de in de onderneming van kracht zijnde ontslagcriteria, arbeid(st)ers die aan het in artikel 3 bepaalde leeftijdscriterium voldoen, bij voorrang kunnen worden ontslagen en derhalve het voordeel van de aanvullende regeling kunnen genieten.

Bij ontstentenis van ondernemingsraad of vakbondsafvaardiging heeft dit overleg plaats met de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties of, bij ontstentenis, met de arbeid(st)ers van de onderneming.

Vooraleer een beslissing tot ontslag te nemen, nodigt de werkgever daarenboven de betrokken arbeid(st) ers per aangetekende brief uit tot een onderhoud tijdens de werkuren op de zetel van de onderneming. Dit onderhoud heeft tot doel aan de arbeid(st)ers de gelegenheid te geven hun bezwaren tegen het door de werkgever voorgenomen ontslag kenbaar te maken.

Overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 mei 1972, inzonderheid artikel 7, kunnen de arbeid(st)ers zich bij dit onderhoud laten bijstaand door hun vakbondsafgevaardigde. Het ontslag ken ten vroegste gebeuren vanaf de tweede werkdag die volgt op de dag van het onderhoud of waarop dit onderhoud voorzien was.

De ontslagen arbeid(st)ers hebben de mogelijkheid de aanvullende regeling te aanvaarden of deze te weigeren en derhalve deel uit te maken van de arbeidsreserve. HOOFDSTUK IX. - Slotbepalingen

Art. 18.De voor de uitvoering van deze overeenkomst nodige administratieve formaliteiten worden vastgesteld door het beheerscomité van het fonds. De administratieve richtlijnen van het beheerscomité van het fonds moeten door de werkgever nageleefd worden.

Bovendien wordt eer een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst gesloten met het oog op het wijzigingen van de statuten van het fonds voor bestaanszekerheid, overeenkomstig deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 19.De algemene interpretatiemoeilijkheden van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden door het beheerscomité van het fonds beslecht in de geest en verwijzend naar de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van de Nationale Arbeidsraad.

Art. 20.De ondertekenende partijen vragen de algemeen verbindend verklaring van deze collectieve arbeidsovereenkomst bij koninklijk besluit.

Art. 21.Deze overeenkomst is geldig voor de periode van 1 januari 2008 tot en met 31 december 2010.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 december 2008.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, Mevr. J. MILQUET

^