Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 juni 2002
gepubliceerd op 29 juni 2002

Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 14ter van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 december 1994 betreffende de wisselkantoren en de valutahandel

bron
ministerie van financien
numac
2002003300
pub.
29/06/2002
prom.
10/06/2002
ELI
eli/besluit/2002/06/10/2002003300/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 JUNI 2002. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 14ter van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 december 1994 betreffende de wisselkantoren en de valutahandel


Verslag aan de Koning Sire, Het besluit dat de Regering de eer heeft U ter ondertekening voor te leggen beoogt in de eerste plaats de tenuitvoerlegging van artikel 14ter van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, en in de tweede plaats de tenuitvoerlegging van artikel 3 van de wet van 3 mei 2002 tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en tot wijziging van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, dat de anti-witwasmaatregelen met betrekking tot de activiteit van geldoverdracht heeft versterkt (wijziging in artikel 137 van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs).

A. Uitbreiding van de plicht tot kennisgeving Artikel 14ter van de wet van 11 januari 1993 bepaalt dat, na advies van de Cel voor financiële informatieverwerking, de Koning de in artikelen 12 tot 14bis bedoelde plicht tot kennisgeving kan uitbreiden tot verrichtingen en feiten waarin natuurlijke of rechtspersonen zijn betrokken die gedomicilieerd, geregistreerd of gevestigd zijn in een Staat of een gebied waarvan de wetgeving als ontoereikend wordt bestempeld door de bevoegde internationale overleg- en coördinatie-instantie, in casu de Financiële Actiegroep, of waarvan deze instantie aanneemt dat hun gebruiken een hinderpaal vormen in de strijd tegen het witwassen van geld. Verder stelt dit artikel dat de Koning het soort bedoelde verrichtingen en feiten, alsook hun minimumbedrag kan bepalen.

Deze verruimde plicht tot kennisgeving zal ertoe bijdragen dat naar de gerechtelijke overheden een betere doorstroming op gang wordt gebracht van financiële verrichtingen uitgevoerd met landen en gebieden, erkend als niet-medewerkend in de strijd tegen het witwassen van geld, en dit zonder afbreuk te doen aan het principe volgens het welke enkel verdachte verrichtingen en feiten moeten worden ter kennis gebracht aan de Cel voor financiële informatieverwerking.

Het besluit heeft een dubbele doelstellig : - enerzijds, de landen en gebieden aan te duiden waarvoor de verruimde plicht tot kennisgeving, beoogd in artikel 14ter van de wet van 11 januari 1993, toepasselijk is; - en, anderzijds, de feiten en financiële verrichtingen te bepalen, alsook het minimumbedrag, waarvoor die verruimde plicht tot kennisgeving van toepassing is. 1. Landen en gebieden De landen en gebieden beoogd in artikel 1 van het ontwerp van koninklijk besluit zijn de landen en gebieden die door de Financiële Actiegroep al sinds één jaar als niet-medewerkend worden beschouwd, zonder dat zij sindsdien voldoende vooruitgang hebben gemaakt om aan de aangekaarte tekortkomingen te verhelpen, en waartegen de Financiële Actiegroep heeft beslist tegenmaatregelen toe te passen. Op 5 december 2001 besliste de Financiële Actiegroep tegenmaatregelen toe te passen ten aanzien van Nauru.

Niettegenstaande Nauru op 28 augustus 2001 de « Anti-Money Laundering Act of 2001 » heeft afgekondigd, blijft de anti-witwaswetgeving er gekenmerkt door ernstige tekortkomingen. De voornaamste en meest ernstige leemte in Nauru's anti-witwaswetgeving is dat deze niet toepasselijk is op de 400 offshore banken die zijn opgericht in Nauru.

Daar deze banken als zogenaamde « shell banks » hun activiteiten uitvoeren buiten het grondgebied van Nauru, ontsnappen zij aan gelijk welke controle, wat Nauru als financieel offshore centrum erg geschikt maakt voor witwasdoeleinden. Nauru's offshore sector houdt aldus een ernstig risico in voor de stabiliteit van het internationaal financieel stelsel en voor de internationale strijd tegen het witwassen van geld. Om de goede werking van het preventief anti-witwasstelsel te vrijwaren is het noodzakelijk dat de ondernemingen en personen onderworpen aan de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld spoedig op de hoogte worden gesteld van het land, ten aanzien waarvan tot tenuitvoerlegging van tegenmaatregelen werd beslist door de Financiële Actiegroep, alsook van het soort verrichtingen en feiten, en desgevallend hun minimumbedrag waarvoor de verruimde plicht tot kennisgeving aan de Cel voor financiële informatiewerking, zoals beoogd in artikel 14ter van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, van toepassing is. 2. Financiële verrichtingen en feiten. Wegens de ernstige tekortkomingen die door de Financiële Actiegroep werden vastgesteld in de wetgeving van Nauru, beoogt artikel 1 van het ontwerp van koninklijk besluit de plicht tot kennisgeving beoogd in de artikelen 12 tot 14bis van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld uit te breiden tot alle financiële verrichtingen en feiten waarin natuurlijke of rechtspersonen zijn betrokken die gedomicilieerd, geregistreerd of gevestigd zijn in Nauru.

De verruimde plicht tot kennisgeving is toepasselijk op financiële verrichtingen en feiten waarin hetzij natuurlijke personen gedomicilieerd in Nauru, hetzij rechtspersonen of bijhuizen gevestigd of geregistreerd in Nauru, zijn betrokken. Deze rechtspersonen kunnen filialen zijn van vennootschappen die elders gevestigd zijn. Hetzelfde geldt voor de bijhuizen geregistreerd in Nauru.

Het loutere feit dat een vennootschap een filiaal of een bijhuis heeft in Nauru breidt de plicht tot kennisgeving niet uit tot het geheel van feiten en verrichtingen eigen aan deze vennootschap, maar betreft enkel de feiten en verrichtingen waarin het filiaal gevestigd en/of het bijhuis geregistreerd in Nauru zijn betrokken. Er moet aldus een rechtstreekse band zijn tussen het feit of de verrichting en Nauru.

Het ontwerp van koninklijk besluit beoogt niet enkel de financiële verrichtingen met als herkomst en als rechtstreekse bestemming Nauru, maar ook alle financiële verrichtingen waarin hetzij natuurlijke personen gedomicilieerd in Nauru, hetzij rechtspersonen, inclusief hun filialen en/of bijhuizen, gevestigd of geregistreerd in Nauru zijn betrokken, die hun financiële verrichtingen kunnen laten doorvoeren via verschillende landen. Indien het bijvoorbeeld om een betalingsopdracht gaat van Brussel naar Parijs in opdracht van of naar een vennootschap gevestigd in Nauru, zal er tot kennisgeving moeten worden overgegaan daar de betaling betrekking heeft op een rechtspersoon gevestigd in Nauru.

Het ontwerp van koninklijk besluit beoogt niet enkel en alleen de verruimde plicht tot kennisgeving toe te passen op financiële verrichtingen als dusdanig, maar ook op feiten waarin natuurlijke of rechtspersonen zijn betrokken die gedomicilieerd, geregistreerd of gevestigd zijn in Nauru. Dit is niet enkel van belang voor de niet-financiële beroepen, beoogd in artikel 2bis van de wet van 11 januari 1993, maar evenzeer voor de financiële sector, beoogd in artikel 2 van de wet van 11 januari 1993.

De niet-financiële beroepen beoogd in artikel 2bis van de wet van 11 januari 1993, zoals de notarissen, de bedrijfsrevisoren, de accountants, de belastingsconsulenten en de boekhouders voeren zelf geen financiële verrichtingen uit. Zij stellen de bedoelde financiële verrichtingen enkel vast in een akte, of controleren die slechts. Deze beroepen worden enkel en alleen geconfronteerd met feiten, namelijk alle gegevens waarvan zij kennisnemen of die zij vaststellen in de uitoefening van hun beroep aangaande de natuurlijke- of rechtspersoon.

Die feiten kunnen ook tot de algemene bekendheid behoren, door bijvoorbeeld onthulling in kantenartikels waaruit blijkt dat de betrokken personen of vennootschappen verwikkeld zijn in witwasschandalen.

Financiële instellingen kunnen echter ook kennis nemen van louter feiten, en dit meer in het bijzonder wanneer zij worden geraadpleegd voor het opzetten van een ingewikkelde financieringsstructuur, die bijvoorbeeld zou kunnen worden gewaarborgd door een financiële instelling in Nauru. In dat geval voert de financiële instelling geen financiële verrichting uit met als herkomst of als rechtstreekse bestemming Nauru, maar komt zij enkel tussen als financieel raadgever voor het opzetten van een structuur in dewelke natuurlijke personen gedomicilieerd in Nauru, of rechtspersonen, inclusief hun filialen en/of bijhuizen, gevestigd of geregistreerd in Nauru kunnen betrokken zijn.

Het ontwerp van koninklijk besluit beoogt niet de plicht tot kennisgeving te verruimen in functie van de nationaliteit van de natuurlijke persoon, maar wel in functie van de financiële verrichtingen en feiten waarin natuurlijke personen gedomicilieerd in Nauru zijn betrokken. Daarenboven, slaat het begrip vestiging enkel op rechtspersonen, en niet op de verblijfplaats van een natuurlijk persoon.

Na overleg met de financiële sector lijkt het aantal financiële verrichtingen waarin natuurlijke of rechtspersonen zijn betrokken die gedomicilieerd, geregistreerd of gevestigd zijn in Nauru erg gering.

Daarom voorziet het ontwerp van koninklijk besluit niet in de invoering van een minimumbedrag voor de financiële verrichtingen en feiten met Nauru.

B. Activiteiten van geldoverdracht Het besluit beoogt in de tweede plaats de tenuitvoerlegging van artikel 3 van de wet van 3 mei 2002 tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en tot wijziging van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs,dat de anti-witwasmaatregelen met betrekking tot de activiteit van geldoverdracht heeft versterkt (wijziging in artikel 137 van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs). Deze wet beoogt een aanscherping van de voorwaarden waaronder wisselkantoren dergelijke transfers mogen verrichten. De wet geeft gevolg aan de vaststelling dat de risico's voor misbruik van de financiële sector via geldtransfers zijn toegenomen. Er kan in dit verband ook worden verwezen naar de maatregelen die door de Financiële Actiegroep werden getroffen naar aanleiding van de gebeurtenissen van 11 september 2001 in het kader van de strijd tegen de financiering van het terrorisme. Deze nieuwe internationale aanbevelingen beogen in het bijzonder een betere omkadering van de diensten van geldoverdracht.

In uitvoering van voornoemde wet verduidelijkt het besluit de nadere regels voor de borgtocht die wisselkantoren die geldoverdrachten uitvoeren, dienen in bewaring te geven bij de Deposito- en Consignatiekas. Het bedrag van deze borgtocht staat in verhouding tot de hoogte van de bedragen die het wisselkantoor overdraagt, maar mag niet minder bedragen dan 25.000 EUR. Wat de neer te leggen waarden betreft, wordt voorgesteld de bij de Deposito- en Consignatiekas gebruikelijke regels te volgen.

Met toepassing van dezelfde wet voert het besluit voorts een maximumbedrag in voor de transfers die door wisselkantoren mogen worden verricht. Dit bedrag wordt bepaald op 10.000 EUR ongeacht of de transfer wordt uitgevoerd in één keer of in verschillende keren waartussen een verband blijkt te bestaan. Het komt aan de wisselkantoren toe om op basis van hun kennis van de klant te bepalen of transacties met elkaar een verband vertonen. De bedoeling van deze verplichting om rekening te houden met samenhangende transacties bestaat erin om versnippering, die zou toelaten de regel te omzeilen, tegen te gaan.

Het besluit zal in werking treden bij publicatie in het Belgisch Staatsblad , met dien verstande dat voor de bestaande wisselkantoren een overgangsperiode van drie jaar wordt toegekend zowel voor de borgtocht als voor de maximumdrempel per transactie.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedwaardige en zeer getrouwe dienaars De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS

10 JUNI 2002. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 14ter van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en tot wijziging van het koninklijk besluit van 27 december 1994 betreffende de wisselkantoren en de valutahandel ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, inzonderheid op artikel 14ter, ingevoegd bij artikel 2 van de wet van 3 mei 2002 tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en tot wijziging van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs;

Gelet op de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs, inzonderheid artikel 139, gewijzigd bij de wetten van 10 augustus 1998 en 3 mei 2002;

Gelet op de besluiten van de ECOFIN/JBZ Raad van 16 oktober 2001 waar de Lidstaten zich ertoe verbonden hebben om, zo dit noodzakelijk blijkt, in onderling overleg, gelijktijdig en onverwijld de tegenmaatregelen waartoe de Financiële Actiegroep heeft beslist ten aanzien van Nauru, onmiddellijk ten uitvoer te leggen en, in voorkomend geval, hun wetgeving aan te passen zodat de tegenmaatregelen kunnen worden toegepast vanaf 1 januari 2002;

Gelet op de beslissing van de Financiële Actiegroep van 5 december 2001 om tegenmaatregelen toe te passen ten aanzien van Nauru;

Gelet op het advies van de Cel voor Financiële informatieverwerking, gegeven op 16 mei 2002 met betrekking tot de uitbreiding van de plicht tot kennisgeving zoals beoogd in artikel 14ter van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de goede werking van het preventief anti-witwasstelsel ernstige hinder zou ondervinden indien de ondernemingen en personen onderworpen aan de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld niet spoedig op de hoogte worden gesteld van het of de niet-meewerkende landen en gebieden, ten aanzien waarvan tot tenuitvoerlegging van tegenmaatregelen werd beslist door de Financiële Actiegroep, alsook van het soort verrichtingen en feiten, en desgevallend hun minimumbedrag waarvoor de verruimde plicht tot kennisgeving aan de Cel voor financiële informatiewerking, zoals beoogd in artikel 14ter van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld, van toepassing is;

Overwegende het feit dat de beslissingen van de Financiële Actiegroep onmiddellijk van toepassing zijn en dat de besluiten van de ECOFIN/JBZ Raad de Lidstaten vragen de tegenmaatregelen te kunnen uitvoeren vanaf 1 januari 2002;

Overwegende dat om die redenen zonder verwijl de wettelijke voorschriften dienen te worden uitgevoerd die er toe strekken de plicht tot kennisgeving te verruimen;

Overwegende dat de recente toename van de diensten van geldoverdracht in België gepaard gaat met grotere risico's voor het witwassen van geld van illegale oorsprong;

Overwegende dat de gebeurtenissen van 11 september 2001 hebben geleid tot een sensibilisering inzake de kwetsbaarheid van het financiële stelsel voor misbruiken via geldtransfers en als gevolg daarvan hebben geleid tot een aanscherping op internationaal niveau van de maatregelen in verband met geldtransfers, zowel in de strijd tegen het witwassen van geld als tegen de financiering van terrorisme;

Overwegende dat om die redenen zonder verwijl de wettelijke voorschriften dienen te worden uitgevoerd die er toe strekken de vereisten strenger te maken waaraan wisselkantoren dienen te voldoen om dergelijke geldtransfers te verrichten;

Op voordracht van Onze Minister van Justitie en van onze Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.De meldingsplicht beoogd in de artikelen 12 tot 14bis van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld wordt uitgebreid tot alle financiële verrichtingen en feiten waarin natuurlijke of rechtspersonen zijn betrokken die gedomicilieerd, geregistreerd of gevestigd zijn in Nauru.

Art. 2.In het koninklijk besluit van 27 december 1994 betreffende de wisselkantoren en de valutahandel wordt een artikel 4bis ingevoegd, luidende : «

Artikel 4bis.De wisselkantoren die diensten van geldoverdracht uitvoeren als bedoeld in artikel 139bis van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs dienen bewijs te leveren van het in bewaring geven van een borgtocht bij de Deposito- en Consignatiekas.

De in het eerste lid bedoelde borgtocht bedraagt ten minste tien keer het bedrag van de maximale som die het wisselkantoor zich voorneemt om voor een opdrachtgever per transactie over te dragen in één keer of in verschillende keren waartussen een verband blijkt te bestaan, met een minimum van 25.000 EUR. De borgtocht wordt verstrekt in geld of in waarden die worden aangenomen voor het vestigen van borgtochten bij de Deposito- en Consignatiekas. De borgtocht in geld wordt gestort op de rekening van de Deposito- en Consignatiekas. De borgtocht in waarden geschiedt bij de Nationale Bank van België, die als Rijkskassier optreedt, voor rekening van de Deposito- en Consignatiekas.

De borgtocht mag slechts worden opgevraagd zes maanden nadat het betrokken wisselkantoor heeft opgehouden verrichtingen van geldoverdracht te doen. »

Art. 3.In het voornoemde koninklijk besluit van 27 december 1994 wordt een artikel 4ter ingevoegd, luidende : «

Artikel 4ter.Het maximumbedrag dat de wisselkantoren die diensten van geldoverdracht uitvoeren als bedoeld in artikel 139bis van de voornoemde wet van 6 april 1995 mogen overdragen wanneer zij voor rekening van een opdrachtgever optreden, bedraagt 10.000 EUR, ongeacht of de transfer in één keer wordt uitgevoerd of in verschillende keren waartussen een verband blijkt te bestaan. »

Art. 4.Artikel 3 van de wet van 3 mei 2002 tot wijziging van de wet van 11 januari 1993 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en tot wijziging van de wet van 6 april 1995 inzake de secundaire markten, het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen, de bemiddelaars en beleggingsadviseurs treedt in werking de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met dien verstande dat de personen die bij de inwerkingtreding van dit besluit geregistreerd zijn voor de werkzaamheden van geldoverdracht zich moeten schikken naar de artikelen 4bis en 4ter van het voornoemde koninklijk besluit van 27 december 1994, als ingevoegd bij de artikelen 2 en 3 van dit besluit, binnen een periode van drie jaar.

Art. 6.Onze Ministers van Justitie en van Financiën zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Gegeven te Brussel, 10 juni 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN De Minister van Financiën, D. REYNDERS Met 's Lands zegel gezegeld : De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^