Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 10 oktober 2012
gepubliceerd op 05 november 2012

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, tot invoering van een tweede pensioenpijler volgens het systeem van vaste bijdrage

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2012012009
pub.
05/11/2012
prom.
10/10/2012
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 OKTOBER 2012. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, tot invoering van een tweede pensioenpijler volgens het systeem van vaste bijdrage (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, tot invoering van een tweede pensioenpijler volgens het systeem van vaste bijdrage.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 10 oktober 2012.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel Collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 2011 Invoering van een tweede pensioenpijler volgens het systeem van vaste bijdrage (Overeenkomst geregistreerd op 17 maart 2011 onder de nummer 103505/CO/117)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en de werklieden van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel ressorteren, in dienst getreden na 31 maart 2010.

Onder "werklieden" verstaat men : de werklieden en de werksters; eveneens gebruikt en met een zelfde betekenis in deze overeenkomst zijn de termen arbeiders (waarbij ook bedoeld wordt arbeidsters) of werknemers (waarbij ook bedoeld wordt werkneemsters).

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft tot doel de invoering van een tweede pensioenpijler voor de werklieden die na 31 maart 2010 in dienst treden.

Art. 3.De rechten en verplichtingen van werkgevers en werknemers worden opgenomen in het kaderreglement in bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Dit kaderreglement bevat de minimale aspecten, die minstens en voor elk onderdeel afzonderlijk geëerbiedigd moeten worden.

Art. 4.§ 1. De werkgevers die op 1 april 2010 gebonden zijn door deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen per individueel gewoon schrijven of elektronisch bericht gericht aan de voorzitter van het paritair comité, hun toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst bevestigen, en dit binnen een termijn van 6 maanden na publicatie van het koninklijk besluit ter bekrachtiging van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 2. De werkgevers die vanaf een later tijdstip dan 1 april 2010 gebonden zijn door deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen per individueel gewoon schrijven of elektronisch bericht gericht aan de voorzitter van het paritair comité, hun toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst bevestigen binnen een termijn van 6 maanden na indiensttreding van hun eerste arbeider die valt onder het toepassingsgebied van deze collectieve arbeidsovereenkomst, maar niet eerder dan de termijn van § 1. § 3. Alle werkgevers gebonden door deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen per individueel gewoon schrijven of elektronisch bericht gericht aan de voorzitter van het paritair comité, hun toepassing van een wijziging van deze collectieve arbeidsovereenkomst bevestigen, en dit binnen een termijn van 6 maanden na publicatie van het koninklijk besluit ter bekrachtiging van deze gewijzigde collectieve arbeidsovereenkomst. § 4. De voorzitter deelt de lijst van de werkgevers aan het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel.

Art. 5.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 april 2010 en is van onbepaalde duur.

Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van zes maanden, betekend bij aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het paritair comité.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 oktober 2012.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 2011, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel, tot invoering van een tweede pensioenpijler volgens het systeem van vaste bijdrage Kaderreglement tweede pensioenpijler petroleumsector 1. Voorwerp Dit kaderreglement wordt opgesteld in uitvoering van de collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in het Paritair Comité voor de petroleumnijverheid en -handel op 17 februari 2011. Iedere onderneming die ressorteert onder het toepassingsgebied van de hiervoor vermelde collectieve arbeidsovereenkomst zal ten gunste van de werklieden op wie de collectieve arbeidsovereenkomst van toepassing is, minstens een aanvullend pensioenstelsel voorzien dat beschreven wordt in dit kaderreglement.

De pensioentoezegging die in dit kaderreglement bepaald wordt, is van het type vaste bijdrage, en heeft tot doel om een aanvullend pensioen samen te stellen, die aan de aangeslotene of in geval de aangeslotene overlijdt vóór de voorziene einddatum bepaald in artikel 5.1 aan zijn rechthebbenden uitgekeerd wordt.

Dit kaderreglement bepaalt de rechten en verplichtingen van de onderneming, de pensioeninstelling, de aangeslotenen en hun rechthebbenden, en de voorwaarden waaronder deze rechten uitgeoefend kunnen worden. 2. Begripsomschrijvingen In dit kaderreglement worden een aantal begrippen gebruikt, die de volgende betekenis hebben : Onderneming De onderneming die valt binnen het toepassingsgebied van de sectorale collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité 117 voor de petroleumnijverheid en -handel voor de petroleumnijverheid en -handel op 17 februari 2011. Arbeider Een lid van de werklieden op wie de collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Comité 117 voor de petroleumnijverheid en -handel op 17 februari 2011 van toepassing is.

Met het begrip "arbeider" wordt zowel een man als een vrouw bedoeld.

Aangeslotene 1. De arbeider waarvoor de onderneming een pensioenstelsel heeft ingevoerd, en die aan de aansluitingsvoorwaarden van het pensioenreglement voldoet;2. Het gewezen personeelslid dat nog steeds actuele of uitgestelde rechten geniet overeenkomstig het pensioenreglement. Pensioenreglement Het pensioenreglement dat wordt vastgesteld door de onderneming. Het bevat dit kaderreglement en de specifieke bepalingen voor de onderneming, onder meer de ingangsdatum.

Pensioeninstelling De verzekeringsmaatschappij met wie de onderneming een groepsverzekering sloot, of de instelling voor bedrijfspensioenvoorziening (pensioenfonds) met wie de onderneming een beheersovereenkomst sloot, en die de pensioentoezegging die in het kaderreglement beschreven wordt, uitvoert.

Verworven reserve Met verworven reserve wordt de reserve waarop de aangeslotene op een bepaald ogenblik recht heeft overeenkomstig dit kaderreglement bedoeld.

Verworven prestatie Met verworven prestatie wordt de prestatie waarop de aangeslotene aanspraak kan maken overeenkomstig het pensioenreglement indien hij bij zijn uittreding zijn verworven reserve bij de pensioeninstelling laat, bedoeld. 3. Aansluiting aan de pensioentoezegging die in het pensioenreglement beschreven wordt Elke arbeider die na 31 maart 2010 in dienst treedt met een arbeidsovereenkomst wordt verplicht aangesloten. Worden evenwel uitgesloten : - de personeelsleden met vakantie-, studenten- en IBO-contracten (individuele beroepsopleiding); - de personeelsleden met een arbeidsovereenkomst die gesloten werd in het kader van een speciaal door of met steun van de overheid gevoerd opleidings-, arbeidsinpassings- en omscholingsprogramma of een gelijkaardig door het vormingsfonds petroleum erkend programma; - de personeelsleden met een contract van interimarbeid.

De aangeslotene aanvaardt het pensioenreglement, en machtigt de onderneming om aan de pensioeninstelling alle inlichtingen en bewijsstukken over te maken die nodig zijn voor de goede uitvoering van dit reglement.

De aangeslotene zal alle ontbrekende inlichtingen en bewijsstukken die nodig zijn opdat de pensioeninstelling zijn verplichtingen tegenover de aangeslotene of zijn rechthebbenden kan uitvoeren, op eenvoudige vraag overmaken. Zolang de aangeslotenen deze inlichtingen of bewijsstukken niet overmaakt, zullen de onderneming en de pensioeninstelling hun verplichtingen tegenover de aangeslotene met betrekking tot het aanvullend pensioen dat in dit reglement beschreven wordt niet kunnen uitvoeren. Er kan in dat geval geen sprake zijn van enige vorm van vergoeding of verwijlintrest voor een gebeurlijke late uitbetaling van rechten. 4. De pensioentoelage en hoe ze aangewend wordt 4.1. Het bedrag van de pensioentoelage De uitkeringen bij pensionering en in geval van vroegtijdig overlijden vóór de einddatum bepaald in artikel 5.1, worden gefinancierd door halfjaarlijks betaalbare pensioentoelagen die door de onderneming ten gunste van de aangeslotene aan de pensioeninstelling gestort worden op het einde van ieder semester, zijnde op 1 april en 1 oktober van elk jaar, en voor de eerste maal op 1 oktober 2011.

Het jaarbedrag van de netto pensioentoelage bedraagt 230 EUR voor een voltijds tewerkgestelde arbeider.

Op 1 april 2011 wordt voor elke voltijds tewerkgestelde arbeider die tussen 31 maart 2010 en 1 april 2011 in dienst trad bij een onderneming, ter dekking van de twee sinds 1 april 2010 verlopen semesters, een éénmalige netto toelage gestort die gelijk is aan 231,87 EUR. Eventuele beheerskosten en -toeslagen, vergoedingen voor tussenpersonen, premietaksen, sociale bijdragen of andere toeslagen komen in meerdering van dit netto bedrag en zijn ten laste van de onderneming.

Bij in en uit dienst treden van een arbeider zal voor het betrokken semester een prorata toegepast worden in functie van de reële tewerkstelling in verhouding tot de normale tewerkstelling.

Voor een deeltijds tewerkgestelde arbeider wordt het bedrag van de toelage verminderd in verhouding tot de tewerkstellingsduur ten overstaan van een normale voltijdse tewerkstelling.

Bij het berekenen van de pensioentoelage zullen een aantal perioden gelijkgesteld worden met verrichte prestaties. Het betreft perioden binnen de arbeidsovereenkomst waarbij een uitkering ontvangen wordt vanuit de sociale zekerheid of de arbeidsongevallenverzekeraar, en dit voor een aaneengesloten periode van maximaal 3 jaar. 4.2. De aanwending van de pensioentoelage De pensioentoelage wordt voor iedere aangeslotene op een individuele pensioenrekening gestort.

De oprenting gebeurt : - vanaf het ogenblik waarop de pensioentoelage verschuldigd werd; - tot op de eerste dag van de maand waarin de uitbetaling van het aanvullend pensioen moet gebeuren; - of tot op de eerste dag van de maand waarin de aangeslotene overlijdt. 4.3. Het rendement De pensioenrekening ontvangt jaarlijks een door de pensioeninstelling toegekend rendement.

Bij uit dienst treden of bij de uitbetaling naar aanleiding van het overlijden of het pensioen zal het uitgekeerde bedrag gebaseerd zijn op een rendement dat minstens gelijk is aan het rendement dat vereist is in uitvoering van artikel 24 van de wet van 28 april 2003Relevante gevonden documenten type wet prom. 28/04/2003 pub. 15/05/2003 numac 2003022481 bron federale overheidsdienst sociale zekerheid Wet betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid sluiten betreffende de aanvullende pensioenen. Indien nodig zal de onderneming een bijkomende toelage storten. 5. Uitkering op de einddatum 5.1. De normale einddatum De einddatum waarop het bedrag dat op de pensioenrekening opgebouwd werd opeisbaar is en kan omgezet worden in een rente, wordt vastgesteld op de eerste dag van de maand die volgt op de 65e verjaardag van de aangeslotene. 5.2. Blijven werken na 65 jaar Indien de aangeslotene in dienst is na de normale einddatum van 65 jaar, blijft de pensioentoelage verschuldigd zo lang hij in dienst blijft, en er wordt een nieuwe einddatum vastgesteld door de eerdere einddatum telkens met één jaar te verlengen.

De aangeslotene zal dan de uitkering van zijn pensioenrekening bekomen : - wanneer hij zijn wettelijk pensioen opneemt; - of wanneer zijn arbeidsovereenkomst met de onderneming beëindigd wordt. 5.3. Vervroegde uitkering De aangeslotene kan de vervoegde uitkering van de pensioenrechten ten vroegste bekomen : - vanaf de leeftijd van 60 jaar; - voor zover hij op dat ogenblik al geniet van een wettelijk pensioen.

De vervroegde uitkering brengt het verval van het recht op een uitkering bij overlijden vóór de einddatum mee. 6. Uitkering in geval van overlijden vóór de einddatum Wanneer een aangeslotene overlijdt, heeft de begunstigde recht op de op het ogenblik van het overlijden opgebouwde waarde op de individuele pensioenrekening. Indien die opgebouwde waarde lager is dan 6.500 EUR zal de onderneming een bijkomende tijdelijke verzekering sluiten. De onderneming draagt de kost van deze tijdelijke verzekering. Het bedrag van de op de individuele rekening opgebouwde waarde, en het verzekerd bedrag van de aanvullende verzekering zullen samen een uitkering bij overlijden vóór de einddatum van minstens 6.500 EUR waarborgen. 7. Verworven rechten van de aangeslotene op de reserves De reserves die opgebouwd zijn op de individuele rekeningen, zijn verworven door de aangeslotene. Een aangeslotene die de vereffening van zijn verzekerde bedragen heeft verkregen en die opnieuw in dienst genomen wordt van de onderneming, wordt als een nieuwe aangeslotene beschouwd.

Een aangeslotene die ervoor gekozen heeft zijn verworven reserves over te dragen naar een andere pensioeninstelling en die opnieuw in dienst komt van de onderneming, wordt eveneens als een nieuwe aangeslotene beschouwd. 8. De manier van uitkeren De aangeslotene of de begunstigde(n) worden verondersteld te kiezen voor de uitkering in de vorm van een kapitaal. De begunstigde(n) kan (kunnen) evenwel vragen om het kapitaal dat aan hem(n) toekomt, om te vormen in een lijfrente. Een keuze voor een vereffening als lijfrente moet uiterlijk een maand vóór de datum waarop de uitkering aanvangt schriftelijk door de begunstigde aan de pensioeninstelling meegedeeld worden.

Het pensioenreglement regelt de omzettingsmodaliteiten van het kapitaal naar een lijfrente.

De renten worden in maandelijkse delen betaald op de laatste dag van elke maand, tot en met de laatste vervaldag die voorafgaat aan het overlijden van de begunstigde(n).

Wanneer het jaarlijks bedrag van de rente bij de aanvang ervan minder dan of gelijk aan 500 EUR bedraagt, wordt het kapitaal uitbetaald.

Wanneer het jaarbedrag van de rente gelegen is tussen 500 en 800,01 EUR, dan wordt ze niet maandelijks betaald, maar in vier gelijke delen op het einde van ieder trimester. De in dit artikel vermelde bedragen worden geïndexeerd volgens de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 02/08/1971 pub. 20/02/2009 numac 2009000070 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist geïndexeerd worden, met als basis 1 januari 2004. 9. Begunstigden 9.1. De begunstigde van de uitkering op de einddatum Indien de aangeslotene in leven is op de einddatum, wordt het kapitaal uitgekeerd aan de aangeslotene zelf. 9.2. De begunstigde van de uitkering bij overlijden vóór de einddatum Indien de aangeslotene overlijdt vóór de einddatum, wordt de voorziene uitkering bij overlijden uitgekeerd aan de begunstigde(n) op basis van de volgende voorrangsorde : - De echtgeno(o)t(e) van de aangeslotene voor zo ver die niet gerechtelijk van tafel en bed of feitelijk gescheiden is, of die zich niet in aanleg tot scheiding van tafel en bed of echtscheiding bevindt. De echtgenoten worden geacht feitelijk gescheiden te zijn wanneer uit de bevolkingsregisters blijkt dat zij een verschillende woonplaats hebben; - Bij ontstentenis, de persoon die wettelijk samenwoont met de aangeslotene in de zin van artikelen 1475 tot 1479 van het Burgerlijk Wetboek, en die geen bloedverwant is van de aangeslotene; - Bij ontstentenis de kinderen van de aangeslotene, of bij plaatsvervulling, hun nakomelingen. Indien er meerdere kinderen zijn, wordt het voorziene kapitaal in gelijke delen onder hen verdeeld.

Het pensioenreglement kan deze rangorde aanvullen, zonder dat aan de bovenstaande rangorde afbreuk kan gedaan worden. Indien het pensioenreglement dergelijke specifieke rangorde niet voorziet, zal de volgende aanvulling van de volgorde gelden : - Bij ontstentenis de door de aangeslotene per aangetekend schrijven aangeduide perso(o)n(en), waarbij de laatst verstuurde aangetekende brief rechtsgeldig is; - Bij ontstentenis de ouders van de aangeslotenen. Bij overlijden van één van hen komt het kapitaal toe aan de langstlevende; - Bij ontstentenis de broers en zusters van de aangeslotene; bij plaatsvervulling hun kinderen; - Bij ontstentenis de wettelijke erfgenamen van de aangeslotene, met uitsluiting van de Staat; - Bij ontstentenis het solidariteitsfonds als het om een groepsverzekering gaat, of het pensioenfonds. 10. Gevolgen van het niet betalen van de pensioentoelagen De onderneming zal de verschuldigde pensioentoelagen aan de pensioeninstelling overmaken. Wanneer de onderneming de pensioentoelage niet betaalde, dient de pensioeninstelling de onderneming in gebreke te stellen. Wanneer de pensioentoelage onbetaald blijft, worden de pensioenrekeningen premievrij gemaakt op basis van de wel betaalde pensioentoelagen, nadat de aangeslotenen verwittigd werden van de betalingsachterstand.

De premievrijmaking ontslaat de onderneming geenszins van de betaling van de achterstallige toelagen.

De pensioeninstelling zal iedere aangeslotene uiterlijk binnen de 3 maanden volgend op de datum waarop zij kennis kreeg van de betalingsachterstand door middel van een op zijn persoonlijk adres gestuurde brief op de hoogte brengen.

De pensioeninstelling zal de voorzitter van het paritair comité op de hoogte brengen van de premievrijmaking. 11. Verplichtingen van de onderneming De onderneming zal alle vereiste gegevens voor de uitvoering van het pensioenstelsel aan de pensioeninstelling overmaken.De verplichtingen van de pensioeninstelling worden gevestigd op basis van de overgedragen gegevens. 12. Wijziging van dit kaderreglement Dit kaderreglement kan gewijzigd worden door middel van een collectieve arbeidsovereenkomst die in het Paritair Comité 117 voor de petroleumnijverheid en -handel gesloten wordt. Het wordt stopgezet wanneer de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 februari 2011 waarmee het kaderreglement ingevoerd werd, beëindigd wordt. 13. Geschillen en toepasselijk recht Het Belgische recht is van toepassing op dit kaderreglement en op de pensioenstelsels die in toepassing daarvan worden ingesteld. Gebeurlijke geschillen tussen de partijen in verband ermee behoren tot de bevoegdheid van de Belgische rechtbanken.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 10 oktober 2012.

De Minister van Werk, Mevr. M. DE CONINCK

^