Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 november 2004
gepubliceerd op 18 februari 2005

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2004, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, tot uitvoering van artikel 8, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2004203055
pub.
18/02/2005
prom.
10/11/2004
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 NOVEMBER 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2004, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, tot uitvoering van artikel 8, § 2, van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het koetswerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2004, gesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk, tot uitvoering van artikel 8, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 november 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het koetswerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2004 Uitvoering van artikel 8, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel (Overeenkomst geregistreerd op 2 juni 2004 onder het nummer 71339/CO/149.02) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op arbeiders die worden of werden tewerkgesteld door werkgevers die onder het Paritair Subcomité vallen voor het koetswerk (P.S.C. 149.02) vallen, met uitzondering van de werkgevers die in overeenstemming met artikel 5 van het nationaal akkoord 2001 - 2002 afgesloten in het voormeld paritair subcomité op 7 mei 2001, er voor geopteerd hebben om de uitvoering van een pensioenstelsel zelf te organiseren. Onder "arbeiders" verstaat men : zowel de arbeiders als de arbeidsters.

Wordt het ondernemingspensioenstelsel dat van toepassing is bij een werkgever die in overeenstemming met artikel 5 van het nationaal akkoord 2001 - 2002 afgesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk op 7 mei 2001, er voor geopteerd heeft om de uitvoering van een pensioenstelsel zelf te organiseren, om de één of andere reden stopgezet, dan valt deze werkgever vanaf het tijdstip van de stopzetting wel onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK II. - Voorwerp

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel de effectieve instelling van de solidariteitstoezegging vanaf 1 januari 2004. HOOFDSTUK III Inhoud en financieringswijze van de solidariteitstoezegging

Art. 3.De precieze inhoud en financieringswijze van de solidariteitstoezegging wordt beschreven in het hierna bijgevoegde solidariteitsreglement, genomen in uitvoering van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002. Dit solidariteitsreglement maakt integraal deel uit van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK IV Inwerkingtreding en opzeggingsmogelijkheden

Art. 4.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2004 en is van onbepaalde duur.

Zij kan worden beëindigd mits opzegging van zes maanden en wordt betekend per aangetekend schrijven, gericht aan de voorzitter van het voormelde paritair subcomité.

Voorafgaandelijk aan de opzegging van de collectieve arbeidsovereenkomst moet het paritair subcomité de beslissing nemen om het sectoraal pensioenstelsel op te heffen. Deze beslissing tot opheffing is enkel geldig wanneer zij wordt genomen in overeenstemming met het bepaalde in artikel 10, § 1, 3° W.A.P. Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2004.

De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 april 2004, afgesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02) tot uitvoering van artikel 8, § 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel SECTORAAL PENSIOENREGLEMENT ter uitvoering van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 afgesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02) tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel Voorwerp

Artikel 1.Het hierna volgende solidariteitsreglement wordt afgesloten in uitvoering van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 afgesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02) tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel. Dit reglement bepaalt de rechten en de verplichtingen van de inrichter, van de werkgevers die behoren tot het ressort van het voormelde paritair subcomité, van de aangeslotenen en hun rechthebbenden, de aansluitingsvoorwaarden en de regels inzake de uitvoering van de solidariteitstoezegging.

In overeenstemming met artikel 10, § 1 van de W.A.P. (zie hierna artikel 2.15), strekt deze solidariteitstoezegging er mede toe het sectoraal pensioenstelsel te doen genieten van het bijzonder statuut vastgesteld door artikel 176[00b2], 4°bis van het wetboek van de met zegel gelijkgestelde taksen en door artikel 10 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot vrijwaring van het concurrentievermogen. Deze solidariteitstoezegging maakt een integrerend onderdeel uit van het sectoraal pensioenstelsel.

Art. 2.Begripsomschrijvingen 2.1. Solidariteitstoezegging De toezegging van de in dit solidariteitsreglement bepaalde prestaties door de inrichter (zie hierna 2.2) aan de aangeslotenen (zie hierna 2.7) en/of hun rechthebbenden. De solidariteitstoezegging dient beschouwd te worden als een aanvullende dekking of een bijkomend risico op de pensioentoezegging. 2.2. Inrichter Het fonds voor bestaanszekerheid van het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02). Het fonds werd overeenkomstig artikel 3, § 1, 5° van de W.A.P. (zie hierna 2.15) aangeduid via de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 door de representatieve organisaties van het voormelde paritair subcomité als invoerder van deze solidariteitsstelsel. 2.3. Toezichtscomité Comité binnen de solidariteitsinstelling (zie 2.9) dat voor de helft is samengesteld uit leden die het personeel vertegenwoordigen aan wie de huidige solidariteitstoezegging wordt gedaan en voor de andere helft uit werkgevers zoals bedoeld in 2.5. hierna. 2.4. Transparantieverslag Jaarlijks verslag opgesteld door de solidariteitsinstelling (zie 2.9) over het door haar gevoerde beheer van de solidariteitstoezegging. 2.5. Werkgevers De werkgevers zoals bedoeld in artikel 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002. Hieronder zijn eveneens de werkgevers begrepen die in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 (cfr. artikel 2.14) hebben geopteerd voor opting out. 2.6. Arbeid(st)er De persoon die in uitvoering van een arbeidsovereenkomst tot het hoofdzakelijk verrichten van handenarbeid is tewerkgesteld door een werkgever als bedoeld in artikel 2.5. 2.7. Aangeslotene De werknemer die behoort tot de categorie van personeel waarvoor de inrichter het sectoraal pensioenplan en dus onderhavige solidariteitstoezegging heeft ingevoerd en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het solidariteitsreglement voldoet. 2.8. Uittreding De beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden of pensionering, voorzover de werknemer geen nieuwe arbeidsovereenkomst heeft gesloten met een werkgever zoals bedoeld in 2.5. 2.9. Solidariteitsinstelling De rechtspersoon belast met de uitvoering van de solidariteitstoezegging, namelijk Sepia c.v.b.a., erkend door de CBFA onder nr. 1529, met maatschappelijke zetel te 1000 Brussel, Livingstonelaan 6. 2.10. Jaarbezoldiging Het jaarlijkse brutoloon van de aangeslotene waar op rijksdienst voor sociale zekerheid inhoudingen worden gedaan. 2.11. Solidariteitsfonds Het collectieve fonds dat bij de solidariteitsinstelling in het kader van deze solidariteitstoezegging, alsook van de respectievelijke solidariteitstoezeggingen gedaan in het kader van de sectorale pensioenstelsels van het Paritair Comité voor het garagebedrijf (P.C. 112) en van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel (P.S.C. 149.04), wordt gevormd en afgescheiden van diens overige activiteiten wordt beheerd. 2.12. Verzekeringsjaar De vervaldag van dit solidariteitsreglement wordt vastgesteld op 1 januari. Een verzekeringsjaar valt dan ook steeds samen met de tijdsspanne gelegen tussen 1 januari en de daaropvolgende 31 december. 2.13. Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 afgesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02) tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel (geregistreerd onder het nummer 63599/CO/149.02). 2.14. Pensioenreglement Het pensioenreglement genomen in uitvoering van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 afgesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02) tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel. 2.15. W.A.P. Wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid (Belgisch Staatsblad van 15 mei 2003, ed. 2, p. 26.407, err. Belgisch Staatsblad van 26 mei 2003). 2.16. Solidariteitsbesluit Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de solidariteitsprestaties verbonden met de sociale aanvullende pensioenstelsels (Belgisch Staatsblad van 14 november 2003, ed. 2, p. 55.263). 2.17. Financieringsbesluit Koninklijk besluit van 14 november 2003 tot vaststelling van de regels inzake de financiering en het beheer van de solidariteitstoezegging (Belgisch Staatsblad van 14 november 2003, ed. 2, p. 55.258). 2.18. CBFA De Commissie voor Bank-, Financie- en Assurantiewezen.

Gezien deze solidariteitstoezegging een integrerend onderdeel uitmaakt van het sectoraal pensioenstelsel, dienen de hierna in het reglement gehanteerde termen die niet zouden opgenomen zijn in de hiervoor vermelde begrippenlijst te worden opgevat in hun betekenis in het licht van de W.A.P.. Terzake kan eveneens worden verwezen naar de in het pensioenreglement opgenomen begrippenlijst (zie artikel 2 van het pensioenreglement).

Aansluiting

Art. 3.Het solidariteitsreglement is verplicht van toepassing op alle arbeiders die sinds 1 januari 2004 met de werkgevers verbonden zijn via een arbeidsovereenkomst ongeacht de aard.

Voormelde personen worden onmiddellijk aangesloten bij deze solidariteitstoezegging. De solidariteitsinstelling dekt de voormelde personen zodra ze door de inrichter schriftelijk in kennis gesteld is van hun indiensttreding en hun conformiteit met de aansluitingsvoorwaarden.

Art. 4.Verplichtingen van de inrichter en van de aangeslotenen 4.1. Verplichtingen van de inrichter De inrichter gaat tegenover alle aangeslotenen de verbintenis aan alles te doen wat voor de goede uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 vereist is. Hij zal op de in dit reglement gestelde vervaldagen alle sommen die hij verschuldigd is zonder verwijl aan de solidariteitsinstelling doen toekomen. Bovendien zal hij alle voor de uitvoering van de solidariteitsprestaties nodige of gewenste inlichtingen tijdig bezorgen. 4.1.1. Mededelingen te doen door de inrichter De solidariteitsinstelling is slechts tot uitvoering van zijn verplichtingen gehouden voor zover haar tijdens de duur van dit solidariteitsreglement - en buiten de gegevens haar meegedeeld in het kader van het pensioenluik - volgende gegevens meegedeeld werden : 1. per aangeslotene, het aantal dagen van economische werkloosheid zoals omschreven in artikel 5.1. hierna; 2. per aangeslotene, het aantal dagen van arbeidsongeschiktheid tengevolge van (beroeps)ziekte en/of (arbeids)ongeval zoals omschreven in artikel 5.2 hierna; 3. enige andere terzake doende gegevens zoals gevraagd door de solidariteitsinstelling. 4.1.2. Vragen om inlichtingen De inrichter verbindt er zich toe om ten voordele van de aangeslotenen een telefoonlijn open te stellen en te bemannen met een medewerker die op de hoogte is van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, van dit solidariteitsreglement en van andere in dit kader van belang zijnde elementen. Deze "helpdesk" staat ter beschikking van de aangeslotenen en de door de inrichter aangestelde persoon zal een vraag enkel doorspelen aan de solidariteitsinstelling, indien hij de bewuste vraag niet zelf kan beantwoorden. In uitzonderlijke gevallen, wanneer zulks het proces aanzienlijk kan versnellen en vergemakkelijken, heeft de medewerker de mogelijkheid de aangeslotene toe te laten rechtstreeks contact op te nemen met de solidariteitsinstelling. 4.2. Verplichtingen van de aangeslotenen.

De aangeslotene onderwerpt zich aan de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, van het pensioenreglement en van dit solidariteitsreglement. Deze documenten maken één geheel uit. Hij machtigt de inrichter de nodige verzekeringen af te sluiten in hoofde van elke aangeslotene.

De aangeslotene machtigt de inrichter, zowel ten tijde van zijn aansluiting als tijdens de duur daarvan, alle inlichtingen te verschaffen die voor het opmaken en voor de uitvoering van dit reglement vereist zijn. De aangeslotene maakt in voorkomend geval alle inlichtingen en bewijsstukken over aan de solidariteitsinstelling die nodig zijn om de solidariteitsinstelling in staat te stellen haar verplichtingen tegenover de aangeslotene of tegenover zijn rechthebbende(n) zonder uitstel na te komen.

Mocht de aangeslotene een hem door het solidariteitsreglement of door de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 opgelegde verbintenis niet nakomen, en mocht daardoor voor hem enig verlies van recht ontstaan, dan zullen de inrichter en de solidariteitsinstelling in dezelfde mate ontslagen zijn van hun verplichtingen tegenover hem in verband met de solidariteitsprestaties.

Gewaarborgde prestaties

Art. 5.In overeenstemming met artikel 43, § 1 van de W.A.P., zoals uitgevoerd door het solidariteitsbesluit, heeft deze solidariteitsreglement tot doel de hierna volgende solidariteitsprestaties te waarborgen.

Voor de uitvoering van de solidariteitsprestaties worden enkel de gegevens in aanmerking genomen die de inrichter verkrijgt via het intermediair van de Kruispuntbank van Sociale Zekerheid. Enige individuele aangiften van aangeslotenen zullen niet in aanmerking worden genomen. 5.1. Premievrijstelling gedurende periodes van economische werkloosheid Gedurende de periodes waarin de aangeslotene tijdelijk werkloos zou zijn in de zin van artikel 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (code type 71 in de gegevensstroom van de Kruispuntbank), wordt de opbouw van het pensioenluik tijdens de voormelde periodes verder gefinancierd door de solidariteitsinstelling op forfaitaire basis.

In dit kader zal per dag van economische werkloosheid zoals hiervoor beschreven in hoofde van de aangeslotene, een forfaitair bedrag van 0,30 EUR worden toegekend aan de individuele pensioenreserve van de bewuste aangeslotene.

De toepassing van de premievrijstelling geldt ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst en de arbeidsduur hierin bepaald. 5.2. Premievrijstelling gedurende periodes van arbeidsongeschiktheid tengevolg van (beroeps)ziekte en/of (arbeids)ongeval.

Gedurende de vergoede periodes van arbeidsongeschiktheid wegens ziekte of ongeval, en de periodes die worden gedekt door een tijdelijke arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een arbeidsongeval of een beroepsziekte, (code typen 10, 50, 60 of 61 in de gegevensstroom van de Kruispuntbank) waarmee een aangeslotene zich geconfronteerd ziet, wordt de financiering van de opbouw van het pensioenluik tijdens de voormelde periodes verder gefinancierd door de solidariteitsinstelling op forfaitaire basis.

In dit kader zal per dag dat de aangeslotene zich bevindt in één van de periodes zoals hiervoor beschreven, een forfaitair bedrag van 0,30 EUR worden toegekend aan de individuele pensioenreserve van de bewuste aangeslotene.

De toepassing van de premievrijstelling geldt ongeacht de aard van de arbeidsovereenkomst en de arbeidsduur hierin bepaald. 5.3. Rente-uitkering ingeval van overlijden Ingeval van overlijden van een aangeslotene wordt er door de solidariteitsinstelling aan de begunstigde(n) zoals aangeduid in het pensioenluik een vergoeding toegekend onder de vorm van een rente-uitkering. Het vestigingskapitaal ter financiering van de voormelde rente-uitkering bedraagt 1 000 EUR (winstdeling inbegrepen).

Dit kapitaal zal worden gebezigd ter vestiging van een niet-geïndexeerde levenslange rente op het hoofd van de begunstigde(n).

Indien evenwel het jaarbedrag van de rente - na de wettelijk verschuldigde fiscale en parafiscale inhoudingen - kleiner is dan 300 EUR, dan zal het netto-vestigingskapitaal worden uitbetaald.

Art. 6.Uitvoering van de gewaarborgde prestaties 6.1. Solidariteitsprestaties zoals beschreven in artikel 5.1. en 5.2.

De uitkeringen van de solidariteitsprestaties zoals beschreven in artikel 5.1. en 5.2. hiervoor, worden jaarlijks - dit binnen de twee maanden na de volledige oplevering van de jaarlijkse gegevens door de inrichter - gestort op de binnen de solidariteitsinstelling beheerde individuele polissen in kwestie. Deze storting heeft betrekking op de risico's die zich hebben voorgedaan tussen 1 januari en 31 december van het voorgaande jaar. Bij de toekenning wordt er rekening gehouden met een kapitalisatie van de solidariteitsprestaties aan een intrestvoet van 3,25 pct. alsof alle solidariteitsprestaties uit de beschouwde periode zouden betaald zijn op 1 juli van dat jaar.

In hoofde van de aangeslotenen wiens werkgever gekozen heeft voor opting out in uitvoering van artikel 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002, worden de gekapitaliseerde solidariteitsprestaties gestort aan de pensioeninstelling die het opting out plan beheert binnen de 5 dagen nadat de solidariteitsinstelling door de pensioeninstelling in kwestie, in kennis is gesteld van alle daartoe nodige gegevens. De solidariteitsinstelling neemt hiertoe contact op met de pensioeninstelling in kwestie ten laatste op 1 oktober van elk jaar.

De inrichter stelt hiertoe de solidariteitsinstelling jaarlijks een lijst van de werkgevers die gekozen hebben voor opting out, ter beschikking, en dit ten laatste per 1 september.

Is een aangeslotene die zich tijdens het afgelopen jaar bevond in een situatie zoals beschreven in artikel 5.1. of 5.2., tijdens dat jaar uitgetreden, dan zullen de solidariteitsprestaties zoals bedoeld in artikel 5.1. of 5.2. waarop de betrokkene recht heeft, worden verwerkt in het saldo dat hem in het kader van het pensioenluik zal worden toegekend. 6.2. Solidariteitsprestatie zoals beschreven in artikel 5.3.

Om tot de uitbetaling van de solidariteitsprestatie zoals beschreven in artikel 5.3. hiervoor te kunnen overgaan dient/dienen de begunstigde(n) dezelfde procedure te volgen als deze voorzien voor de uitbetaling van de voordelen bij overlijden in het kader van het pensioenluik.

Technische grondslagen

Art. 7.Voor de dekking van de solidariteitsprestaties zoals vermeld in artikel 5 hiervoor, sluit de inrichter een verzekeringsovereenkomst af met de solidariteitsinstelling. De solidariteitsinstelling onderschrijft terzake een resultaatsverbintenis. De solidariteitstoezegging wordt gefinancierd overeenkomstig de tariferingregels die door de solidariteitsinstelling gebruikt wordt voor de bewuste risico's, rekening houdende met de verplichtingen terzake voorzien in het financieringsbesluit.

Ter dekking van de solidariteitsprestaties zoals beschreven in : - artikel 5.1. en 5.2. wordt telkens een tijdelijke verzekering van een jaar onderschreven in hoofde van elke aangeslotene; - artikel 5.3 wordt een tijdelijke overlijdensverzekering onderschreven waarbij de solidariteitsinstelling op het hoofd van elke aangeslotene een vestigingskapitaal ter financiering van een rente-uitkering ingeval van een eventueel vroegtijdig overlijden verzekert.

Bijdragen

Art. 8.Alle vereiste uitgaven tot het waarborgen van de solidariteitspresataties vermeld in artikel 5 hiervoor vallen geheel ten laste van de inrichter. Deze bijdrage bedraagt per aangeslotene 0,05 pct. van diens jaarbezoldiging. De inrichter zal de globale bijdrage per maand aan de solidariteitsinstelling storten.

Solidariteitsfonds

Art. 9.In de schoot van de solidariteitsinstelling wordt een solidariteitsfonds ingericht, genaamd het SEFOCAM solidariteitsfonds.

De bijdragen voor de solidariteitstoezegging alsook de bijdragen gestort door de respectievelijke inrichters van de solidariteitstoezeggingen gedaan in het kader van de sectorale pensioenstelsels van het Paritair Comité voor het garagebedrijf (P.C. 112) en van het Paritair Subcomité voor de metaalhandel (P.S.C. 149.04) worden gestort in dit solidariteitsfonds. Het solidariteitsfonds wordt door de solidariteitsinstelling afzonderlijk van zijn overige activiteiten beheerd als een wiskundige inventarisreserve.

De solidariteitsinstelling verbindt er zich toe om bovenop de tariefgrondslagen, de gerealiseerde winst afkomstig uit de verzekeringen en de beleggingen in bepaalde hiervoor aangewezen activa, integraal als winstdeling te verdelen en toe te kennen. Deze activa worden van de andere activa van de solidariteitsinstelling afgezonderd en vormen bijgevolg een afgezonderd fonds. Evenwel zal het rendement van het fonds maar toegekend worden indien de verrichtingen van het fonds rendabel zijn.

Er wordt een inventaris bijgehouden die alle bestanddelen van het vermogen van het fonds bevat. Deze inventaris wordt opgemaakt voor elke dag waarop een wijziging van de samenstelling van het fonds plaatsheeft. Daarenboven zal er een winstdelingsreglement worden opgesteld.

De solidariteitsinstelling stelt een financieel jaarverslag op dat toelaat na te gaan of het gedeelte van de aan de overeenkomsten toegekende winsten en de uitgevoerde beleggingen aan de bepalingen van het winstdelingsreglement beantwoorden. Dit verslag wordt ter beschikking gesteld van het toezichtcomité.

Het solidariteitsfonds kan slechts worden gedebiteerd door betaling van verzekeringspremies die de betrokken risico's dekken en van de kosten verbonden aan deze solidariteitstoezeggingen.

Ingeval van liquidatie van een werkgever, zullen de gelden van het solidariteitsfonds die proportioneel slaan op de verplichtingen van die bepaalde werkgever, noch geheel noch gedeeltelijk worden teruggestort aan de inrichter. Deze gelden zullen daarentegen worden aangewend ter financiering van de solidariteitsprestaties ten gunste van de overige aangeslotenen.

Ingeval van stopzetting van het sectoraal pensioenplan, zullen de gelden van het fonds in geen geval noch volledig noch gedeeltelijk worden teruggestort aan de inrichter. Het zal daarentegen onder alle aangeslotenen die minstens één jaar aangesloten waren bij het sectoraal pensioenstelsel, beschouwd op het moment van de stopzetting ervan, worden verdeeld in verhouding met de verworven reserve waarover de betrokkenen beschikken in het kader van het pensioenstelsel, desgevallend aangevuld tot de minimumbedragen gewaarborgd in toepassing van artikel 24, § 2 van de W.A.P..

Geen enkele vergoeding of verlies van winstdelingen zal ten laste worden gelegd van de aangeslotenen of van de op het ogenblik van de overdracht verworven reserves worden afgetrokken.

Toezichtscomité

Art. 10.Er wordt binnen de solidariteitsinstelling een toezichtscomité opgericht dat voor de helft is samengesteld uit leden die het personeel vertegenwoordigen aan wie de huidige solidariteitstoezegging wordt gedaan en voor de andere helft uit werkgevers. Dit toezichtscomité ziet toe op de goede uitvoering van de solidariteitstoezegging door de solidariteitsinstelling en wordt door laatsgenoemde voorafgaandelijk geraadpleegd over : - de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten; - het rendement van de beleggingen; - de kostenstructuur; - in voorkomend geval, de winstdeling.

Transparantieverslag

Art. 11.Onder de naam "transparantieverslag" zal de solidariteitsinstelling jaarlijks een verslag opstellen over het door haar gevoerde beheer van de solidariteitstoezegging en dit - na raadpleging van het toezichtcomité - ter beschikking stellen van de inrichter die het op eenvoudig verzoek meedeelt aan de aangeslotenen.

Het verslag betreft de volgende elementen : - de beleggingsstrategie op lange en korte termijn en de mate waarin daarbij rekening wordt gehouden met sociale, ethische en leefmilieuaspecten; - het rendement van de beleggingen; - de kostenstructuur; - in voorkomend geval, de winstdeling.

Informatieverstrekking aan de aangeslotenen

Art. 12.De solidariteitsinstelling zal ten minste eenmaal per jaar aan de aangeslotenen meedelen op welke solidariteitsprestaties zij voor wat betreft het bewuste verzekeringsjaar recht hebben. Deze gegevens worden geïncorporeerd op de pensioenfiche die de solidariteitsinstelling (die tevens de pensioeninstelling is) jaarlijks - in uitvoering van artikel 17 van het pensioenreglement - aan de aangeslotenen dient te bezorgen.

De tekst van dit solidariteitsreglement zal door de inrichter ter beschikking worden gesteld aan de aangeslotenen op diens eenvoudig verzoek.

Fiscaliteit

Art. 13.Deze solidariteitstoezegging wordt door de solidariteitsinstelling op een gedifferentieerde wijze beheerd zodat voor elke aangeslotene of diens rechthebbende(n) de toepassing van het specifieke regime inzake inkomstenbelastingen en met het zegel gelijkgestelde taksen gewaarborgd is, zowel inzake de behandeling van de bijdragen als van de prestaties.

Het pensioen dat - in voorkomend geval - uit de toepassing van deze solidariteitstoezegging voortvloeit, winstdelingen inbegrepen, verhoogd met het wettelijk pensioen dat geschat wordt in functie van het aantal jaren dienst bij een werkgever of elders, mag in geen geval 80 pct. overschrijden van de laatste normale bruto jaarbezoldiging van de aangeslotene, vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller het aantal werkelijk gepresteerde jaren bij de werkgever of elders is en de noemer het aantal jaren van de normale duurtijd van de beroepsactiviteit die vastgesteld wordt op 40 jaar.

De laatste normale bruto jaarbezoldiging is de bruto jaarbezoldiging die, gelet op de vorige bezoldigingen van de aangeslotene, als normaal kan worden beschouwd en die hem betaald of toegekend werd gedurende het laatste jaar voor zijn oppensioenstelling waarin hij een normale beroepsactiviteit heeft uitgeoefend.

Wijzigingsrecht

Art. 14.Dit solidariteitsreglement wordt afgesloten in uitvoering van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 en is er dan ook onlosmakelijk mee verbonden.

Bijgevolg zal dit solidariteitsreglement worden gewijzigd en zelfs worden stopgezet indien en in de mate dat de collectieve arbeidsovereenkomst wordt gewijzigd of stopgezet. Er wordt een uitzondering voorzien voor de bepaling van het bedrag van de forfaits zoals bepaald in artikel 5.1. en 5.2., alsook voor het bedrag van het vestigingskapitaal van de rente-uitkering bij overlijden zoals voorzien in artikel 5.3. Deze bedragen kunnen door de inrichter worden gewijzigd zonder te moeten overgaan tot een wijziging van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002.

In voorkomend geval licht de inrichter de aangeslotenen, alsook de CBFA in over de wijziging van solidariteitsinstelling.

Niet-betaling van de bijdragen

Art. 15.Alle bijdragen die in uitvoering van onderhavig solidariteitsreglement (met inbegrip van de beheersovereenkomst zoals afgesloten tussen de solidariteitsinstelling en de inrichter ter explicitering van de dienstverlening van de solidariteitsinstelling) verschuldigd zijn of zullen worden, dienen door de inrichter voldaan op de gestelde vervaldagen. Zij maken één geheel uit voor alle verzekerde risico's en voor alle aangeslotenen. Bij niet betaling van bijdragen door de inrichter, zal deze door de solidariteitsinstelling door middel van een aangetekend schrijven in gebreke gesteld worden.

Deze ingebrekestelling, die de inrichter aanmaant tot betaling en hem op de gevolgen van de niet-betaling wijst, wordt ten vroegste 30 dagen na de vervaldag van de onbetaalde bijdrage verzonden. Indien, om welke reden ook, deze ingebrekestelling niet zou zijn verzonden aan de inrichter, dan zal iedere aangeslotene uiterlijk drie maanden na de vervaldag van de niet-betaalde bijdragen op de hoogte gebracht worden.

Indien de bijdragebetaling wordt stopgezet voor het geheel van de contracten van het sectoraal pensioenstelsel, vervalt het recht van de aangeslotenen op enige uitbetaling in het kader van de solidariteitsprestaties. In dit geval zijn de modaliteiten van het laatste lid van artikel 9 van dit solidariteitsreglement van toepassing.

De bescherming van de persoonlijke levenssfeer

Art. 16.De partijen verbinden zich ertoe de wetgeving tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer te eerbiedigen. Zij zullen de persoonsgegevens waarvan zij in kennis gesteld worden in het kader van de huidige overeenkomst slechts mogen verwerken in overeenstemming met het voorwerp van deze overeenkomst. De partijen verbinden zich ertoe om de gegevens bij te werken, te verbeteren, alsook de onjuiste of overbodige gegevens te verwijderen.

Zij zullen de gepaste technische en organisatorische maatregelen treffen die nodig zijn voor de bescherming van de persoonsgegevens tegen toevallige of ongeoorloofde vernietiging, het toevallig verlies, de wijziging van of de toegang tot, en iedere andere niet toegelaten verwerking van persoonsgegevens.

Voor wat betreft de gegevens betreffende de gezondheid en de "gevoelige" gegevens in de zin van de wet van 8 december 1992 op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, wijzen partijen de categorieën van personen aan die deze gegevens kunnen verwerken, waarbij de hoedanigheid van deze personen ten opzichte van de verwerking van de betrokken gegevens nauwkeurig wordt omschreven.

Partijen zullen een lijst van de aldus aangewezen personen ter beschikking houden van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer en zullen ervoor zorgen dat de aangewezen personen door een wettelijke, statutaire of evenwaardige contractuele bepaling ertoe gehouden zijn het vertrouwelijk karakter van de betrokken gegevens in acht te nemen.

Partijen zullen de nodige middelen aanwenden ter eerbiediging van de onder dit artikel aangegane verbintenissen derwijze dat ieder gebruik voor andere doeleinden of door andere personen dan deze die bevoegd zijn om de gevoelige gegevens en de gegevens betreffende de gezondheid te verwerken, uitgesloten is. Aangezien de inbreuken op de wetgeving ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer eveneens personen kan treffen die geen partij zijn bij de huidige overeenkomst, maar die de aansprakelijkheid van een van de partijen kunnen inroepen, zal de andere partij de aldus aangesproken partij vrijwaren tegen vorderingen gebaseerd op een inbreuk op deze wetgeving.

Verplichtingen ten opzichte van de CBFA

Art. 17.De solidariteitsinstelling stelt op het einde van ieder boekjaar een resultatenrekening op, evenals een balans met activa en passiva van het solidariteitsfonds en zendt die stukken binnen de maand na hun goedkeuring aan de CBFA. De activa van het solidariteitsfonds moeten worden belegd en geëvalueerd overeenkomstig de regels van toepassing op de dekkingswaarden van de voorzorgsinstellingen in uitvoering van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen.

Een gedetailleerde staat van die waarden zal samen met de balans vermeld in het eerste lid, worden toegezonden aan de CBFA. De solidariteitsinstelling duidt een actuaris aan die voldoet aan de voorwaarden vastgelegd in het koninklijk besluit van 22 november 1994 houdende uitvoering van artikel 40bis van de voormelde wet van 9 juli 1975 met betrekking tot het bepalen van de voorwaarden waaraan actuarissen moeten voldoen.

De aangeduide actuaris brengt jaarlijks advies uit over de financiering evenals over de resultatenrekening en de balans zoals bedoeld in het eerste lid. Dat advies bevat ook zijn oordeel over de toeslagen. Het advies wordt toegezonden aan het toezichtscomité.

Herstelplan

Art. 18.Ingeval van een tekort moet de inrichter een plan aan de CBFA voorleggen waarin hij de maatregelen preciseert om het evenwicht te herstellen. Deze maatregelen kunnen bijvoorbeeld een bijkomende storting inhouden of een verlaging van de prestaties.

Dit herstelplan dient aan de CBFA te worden opgestuurd binnen de door de CBFA gestelde termijn. Indien uit het daaropvolgende jaarlijkse advies van de aangewezen actuaris blijkt dat dit herstelplan niet geleid heeft tot het financieel evenwicht van het solidariteitsfonds, dan zal de inrichter een nieuw herstelplan voorstellen. Ook het nieuwe herstelplan zal aan de CBFA worden opgestuurd binnen de door de CBFA gestelde termijn.

Indien uit het daaropvolgende jaarlijkse advies van de aangewezen actuaris blijkt dat ook het nieuwe herstelplan niet geleid heeft tot het financieel evenwicht van het solidariteitsfonds, dan zal de inrichter aan de CBFA verzoeken om een herstelplan op te leggen.

Ingeval van een eventuele vereffening van het solidariteitsfonds zijn de modaliteiten van het laatste lid van artikel 9 van dit solidariteitsreglement van toepassing.

Aanvang

Art. 19.Dit solidariteitsreglement vangt aan 1 januari 2004 en wordt voor onbepaalde duur aangegaan. Haar bestaan is echter gekoppeld aan het bestaan van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 juli 2002 afgesloten in het Paritair Subcomité voor het koetswerk (P.S.C. 149.02) tot invoering van een sectoraal pensioenstelsel.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 november 2004.

De Minister van Werk, Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE

^