Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 november 2001
gepubliceerd op 02 maart 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de vorming en opleiding

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001013036
pub.
02/03/2002
prom.
10/11/2001
ELI
eli/besluit/2001/11/10/2001013036/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de vorming en opleiding (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999, gesloten in het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, betreffende de vorming en opleiding.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 november 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor de metaalhandel Collectieve arbeidsovereenkomst van 10 juni 1999 Vorming en opleiding (Overeenkomst geregistreerd op 8 oktober 1999 onder het nummer 52515/CO/149.04) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers, werklieden en werksters van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel.

Voor de toepassing van dit akkoord wordt onder "werklieden" verstaan : de werklieden en werksters. HOOFDSTUK II. - Voorwerp

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten met het oog op de bevordering van de tewerkstelling in de sector, in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1999-2000, gesloten op 8 december 1998 en van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgische actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen. HOOFDSTUK III. - Risicogroepen

Art. 3.§ 1. In uitvoering van hoofdstuk III, afdeling VI, onderafdeling 1, van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen wordt de inning van 0,15 pct. voorzien in het nationaal akkoord 1997-1998 (artikel 3.2., § 1) en afgesloten voor onbepaalde duur, bevestigd. § 2. Rekening houdende met de artikelen 105 en 106 van de hoger genoemde wet, wordt deze inning aangewend tot ondersteuning van vormings- en opleidingsinitiatieven van personen uit risicogroepen, met name langdurig werkzoekenden, laaggeschoolde werkzoekenden, werkzoekenden van 45 jaar en ouder, werkzoekenden die het begeleidingsplan hebben gevolgd, herintreders en herintreedsters, bestaansminimumtrekkers, gehandicapten, migranten, werkzoekenden in een herinschakelingsstatuut, deeltijdse leerplichtigen, laaggeschoolden werklieden, werklieden die geconfronteerd worden met meervoudig ontslag, herstructurering of de introductie van nieuwe technologie en werklieden van 45 jaar en ouder.

Voor deze laatste categorie wordt daarenboven aanbevolen om vooraleer over te gaan tot de afdanking van een werkman van 45 jaar of meer, contact op te nemen met de vakbondsafvaardiging, of bij ontstentenis hiervan, met één van de werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het paritair subcomité, teneinde alternatieve mogelijkheden inzake beroepsopleiding of herscholing te onderzoeken.

Individuele gevallen kunnen overgemaakt worden aan het sociaal fonds, teneinde begeleidingsmaatregelen te onderzoeken. § 3. De ondertekenende partijen engageren zich om in het raam van de opleiding van de deeltijds leerplichtigen te zoeken naar een paritair beheerd en kwalitatief alternerend opleidingssysteem. Daartoe zal in functie van een sectorale aansluiting onder meer onderhandeld worden met bevoegde instanties inzake de Middenstandsopleiding ILW, VDAB/FOREm, CDBSO/ CEFA's,....

Ten laatste op 1 september 1999, moet zowel het statuut als het opleidingsprogramma operationeel zijn. § 4. Gezien deze inspanning, vragen partijen dat de Minister van Tewerkstelling en Arbeid de sector zou vrijstellen van de stortingen van 0,10 pct. in 1999 en 2000 bestemd voor het Tewerkstellingsfonds. HOOFDSTUK IV. - Voortdurende vorming

Art. 4.§ 1. Eveneens in uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1999-2000 van 8 december 1998 zullen daarenboven de inspanningen op het gebied van de voortdurende vorming van werknemers en werkgevers verder ondersteund worden door de inning van 0,10 pct. van de brutolonen, voorzien in het protocol van nationaal akkoord 1995-1996 (artikel 3.2., § 4, alinea 1) en afgesloten voor onbepaalde duur, vanaf 1 oktober 1999 op te trekken tot 0,25 pct. § 2. De basisopdracht van Educam omvat : Het ondersteunen van een sectoraal opleidingsbeleid, met name : - onderzoek van kwalificatie- en opleidingsnoden; - ontwikkeling van opleidingstrajecten in functie van de instroom en de permanente vorming; - kwaliteitsbewaking en certificering van de opleidingsinspanningen ten behoeve van de sector; - andere door de sector te bepalen opleidingsinitiatieven; - het ontwikkelen van initiatieven ter bevordering van de werkzekerheid van werklieden, meer specifiek zoals voorzien in artikel 3.1. van het nationaal akkoord van 27 april 1999 en in artikel 3, § 2, van deze, collectieve arbeidsovereenkomst. § 3. De ondertekenende partijen engageren zich om het actieterrein van Educam uit te breiden met de volgende initiatieven : - het erkennen en certificeren van productgebonden opleidingen evenwel steeds gekaderd in de bestaande trajectaanpak (basistechnieken gekoppeld aan productspecifieke opleiding), en rekening houdend met de eigen kwaliteitseisen; - het organiseren en het logistiek ondersteunen van opleidingssessies voor werknemers uit ondernemingen die omwille van hun structuur en hun omvang niet in staat zijn om de organisatie van de opleiding waar te nemen; - actief samenwerken met opleidingsfondsen die ressorteren onder andere paritaire comités of subcomités, in functie van een inhoudelijke afstemming van de opleidingsprogramma's; - het voeren van een promotiebeleid rond de Educam-producten en -dienstverlening, in de eerste plaats ten aanzien van de bedrijven die ressorteren onder het toepassingsgebied van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel, alsook ten aanzien van andere opleidingsfactoren (Onderwijs, Middenstandsopleiding, VDAB, FOREm...). Dit promotiebeleid moet bijdragen tot een betere bekendheid van Educam als dusdanig en haar rol in de realisatie van een paritair opleidingsbeleid, alsook tot het imago van de sector in het algemeen; - Eudcam zal haar opleidingssteun bij gecertificeerde opleidingen verhogen; - Educam voor 30 juli 2000 haar certificeringsopdracht operationaliseert. HOOFDSTUK V. - Vormingskrediet

Art. 5.§ 1. Vanaf 1 januari 1999 wordt er collectief per onderneming een vormingskrediet à rato van 4 uur per kwartaal per werkman opgebouwd. Met dit vormingskrediet zal de permanente vorming van de werklieden verzekerd worden.

Onder "permanente vorming" wordt verstaan : de vorming die het vakmanschap van de werkman bevordert, zijn arbeidsmarktpositie versterkt en beantwoordt aan de noden van de ondernemingen en de sector.

Het vormingskrediet wordt berekend op basis van het gemiddeld aantal werklieden tijdens het eerste kwartaal van het voorgaande kalenderjaar. Deze berekening resulteert in een "vormingskredietteller".

Bijvoorbeeld : een bedrijf dat tijdens het 1e kwartaal 1998 10 arbeiders tewerkstelde, beschikt in 1999 over een vormingskrediet van 160 uren. De vormingskredietteller bedraagt 40 uren na het eerste kwartaal 1999. § 2. De vormingskredietteller wordt verminderd naar rata van het aantal door de werkman of werklieden gevolgde opleidingsuren. Hiertoe komen enkel door Educam gecertificeerde of georganiseerde opleidingsuren in aanmerking. Het saldo van de vormingskredietteller op het einde van het kalenderjaar is overdraagbaar naar het volgend kalenderjaar. Educam beheert de vormingskredietteller.

Ieder jaar in de loop van het derde kwartaal, meldt Educam aan de bedrijven die ressorteren onder het paritair subcomité hun vormingskrediet. § 3. Het vormingskrediet wordt in overleg met de syndicale afvaardiging, bij ontstentenis in overleg met de arbeiders, maximaal gespreid over alle categorieën werklieden van de onderneming. HOOFDSTUK VI. - Bedrijfsopleidingsplan

Art. 6.§ 1. Elke onderneming van 15 werknemers en meer, stelt jaarlijks een bedrijfsopleidingsplan op. Dergelijk bedrijfsopleidingsplan wordt ter goedkeuring aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis aan de vakbondsafvaardiging of aan het personeel voorgelegd.

Het bedrijfsopleidingsplan wordt jaarlijks vóór 25 december aan Educam overgemaakt.

Dit plan houdt rekening met de opleidingsnoden en de gewenste antwoorden hierop van het bedrijf. In functie van een sectorale certificering, een optimaal gebruik van het vormingskrediet en van het genot op de wet op het betaald educatief verlof, verloopt de uitvoering van dit plan (hoewel niet exclusief) in samenwerking met Educam.

De uitvoering van dit plan wordt eveneens gezamenlijk opgevolgd en jaarlijks geëvalueerd. § 2. De jaarlijkse evaluatie gebeurt in de ondernemingsraad, bij ontstentenis in samenspraak met de vakbondsafvaardiging of door het paritair subcomité. HOOFDSTUK VII. - Middelen

Art. 7.Voor de aanwending van de bijdragen bepaald in artikel 3, § 1 en artikel 4, § 1 in functie van de uitvoering van de opdrachten opgesomd in artikel 4, § 2 en § 3, artikel 5, en artikel 6 het "Sociaal Fonds voor de metaalhandel" de verdere uitvoeringsmodaliteiten. In het bijzonder worden voor de opdrachten geformuleerd in artikel 4, § 3 en artikel 5, vanuit het sociaal fonds, bijkomende middelen vrijgemaakt.

De in artikel 4, § 3, artikel 5, en artikel 6, gestelde bepalingen zullen voor 31 december 1999 in een paritaire werkgroep, in samenspraak met Educam verder worden uitgewerkt en geconcretiseerd. HOOFDSTUK VIII. - Geldigheid

Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en treedt buiten werking op 30 juni 2001, met uitzondering van : - artikel 3, § 1, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 1999 voor onbepaalde duur en dat kan opgezegd worden met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend per aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel en aan de ondertekenende organisaties; - artikel 4, § 1, dat in werking treedt op 1 oktober 1999 voor onbepaalde duur en dat opgezegd worden met een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend per aangetekende brief aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel en aan de ondertekenende organisaties.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^