Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 april 1999
gepubliceerd op 20 april 1999

Koninklijk besluit tot bepaling van de modaliteiten inzake het creëren en de werking van de hulpverleningszones

bron
ministerie van binnenlandse zaken
numac
1999000257
pub.
20/04/1999
prom.
11/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/11/1999000257/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 APRIL 1999. - Koninklijk besluit tot bepaling van de modaliteiten inzake het creëren en de werking van de hulpverleningszones


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, inzonderheid op artikel 10bis, ingevoegd bij de wet van 28 februari 1999;

Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op 17 februari 1999;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 23 februari 1999;

Gelet op het protocol nr. 99/02 van 26 februari 1999 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat vanaf 1999 het begrotingskrediet voor de subsidiëring van brandweermaterieel jaarlijks met 100 miljoen frank wordt verhoogd op voorwaarde dat er zou gestart worden met de vorming van intergemeentelijke brandweerzones om een efficiëntere besteding van de beschikbare financiële middelen te bekomen; dat daartoe een wetgevend initiatief werd genomen dat resulteerde in de wet van 28 februari 1999 tot wijziging van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming, goedgekeurd door de Kamer van Volksvertegenwoordigers op datum van 28 januari 1999, wet die eerstdaags in het Belgisch Staatsblad wordt gepubliceerd; dat voor de realisatie van deze wet en voor de verdeling van de beschikbare kredieten 1999 via het nieuwe systeem van de zones het evenwel dringend noodzakelijk is dat deze zones kunnen opgestart worden en dat daartoe dus eerst dit uitvoeringsbesluit gepubliceerd dient te worden; dat daarenboven, vooraleer de zones effectief werkzaam zullen zijn nog een ganse procedure gevolgd dient te worden, zoals bepaald in dit besluit; dat het bijgevolg onverwijld noodzakelijk en verantwoord is om de hoogdringendheid in te roepen;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 16 maart 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Staatssecretaris voor Veiligheid, toegevoegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit, wordt met de term « gemeente » ook een brandweerintercommunale en de Brusselse Hoofdstedelijke dienst voor brandweer en dringende medische hulp bedoeld.

De bevoegdheden toegewezen door onderhavig besluit aan de burgemeester en aan de gemeenteraad worden dan uitgeoefend door de bevoegde organen van de intercommunale of het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. HOOFDSTUK II. - De oprichting van de hulpverleningszones

Art. 2.Elke hulpverleningszone moet bestaan uit minstens één brandweerdienst die tot de klasse X, Y of Z behoort, zoals bepaald in artikel 12 van het koninklijk besluit van 8 november 1967 houdende, voor de vredestijd, organisatie van de gemeentelijke en gewestelijke brandweerdiensten en coördinatie van de hulpverlening in geval van brand.

Art. 3.§ 1. Voor de oprichting van de hulpverleningszones raadpleegt de Provinciegouverneur de burgemeesters van de gemeenten van zijn provincie en de officieren-dienstchefs van de betrokken brandweerdiensten, evenals de Brandweerinspectie die opgericht is door artikel 9 van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming. § 2. Na afloop van deze raadplegingen, stelt de Provinciegouverneur een voorstel op voor de oprichting van hulpverleningszones, dat hij voor advies bezorgt aan de gemeenteraden van de gemeenten van zijn provincie. Bij gebrek aan een advies binnen een termijn van 60 dagen, wordt het advies als gunstig beschouwd.

Art. 4.§ 1. De Provinciegouverneur bezorgt zijn definitief voorstel aan de Minister die Binnenlandse Zaken in zijn bevoegdheden heeft. § 2. Wanneer een hulpverleningszone zich uitstrekt over het grondgebied van meer dan één provincie, gaat het voorstel uit van de betrokken Gouverneurs. Als er geen overeenstemming wordt bereikt, neemt de Minister die Binnenlandse Zaken in zijn bevoegdheden heeft, de beslissing op verzoek van één van die gouverneurs.

Art. 5.Een gemeente kan op eigen initiatief de vraag richten tot de Gouverneur een hulpverleningszone op te richten. In dat geval maakt de Gouverneur gebruik van de procedure bedoeld in de artikelen 3 en 4.

Art. 6.De Minister die Binnenlandse Zaken in zijn bevoegdheden heeft, bepaalt de geografische uitgestrektheid van de hulpverleningszones op basis van het voorstel bedoeld in artikel 4. Hij beslist binnen 60 dagen na ontvangst van het voorstel.

Art. 7.De gemeenteraden van de betrokken gemeenten beslissen of de gemeente toetreedt tot de zone.

De in het eerste lid bedoelde beslissing moet binnen 60 dagen na de verschijning in het Belgisch Staatsblad van het ministerieel besluit tot bepaling van de geografische uitgestrektheid van de hulpverleningszone, aan de Minister die Binnenlandse Zaken in zijn bevoegdheden heeft, betekend worden. HOOFDSTUK III. De hulpverleningsovereenkomst

Art. 8.Op voordracht van het in de artikelen 12 tot 14 bedoelde beheerscomité, sluiten de gemeenteraden van de gemeenten die zijn toegetreden tot de zone, een hulpverleningsovereenkomst waarvan de minimuminhoud bepaald wordt door de Minister die Binnenlandse Zaken in zijn bevoegdheden heeft.

Art. 9.De hulpverleningsovereenkomst wordt door de Provinciegouverneur ter goedkeuring voorgelegd aan de Minister die Binnenlandse Zaken in zijn bevoegdheden heeft. Die doet binnen 60 dagen na ontvangst van de overeenkomst uitspraak.

Art. 10.De hulpverleningsovereenkomst bepaalt dat elke partij de mogelijkheid heeft om de hulpverleningsovereenkomst eenzijdig op te zeggen, met een opzegtermijn van minstens zes maanden.

Art. 11.De Minister die Binnenlandse Zaken in zijn bevoegdheden heeft kan, indien hij overeenkomstig artikel 10bis, tweede lid, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming van oordeel is dat het grondgebied dat door één enkele openbare brandweerdienst beschermd wordt op zich een hulpverleningszone vormt, afwijkingen toestaan op de minimuminhoud van de hulp-verleningsovereenkomst bedoeld in artikel 8. HOOFDSTUK IV. - Het beheerscomité, de technische commissie en het provinciaal coördinatiecomité

Art. 12.§ 1. In elke hulpverleningszone wordt een beheerscomité opgericht dat bestaat uit de burgemeesters en de officieren-dienstchefs van de brandweerdiensten van de gemeenten die in uitvoering van artikel 7 zijn toegetreden tot de hulpverleningszone en de Provinciegouverneur of zijn afgevaardigde. § 2. Wanneer een hulpverleningszone zich uitstrekt over het grondgebied van meerdere provincies, maken de betrokken Provinciegouverneurs of hun afgevaardigden deel uit van het beheerscomité.

Art. 13.Het beheerscomité is belast met het opstellen van een ontwerp van hulpverleningsovereenkomst op voordracht van de in de artikelen 15 tot 17 bedoelde technische commissie, en van voorstellen inzake het algemene hulpverleningsbeleid in de hulpverleningszone.

Ieder jaar wordt door het beheerscomité een verslag van de uitvoering van de overeenkomst bezorgd aan de Gouverneur en de Brandweerinspectie.

Art. 14.§ 1. Binnen drie maanden na zijn installatie, stelt het beheerscomité zijn huishoudelijk reglement op en kiest het zijn voorzitter in zijn midden. § 2. Indien de Minister die Binnenlandse Zaken in zijn bevoegdheden heeft, overeenkomstig artikel 10bis, tweede lid, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming van oordeel is dat het grondgebied dat door één enkele openbare brandweerdienst beschermd wordt op zich een hulpverleningszone vormt, is de voorzitter van het beheerscomité de burgemeester van de gemeente op het grondgebied waarvan de brandweerdienst gevestigd is, of de officier-dienstchef van de brandweerdienst. Afdeling II. - De technische commissie

Art. 15.§ 1. In elke hulpverleningszone wordt een technische commissie opgericht die bestaat uit de officieren-dienstchefs van de brandweerdiensten van de gemeenten die in uitvoering van artikel 7 zijn toegetreden tot de hulpverleningszone. § 2. Indien de Minister die Binnenlandse Zaken in zijn bevoegdheden heeft, overeenkomstig artikel 10bis, tweede lid, van de wet van 31 december 1963 betreffende de civiele bescherming van oordeel is dat het grondgebied dat door één enkele openbare brandweerdienst beschermd wordt op zich een hulpverleningszone vormt, is de technische commissie samengesteld uit de officier-dienstchef en 2 andere officieren van de openbare brandweerdienst.

Art. 16.De technische commissie ziet erop toe dat de opdrachten voorzien in de overeenkomst uitgevoerd worden.

Art. 17.Binnen drie maanden na haar installatie, stelt de technische commissie haar huishoudelijk reglement op en kiest zij haar voorzitter in haar midden. Afdeling III. - Het provinciaal coördinatiecomité

Art. 18.§ 1. Er wordt een provinciaal coördinatiecomité opgericht dat bestaat uit : 1. de Provinciegouverneur of zijn afgevaardigde;2. de voorzitters van de beheerscomités van de hulpverleningszones van de provincie;3. de voorzitters van de technische commissies van de hulpverleningszones van de provincie;4. de vertegenwoordiger van de territoriaal bevoegde permanente eenheid van de Civiele Bescherming. § 2. Wanneer een hulpverleningszone zich uitstrekt over het grondgebied van meerdere provincies, maken de betrokken provinciegouverneurs of hun afgevaardigden deel uit van het provinciaal coördinatiecomité. § 3. Het comité is belast met : 1° het toezien op de coördinatie van de activiteiten van de hulpverleningszones van de provincie;2° het verlenen van advies aan de provinciegouverneur over de verdeling van de overheidssteun voor het brandweermaterieel onder de brandweerdiensten van de provincie. Het comité stelt zijn adviezen op naar gelang van de reële noden en met het oog op het optimaal verzekeren van de veiligheid van de bevolking en de goederen.

Een afgevaardigde van de Minister van Binnenlandse Zaken neemt deel aan deze vergaderingen.

Art. 19.Binnen drie maanden na zijn installatie, stelt het provinciaal coördinatiecomité zijn huishoudelijk reglement op. HOOFDSTUK V. - Het toezicht op de zone

Art. 20.Een kopie van de uitnodigingen en verslagen van de beheerscomités, technische commissies en provinciale coördinatiecomités wordt opgestuurd naar de Brandweerinspectie.

De bevoegde inspecteur kan als waarnemer deelnemen aan de vergaderingen van de voormelde commissies en comités. HOOFDSTUK VI. - Slotbepaling

Art. 21.Onze Minister van Binnenlandse Zaken en de Staatssecretaris voor Veiligheid, toegevoegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 april 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, L. VAN DEN BOSSCHE De Staatssecretaris voor Veiligheid, toegevoegd aan de Minister van Binnenlandse Zaken, J. PEETERS

^