Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 juni 2001
gepubliceerd op 22 augustus 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de flexibiliteit

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012535
pub.
22/08/2001
prom.
10/06/2001
ELI
eli/besluit/2001/06/10/2001012535/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JUNI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de flexibiliteit (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de flexibiliteit.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 10 juni 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de metaalhandel Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999 Flexibiliteit (Overeenkomst geregistreerd op 8 oktober 1999 onder het nummer 52517/CO/149.04) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de metaalhandel.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst, wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en de werksters. HOOFDSTUK II. - Draagwijdte en toepassingssfeer van de overeenkomst

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt afgesloten in toepassing van artikel 20bis, § 1, van de arbeidswet van 16 maart 1971, gewijzigd door artikel 37 van hoofdstuk V van titel III van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot de preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. Dit impliceert dat deze collectieve arbeidsovereenkomst de afwijkingen inzake arbeidstijd regelt voor de ondernemingen die onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel ressorteren.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is enkel van toepassing in sectoren met activiteiten : - van laden en lossen van goederen en vervoer; -van monteren, plaatsen, takelen en herstellen van onderstaande producten en machines : - machines voor openbare werken, burgerlijke bouwkunde en goederenbehandeling; - land- en tuinbouwtractoren, -machines en uitrusting voor boerderijen; - rijwieltuigen; - gereedschap en uitrusting voor werkplaatsen, garages en de industrie. HOOFDSTUK III. - Toepassingsmodaliteiten Sectie 1. - Voorwaarden inzake arbeidsregime

Art. 4.§ 1. De hierna volgende afwijkingen inzake arbeidsduur zijn enkel van toepassing in het normale dagstelsel. § 2. De hierna volgende afwijkingen inzake arbeidsduur zijn niet van toepassing ingeval van ploegenarbeid.

Sectie 2. - Grenzen inzake arbeidsduur

Art. 5.Ondernemingen kunnen een glijdende werkweek instellen zoals voorzien in artikel 20bis van de arbeidswet van 16 maart 1971, volgens de hierna vermelde modaliteiten, op voorwaarde dat zij, over een periode van één jaar, de conventionele gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, vastgelegd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 7 maart 1985, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 juni 1985, niet overschrijdt.

Art. 6.§ 1. Over een periode van één jaar die overeenstemt met het kalenderjaar, bedraagt het te presteren aantal arbeidsuren, 52 maal de wekelijkse arbeidsduur voorzien in het arbeidsreglement van de onderneming.

De rustdagen bepaald bij de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen en de periodes van schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst vastgelegd bij de wet van 3 juli 1978, betreffende de arbeidsovereenkomsten gelden als arbeidstijd voor de berekening van de arbeidsduur die over een jaar moet nageleefd worden. § 2. Het aantal uur dat gepresteerd mag worden boven het normaal dagrooster dat voorzien is in het arbeidsreglement, bedraagt maximum 2 uur per dag. Het maximum aantal te presteren uren mag evenwel nooit meer bedragen dan 9 uren per dag. § 3. Het aantal uur dat gepresteerd mag worden boven de conventioneel bepaalde weekgrens, bedraagt maximum 5 uur per week.

Sectie 3. - Urenkrediet

Art. 7.§ 1. De volgens artikel 4 gepresteerde uren genereren een urenkrediet van maximum 48 uren per kalenderjaar. § 2. Elk uur dat het urenkrediet van 48 uren overschrijdt, wordt vergoed met de overurentoeslag.

Sectie 4. - Compensatie van het urenkrediet

Art. 8.§ 1. Het urenkrediet van 48 uren (artikel 7, § 1) alsook de overschrijding ervan (artikel 7, § 2) worden binnen het jaar en uiterlijk voor 31 maart van het volgend kalenderjaar, gecompenseerd. § 2. De compensatie gebeurt in halve of in hele dagen. HOOFDSTUK IV. - Uitzondering

Art. 9.Deze overeenkomst is niet van toepassing in ondernemingen waar, bij collectieve arbeidsovereenkomst, reeds afwijkingen inzake de arbeidstijd werden vastgelegd. HOOFDSTUK V. - Geldigheid

Art. 10.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 juli 1999 en treedt buiten werking op 30 juni 2001.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 juni 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^