Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 juni 2006
gepubliceerd op 14 juli 2006

Koninklijk besluit houdende de regeling van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus

bron
federale overheidsdienst binnenlandse zaken
numac
2006000394
pub.
14/07/2006
prom.
10/06/2006
ELI
eli/besluit/2006/06/10/2006000394/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 JUNI 2006. - Koninklijk besluit houdende de regeling van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften;

Gelet op de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, inzonderheid op artikel 141;

Gelet op het koninklijk besluit van 26 maart 2001 tot uitvoering van de artikelen 13, 27, tweede en vijfde lid en 53 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten en houdende diverse andere overgangsbepalingen, inzonderheid op artikel 23;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 september 2002 houdende de regeling tot het dragen van de graden door de personeelsleden van het operationeel kader van de lokale en de federale politie;

Gelet op het protocol nr. 136 van 27 oktober 2004 van het onderhandelingscomité voor de politiediensten;

Gelet op het feit dat het advies van de Adviesraad van burgemeesters niet regelmatig binnen de voorgeschreven termijn gegeven is en dat geen verzoek om verlenging van de termijn gedaan is; dat er bijgevolg aan is voorbijgegaan;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 10 december 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 24 juni 2005;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Ambtenarenzaken van 9 maart 2005;

Gelet op het advies van Onze Minister van Justitie, gegeven op 16 september 2005;

Gelet op het advies 39.157/2 van de Raad van State, gegeven op 19 oktober 2005, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « de personeelsleden » : de leden van het operationeel kader van de politiediensten;2° « basiskledij » : de kledij waarmee de personeelsleden zijn uitgerust om hun politiële opdrachten uit te voeren;3° « stadskledij » : de kledij gedragen bij gelegenheden met een representatief of plechtig karakter;4° « ceremoniekledij » : de kledij die wordt gedragen naar aanleiding van welbepaalde ceremonies;5° « de minister » : de Minister van Binnenlandse Zaken. HOOFDSTUK II. - Het uniform van de personeelsleden Afdeling 1. - De agent van politie

Art. 2.Het uniform van de agenten van politie omvat een basisuitrusting, een algemene functieuitrusting en, in voorkomend geval, specifieke functieuitrustingen die bij apart koninklijk besluit worden geregeld.

De in het eerste lid bedoelde basisuitrusting bestaat uit : 1° de basiskledij waarvan het model wordt vastgesteld in bijlage A ;2° de stadskledij waarvan het model wordt vastgesteld in bijlage B ;3° de ceremoniekledij waarvan het model wordt vastgesteld in bijlage C ;4° de sportkledij;5° het individueel toebehoren, vastgesteld door de minister. De in het eerste lid bedoelde algemene functieuitrusting bestaat uit : 1° een gordel;2° een sprayhouder;3° handboeien;4° een handboeientas;5° een overgooier waarvan het model wordt vastgesteld in bijlage D ;6° een verkeersmantel waarvan het model wordt vastgesteld in bijlage E ;7° een toortslamp;8° een toortslamphouder;9° een door Ons bepaald wapen. Afdeling 2. - De politieambtenaar

Art. 3.Het uniform van de politieambtenaar omvat een basisuitrusting, een algemene functieuitrusting en, in voorkomend geval, specifieke functieuitrustingen die bij apart koninklijk besluit worden geregeld.

De in het eerste lid bedoelde basisuitrusting bestaat uit: 1° de basiskledij waarvan het model wordt vastgesteld in bijlage A ;2° de stadskledij waarvan het model wordt vastgesteld in bijlage B ;3° de ceremoniekledij waarvan het model wordt vastgesteld in bijlage C ;4° de sportkledij;5° het individueel toebehoren, vastgesteld door de minister. De in het eerste lid bedoelde algemene functieuitrusting bestaat uit : 1° een politiegordel;2° een matrakhouder;3° handboeien;4° een handboeientas;5° een open pistooltas;6° een laderhouder;7° een interventiearmband waarvan het model wordt vastgesteld in bijlage F ;8° een sprayhouder;9° de door Ons bepaalde wapens. Voor de aspiranten wordt, voor de duur van de basisopleiding, de algemene functieuitrusting aangevuld met : 10° een overgooier waarvan het model wordt vastgesteld in bijlage D ;11° een verkeersmantel waarvan het model wordt vastgesteld in bijlage E ;12° een toortslamp;13° een toortslamphouder. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 4.De technische normen van de uniformstukken maken het voorwerp uit van een normenboek, goedgekeurd door de minister.

Art. 5.De kleuren van de basisuitrusting zijn die vastgesteld in bijlage G.

Art. 6.De logo's en teksten die op de basisuitrusting worden aangebracht, zijn die vastgesteld in bijlage H.

Art. 7.De minister stelt de gedetailleerde samenstelling van de basis-, stads-, ceremonie- en sportkledij alsmede van het individueel toebehoren vast. HOOFDSTUK III. - Het dragen van het uniform

Art. 8.Het dragen van het uniform, met uitzondering van de wapens, geschiedt overeenkomstig de dienstorders die rekening houden met de specificiteit van de functieuitoefening.

Art. 9.Voor diensten die doorgaans in uniform worden uitgevoerd en voor de agenten van politie, geldt het profiel van de geüniformeerde dienst.

Voor diensten die doorgaans in burgerkledij worden uitgevoerd, geldt het profiel van de dienst in burger.

Art. 10.De korpschef of, naar gelang van het geval, de commissaris-generaal, de directeur-generaal of de inspecteur-generaal, bepaalt het draagprofiel van de politieambtenaren die onder zijn gezag staan. HOOFDSTUK IV. - De terbeschikkingstelling van het uniform

Art. 11.De federale politie en de lokale politie, bezorgen aan haar aspiranten gratis de basisuitrusting en stellen hen, eveneens kosteloos en met inachtneming van de specifieke noden, een algemene en, in voorkomend geval, specifieke functieuitrusting ter beschikking.

In geval van definitieve ambtsontheffing, ambtsneerlegging, mobiliteit naar een andere rechtspersoon en in andere door de minister bepaalde omstandigheden, zamelt de betrokken overheid de algemene en specifieke functieuitrusting in.

Bij mobiliteit stelt de nieuwe rechtspersoon de algemene en specifieke functieuitrusting ter beschikking van het betrokken personeelslid.

Art. 12.Het uniform mag niet worden omgewisseld, weggeschonken, uitgeleend noch verhandeld zonder toestemming van de overheid.

De minister bepaalt welke overheid eigenaar is van het uniform. HOOFDSTUK V. - Het beheer van het uniform

Art. 13.Elk personeelslid heeft jaarlijks recht op een door de minister vastgesteld aantal punten ter progressieve vervanging van zijn basisuitrusting, rekening houdende met de gangbare afschrijvingsregels.

De minister bepaalt de puntenwaarde per onderdeel van de basisuitrusting.

De toekenning van de punten geschiedt in de loop van het eerste kwartaal van elk kalenderjaar.

Gedurende de basisopleidingen zijn, behoudens de door de minister bepaalde uitzonderingen, geen punten verschuldigd aan de aspiranten die voorheen geen personeelslid waren.

Art. 14.Het saldo van de punten wordt jaarlijks overgedragen en volgt het personeelslid bij zijn mobiliteit.

Art. 15.De gevolgen van statutaire toepassingen op het puntenaantal en de algemene functieuitrusting worden vastgesteld in bijlage I.

Art. 16.De personeelsleden zien er op toe dat zij te allen tijde over een volledige en keurige basisuitrusting beschikken. Voor het overige besteden zij de hun toegekende punten vrij, op voorwaarde evenwel dat dit geen kennelijk ongebreideld gebruik oplevert en geschiedt gericht op de behoeften van de dienst.

De minister bepaalt of de personeelsleden op eigen kosten extra basisuitrustingsstukken kunnen aankopen.

De personeelsleden dragen zorg voor de algemene functieuitrusting die hen werd toegekend.

Art. 17.De vervanging van de algemene en specifieke functieuitrusting ingevolge slijtage, is voor rekening van de betrokken overheid.

Art. 18.Het verlies, de beschadiging of de diefstal van het uniform moeten worden gemeld overeenkomstig de door de minister vastgestelde richtlijnen met betrekking tot de veiligheidsincidenten.

Art. 19.De in artikel 53 van de wet op het politieambt bedoelde zaakschadevergoeding geschiedt, voor de basisuitrusting, door de toekenning van een bijkomend overeenstemmend puntenaantal. HOOFDSTUK VI. - De uniformcommissie

Art. 20.Binnen de algemene directie van de materiële middelen van de federale politie, wordt een uniformcommissie opgericht.

Zij wordt voorgezeten door de directeur-generaal van de algemene directie van de materiële middelen van de federale politie of zijn afgevaardigde en bestaat verder uit twee leden van de federale politie, drie leden van de lokale politie aangewezen door de vaste commissie van de lokale politie, één vertegenwoordiger per representatieve vakvereniging en de preventieadviseur verbonden aan het hoog overlegcomité.

Art. 21.De uniformcommissie verstrekt adviezen aan de minister inzake alle aspecten van het uniform. Ten minste om de vijf jaren onderzoekt zij de noodzaak tot herwaardering van het puntenaantal. HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 22.Artikel 23 van het koninklijk besluit van 26 maart 2001 tot uitvoering van de artikelen 13, 27, tweede en vijfde lid, en 53 van de wet van 27 december 2000 houdende diverse bepalingen met betrekking tot de rechtspositie van het personeel van de politiediensten en houdende diverse andere overgangsbepalingen en het koninklijk besluit van 4 september 2002 houdende de regeling tot het dragen van de graden door de personeelsleden van het operationeel kader van de lokale politie en de federale politie, gelden per personeelslid tot wanneer het, de in dit besluit bedoelde basisuitrusting verwerft en uiterlijk tot 1 januari 2008.

De minister bepaalt de data waarop de diverse oude algemene functieuitrustingen moeten zijn vervangen.

Art. 23.Voor het jaar 2001 wordt drie vierde van het jaarlijks puntenaantal toegekend.

Art. 24.Voor de jaren 2002, 2003, 2004 en 2005 wordt het jaarlijks puntenaantal verhoogd met vijftig procent.

Art. 25.De helft van het totale puntenaantal toegekend voor het jaar 2002 wordt gereserveerd en slechts beschikbaar gesteld op het ogenblik van de levering van de nieuwe basisuitrusting.

Art. 26.De personeelsleden van de voormalige rijkswacht en de voormalige gerechtelijke politie bij de parketten, die op 1 januari 2001 lid waren van de algemene directie gerechtelijke politie van de federale politie en het profiel van dienst in burger toegekend kregen, moeten geen nieuwe basisuitrusting aanschaffen en dit zolang zij tot voormelde algemene directie blijven behoren of niet overgaan naar een functie met een profiel van geüniformeerde dienst.

Zij moeten evenwel in het bezit zijn van de voor de uitvoering van hun opdrachten van gerechtelijke politie noodzakelijke uitrustingsstukken, bestaande uit twee naamplaatjes, een dienstkaarthouder, een documententas en werkkleding. Zij die niet over die uitrustingsstukken beschikken, ontvangen voor de ontbrekende onderdelen een equivalent aantal punten.

Artikel 24 is op hen niet van toepassing. Op het ogenblik dat zij voormelde algemene directie verlaten of overgaan naar een functie met een profiel van geüniformeerde dienst, ontvangen zij geen bijkomende punten.

Art. 27.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 28.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 juni 2006.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P. DEWAEL Bijlage A bij het koninklijk besluit van 10 juni 2006. - Annexe A à l'arrêté royal du 10 juin 2006 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 juni 2006 houdende de regeling van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P . DEWAEL Bijlage B bij het koninklijk besluit van 10 juni 2006. - Annexe B à l'arrêté royal du 10 juin 2006 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 juni 2006 houdende de regeling van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P . DEWAEL Bijlage C bij het koninklijk besluit van 10 juni 2006. - Annexe C à l'arrêté royal du 10 juin 2006 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 juni 2006 houdende de regeling van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P . DEWAEL Bijlage D bij het koninklijk besluit van 10 juni 2006. - Annexe D à l'arrêté royal du 10 juin 2006 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 juni 2006 houdende de regeling van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P . DEWAEL Bijlage E bij het koninklijk besluit van 10 juni 2006. - Annexe E à l'arrêté royal du 10 juin 2006 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 juni 2006 houdende de regeling van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P . DEWAEL Bijlage F bij het koninklijk besluit van 10 juni 2006. - Annexe F à l'arrêté royal du 10 juin 2006 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 juni 2006 houdende de regeling van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P . DEWAEL Bijlage G bij het koninklijk besluit van 10 juni 2006. - Annexe G à l'arrêté royal du 10 juin 2006 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 juni 2006 houdende de regeling van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P . DEWAEL Bijlage H bij het koninklijk besluit van 10 juni 2006. - Annexe H à l'arrêté royal du 10 juin 2006 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 juni 2006 houdende de regeling van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P . DEWAEL Bijlage I het koninklijk besluit van 10 juni 2006. - Annexe Ier à l'arrêté royal du 10 juin 2006.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 10 juni 2006 houdende de regeling van het uniform van de geïntegreerde politie, gestructureerd op twee niveaus.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, P . DEWAEL

^