Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 november 2001
gepubliceerd op 14 februari 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001013078
pub.
14/02/2002
prom.
10/11/2001
ELI
eli/besluit/2001/11/10/2001013078/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 NOVEMBER 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 november 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 2001. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden Collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001 Uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 (Overeenkomst geregistreerd op 5 juni 2001 onder het nummer 57342/CO/218) HOOFDSTUK I. - Situering, toepassingsgebied, duur

Artikel 1.De ondertekenende sociale partners van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden ("A.N.P.C.B.") geven hierna, binnen het sectoraal kader, uitvoering aan het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en bedienden van de ondernemingen die tot de bevoegdheid behoren van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden.

Art. 3.Behoudens hetgeen hierna gesteld over de bepalingen inzake de opleiding (hoofdstuk III) en het conventioneel brugpensioen (hoofdstuk IV) heeft deze collectieve arbeidsovereenkomst uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en treedt buiten werking op 31 december 2002.

De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst inzake de vorming (hoofdstukken III en VI) treden in werking op 1 januari 2002 en treden buiten werking op 31 december 2003.

De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst inzake het conventioneel brugpensioen (hoofdstuk IV) treden in werking op 1 januari 2002 en treden buiten werking op 31 december 2002.

De bepalingen van artikelen 5 en 6 zijn van onbepaalde duur en worden geïntegreerd in de coördinatie collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 augustus 1990 bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 augustus 1990. HOOFDSTUK II. - Koopkracht

Art. 4.§ 1. Met ingang van 1 juli 2001 wordt het artikel 4, § 1, van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 4.§ 1. De minimumlonen per categorie van het voltijds tewerkgesteld personeel worden per 1 juli 2001 vastgesteld : a) volgens schaal I, opgenomen in bijlage 1, a, van deze collectieve arbeidsovereenkomst, vanaf het eerste jaar van de indiensttreding; b)volgens schaal II, opgenomen in bijlage 1, b, van deze collectieve arbeidsovereenkomst voor de bedienden die sinds 3 jaar in dezelfde onderneming in dezelfde "A.N.P.C.B. » -categorie werkzaam zijn. - De overgang van de ene loonschaal naar de andere gebeurt in de maand die volgt op die waarin de bediende aan de toekenningsvoorwaarden voldoet. - De toepassing van de loonschalen heeft alleen betrekking op de minimumlonen van de bedienden, die ook aan de toekenningsvoorwaarden voldoen, en kan geen invloed hebben op de lonen van de bedienden die boven deze minima worden betaald. - De hierboven vermelde loonschalen staan tegenover de spilindex 106,70, stabilisatieschijf 104,61 tot 108,83 (basis 1996 = 100) - lonen aan 100 pct. » § 2. Artikel 4, § 1 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989, wordt, met ingang van 1 januari 2002 vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 4.§ 1. De minimumlonen per categorie van het voltijds tewerkgesteld personeel worden per 1 januari 2002 vastgesteld : a) volgens schaal I, opgenomen in bijlage 2, a, van deze collectieve arbeidsovereenkomst, vanaf het eerste jaar van de indiensttreding; b) volgens schaal II, opgenomen in bijlage 2, b, van deze collectieve arbeidsovereenkomst voor de bedienden die sinds 3 jaar in dezelfde onderneming in dezelfde "A.N.P.C.B. » -categorie werkzaam zijn. - De overgang van de ene loonschaal naar de andere gebeurt in de maand die volgt op die waarin de bediende aan de toekenningsvoor-waarden voldoet. - De toepassing van de loonschalen heeft alleen betrekking op de minimumlonen van de bedienden, die ook aan de toekenningsvoorwaarden voldoen, en kan geen invloed hebben op de lonen van de bedienden die boven deze minima worden betaald. - De hierboven vermelde loonschalen staan tegenover de spilindex 106,70, stabilisatieschijf 104,61 tot 108,83 (basis 1996 = 100) - lonen aan 100 pct. » § 3. Met ingang van 1 juli 2001 wordt artikel 4, § 3, van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 4.§ 3. Met ingang van 1 juli 2001 worden de effectief uitbetaalde lonen verhoogd met een bedrag van 500 BEF (12,39 EUR).

Per 1 januari 2002 worden de effectief uitbetaalde lonen verhoogd met 30 EUR (1 210 BEF). » § 4. a) In artikel 6, § 1, eerste lid, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989, gewijzigd door artikel 20bis van de collectieve arbeidsovereenkomst van 12 mei 1997, worden de termen "het indexcijfer van de consumptieprijzen 121,22 (basis 1988 = 100)" vervangen door de termen "de referentie-index 106,70 (basis 1996 = 100)". b) Artikel 6, § 2, eerste lid, van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt vervangen door de volgende bepaling: "het referte-indexcijfer 106,70 vormt de spil van de stabilisatieschijf 104,61 tot 108,83(basis 1996 = 100)".c) In artikel 6, § 2, van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst wordt de tabel "stabilisatieschijven" vervangen door de navolgende tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Art.5. In artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 wordt tussen punt d) en het voorlaatste lid beginnende met "Voornoemde bepalingen zijn niet van toepassing op :... » , het volgende lid ingevoegd : « Hebben recht op een premie naar rata van de prestaties van het lopende werkjaar, de bedienden die in de loop van het jaar, zelf ontslag hebben genomen en voor zover zij een anciënniteit in het bedrijf van minstens 5 jaar kunnen bewijzen. »

Art. 6.Het artikel 5 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 wordt als volgt aangevuld : « Het recht op de premie berekend naar rata van de prestaties van het lopende werkjaar wordt per volledig gepresteerde kalendermaand toegekend. » HOOFDSTUK III. - Opleiding

Art. 7.De werkgevers verbinden er zich toe om 4 dagen opleiding toe te kennen voor de periode die ingaat op 1 januari 2002 en eindigt op 31 december 2003. Onverminderd het artikel 9 van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt deze opleiding toegekend naar rata van 2 dagen in het jaar 2002 en 2 dagen in het jaar 2003.

De deeltijdse bedienden genieten van deze opleidingsdagen naar rata van hun deeltijdse prestaties. Het recht op opleidingsdagen geldt niet in hoofde van de bedienden die in opzeg zijn of de bedienden die zijn aangeworven met een contract van bepaalde duur van een jaar of minder.

Art. 8.De opleidingsdagen worden toegekend onder dezelfde modaliteiten als deze vastgelegd in de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 mei 1999, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de vorming en de tewerkstelling, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 februari 2000, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 maart 2000.

De opleidingsdagen moeten gericht zijn op een verhoging van de professionele kwalificatie van alle bedienden.

Onverminderd de toepassingen van het opleidingsplan, zoals voorzien in het artikel 9 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, heeft de opleiding betrekking op het opleidingsaanbod van het Centrum voor de Vorming van Bedienden van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden ("CEVORA") of op een door "CEVORA" erkende opleiding of op een in de onderneming of in de sector georganiseerd opleidingsaanbod, of een opleiding georganiseerd door andere opleidingsverstrekkers.

De werkgever heeft de verantwoordelijkheid om de opleidingsdagen aan te bieden tijdens de werkuren. Indien de opleiding plaatsvindt buiten de arbeidstijd moet de werkgever een gelijke compensatie in arbeidstijd voorzien.

Onverminderd de toepassing van het opleidingsplan, zoals bepaald in het artikel 9 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, moet de bediende, indien de werkgever geen opleidingsdagen heeft aangeboden vóór 31 december 2002, schriftelijk en dit vóór 31 maart 2003 de opleidingsdagen aanvragen bij de werkgever. Wanneer de werkgever geen of onvoldoende aantal opleidingsdagen heeft aangeboden en niet is ingegaan op de schriftelijke vraag van de werknemer, dan worden de niet-toegekende opleidingsdagen opgenomen door de werknemer onder vorm van betaald verlof en als dusdanig behandeld.

Art. 9.De modaliteiten van het recht op opleiding zoals voorzien in artikel 7 van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen in de onderneming als volgt worden vastgelegd : § 1. Ondernemingen met een syndicale delegatie 1. Ondernemingen die reeds een opleidingsplan opmaakten voor de periode afgesloten voor de periode 1999-2001 en hebben laten registreren. Deze ondernemingen kunnen het opgemaakte opleidingsplan, met akkoord van de ondertekenende partijen, verlengen via eenvoudige brief met vermelding van het volledig nummer van de Rijksdient voor Sociale Zekerheid gericht aan het "Sociaal Fonds van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden", opgericht bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 1975; gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, houdende oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid genaamd "Sociaal Fonds" en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 mei 1975, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 juni 1975, gewijzigd en gecoördineerd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 1997 betreffende de oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 oktober 1998. De verlenging moet gebeuren voor 31 december 2001. 2. In ondernemingen met syndicale delegatie die nog geen opleidingsplan opmaakten. In deze ondernemingen kan een bedrijfseigen opleidingsplan worden overeengekomen. Dit moet gebeuren ten laatste op 31 december 2001. Het plan moet de instemming krijgen van de meerderheid van de leden van de syndicale delegatie.

In het opleidingsplan kan de inhoud, de doelgroep en alle andere modaliteiten van de opleiding volledig autonoom worden vastgelegd.

In geval van akkoord over dit bedrijfseigen opleidingsplan kan onder meer worden overeengekomen dat de 4 opleidingsdagen opeenvolgend worden genomen. Daarenboven kan de opleiding vastgelegd worden op bepaalde tijdstippen en kan het opleidingskrediet worden overgedragen op sommige bedienden.

Het opleidingsplan wordt vóór 31 december 2001 geregistreerd bij het sociaal fonds. De registratie gebeurt op basis van het formulier in opgenomen als bijlage 3 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst. 3. In ondernemingen met een syndicale delegatie waar geen bedrijfseigen opleidingsplan wordt gesloten voor 31 december 2001 kunnen de opleidingsdagen alleen in hoofde van de bedienden worden geglobaliseerd.Dit betekent dat de opleidingsdagen in een opeenvolgende periode van 4 dagen kunnen worden toegekend. De opleidingsdagen mogen niet overgedragen worden op andere bedienden. De bedrijven met een syndicale afvaardiging maar zonder bedrijfseigen opleidingsplan kunnen toetreden tot het suppletief opleidingsplan tegen uiterlijk 31 maart 2002 (formulier in bijlage 4). § 2. Ondernemingen zonder syndicale delegatie 1. Ondernemingen die reeds zijn toegetreden tot het suppletief opleidingsplan.Deze ondernemingen kunnen hun toetreding verlengen door een eenvoudige brief met vermelding van het volledige nummer van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid vóór 31 december 2001 te sturen naar het "Sociaal Fonds voor de bedienden van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden".

Deze ondernemingen kunnen de opleidingsdagen in hoofde van de bedienden globaliseren. De opleidingsdagen kunnen echter slechts ten belopen van 50 pct. van het totaal aantal opleidingsdagen worden geglobaliseerd over het geheel van het bediendepersoneel en dus overgedragen worden op andere bedienden. 2. Ondernemingen die nog niet zijn toegetreden.Deze ondernemingen zonder syndicale delegatie wordt de mogelijkheid geboden om toe te treden tot een suppletief opleidingsplan uitgewerkt door de raad van bestuur van "CEVORA" en opgenomen als bijlage 5 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze ondernemingen kunnen de opleidingsdagen in hoofde van de bedienden globaliseren. De opleidingsdagen kunnen echter slechts ten belope van de helft van het totaal aantal opleidingsdagen worden geglobaliseerd over het geheel van het bediendepersoneel en dus overgedragen worden op andere bedienden.

De ondernemingen zonder syndicale delegatie kunnen eveneens tot deze collectieve arbeidsovereenkomst toetreden door een schriftelijke verbintenis aan te gaan dat het recht op opleiding, zoals voorzien in artikel 7, zal gerealiseerd worden via "CEVORA"-opleidingen.

De ondernemingen zonder syndicale afvaardiging kunnen hun toetreding laten registreren bij het sociaal fonds uiterlijk per 31 december 2001, volgens het formulier opgenomen in bijlage 6 bij deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 10.De ondernemingen met een geregistreerd opleidingsplan of -verbintenis, genieten van een trekkingsrecht ten laste van "CEVORA" voor de ontwikkeling van hun opleidingsinitiatieven. De modaliteiten van dit trekkingsrecht werden vastgelegd door het sociaal fonds.

Art. 11.De ondertekenende sociale partners engageren zich ertoe voor 1 januari 2002 een onderzoek te wijden aan de vraag of en hoe de sanctie bij niet verlenen van opleidingsdagen, zoals voorzien in art. 8 in fine van deze collectieve arbeidsovereenkomst, kan omgevormd worden in een stelsel van financiële aanmoedigingen naar werkgever en werknemer. HOOFDSTUK IV. - Conventioneel brugpensioen

Art. 12.De leeftijd van het conventioneel brugpensioen wordt vastgesteld op 58 jaar.

Het conventioneel brugpensioen geldt enkel voor bedienden met een contract van onbepaalde duur.

Art. 13.De werkgever kan met ingang van 1 januari 2002 nog enkel een tegemoetkoming krijgen van het sociaal fonds voor de bruggepensioneerden waarbij de opzeg ingaat vanaf 1 januari 2002 en voor zover de opzeg wordt gegeven in het raam van een vertrek op brugpensioen vanaf 59 jaar. Er kan aanspraak gemaakt worden op de tegemoetkoming totdat de bruggepensioneerde de leeftijd van 60 jaar heeft bereikt.

De terugbetaling van de aanvullende vergoeding wordt beperkt tot het bedrag dat bepaald is in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van de regeling van een aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 januari 1975. HOOFDSTUK V. - Tijdskrediet

Art. 14.Bij toepassing van artikel 15, § 7, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 van 14 februari 2001, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking worden de werknemers, die beroep doen op het artikel 9, § 1, 1, van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77, en voor zover zij de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt, niet toegerekend op de drempel van 5 pct. voorzien in artikel 15, § 1, van bovenvermelde collectieve arbeidsovereenkomst.

De sociale partners engageren zich ertoe dat een bijkomende uitkering zal worden voorzien lastens het sociaal fonds en voor zover het 4/5 loon vermeerderd met de diverse vergoedingen uitgekeerd binnen het kader van het tijdskrediet de voltijdse nettobezoldiging niet overschrijdt.

Deze bepaling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002.

Art. 15.Bij toepassing van artikel 3, § 2, van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77 wordt de duur van uitoefening van het recht op tijdskrediet voor de werknemers die de leeftijd van 50 jaar niet hebben bereikt, verlengd tot 2 jaar.

Deze bepaling treedt in werking met ingang van 1 januari 2002. HOOFDSTUK VI. - Vorming en tewerkstelling

Art. 16.De partijen verbinden zich ertoe om in coherentie met de regionaal-communautaire initiatieven - onder meer door het afsluiten van convenanten - volgende doelstelling ter bevordering van de tewerkstelling en vorming van werkzoekenden te verwezenlijken : 1. aan 2000 werklozen behorende tot de risicogroepen wordt via "CEVORA" ofwel een opleiding/trajectbegeleiding of plaatsing aangeboden in het raam van de regionaal-communautaire of federale tewerkstellingsmaatregelen;2. aan 3 000 werkzoekenden wordt via "CEVORA" een specifiek een aanbod worden gericht om de knelpuntberoepen in de sector te kunnen invullen. HOOFDSTUK VII. - Financiering

Art. 17.Aan artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 1975; gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, houdende oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid genaamd "Sociaal Fonds" en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 7 mei 1975, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 4 juni 1975, gewijzigd en gecoördineerd bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 1997 betreffende de oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 oktober 1998 wordt een punt 10° toegevoegd dat luidt als volgt : « 10° het vergoeden van de bijkomende inspanningen ten laste van de werkgever ter invulling van de bepalingen van artikel 14 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001. »

Art. 18.In de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 1975 wordt artikel 12bis vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 12bis.De bijdrage van de werkgevers voor het "Sociaal Fonds" nodig voor zijn werking, wordt voor het 1ste kwartaal 2002 tot en met het 4de kwartaal 2003 bepaald op 0,30 pct. van de brutolonen van de bedienden van de ondernemingen. » HOOFDSTUK VIII. - Flexibiliteit

Art. 19.De bepalingen van het artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 september 1988, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor bedienden, betreffende de invoering van nieuwe arbeidsregelingen in de ondernemingen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 februari 1989, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 14 april 1989, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 2.Voor de nieuwe arbeidsregimes bedoeld in de hoofdstukken III en IV van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt door de partijen overeengekomen dat de nieuwe arbeidsregimes van toepassing zijn op zowel voltijdse als op deeltijdse bedienden. »

Art. 20.In het artikel 5 van de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 29 september 1988 wordt punt 5.1 - Zondagarbeid vervangen door de volgende bepalingen : « 5.1. Zondagarbeid In alle ondernemingen mag gedurende 6 zon- of feestdagen per kalenderjaar personeel worden tewerkgesteld; binnen deze grenzen mag elke individuele werknemer gedurende maximum 6 zon- of feestdagen per jaar worden tewerkgesteld, dit binnen de in de onderneming geldende regelen en bij ontstentenis ervan op vrijwillige basis.

Onverminderd de toepassing van de arbeidswet van 16 maart 1971 geeft de tewerkstelling op zon- en feestdag, in het raam van deze bepaling, enkel recht op compensatierust gelijk aan 50 pct. van de arbeidstijd gepresteerd op zon- of feestdag. De arbeidsregimes ingericht op basis van de mogelijkheden van de arbeidswet van 16 maart 1971 worden hierdoor niet geviseerd. » HOOFDSTUK IX. - Diverse bepalingen

Art. 21.De partijen komen overeen dat de studie inzake analytische functieclassificatie wordt verder gezet om te komen tot een actualisering van de in deze collectieve arbeidsovereenkomst voorziene criteria, eventueel aan te vullen met andere criteria; alsmede actualisering van de voorbeeldfuncties.

De ondertekenende partijen hebben de intentie deze studie tot een goed einde te brengen voor 31 december 2002.

Art. 22.De ondertekenende partijen zullen tijdens de duurtijd van de conventie een onderzoek wijden aan de mogelijkheden een tweede pensioenpijler in te voeren voor de bedienden van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, binnen het raam van nieuwe reglementering.

Art. 23.De vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden verbinden zich ertoe om, tijdens de geldigheidsduur van de collectieve arbeidsovereenkomst geen bijkomende eisen te stellen in het paritair comité en in de ondernemingen, met betrekking tot de in deze overeenkomst opgenomen materies.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage 1a bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 Schaal I Dit barema is van toepassing vanaf 1 juli 2001. Het staat tegenover de spilindex 106,70 - stabilisatieschijf 104,61 tot 108,83 (basis 1996 = 100).

Lonen aan 100 pct.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage 1b bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 Schaal II voor de bedienden die sinds 3 jaar in dezelfde onderneming in dezelfde "A.N.P.C.B." -categorie werkzaam zijn.

Dit barema is van toepassing vanaf 1 juli 2001. Het staat tegenover de spilindex 106,70 - stabilisatieschijf 104,61 tot 108,83 (basis 1996 = 100).

Lonen aan 100 pct.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage 2a bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 Schaal I Dit barema is van toepassing vanaf 1 januari 2002. Het staat tegenover de spilindex 106,70 - stabilisatieschijf 104,61 tot 108,83 (basis 1996 = 100).

Lonen aan 100 pct.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

Bijlage 2b bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 Schaal II voor de bedienden die sinds 3 jaar in dezelfde onderneming in dezelfde "A.N.P.C.B." -categorie werkzaam zijn.

Dit barema is van toepassing vanaf 1 januari 2002. Het staat tegenover de spilindex 106,70 - stabilisatieschijf 104,61 tot 108,83 (basis 1996 = 100).

Lonen aan 100 pct.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX Bijlage 3 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende de uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 22 december 2000 REGISTRATIEFORMULIER Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^