Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 juli 1997
gepubliceerd op 02 september 1997

Koninklijk besluit houdende diverse bepalingen betreffende de reorganisatie van het Ministerie van Ambtenarenzaken

bron
ministerie van ambtenarenzaken
numac
1997002068
pub.
02/09/1997
prom.
10/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/10/1997002068/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JULI 1997. Koninklijk besluit houdende diverse bepalingen betreffende de reorganisatie van het Ministerie van Ambtenarenzaken


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 6 oktober 1970 betreffende de toekenning van forfaitaire vergoedingen voor verblijf - of onderzoekskosten aan het personeel van de aan het Hoog Comité van Toezicht verbonden administratie, inzonderheid op artikel 1, 1, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 januari 1975, 17 januari 1980 en 5 februari 1993;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 november 1993 houdende uitvoeringsmaatregelen betreffende de mobiliteit van het personeel van sommige overheidsdiensten, inzonderheid op artikel 12;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 september 1994 houdende oprichting, organisatie en vastlegging van de personeelsformatie van het Ministerie van Ambtenarenzaken, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 6 april 1995 en 6 februari 1996;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 18 februari 1997;

Gelet op het akkoord van Onze Minister van Begroting, gegeven op 24 februari 1997;

Gelet op het protocol nr. 261 van 27 mei 1997 van het Comité voor de federale, de gemeenschaps- en de gewestelijke overheidsdiensten;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat, in het raam van het verbeteren van de werking van het gerechtelijk apparaat, een deel van het personeel van het Hoog Comité van Toezicht dient te worden overgedragen aan het Ministerie van Justitie;

Overwegende dat terwille van de coherentie met de opdrachten van het Ministerie van Ambtenarenzaken er een Dienst voor Overheidsopdrachten en Subsidies moet opgericht worden bij het voornoemd Ministerie om die taken uit te voeren die geen verband houden met de enquêtes en dat hiervoor de organisatiemaatregelen moeten worden genomen;

Overwegende dat deze reorganisatie voorafgaande administratieve akten noodzakelijk maakt die zo spoedig mogelijk moeten kunnen uitgevaardigd worden;

Overwegende dat de overdracht van een deel van het personeel aan het Ministerie van Justitie eveneens voorafgaande administratieve akten noodzakelijk maakt;

Overwegende tenslotte dat het personeel van het Hoog Comité van Toezicht sinds 1 januari 1996 onder het Ministerie van Ambtenarenzaken ressorteert en dat de huidige administratieve herstructurering moet samengaan met de vereenvoudiging van de loopbanen van de ambtenaren van niveaus 1 en 2+ en dat deze, krachtens het koninklijk besluit van 3 juni 1996, moet afgewerkt zijn tegen een datum die niet na 1 juni 1997 mag vallen;

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en van Onze Minister van Ambtenarenzaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 2 van het koninklijk besluit van 19 september 1994 houdende oprichting, organisatie en vastlegging van de personeelsformatie van het Ministerie van Ambtenarenzaken, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 6 april 1995 en 6 februari 1996, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 2.Het Ministerie van Ambtenarenzaken bevat de volgende besturen : 1° het Secretariaat-generaal, met inbegrip van de algemene diensten en het Adviesbureau voor Organisatie en Beheer;2° de Dienst van Algemeen Bestuur;3° het Opleidingsinstituut van de Federale Overheid;4° het Federaal Aankoopbureau;5° de Dienst voor Overheidsopdrachten en Subsidies;6° het Vast Wervingssecretariaat als staatsdienst met afzonderlijk beheer.»

Art. 2.De Inspectiedienst voor Overheidsopdrachten en Subsidies wordt geleid door een directeur-generaal, bijgestaan door een hoofdcommissaris.

De betrekking die overeenstemt met de graad van hoofdcommissaris wordt toegekend volgens de bij artikel 3, 2 vastgestelde procedure.

Art. 3.1. Voor de oprichting van de Dienst voor Overheids-opdrachten en Subsidies, zoals bedoeld in artikel 2 van het voormelde koninklijk besluit van 19 september 1994, zoals gewijzigd bij dit besluit, wordt binnen het Hoog Comité van Toezicht een cel samengesteld die geen organiek onderscheiden entiteit is. 2. De personeelsleden van het Hoog Comité van Toezicht worden over het oprichten van deze cel ingelicht via een dienstorder waarbij ze uitgenodigd worden om, binnen tien werkdagen, mede te delen of ze bij het Ministerie van Ambtenarenzaken wensen te blijven in een van de betrekkingen die in de dienstorder opgenoemd zijn en opgenomen in een bijlage bij dit besluit.Ze richten hun aanvraag rechtstreeks tot de Secretaris-generaal, die een ontvangstmelding aflevert; een afschrift wordt langs hiërarchische weg aan de voormelde Secretaris-generaal toegestuurd.

De aanvragers worden per graad en per taalrol gerangschikt in de volgende orde en worden in deze volgorde aangewezen voor een betrekking die met hun graad overeenstemt : 1° de rijksambtenaren;2° de stagiairs;3° de bij arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeelsleden. In elk van de in het vorige lid genoemde groepen worden de personeelsleden als volgt gerangschikt : 1° het personeelslid dat het oudste in graad is;2° bij gelijke graadanciënniteit, het personeelslid met de hoogste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, het oudste personeelslid. Het graadanciënniteitscriterium wordt niet toegepast op het personeelslid dat niet de hoedanigheid van rijksambtenaar heeft.

De dienstanciënniteit van het personeelslid dat niet de hoedanigheid van rijksambtenaar heeft, behelst de periode waarin het, in welke hoedanigheid ook en zonder vrijwillige onderbreking, deel van het ministerie heeft uitgemaakt als titularis van een ambt met volledige prestaties.

Als, nadat er aan de aanvragen is voldaan, er nog andere betrekkingen in de cel te begeven blijven, wijst de Minister van Ambtenarenzaken er ambtshalve de personeelsleden van de dienst aan, in omgekeerde volgorde als die welke bepaald is in het tweede tot zesde lid. 3. De personeelsleden van het Hoog Comité van Toezicht die niet bij de in 2 bedoelde cel aangewezen worden, worden ambtshalve overgeplaatst naar het Ministerie van Justitie.

Art. 4.De personeelsleden die worden opgenomen in de in artikel 3 bedoelde cel behouden ten persoonlijke titel het voordeel van de maandelijkse forfaitaire vergoeding die bedoeld is in artikel 1, 1, van het koninklijk besluit van 6 oktober 1970 betreffende de toekenning van forfaitaire vergoedingen voor verblijfs- of onderzoekskosten van de aan het Hoog Comité van Toezicht verbonden administratie.

Art. 5.De personeelsleden die opgenomen zijn in de in artikel 3 bedoelde cel, worden ambtshalve en op dezelfde datum aangewezen bij de Dienst voor Overheidsopdrachten en Subsidies.

Art. 6.De ambtenaren van de federale ministeries die tot de niveaus 1, 2+ en 2 behoren kunnen bij de Inspectie voor de Overheidsopdrachten en subsidies gedetacheerd worden ter wille van de te verrichten controles.

Deze detachering gebeurt door de Minister van Ambtenarenzaken met instemming van de bevoegde Minister. De detachering mag niet langer dan zes jaar duren.

De gedetacheerde ambtenaren behouden in hun bestuur hun rechten op bevordering, op wedde en op verhoging in hun weddeschaal. De periode van detachering wordt als een periode van dienstactiviteit beschouwd.

Op het einde van hun detachering nemen zij opnieuw hun betrekking in, die niet vacant kan worden verklaard. De overheid kan evenwel in hun tijdelijke vervanging voorzien.

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998, met uitzondering van de artikels 2, 2e lid en 3, 1 en 2, die van kracht worden de dag van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Art. 8.Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Ambtenarenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 juli 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 juli 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, S. DE CLERCK De Minister van Ambtenarenzaken, A. FLAHAUT

^