Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 juni 1997
gepubliceerd op 26 augustus 1997

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, betreffende de tewerkstelling van personen behorend tot risicogroepen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1997012376
pub.
26/08/1997
prom.
10/06/1997
ELI
eli/besluit/1997/06/10/1997012376/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JUNI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, betreffende de tewerkstelling van personen behorend tot risicogroepen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1995, gesloten in het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf, betreffende de tewerkstelling van personen behorend tot risicogroepen.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 juni 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 24 mei 1995 Tewerkstelling van personen behorend tot risicogroepen (Overeenkomst geregistreerd op 19 juli 1995 onder het nummer 38503/CO/113)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden en werksters van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf ressorteren.

Met "werklieden" worden de werklieden en de werksters bedoeld.

Art. 2.In het kader van het centraal akkoord van 7 december 1994 en van titel III, hoofdstuk II van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, wordt overeengekomen om 0,15 pct. van de aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid aangegeven loonsom in 1995 en 0,20 pct. ervan in 1996 aan te wenden voor opleidingsacties ten voordele van werknemers of werklozen die behoren tot de risicogroepen.

Art.3. Vanaf 1 april 1995, zullen de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het ceramiekbedrijf ressorteren ten minste 0,15 pct. per jaar besteden van de loonsom aangegeven aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid, aan initiatieven voor vorming en tewerkstelling.

Voor 1996, wordt dit bedrag op 0,20 pct. gebracht.

Art. 4.Een fonds voor bestaanszekerheid genaamd "Fonds voor bestaanszekerheid van het ceramiekbedrijf" int de gelden. Hij beheert en went de bijdrage aan voor de specifieke vorming van werknemers aan ceramiekwerken, volgens beslissing van de beheerraad van deze fonds.

De sociale zetel van dit fonds voor bestaanszekerheid is gevestigd te 1040 Brussel, Belliardstraat 51 of naar elke andere plaats in België bij beslissing van de beheerraad van dit fonds..

Art. 5.Ter compensatie van de uitvoering van deze overeenkomst vragen de partijen aan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid een vrijstelling voor de sector van de bijdragen van 0,15 pct. vanaf 1 april 1995 en van 0,20 pct. in 1996, die gedurende de jaren 1995 en 1996 aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid moeten worden gestort.

Art. 6.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 april 1995 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van10 juni 1997.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^