Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 juni 1998
gepubliceerd op 17 juli 1998

Koninklijk besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 18 april 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de koopvaardij in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen

bron
ministerie van sociale zaken, volksgezondheid en leefmilieu
numac
1998022372
pub.
17/07/1998
prom.
10/06/1998
ELI
eli/besluit/1998/06/10/1998022372/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 JUNI 1998. - Koninklijk besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit van 18 april 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de koopvaardij in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van zeelieden ter koopvaardij, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door het koninklijk besluit van 18 april 1997 en gewijzigd bij de wet van 22 februari 1998;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 13 mei 1998;

Gelet op het advies van het Beheerscomité van de Hulp- en Voorzorgskas voor zeevarenden van 5 november 1997;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de maatregelen ter vrijwaring van de tewerkstelling in de koopvaardij onmiddellijk dienen genomen te worden;

Overwegende dat dit besluit uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1997 en ophoudt van kracht te zijn op 31 december 1998;

Op de voordracht van Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en van Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De reders worden vrijgesteld van de betaling van de bijdragen bedoeld in de artikelen 3, § 3, 1°, 2°, 3°,4°, 5° en 7° van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, 122 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, 56 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, 59ter, § 1, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, 1 en 16 van de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen, 15 en 16 van de wet van 10 juni 1993 tot omzetting van sommige bepalingen van het interprofessioneel akkoord van 9 december 1992, 14 en 19 van de wet van 3 april 1995 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling, 1 en 3 van het koninklijk besluit van 27 november 1996 tot instelling van een bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelsel van de tijdelijke werkloosheid en de ancinniteitstoeslag voor oudere werklozen, in toepassing van artikel 3, § 1, 4° van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Economische en Monetaire Unie, 2 van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen, voorzover er wordt voldaan aan de tewerkstellingsgaranties bedoeld in artikel 3, § 1, zesde lid van de bovenvermelde besluitwet van 7 februari 1945.

De reders worden vrijgesteld van de betaling van de werkgeversbijdragen zoals bedoeld in het eerste lid, onder de voorwaarden vermeld in de tewerkstellingsgarantie vervat in het koninklijk besluit van 18 april 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de koopvaardij in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen.

Art. 2.§ 1. Indien aan de globale gegarandeerde tewerkstelling voor een bepaalde maand niet voldaan wordt, gaat het Beheerscomité van de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden, na advies van het Paritair Comité voor de koopvaardij over tot terugvordering van de vrijstelling van de werkgeversbijdragen, voor die betrokken maand, van de reder die, na evaluatie en rekening houdende met alle elementen, in gebreke is gebleven qua tewerstelling. § 2. De bedoelde werkgeversbijdragen worden berekend op basis van een maandloon van 1/12 van het bedrag bedoeld in artikel 7, derde lid van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, van toepassing gedurende het kalenderjaar voorafgaand aan het lopende jaar, vermenigvuldigd met het aantal ontbrekende zeelieden.

Dit bedrag wordt door de Hulp-en Voorzorgskas voor zeevarenden aan de RSZ-Globaal Beheer overgedragen.

Art. 3.In uitvoering van artikel 3, § 1, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 april 1997, en onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 15 maart 1993, tot wijziging van artikel 36, § 1 van het koninklijk besluit van 21 december 1967 tot vaststelling van het algemeen reglement betreffende het rust-en overlevingspensioen voor werknemers, dient de reder opgave te doen aan de Hulp-en Voorzorgskas voor zeevarenden van : - het aantal dagen waarvoor de sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn met name : 1. elke vaart- en bijwerkdag voor de zeevarenden;2. elke arbeidsdag voor shoregangers;3. elke dag waarvoor de opzeggingsvergoeding door de reder verschuldigd is. - het maand per maand betaalde brutoloon met betrekking tot voormelde dagen, waarop de zeeman ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft : standaardgage vemeerderd met de overuren en alle vergoedingen, opzegvergoedingen inbegrepen.

Art. 4.Voor de toepassing van artikel 3, § 1, vierde en vijfde lid, van de bovenvermelde besluitwet van 7 februari 1945, wordt er rekening gehouden voor het geplafonneerde loon met een maandelijks bedrag gelijk aan het bedrag bedoeld in artikel 7, derde lid van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen van toepassing gedurende het kalenderjaar voorafgaand aan het lopende jaar, gedeeld door 12.

Art. 5.Dit besluit is van toepassing voor zeelieden die tewerkgesteld zijn aan boord van in een Europese Unie lidstaat geregistreerde schepen.

Art. 6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998.

Art. 7.Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken, zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 juni 1998.

ALBERT Van Koningswege : De Minister Van Tewerkstelling en Arbeid, Mevr. M. SMET De Minister van Sociale Zaken, Mevr. M. DE GALAN

^