Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 december 2017
gepubliceerd op 22 december 2017

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat bepaalde producten bestemd voor de intieme hygiënische bescherming en de externe defibrillatoren betreft

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2017032026
pub.
22/12/2017
prom.
10/12/2017
ELI
eli/besluit/2017/12/10/2017032026/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 DECEMBER 2017. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat bepaalde producten bestemd voor de intieme hygiënische bescherming en de externe defibrillatoren betreft


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het onderhavig ontwerp van koninklijk besluit wijzigt het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat bepaalde producten bestemd voor de intieme hygiënische bescherming en de externe defibrillatoren betreft.

Krachtens artikel 96 en 97 van de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (hierna "btw-Richtlijn") moeten de lidstaten een normaal btw-tarief toepassen dat niet lager mag zijn dan 15 pct.

Op grond van de artikelen 98 en 99 van de btw-Richtlijn hebben de lidstaten de mogelijkheid om één of twee verlaagde btw-tarieven toe te passen die niet lager mogen zijn dan 5 pct. voor de goederen en diensten die zijn opgenomen in bijlage III van voornoemde Richtlijn.

Deze Richtlijn werd laatst gewijzigd bij de Richtlijn 2009/47/EG van de Raad van 5 mei 2009 wat de verlaagde btw-tarieven betreft.

Het doel van bijlage III bij de btw-Richtlijn bestaat er in om bepaalde bijzonder noodzakelijk geachte goederen goedkoper te maken en dus toegankelijker voor de eindconsument die de btw uiteindelijk draagt.

Punt 3 van de bijlage III bij de btw-Richtlijn bepaalt dat "farmaceutische producten van een soort die gewoonlijk gebruikt wordt voor de gezondheidszorg, het voorkomen van ziekten of voor medische en veterinaire behandelingen, met inbegrip van voorbehoedsmiddelen en producten bestemd voor de hygiënische bescherming van de vrouw" het in artikel 98 van deze Richtlijn bedoelde verlaagd tarief kunnen genieten.

De verlaging van het btw-tarief van toepassing op de leveringen van maandverbanden, tampons, inlegkruisjes en gelijkaardige producten bestemd voor de hygiënische bescherming van de vrouw evenals van intieme doekjes bestemd voor de hygiënische bescherming van de genitale zone van personen andere dan baby's, strekt ertoe om de kosten te verlagen voor deze producten.

In het bijzonder de eerste categorie producten vormt immers voor een groot gedeelte van de bevolking een ongewilde noodzaak. De maandverbanden en de inlegkruisjes opgenomen in deze categorie omvatten zowel de wegwerpbare als de herbruikbare varianten. De gelijkaardige producten opgenomen in deze categorie verwijzen in het bijzonder naar een aantal producten die kunnen worden gebruikt als alternatief voor de traditionele maandverbanden, tampons en inlegkruisjes voor de hygiënische bescherming van de vrouw tijdens de menstruatieperiode, zoals menstruatie sponsjes en menstruatie cups.

De verlaging van het btw-tarief zal ook kunnen bijdragen in de strijd tegen het toxische shock syndroom (TSS) verbonden aan een suboptimale frequentie van het tampongebruik. Door de prijsverlaging zullen de minder gefortuneerden in onze samenleving in de gelegenheid worden gesteld om die gebruiksfrequentie te optimaliseren wat de publieke gezondheid ten goede komt en het sociale zekerheidssysteem mee helpt te ontlasten.

Op deze manier volgt België ook de evolutie die zich ter zake aftekent in heel wat andere lidstaten (Nederland, Frankrijk, Ierland, Verenigd Koninkrijk...) waar voor deze producten al een verlaagd btw-tarief wordt toegepast.

Artikel 1 van dit ontwerp vult rubriek XXIII van tabel A van de bijlage bij het voornoemde koninklijk besluit nr. 20 aan met een bepaling onder punt 10 zodat ook de maandverbanden, tampons, inlegkruisjes en gelijkaardige producten bestemd voor de hygiënische bescherming van de vrouw en van intieme doekjes bestemd voor de hygiënische bescherming van de genitale zone van personen andere dan baby's het verlaagd tarief van 6 pct. kunnen genieten. Het verlaagd tarief is in geen geval van toepassing op vochtig toiletpapier onder de vorm van doekjes.

Anderzijds moet eraan herinnerd worden dat punt 2 van de rubriek XXIII uitsluitend de producten voor incontinentie bedoelt met inbegrip van de inlegkruisjes en luiers voor lichte of zware incontinentie voor heren en dames. Rekening houdend met het feit dat de andere inlegkruisjes dan die voor incontinentie en de maandverbanden voortaan krachtens punt 10, nieuw aan het verlaagd btw-tarief zullen worden onderworpen, wordt de uitsluiting van de maandverbanden en de inlegkruisjes van dit punt 2 opgeheven. De interne coherentie van dit punt wordt zo eveneens versterkt.

Punt 4 van bijlage III bij de btw-Richtlijn bepaalt dat "medische uitrusting, hieronder begrepen in huur, hulpmiddelen en andere apparaten die gewoonlijk bestemd zijn voor verlichting of behandeling van handicaps, voor uitsluitend persoonlijk gebruik door gehandicapten, met inbegrip van de herstelling daarvan, en levering van kinderzitjes voor motorvoertuigen" het in artikel 98 van deze Richtlijn bedoeld verlaagd tarief kunnen genieten.

De externe defibrillator is een medisch apparaat dat elektrische schokken toedient waardoor de hartbeweging wordt heropgestart. Het apparaat is levensreddend, vermijdt ernstige hersenschade voor het slachtoffer en draagt er toe bij een lang hospitalisatieverblijf te voorkomen.

Het btw-tarief van 21 pct. dat in België op externe defibrillators wordt toegepast laat in de regel het merendeel van de kopers niet toe deze belasting in aftrek te brengen. Het gaat hoofdzakelijk om de krachtens artikel 44 van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde vrijgestelde belastingplichtigen of om niet-belastingplichtige personen bedoeld in artikel 6 van dit Wetboek.

Rekening houdend met het in Nederland toegepast btw-tarief, schaadt het tarief van 21 pct. bovendien de competitiviteit van de in België gevestigde ondernemingen en veroorzaakt derhalve concurrentievervalsing.

Het advies van de Raad van State, afdeling wetgeving, nr. 62.267/3 van 27 oktober 2017, wordt op dit punt niet gevolgd. Inzake de draagwijdte van punt 4 van bijlage III van de Richtlijn 2006/112/EG kan worden verwezen naar de conclusies van de advocaat-generaal het bij het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak C-573/15 (punten 24 tot 29), die ter zake het volgende stelt : "Het valt te betreuren dat het Hof, hoewel de btw-Richtlijn geen definitie van de begrippen "handicap" en "gehandicapten" bevat noch voor de betekenis ervan uitdrukkelijk naar het recht van de lidstaten verwijst, in die zaken niet de gelegenheid te baat heeft genomen om die begrippen af te bakenen, in het bijzonder ten opzichte van de begrippen "ziekte" en "zieken". Na de ratificatie door de Unie van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap heeft het Hof in het kader van de uitlegging van Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep verduidelijkt dat het begrip "handicap" moet worden opgevat als een beperking die met name het gevolg is van langdurige lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen die in wisselwerking met diverse drempels de betrokkene kunnen beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met andere werknemers aan het beroepsleven deel te nemen. Voorts heeft het Hof in dit verband verduidelijkt dat het begrip "handicap" zich weliswaar onderscheidt van het begrip "ziekte" of zwaarlijvigheid, maar dat een ziekte of zwaarlijvigheid die tot een langdurige beperking leidt die met name het gevolg is van lichamelijke, geestelijke of psychische aandoeningen, in wisselwerking met diverse drempels, kan beletten volledig, daadwerkelijk en op voet van gelijkheid met anderen aan het beroepsleven deel te nemen en derhalve onder het begrip "handicap" in de zin van Richtlijn 2000/78 valt. Die definitie en draagwijdte van het begrip "handicap" - die zijn gebaseerd op een uitlegging van dat begrip, zoals gebezigd in Richtlijn 2000/78, in overeenstemming met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap - zijn volgens mij relevant voor de uitlegging van dat begrip in het kader van punt 4 van bijlage III bij de btw-Richtlijn. Zoals het Hof heeft opgemerkt naar aanleiding van de uitlegging van Richtlijn 2000/78, wordt de btw-Richtlijn in het aanhangsel van bijlage II bij het besluit tot goedkeuring namens de Europese Gemeenschap van dat verdrag van de Verenigde Naties immers vermeld als een handeling van de Unie "op het gebied van zelfstandig leven en sociale insluiting, werk en tewerkstelling" die verwijst naar aangelegenheden waarop dat VN-verdrag van toepassing is. Zoals de Commissie in haar schriftelijke opmerkingen terecht heeft aangevoerd, wordt een "handicap" - in tegenstelling tot een vermindering van bepaalde vermogens als gevolg van met name een sporadische of tijdelijke ziekte - gekenmerkt door de langdurige aard ervan.".

Tegen de achtergrond van deze overwegingen dient te worden gewezen op het feit dat een AED (automatische externe defibrillator) wordt aangewend in geval van hartfalen. Een dergelijk hartfalen dat zich op een acute manier voordoet is in de regel de manifestatie van een onderliggende pathologie die wel degelijk langdurig van aard is en die steeds verder degradeert tot het culmineert in het acute symptoom van hartfalen. Als onderliggende pathologie kan dan onder meer verwezen worden naar aangeboren hartritmestoornissen, verergerende hartritmestoornissen ingevolge langdurige inwerking van externe stressoren, gradueel toenemende slagadervernauwing (soms leidend tot verstopping) door externe oorzaken (bv. roken) of interne oorzaken (bv. te hoog cholesterolgehalte als aangeboren fenomeen of geïnduceerd door onaangepaste eetgewoontes en levenspatroon, fysieke verslapping van de slagaderwand...). In die context is een AED dan ook daadwerkelijk te beschouwen als een medisch hulpmiddel dat gewoonlijk bestemd is voor de verlichting of de behandeling van handicaps zoals bedoeld in punt 4 van de bijlage III van de btw-Richtlijn.

Een AED vervult in essentie dezelfde functionele rol als de AID (automatische interne defibrillator), met dien verstande dat enerzijds de AED zal moeten worden gebruikt bij de eerste symptomen van een nog niet gediagnosticeerde onderliggende en langdurig vooraf bestaande pathologie en anderzijds de AID zal worden aangewend bij de daaropvolgende continue behandeling van dezelfde maar nu gediagnosticeerde pathologie. Beide producten verschillen in die context dan ook louter in de manier waarop ze zich tot het lichaam van de patiënt verhouden (intern vs. extern) maar ze hebben voor de rest een perfect identieke functionaliteit. In die specifieke context is een gelijke tarifaire behandeling van die producten (de AID is reeds onderworpen aan een verlaagd btw-tarief) dan ook gerechtvaardigd.

Artikel 1 van dit ontwerp vult in die zin rubriek XXIII van tabel A van de bijlage bij het voornoemde koninklijk besluit nr. 20 aan met een bepaling onder punt 11 zodat de externe defibrillatoren van het verlaagd tarief van 6 pct. kunnen genieten.

Artikel 2 en 3 van dit ontwerp beoogt het verlaagd tarief eveneens van toepassing te maken op het onderhoud, de herstelling en de verhuur van de externe defibrillatoren, naar analogie met de cijfers 2 tot 8 van de rubriek XXIII. Artikel 4 van het ontwerp bepaalt ten slotte dat onderhavig ontwerp in werking treedt op 1 januari 2018.

Ik heb de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaar, De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

ADVIES 62.267/3 VAN 27 OKTOBER 2017 VAN DE RAAD VAN STATE, AFDELING WETGEVING, OVER EEN ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT "TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT NR. 20 VAN 20 JULI 1970 TOT VASTSTELLING VAN DE TARIEVEN VAN DE BELASTING OVER DE TOEGEVOEGDE WAARDE EN TOT INDELING VAN DE GOEDEREN EN DE DIENSTEN BIJ DIE TARIEVEN WAT BEPAALDE PRODUCTEN BESTEMD VOOR DE INTIEME HYGI"NISCHE BESCHERMING EN EXTERNE DEFIBRILLATOREN BETREFT" Op 10 oktober 2017 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Financiën verzocht binnen een termijn van dertig dagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit "tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat bepaalde producten bestemd voor de intieme hygiënische bescherming en externe defibrillatoren betreft".

Het ontwerp is door de derde kamer onderzocht op 24 oktober 2017.

De kamer was samengesteld uit Jo Baert, kamervoorzitter, Jan Smets en Jeroen Van Nieuwenhove, staatsraden, Jan Velaers en Bruno Peeters, assessoren, en Astrid Truyens, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Dries Van Eeckhoutte, auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Jo Baert, kamervoorzitter.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 27 oktober 2017. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. Strekking van het ontwerp 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van koninklijk besluit strekt ertoe om vanaf 1 januari 2018 bepaalde producten bestemd voor de hygiënische bescherming van personen en externe defibrillatoren te onderwerpen aan het verlaagde btw-tarief van 6 %.Daartoe worden wijzigingen aangebracht aan de rubrieken XXIII, XXVI en XXXIV van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 "tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven" (hierna : koninklijk besluit nr. 20).

Rechtsgrond 3. De rechtsgrond voor het ontworpen besluit is te vinden in artikel 37, § 1, van het Wetboek van de Belasting over de Toegevoegde Waarde (hierna : Btw-wetboek).Op grond daarvan bepaalt de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad de tarieven en geeft hij de indeling van de goederen en diensten bij die tarieven, rekening houdende met de door de Europese Unie ter zake uitgevaardigde reglementering. Op grond van diezelfde bepaling kan hij ook die indeling en die tarieven wijzigen wanneer de economische of sociale omstandigheden zulks vereisen. Of het ontworpen besluit volledig binnen deze rechtsgrond valt, wordt in opmerking 5 onderzocht. 4. Uit artikel 37, § 2, van het Btw-wetboek volgt dat de bekrachtiging door de wetgever is vereist;na het nemen van het besluit zal daartoe onmiddellijk een ontwerp van wet moeten worden ingediend bij de Kamer van volksvertegenwoordigers.

Algemene opmerking 5. Overeenkomstig artikel 98, lid 1, van Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 "betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde" (hierna : Btw-Richtlijn), kunnen de lidstaten een of twee verlaagde tarieven toepassen. Overeenkomstig artikel 98, lid 2, eerste alinea, van die Richtlijn zijn die verlaagde tarieven uitsluitend van toepassing op de goederenleveringen en de diensten die tot de in bijlage III bij de Richtlijn genoemde categorieën behoren. 5.1. Voor het invoeren van een verlaagd btw-tarief voor de producten bestemd voor de hygiënische bescherming van personen vermeld in het ontworpen onderdeel 10 van rubriek XXIII van tabel A van de bijlage bij koninklijk besluit nr. 20 (artikel 1, b, van het ontwerp) wordt een beroep gedaan op punt 3 van bijlage III bij de Btw-Richtlijn, dat luidt : "farmaceutische producten van een soort die gewoonlijk gebruikt wordt voor de gezondheidszorg, het voorkomen van ziekten of voor medische en veterinaire behandelingen, met inbegrip van voorbehoedsmiddelen en producten bestemd voor de hygiënische bescherming van de vrouw".

Daarmee kan worden ingestemd. 5.2. Voor het invoeren van een verlaagd btw-tarief voor externe defibrillatoren meent de adviesaanvrager dan weer te kunnen terugvallen op punt 4 van bijlage III van de Btw-Richtlijn, dat luidt : "medische uitrusting, hieronder begrepen in huur, hulpmiddelen en andere apparaten die gewoonlijk bestemd zijn voor verlichting of behandeling van handicaps, voor uitsluitend persoonlijk gebruik door gehandicapten, met inbegrip van de herstelling daarvan, en levering van kinderzitjes voor motorvoertuigen" (1).

Het sociaaleconomische doel van bijlage III bij de Btw-Richtlijn is om de kostprijs voor de consument van bepaalde bijzonder noodzakelijk geachte goederen te verminderen (2). De erin opgenomen punten moeten strikt worden uitgelegd, vermits het gaat om afwijkingen van het beginsel dat de lidstaten op aan de btw onderworpen handelingen een normaal btw-tarief toepassen (3). De erin gebruikte begrippen moeten bovendien worden uitgelegd volgens de gebruikelijke betekenis van de betrokken bewoordingen (4).

Uit de rechtspraak van het Hof van Justitie volgt dat de drie criteria die zijn vermeld in punt 4 van bijlage III van de Btw-Richtlijn (gewoonlijk bestemd zijn voor de verlichting of behandeling van handicaps; persoonlijk door gehandicapten worden gebruikt; uitsluitend door gehandicapten worden gebruikt) niet enkel zijn verbonden met de erin vermelde "hulpmiddelen en andere apparaten", maar ook met de er eveneens in vermelde "medische uitrusting" (5). Een externe defibrillator is weliswaar te beschouwen als "medische uitrusting", maar doordat de in punt 4 van bijlage III van de Btw-Richtlijn opgenomen criteria niet worden overgenomen, is de ontworpen regeling niet in overeenstemming met het recht van de Europese Unie(6).

Het gegeven dat in Nederland een belastingtarief voor externe defibrillatoren geldt van 6 % (7), hetgeen een concurrentieel nadeel inhoudt voor de Belgische binnenlandse handel (8), kan niet als verantwoording worden gebruikt om in te gaan tegen de bepalingen van de Btw-Richtlijn (9), namelijk artikel 98 ervan en punt 4 van bijlage III erbij.

Het invoeren van een verlaagd btw-tarief voor externe defibrillatoren is derhalve enkel mogelijk indien de Btw-Richtlijn zou worden aangepast om dit mogelijk te maken (10).

De griffier, A. Truyens.

De voorzitter, J. Baert. (1) Vergelijk met andere taalversies : - Engels : "medical equipment, aids and other appliances normally intended to alleviate or treat disability, for the exclusive personal use of the disabled, including the repair of such goods, and supply of children's car seats"; - Duits : "medizinische Geräte, Hilfsmittel und sonstige Vorrichtungen, die üblicherweise für die Linderung und die Behandlung von Behinderungen verwendet werden und die ausschließlich für den persönlichen Gebrauch von Behinderten bestimmt sind, einschließlich der Instandsetzung solcher Gegenstände, sowie Kindersitze für Kraftfahrzeuge"; - Italiaans : "apparecchi medici, materiale ausiliario ed altri strumenti medici, normalmente destinati ad alleviare o curare invalidità, per uso personale esclusivo degli invalidi, compresa la riparazione di tali beni, e la cessione di seggiolini per bambini installati negli autoveicoli"; - Spaans : "Los equipos médicos, los aparatos y demsss instrumental utilizados normalmente para aliviar o tratar deficiencias, para uso personal y exclusivo de minusvsslidos, incluida la reparación de dichos bienes y la entrega de asientos infantiles para acoplar en automóviles". (2) HvJ 17 januari 2013, C-360/11, Commissie v.Spanje, punten 48, 65 en 86; HvJ 9 maart 2017, C-573/15, België v. Osycure Belgium NV, punt 22. (3) HvJ 17 januari 2013, C-360/11, Commissie v.Spanje, punten 18, 20 en 63; HvJ 9 maart 2017, C-573/15, België v. Osycure Belgium NV, punt 25. (4) HvJ 17 januari 2013, C-360/11, Commissie v.Spanje, punt 63. (5) HvJ 17 januari 2013, C-360/11, Commissie v.Spanje, punten 85, 86 en 88; HvJ 4 juni 2015, C-678/13, Commissie v. Polen, punten 47 en 48;

HvJ 9 maart 2017, C-573/15, België v. Osycure Belgium NV, punt 34. (6) HvJ 9 maart 2017, C-573/15, België v.Osycure Belgium NV, punt 35. (7) Zie : https ://www.belastingdienst.nl/wps/wc m/connect/bldcontentnl/belastingdienst/ zakelijk/ tarieven_en_ vrijstellingen/goederen_6_btw/ geneesmiddelen_en_hulpmiddelen/ prothesen/hart_en_spierstimulatoren. (8) Zie de toelichting bij het wetsvoorstel Vercammen c.s. : Parl.St.

Kamer 2014-15, nr. 54-1035/001, 4. (9) HvJ 4 juni 2015, C-678/13, Commissie v.Polen, punten 24 en 51. (10) Over een mogelijk concurrentieverstorend effect van het verlaagde tarief dat in Nederland van kracht is, wordt het best in dialoog getreden met Nederland en met de diensten van de Europese Commissie. 10 DECEMBER 2017. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven wat bepaalde producten bestemd voor de intieme hygiënische bescherming en externe defibrillatoren betreft FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 37, § 1, vervangen bij de wet van 28 december 1992;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 26 oktober 2016;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting, d.d. 18 november 2016 en 2 februari 2017;

Gelet op advies nr. 62.267/3 van de Raad van State, gegeven op 27 oktober 2017 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de impactanalyse van de regelgeving, uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/12/2013 pub. 31/12/2013 numac 2013021138 bron federale overheidsdienst kanselarij van de eerste minister Wet houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging sluiten houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Op de voordracht van de Minister van Financiën en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In rubriek XXIII van tabel A van de bijlage bij het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 januari 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/01/2016 pub. 02/02/2016 numac 2016003034 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, wat het werk in onroerende staat en de gelijkgestelde handelingen en de assistentiehonden betreft type koninklijk besluit prom. 26/01/2016 pub. 12/02/2016 numac 2016003059 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het Koninklijk besluit van 3 april 2006 betreffende de Hoge Raad van Financiën sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in cijfer 2, worden de woorden "van maandverbanden, van inlegkruisjes en" opgeheven;b) de rubriek wordt aangevuld met de cijfers 10 en 11, luidende : "10.Maandverbanden, tampons, inlegkruisjes en gelijkaardige producten bestemd voor de hygiënische bescherming van de vrouw en de intieme tissues bestemd voor de hygiënische bescherming van de genitale zone van personen andere dan baby's. 11. Externe defibrillatoren.".

Art. 2.In rubriek XXVI van tabel A van de bijlage bij hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 30 april 2013Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 30/04/2013 pub. 08/05/2013 numac 2013003086 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 1, 2, 3, 4, 7, 10, 13, 14, 18, 19, 20, 22, 23, 24, 31, 39, 46, 48, 51, 53, 54 en 56 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde type koninklijk besluit prom. 30/04/2013 pub. 08/05/2013 numac 2013003151 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot aanpassing van artikel 106, § 7, eerste lid, van het KB/WIB 92 inzake de bedoelde beleggingsvennootschappen sluiten, wordt het eerste lid aangevuld met de woorden "en cijfer 11".

Art. 3.In rubriek XXXIV van tabel A van de bijlage bij hetzelfde besluit, laatstelijk gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 januari 2016Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 26/01/2016 pub. 02/02/2016 numac 2016003034 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit nr. 20 van 20 juli 1970 tot vaststelling van de tarieven van de belasting over de toegevoegde waarde en tot indeling van de goederen en de diensten bij die tarieven, wat het werk in onroerende staat en de gelijkgestelde handelingen en de assistentiehonden betreft type koninklijk besluit prom. 26/01/2016 pub. 12/02/2016 numac 2016003059 bron federale overheidsdienst financien Koninklijk besluit tot wijziging van het Koninklijk besluit van 3 april 2006 betreffende de Hoge Raad van Financiën sluiten, wordt het cijfer 1 aangevuld met de woorden "en cijfer 11".

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2018.

Art. 5.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 december 2017.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Financiën, J. VAN OVERTVELDT

^