Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 juni 1997
gepubliceerd op 10 september 1997

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 augustus 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor de houthandel, betreffende het brugpensioen op 57 jaar

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1997012386
pub.
10/09/1997
prom.
10/06/1997
ELI
eli/besluit/1997/06/10/1997012386/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JUNI 1997. Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 augustus 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor de houthandel, betreffende het brugpensioen op 57 jaar (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, inzonderheid op titel II;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 december 1992 betreffende de toekenning van werkloosheidsuitkeringen in geval van conventioneel brugpensioen;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst nr 17, gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers, indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de houthandel;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 31 augustus 1995, gesloten in het Paritair Subcomité voor de houthandel, betreffende het brugpensioen op 57 jaar.

Art. 2.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 juni 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Bijlage Paritair Subcomité voor de houthandel Collectieve arbeidsovereenkomst van 31 augustus 1995 Brugpensioen op 57 jaar (Overeenkomst geregistreerd op 20 december 1995 onder het nummer 40034/CO/125.03) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgever die onder het Paritair Subcomité voor de houthandel ressorteren alsook op hun werklieden.

Onder "werklieden", worden de werklieden en werksters bedoeld. HOOFDSTUK II. - Doeleinden

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel : - de verlenging van het stelsel brugpensioen op 57 jaar met compenserende aanwervingen teneinde de tewerkstelling van jongere werklieden aan te moedigen; - de omschrijving van de oudere werklieden die kunnen genieten van dit brugpensioenstelsel; - de omschrijving van de tussenkomst van het Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel in de kostprijs van het brugpensioen. HOOFDSTUK III. - Toekenningsvoorwaarden van de bijkomende vergoeding brugpensioen

Art. 3.Om aanspraak te kunnen maken op de bijkomende vergoeding brugpensioen geregeld bij deze collectieve arbeidsovereenkomst, moet de afgedankte oudere werkman de volgende voorwaarden vervullen : - tenminste 57 jaar oud zijn op de datum van beeindiging van de arbeidsovereenkomst die hem met een werkgever bedoeld onder artikel 1 bindt; - afgedankt zijn, behalve om dringende redenen, door een werkgever bedoeld onder artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst; - de werkloosheidsvergoedingen genieten; - het wettelijk statuut van bruggepensioneerde genieten; - iedere door de reglementering betreffende het brugpensioen niet toegelaten beroepsactiviteit hebben stopgezet; - voor de oudere werklieden die geen zestig jaar zijn op de datum van de beëindiging van hun arbeidsovereenkomst : a) een tewerkstelling bewijzen van minstens tien jaren bij één of meerdere werkgevers die ressorteren onder één van de paritaire subcomités van het Paritair Comité voor de houthandel (125.01, 125.02 en 125.03); b) minstens zeven sociale voordelen, toegekend door één van de fondsen voor bestaanszekerheid opgericht door één van de paritaire subcomités van het Paritair Comité voor de houtnijverheid, hebben ontvangen in de loop van de tien jaren die hun intrede in het brugpensioen voorafgaan. HOOFDSTUK IV. - Bedrag van de bijkomende vergoeding brugpensioen

Art. 4.De werkgever die een werkman afdankt die aan de criteria bepaald onder artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst beantwoordt is er toe gehouden hem de bijkomende vergoeding brugpensioen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad te betalen. Deze bijkomende vergoeding mag niet lager zijn dan het bedrag bepaald door artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

In de gevallen waarin het Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel tussenkomt om het geheel of een gedeelte van de bijkomende vergoeding brugpensioen ten laste te nemen, betaalt de werkgever enkel het verschil tussen de bij toepassing van alinea 1 van dit artikel verschuldigde bedrag en de tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid.

Art. 5.De bijkomende vergoeding brugpensioen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 4 van deze collectieve arbeidsovereenkomst evolueert overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad. HOOFDSTUK V. - Tussenkomst van het fonds voor bestaanszekerheid

Art. 6.Op voorwaarde dat de oudere werkman minstens tien jaar beroepsactiviteit in de sector in de hoedanigheid van loontrekkende bij één of meerdere werkgevers ressorterend onder één van de paritaire subcomités van het Paritair comité voor de houtnijverheid bewijst en hij minstens zeven sociale voordelen in de loop van de tien jaren voorafgaand aan de intrede in het brugpensioen heeft ontvangen, komt het Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel tussen in de betaling van de bijkomende vergoeding brugpensioen verschuldigd krachtens de artikelen 4 en 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst a rato van een maandelijks forfaitair bedrag vastgesteld op : - tot 31 december 1995 : 3 500 F; - vanaf 1 januari 1996 : 3 800 F.

Art. 7.Het Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel neemt de hoofdelijke bijdrage voortvloeiend uit het brugpensioen en verschuldigd aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening en aan de Rijksdienst voor pensioenen ten laste. HOOFDSTUK VI. - Procedure en algemene bepalingen

Art. 8.De aanvragen tot tussenkomst moeten aan het fonds voor bestaanszekerheid door toedoen van een vakbond of rechtstreeks door de werkman worden overgemaakt.

Ze moeten vergezeld zijn van alle bewijsstukken omtrent het recht op de bijkomende vergoeding brugpensioen.

Art. 9.De bijzondere gevallen, die niet overeenkomstig de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen opgelost worden, worden door de meest gerede partij aan het beheerscomité van het fonds voor bestaanszekerheid voorgelegd.

Art. 10 De forfaitaire vergoeding die aan de arbeider door het fonds voor bestaanszekerheid wordt toegekend is onderworpen aan de afhouding wegens administratieve onkosten zoals bepaald door de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 augustus 1995 betreffende de bijkomende sociale voordelen toegekend door het Fonds voor bestaanszekerheid van de houthandel. HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 1995 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1996.

De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn eveneens van toepassing op de oudere afgedankte werklieden die van de bijkomende vergoeding brugpensioen genieten verschuldigd krachtens vorige collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten in het Paritair Subcomité voor de houthandel.

De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst blijven van kracht na 31 december 1996 ten aanzien van de werklieden die op die datum van deze overeenkomst genieten.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van10 juni 1997.

De Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET Voor de raadpleging van de voetnoot, zie beeld

^