Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 december 2013
gepubliceerd op 16 december 2013

Koninklijk besluit houdende het personeel van de Belgische Spoorwegen

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2013014728
pub.
16/12/2013
prom.
11/12/2013
ELI
eli/besluit/2013/12/11/2013014728/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 DECEMBER 2013. - Koninklijk besluit houdende het personeel van de Belgische Spoorwegen


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, wordt genomen in uitvoering van de artikelen 3, 7 en 11 van de wet van 30 augustus 2013 betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen.

Deze wet machtigt de Koning om met inachtneming van de daarin vastgelegde beginselen alle nuttige maatregelen te nemen met het oog op de reorganisatie van de activiteiten en structuren van NMBS Holding, Infrabel en NMBS (de NMBS groep), tot twee autonome overheidsbedrijven met de vorm van een naamloze vennootschap van publiek recht in de zin van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (een infrastructuurbeheerder en een spoorwegonderneming) die, samen met de Staat, zullen participeren in een naamloze vennootschap van publiek recht, « HR Rail », die als enige werkgever voor het voltallige personeel van de huidige NMBS groep zal optreden.

In uitvoering van voormelde wet van 30 augustus 2013, werd het koninklijk besluit van 7 november 2013 houdende hervorming van de structuren van de NMBS Holding, Infrabel en de NMBS (I) gepubliceerd.

Voormeld koninklijk besluit strekt ertoe het voor de betrokken vennootschappen mogelijk te maken om de vereiste structuuroperaties te initiëren en door te voeren, in het bijzonder (i) de fusie van NMBS Holding en NMBS via de techniek van een fusie door overneming van NMBS door NMBS Holding, (ii) de overgang van bepaalde activiteiten en vermogensbestanddelen van NMBS Holding naar Infrabel via een partiële splitsing en de daarmee verbonden ontkoppeling van de participatie van NMBS Holding in Infrabel en (iii) de inbreng van activa en passiva van de huidige bedrijfsactiviteit « human resources » van NMBS Holding in HR Rail.

Dit besluit strekt ertoe de machtiging van de vennootschappen op grond van het voormelde koninklijk besluit van 7 november 2013 inzake de derde operatie, met name de inbreng van de bedrijfsactiviteit « human resources » in HR Rail, te vervolledigen. Het voorwerp van dit besluit betreft namelijk (i) de totstandbrenging van HR Rail als naamloze vennootschap van publiek recht, door de omvorming van de bestaande vennootschap van privaat recht, HR Test, die werd opgericht door NMBS Holding en Infrabel, in een naamloze vennootschap van publiek recht waarin ook de Staat een participatie zal aanhouden, (ii) de overdracht van het personeel door NMBS Holding aan HR Rail, (iii) de vaststelling van het organiek statuut van HR Rail, (iv) de invoeging van de nodige regelingen inzake de terbeschikkingstelling van het personeel door HR Rail aan Infrabel en de nieuwe spoorwegonderneming die na fusie tussen NMBS Holding en NMBS ontstaat, en de regels en beginselen inzake het personeelsstatuut, het syndicaal statuut, de personeelsaangelegenheden en de sociale dialoog en (v) de wijziging en opheffing van de wettelijke bepalingen inzake het personeel van de NMBS groep, waaronder in het bijzonder de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen en de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven (hierna, « de wet van 21 maart 1991 »). Luiken drie en vier nemen de vorm aan van een nieuwe boek in voormelde wet van 23 juli 1926, die in haar huidige vorm in de artikelen 13 en 13bis de basisregels inzake het personeel van de NMBS groep bevat.

Het voormelde koninklijk besluit van 7 november 2013 strekt ertoe het voor de betrokken vennootschappen mogelijk te maken de vereiste stappen te zetten opdat de hervorming op 1 januari 2014 in werking treedt. Onderhavig besluit, dat eveneens op 1 januari 2014 in werking dient te treden, bevat één van de cruciale luiken van deze hervorming, want het strekt er onder meer toe te verzekeren dat het organiek statuut van HR Rail wordt vastgesteld en dat HR Rail, Infrabel en de toekomstige spoorwegonderneming, (nieuwe) NMBS, kunnen beschikken over het nodige personeel om hun opdrachten van openbare dienst vanaf 1 januari 2014 te kunnen verzekeren.

De uitwerking van de hervorming in dit besluit gebeurt met inachtneming van een aantal basisprincipes. Het personeel van de Belgische Spoorwegen blijft ressorteren onder het personeelsstatuut, dat uniek is en tot de bevoegdheid van de Nationale Paritaire Commissie behoort. HR Rail is de enige werkgever van het personeel van de Belgische Spoorwegen. HR Rail is de beheerder van human ressources aangelegenheden (HR), en herneemt aldus de activiteiten van de huidige Directie-Generaal Holding-HR. (Nieuwe) NMBS en Infrabel kunnen uitsluitend beroep doen op HR Rail voor het beheer van human ressources. De sociale dialoog op het niveau van de Infrabel, (nieuwe) NMBS en HR Rail gezamenlijk en op het niveau van elke vennootschap wordt gegarandeerd.

Dit besluit bakent de krachtlijnen van de verdeling van HR-bevoegdheden tussen de vennootschappen af. Belangrijk is dat elke vennootschap verantwoordelijk is voor zijn eigen zogenaamd niet-reglementair HR-beleid, het volledige welzijnsbeleid en alle personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte, voor het personeel dat binnen de eigen vennootschap gebruikt wordt. Voor wat dit laatste betreft dient HR Rail in de regel, als juridische werkgever, nog de formele beslissing te nemen, doch HR Rail neemt deze gebonden door het eensluidend voorstel van de feitelijke werkgever (Infrabel of (nieuwe) NMBS).

De social governance structuren en organen worden door dit besluit in lijn gebracht met de nieuwe structuur na de hervorming, evenwel met respect voor de eenheid van het personeelsstatuut en gepaard gaande met een zekere mate van rationalisering.

De Nationale Paritaire Commissie blijft het orgaan voor sociale dialoog van de drie vennootschappen samen maar ook van elke vennootschap apart. Het Sturingscomité is opgezet als forum waar de top van de vennootschappen en van de syndicale organisaties met elkaar in contact treden over punctuele aangelegenheden. De stategische bedrijfscomités gaan, behoudens de sociale bevoegdheden, op het vlak van elke vennootschap een rol vervullen die aanleunt bij deze van de ondernemingsraad in private vennootschappen. Voor de regionale sociale dialoog zullen er binnen elke vennootschap gewestelijke paritaire comités of commissies zijn, waarbij de gewestelijke paritaire commissies van HR Rail een bijzondere bevoegdheid krijgen op het vlak van wederbenuttiging van het personeel tussen de vennootschappen.

Op het vlak van welzijn op het werk wordt bij elke vennootschap een Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk opgericht, te vergelijken met het comité voor preventie en bescherming op het werk uit de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. De structuur van de onderliggende Comités voor preventie en bescherming op het werk binnen elke vennootschap wordt verder door elke vennootschap georganiseerd, met inachtneming van de voorschriften met betrekking tot sociale dialoog inzake welzijn op het werk. De Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk behoudt aanvullend een adviserende bevoegdheid voor welzijnskwesties die noodzakelijkerwijs meer dan een vennootschap aanbelangen.

Belangrijk is hierbij te weten dat het besluit de mogelijkheid geeft om via de sociale dialoog aanvullend zaken te regelen of zelfs te wijzigen (bijvoorbeeld de bevoegdheden). Op deze wijze wil het besluit de autonomie van de sociale partners op het vlak van organisatie van hun sociale dialoog maximaal vrijwaren binnen het kader van de nieuwe structuren na de hervorming.

Er werd rekening gehouden met het advies van de Raad van State (advies 54.638/4 van 5 december 2013). Waar dit uitzonderlijk niet is gebeurd, is dit uitdrukkelijk en gemotiveerd weergegeven bij het desbetreffende artikel.

Artikelsgewijze commentaar Hieronder worden de artikelen van het besluit toegelicht. Het besluit is als volgt opgebouwd : Titel I. Totstandbrenging van HR Rail als naamloze vennootschap van publiek recht Artikel 1 van het besluit Titel II. Overdracht van personeel naar HR Rail en terbeschikkingstelling van personeel door HR Rail Art. 2 van het besluit Titel III. Het personeel van de Belgische Spoorwegen Art. 3 van het besluit Boek 2. Het personeel van de Belgische Spoorwegen Titel 1. Definities Art. 21 Titel 2. HR Rail Art. 22 tot 65 Hoofdstuk 1. Maaatschappelijk doel, kapitaal, statuten, wettelijke en reglementaire bepalingen Afdeling 1. Maatschappelijk doel en opdracht van openbare dienst van

HR Rail Afdeling 2. Kapitaal - aandelen

Afdeling 3. Statuten

Afdeling 4. Wettelijke en reglementaire bepalingen

Hoofdstuk 2. Organisatie Afdeling 1. De algemene vergadering

Afdeling 2. De raad van bestuur

Onderafdeling 1. Samenstelling en werking Onderafdeling 2. Bevoegdheden Onderafdeling 3. Vertegenwoordiging Onderafdeling 4. Benoemings- en bezoldigingscomité Afdeling 3. De algemeen directeur - de adjunct van de algemeen

directeur Onderafdeling 1. De algemeen directeur Onderafdeling 2. De adjunct van de algemeen directeur Onderafdeling 3. Het mandaat van algemeen directeur en adjunct van de algemeen directeur Afdeling 4. Het HR Coördinatie Comité

Onderafdeling 1. Samenstelling en werking Onderafdeling 2. Bevoegdheden Onderafdeling 3. Huishoudelijk reglement Afdeling 5. Delegatie

Afdeling 6. Discretie

Afdeling 7. Onverenigbaarheden

Hoofdstuk 3. Financiering van de opdracht van openbare dienst Hoofdstuk 4. Het ondernemingsplan Hoofdstuk 5. Toezicht en controle Afdeling 1. Het administratief toezicht

Afdeling 2. Controle op de financiële toestand

Hoofdstuk 6. Boekhouding en jaarrekeningen Hoofdstuk 7. Financiering Hoofdstuk 8. Fiscaal statuut Hoofdstuk 9. Ontbinding Hoofdstuk 10. Diverse bepalingen Titel 3. Personeel Art. 66 tot 153 Hoofdstuk 1. Beginselen betreffende het personeelsstatuut en het syndicaal statuut Hoofdstuk 2. Terbeschikkingstelling van personeel door HR Rail Hoofdstuk 3. Vaststelling van het personeelsstatuut en het syndicaal statuut Hoofdstuk 4. Bijzondere bepalingen met betrekking tot niet statutaire personeelsleden Afdeling 1. Collectieve overeenkomsten

Afdeling 2. Rechtsbronnen

Hoofdstuk 5. Bevoegdheden en verantwoordelijkheden van HR Rail, Infrabel en NMBS inzake personeelszaken Afdeling 1. Basistaken van HR Rail

Afdeling 2. Bevoegdheden inzake HR-beleid

Onderafdeling 1 Algemene bepalingen Onderafdeling 2 Bijzondere bepalingen Afdeling 3. Bevoegdheden inzake HR-uitvoering

Afdeling 4. Bevoegdheden inzake HR-beheer

Afdeling 5 Bevoegdheden inzake HR-expertise

Afdeling 6. HR-dienstenovereenkomst

Afdeling 7. Bevoegdheden van HR Rail, Infrabel en NMBS inzake

personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte Onderafdeling 1 Algemene bepalingen Onderafdeling 2 Gewone beslissingsbevoegdheden Onderafdeling 3 Bijzondere beslissingsbevoegdheden Hoofdstuk 6. Sociale dialoog Afdeling 1. Organen van sociale dialoog op het niveau van de Belgische

Spoorwegen Onderafdeling 1. Algemeen Onderafdeling 2. De Nationale Paritaire Commissie Onderafdeling 3. Het Sturingscomité Afdeling 2. Organen van sociale dialoog op het niveau van elke

vennootschap Onderafdeling 1. Strategisch bedrijfscomité Onderafdeling 2. Regionale sociale dialoog Afdeling 3. Bemiddeling

Afdeling 4. Gemeenschappelijke bepalingen inzake sociale dialoog

Hoofdstuk 7. De raad van beroep Hoofdstuk 8. Welzijn op het werk Afdeling 1. Verplichtingen inzake welzijn op het werk

Afdeling 2. Beleid inzake welzijn op het werk

Afdeling 3. Organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk

Onderafdeling 1. Organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk op het niveau van de Belgische Spoorwegen Onderafdeling 2. Organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk op het niveau van elke vennootschap Onderafeling 3. Gemeenschappelijke bepalingen Afdeling 4. Bemiddeling

Afdeling 5. Externe dienst voor preventie en bescherming op het werk

Hoofdstuk 9. Sociale werken Hoofdstuk 10.. Arbeidsongevallen en beroepsziekten Hoofdstuk 11. Personeel in de vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, NMBS of HR Rail een deelnemingsverhouding hebben Titel IV. Wijzigings- en opheffingsbepalingen Hoofdstuk I. In de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen Art. 4 tot 6 van het besluit Hoofdstuk II. In de wet van 21 maart 1991 Art. 7 tot 21 van het besluit Hoofdstuk III. Andere Art. 22 tot 73 van het besluit Afdeling 1. Pensioenen

Afdeling 2. Gezinsbijslag

Afdeling 3. Beroepsziekten

Afdeling 4. Arbeidsongevallen

Afdeling 5. Verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en

Kas der geneeskundige verzorging Afdeling 6. Sociale zekerheid voor werknemers

Afdeling 7. Diverse bepalingen

Titel V. Overgangsbepalingen Art. 74 tot 79 van het besluit Titel VI. Fiscale bepaling Art. 80 van het besluit Titel VII. Diverse bepalingen Art. 81-82 van het besluit Waar in de artikelsgewijze commentaar wordt verwezen naar een « artikel van het besluit », wordt een artikel uit één van de zeven Titels van het besluit bedoeld.

Waar in de artikelsgewijze commentaar wordt verwezen naar een « artikel », wordt een door artikel 3 van het besluit nieuw in te voegen artikel in de voormelde wet van 23 juli 1926 bedoeld.

Titel I Titel I van dit besluit regelt de totstandbrenging van HR Rail als naamloze vennootschap van publiek recht, door de omvorming van een bestaande vennootschap, in overeenstemming met artikelen 3, § 1, 3° en 7, 1° van de wet van 30 augustus 2013. De bepalingen van deze titel I zijn geïnspireerd op de bepalingen inzake de totstandbrenging van NMBS in het kader van vorige hervorming van de toenmalige unitaire NMBS groep in 2004.

Op grond van artikel 1, § 1 van het besluit wordt « HR Test », een naamloze vennootschap van privaat recht die werd opgericht door de NMBS Holding en Infrabel, zonder onderbreking van de continuïteit van haar rechtspersoonlijkheid, omgevormd tot een naamloze vennootschap van publiek recht, met de benaming « HR Rail ». Deze omvorming vindt plaats op datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in paragraaf 2 van artikel 1 van dit besluit, t.t.z. op datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit dat de statuten van HR Rail zal vaststellen. Op diezelfde datum zullen NMBS Holding en Infrabel elk minstens 1% van hun aandelen in het maatschappelijk kapitaal van HR Rail overdragen aan de Staat, zodat de Staat eigenaar wordt van minstens 2% van de aandelen in het maatschappelijk kapitaal van HR Rail, in overeenstemming met artikel 7, 3° van de wet van 30 augustus 2013. Eveneens op diezelfde datum zal de algemene vergadering van HR Test (net vóór de inbreng van bedrijfsactiviteit « human resources » in HR Rail) de omvorming in een naamloze vennootschap van publiek recht vaststellen op grond van paragraaf 3 van artikel 1 van dit besluit. Aangezien HR Rail op dat ogenblik een NV van publiek recht wordt, zal ook het organiek statuut van HR Rail dat in dit besluit wordt vastgesteld op die datum in werking treden (zie commentaar bij artikel 81 van dit besluit).

Aangezien de doelwijziging die HR Test, NV van privaat recht, naar aanleiding van haar omvorming tot HR Rail, NV van publiek recht, dient door te voeren voortvloeit uit dit besluit, is het aangewezen de bijzondere procedure van doelwijziging, voorgeschreven door artikel 559 van het Wetboek van vennootschappen buiten toepassing te verklaren, zoals bepaald in paragraaf 4 van artikel 1 van dit besluit.

Hetzelfde geldt, voor zoveel als nodig, voor de procedure inzake omzetting van vennootschappen in boek XII van het Wetboek van vennootschappen.

Titel II Uit hoofde van artikel 2, paragraaf 1 van titel II van dit besluit draagt NMBS Holding, in overeenstemming met artikel 7, 7° van de wet van 30 augustus 2013, alle statutaire en niet statutaire personeelsleden die op 31 december 2013 in dienst zijn van NMBS Holding, en die al dan niet ter beschikking gesteld zijn van Infrabel of NMBS, van rechtswege over naar HR Rail en dit met ingang van 1 januari 2014. HR Rail wordt vanaf 1 januari 2014 de enige juridische werkgever van al deze personeelsleden.

De overdracht van rechtswege van het personeel van NMBS Holding naar HR Rail heeft niet tot gevolg dat, behoudens de wijziging van juridische werkgever, iets aan hun rechtspositie wordt gewijzigd. Er wijzigt niets aan hun graad en/of functie, zonder dat dit wegneemt dat de directiecomités in de vennootschappen opnieuw kunnen worden samengesteld.

Zodra HR Rail hun nieuwe juridische werkgever is geworden, zijn de personeelsleden op 1 januari 2014 van rechtswege door HR Rail ter beschikking gesteld van Infrabel of (nieuwe) NMBS alnaargelang zij op 31 december 2013 ter beschikking waren gesteld van Infrabel of NMBS. Wel moet er rekening mee worden gehouden dat sommige activiteiten door de hervorming bij een andere vennootschap zullen ondergebracht zijn dan voor de hervorming en dat sommige activiteiten door de hervorming gesplitst zullen worden. In die gevallen geldt dat het personeelslid de activiteit volgt waaraan het verbonden is. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat personeelsleden die voorheen bij de NMBS Holding waren tewerkgesteld, uiteindelijk aan Infrabel worden ter beschikking gesteld, meer bepaald indien de activiteit waaraan die personeelsleden verbonden zijn, vóór de hervorming ondergebracht was bij NMBS Holding en door de hervorming ondergebracht wordt bij Infrabel. Het is bijvoorbeeld ook mogelijk dat personeelsleden die voorheen ter beschikking waren gesteld aan Infrabel, na de hervorming ter beschikking van (nieuwe) NMBS worden gesteld, meer bepaald indien de activiteit waaraan die personeelsleden verbonden zijn, vóór de hervorming ondergebracht was bij Infrabel en door de hervorming ondergebracht wordt bij (nieuwe) NMBS. Waar een activiteit door de hervorming gesplitst wordt waarbij de onderdelen aan meer dan één vennootschap worden toebedeeld, zal de toewijzing van de personeelsleden gebeuren op basis van de principes vastgesteld in een akkoord tussen de drie vennootschappen.

De personeelsleden van de secretariaatsdiensten verbonden aan de regeringscommissarissen bij Infrabel, (nieuwe) NMBS en HR Rail zijn verbonden aan HR Rail en worden niet ter beschikking gesteld.

Infrabel en (nieuwe) NMBS zijn niet de juridische werkgever van het personeel dat aan hen ter beschikking is gesteld; zij zijn te beschouwen als de feitelijke werkgever van dat personeel, aangezien zij over dat personeel het uitsluitende werkgeversgezag uitoefenen.

Zij zijn ook te beschouwen als de economische werkgever van dat personeel, aangezien zij de financiële last van de tewerkstelling dragen, zoals verder bepaald in artikel 72, § 3, in te voegen in de wet van 23 juli 1926, zoals hieronder bepaald.

Titel III Artikel 3 van het besluit voegt in de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen een nieuw Boek 2 in, « Het personeel van de Belgische Spoorwegen », met hieronder de artikelen 21 tot 153. Ook het opschrift van deze wet wordt gewijzigd, in « de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen » (hierna, « de wet van 23 juli 1926 »).

De bestaande bepalingen van de wet van 23 juli 1926, die samen met titel V (« N.M.B.S. Holding ») van de wet van 21 maart 1991 het organiek statuut van de huidige NMBS Holding regelen, zullen (zoals onder meer gewijzigd door dit besluit) Boek 1 vormen van de wet van 23 juli 1926, met als titel « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen », in overeenstemming met de nieuwe benaming die NMBS Holding na de fusie van NMBS Holding en NMBS zal aannemen. De regering achtte het opportuun om HR Rail en het personeel van de Belgische spoorwegen in de wet van 23 juli 1926 te regelen, aangezien een aantal essentiële bepalingen inzake het personeel en in het bijzonder inzake de sociale dialoog, zich momenteel al in deze wet bevinden, meer bepaald in de artikelen 13 en 13bis.

Het nieuw in te voegen Boek 2 van de wet van 23 juli 1926, « Het personeel van de Belgische Spoorwegen », regelt enerzijds (in titel 2), het organiek statuut van HR Rail (in overeenstemming met artikel 7, 2°, 4° tot 6° en 9° van de wet van 30 augustus 2013) en anderzijds (in titel 3), de terbeschikkingstelling van het personeel door HR Rail, de wederzijdse rechten en verbintenissen van HR Rail, Infrabel en (nieuwe) NMBS, de samenstelling van de Nationale Paritaire Commissie en de bevoegdheden van HR Rail, Infrabel en (nieuwe) NMBS met betrekking tot personeelszaken met inbegrip van de sociale dialoog, in overeenstemming met artikel 7, 8° en 10° tot 12° van de wet van 30 augustus 2013.

Hierna worden de voornaamste bepalingen van het in de wet van 23 juli 1926 ingevoegde Boek 2 besproken.

Titel 1 Definities Artikel 21 beoogt via een reeks van definities de juiste lezing van de nieuwe artikelen die in de wet van 23 juli 1926 worden ingevoegd, te verzekeren.

De definitie van « vennootschap » verwijst naar Infrabel, (nieuwe) NMBS of HR Rail, en in het meervoud, naar de drie vennootschappen samen.

Met de term « Belgische Spoorwegen » worden de drie vennootschappen gezamenlijk (Infrabel, (nieuwe) NMBS, HR Rail) aangeduid.

De term « HR » (voluit : human resources), die ook voorkomt in de benaming van HR Rail, wordt omschreven als een niet-limitatieve lijst van domeinen die verband houden met personeelszaken. Bij elk van deze domeinen hoort in principe een beleid (« HR-beleid ») dat uitgevoerd wordt (« HR-uitvoering »), wat dan op zijn beurt gegevens voortbrengt, die moeten worden beheerd (« HR-beheer »). Een domein vereist doorgaans ook de ontwikkeling van een zekere expertise (« HR-expertise »). De expertise kan ook betrekking hebben op het HR-beleid, de HR-uitvoering of het HR-beheer zelf. Verder in het besluit worden de krachtlijnen gegeven die tot een werkzame taakverdeling tussen de vennootschappen moeten leiden op het vlak van HR. In de lijst van HR-domeinen verwijst « CPS » naar de Corporate Prevention Services, die vóór de hervorming onder meer optrad als externe dienst voor preventie en bescherming op het werk voor het personeel van NMBS Holding. De situatie na de hervorming wordt geregeld door artikel 150 uit het nieuwe Boek 2 van de wet van 23 juli 1926, samen te lezen met artikel 78 van het besluit.

Het eerste « personeelsstatuut » dat van toepassing zal zijn op het personeel van HR Rail is het personeelsstatuut zoals op 31 december 2013 van toepassing op het personeel van NMBS Holding. Latere wijzigingen aan het eerste personeelsstatuut moeten worden vastgesteld overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75.

Met « personeelsreglementering » wordt bedoeld : berichten en (ARPS-)bundels. Eventuele reglementen die niet ter uitvoering van het personeelsstatuut zijn vastgesteld, behoren tot het niet-reglementair HR-beleid, dat wordt omschreven in artikel 84, 2°.

Tot het « kaderpersoneel » behoort thans het hoger kader met de graden 1, 2 en 3+.

Titel 2 HR Rail Artikel 22 bepaalt dat HR Rail een NV van publiek recht is. Zij behoort niet tot de autonome overheidsbedrijven die worden geregeld door de wet van 21 maart 1991.

Artikel 23 omvat het maatschappelijk doel en de opdracht van openbare dienst van HR Rail.

In overeenstemming met artikel 7, 2° van de wet van 30 augustus 2013 bestaat het doel van HR Rail onder meer uit de terbeschikkingstelling aan Infrabel en NMBS en de selectie en aanwerving van het statutaire en niet statutaire personeel dat nodig is voor de uitvoering van hun opdrachten (zie artikel 23, 1° ) en uit de activiteiten van beheer van personeelszaken die thans worden uitgevoerd door NMBS Holding, zoals omschreven in de memorie van toelichting van de wet van 30 augustus 2013, bij de commentaar van artikel 7.

Uiteraard zal HR Rail daarnaast ook haar eigen personeel kunnen selecteren en aanwerven dat zij nodig heeft om haar eigen opdrachten als NV van publiek recht te verwezenlijken.

Paragraaf 2 laat toe dat HR Rail de taken die zij op grond van paragraaf 1 kan uitoefenen ook aanbiedt aan vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, (nieuwe) NMBS en/of HR Rail een deelnemingsverhouding hebben. De regering beoogt hiermee te verwijzen naar de concepten « deelneming » en « deelnemingsverhouding » in de artikelen 13 en 14 van het Wetboek van vennootschappen. Daarnaast mag HR Rail haar diensten ook aanbieden aan derden, doch enkel indien deze taken bijkomstig zijn aan de taken bedoeld in paragraaf 1, d.w.z. dat de middelen die door HR Rail worden ingezet voor de uitvoering van de taken op grond van paragraaf 2, substantieel minder belangrijk moeten zijn dan de middelen ingezet voor de activiteiten op grond van paragraaf 1. Zo wil de regering vermijden dat HR Rail haar primordiale doelstellingen op grond van paragraaf 1 zou verwaarlozen door zich al te zeer te richten op de dienstverlening aan derden.

Paragraaf 3 bepaalt welke de opdracht van openbare dienst van HR Rail is, met name het organiseren en beheren van de sociale dialoog op niveau van de Belgische Spoorwegen, dit is de sociale dialoog op het niveau van de drie vennootschappen gezamenlijk.

Op grond van paragraaf 4 mag HR Rail onder meer een belang nemen in vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarvan het doel verenigbaar is met haar doel. Deze regel is geïnspireerd op artikel 13, § 1 van de wet van 21 maart 1991 en laat, voor zoveel als nodig, toe dat HR Rail een participatie aanhoudt in Rail Facilities NV. Overeenkomstig artikel 7, 3° en 4° van de wet van 30 augustus 2013 verzekeren artikelen 24 en 25 dat de Staat, of een andere entiteit voor rekening van de Staat, op elk ogenblik minstens 2 % van de aandelen van HR Rail in handen heeft en dat deze participatie, ongeacht haar omvang steeds recht geeft op zestig procent van de stemmen op een algemene vergadering. Het saldo dat overblijft na aftrek van de participatie van de Staat, moet bovendien steeds in gelijke helften zijn verdeeld onder de (nieuwe) NMBS en Infrabel.

Zowel de participatie van de (nieuwe) NMBS als die van Infrabel geven derhalve steeds, ongeacht haar omvang, recht op 20% van de stemmen.

De regering wenst hierbij te verduidelijken dat een verrichting niet ongeldig, nietig of vatbaar voor nietigverklaring is indien zij artikel 24, § 2 zou miskennen, in de mate dat de schending (i) beperkt is in de tijd tot een symbolische seconde en (ii) kadert in een globale verrichting die er toe strekt de percentages onmiddellijk te herstellen zodat zij opnieuw in overeenstemming zijn met artikel 24, § 2.

Artikel 27 bepaalt de essentie van het sui generis statuut van HR Rail en laat zich daarbij inspireren door onder meer artikel 37 van de wet van 21 maart 1991 : de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen die gelden voor de NV zijn van toepassing op HR Rail in de mate er niet uitdrukkelijk door of krachtens een wettelijke bepaling van wordt afgeweken. Zo omvat dit besluit diverse afwijkingen van de regels van toepassing op de naamloze vennootschap omwille van de bijzondere kenmerken verbonden aan haar publiek karakter, die onder meer hun oorsprong vinden in de wet van 30 augustus 2013, bvb. de vereiste dat de Staat steeds over 60% van de stemmen in de algemene vergadering dient te beschikken.

Het nieuwe artikel 28 van de wet van 23 juli 1926 bepaalt dat de handelingen van HR Rail worden beschouwd als daden van koophandel.

Deze bepaling hangt samen met artikel 30 dat preciseert dat HR Rail niet onderworpen is aan de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen en aan de Faillissementswet van 8 augustus 1997.

Daarnaast is voorzien in artikel 29 dat artikel 544 van het Wetboek van vennootschappen, dat bepaalt dat de statuten het aantal stemmen waarover iedere aandeelhouder in de vergaderingen beschikt aandeelhouders op de algemene vergaderingen enkel kunnen beperken op voorwaarde dat deze beperking verplicht van toepassing is op iedere aandeelhouder zonder onderscheid van het effect waarmee hij aan de stemming deelneemt, niet van toepassing is op HR Rail, nu de Staat, overeenkomstig artikel 7, 4° van de wet van 30 augustus 2013 op elk ogenblik over minstens 60% van de stemmen op de algemene vergadering dient te beschikken.

Artikel 34 regelt de samenstelling van de raad van bestuur in overeenstemming met artikel 7, 5° van de wet van 30 augustus 2013.

Paragraaf 4 is geïnspireerd op artikel 162bis, § 4 en artikel 207, § 3 van de wet van 21 maart 1991, maar beperkt zich tot de voorzitter van de raad van bestuur, gelet op zijn cruciale rol. Deze paragraaf bepaalt dat de overige bestuurders, indien de betrekking van de voorzitter vacant komt, tijdelijk in diens vervanging voorzien, tot op het ogenblik dat de Koning is overgegaan tot de benoeming van een nieuwe voorzitter in overeenstemming met paragraaf 2. Deze beslissing zal worden genomen met gewone meerderheid van stemmen van de overblijvende leden van de raad van bestuur, die allen aanwezig of geldig vertegenwoordigd dienen te zijn om een geldige beslissing tot invulling van de vacature te kunnen nemen (zie ook de commentaar bij artikel 35 hierna).

De bezoldiging van de voorzitter, die ook gelijk aan 0 euro kan zijn, wordt bepaald door de algemene vergadering.

Door in paragraaf 5 te voorzien dat de voorzitter tot een andere taalrol moet behoren dan de algemeen directeur, wordt de taalpariteit in de raad van bestuur van HR Rail verzekerd, nu het besluit dat er onder meer toe strekt de bepalingen van de wet van 21 maart 1991 aan te passen aan de nieuwe structuur na de hervorming van de NMBS groep bepalingen zal invoeren in de wet van 21 maart 1991 op grond waarvan de gedelegeerd bestuurder van Infrabel en van de (nieuwe) NMBS tot een andere taalrol dienen te behoren.

Aangezien de raad van bestuur evenwichtig is samengesteld uit vier leden, waaronder een vertegenwoordiger van Infrabel (de gedelegeerd bestuurder van Infrabel), van NMBS (de gedelegeerd bestuurder van NMBS) en van HR Rail (de algemeen directeur) en de voorzitter die door de Koning is aangewezen, bepaalt artikel 35, § 1 dat een beslissing slechts geldig kan worden genomen wanneer alle leden van de raad van bestuur aanwezig of geldig vertegenwoordigd zijn. Deze bepaling beoogt op die manier onder meer te vermijden dat beslissingen die (ook) betrekking hebben op personeel dat ter beschikking wordt gesteld aan Infrabel, respectievelijk NMBS zouden kunnen worden genomen in afwezigheid van de feitelijke werkgever van dat personeel.

Het aanwezigheidsquorum vormt bovendien een bijkomende garantie voor de onafhankelijkheid van de infrastructuurbeheerder, Infrabel, doordat wordt vermeden dat de spoorwegonderneming, NMBS, beslissingen zou kunnen opdringen in afwezigheid van een vertegenwoordiger van Infrabel. Op dit principe zijn twee uitzonderingen gemaakt, met name de beslissing tot aanstelling, ontslag en tot vaststelling van de opdracht van de algemeen directeur overeenkomstig artikel 39, § 1 en de beslissingen naar aanleiding van de evaluatie van de algemeen directeur overeenkomst artikel 41, § 3, nu voor deze beslissingen het deblokkeringsmechanisme van artikel 35, § 3, zoals hierna zal worden toegelicht, niet geldt.

De regering achtte het namelijk niet wenselijk dat de Staat deze beslissingen die de door Infrabel en (nieuwe) NMBS gezamenlijk voorgedragen algemeen directeur betreffen, op de algemene vergadering, alleen zou kunnen nemen.

Paragraaf 2 van artikel 35 bepaalt dat alle beslissingen van de raad van bestuur met gewone meerderheid van stemmen worden genomen.

Lid 2 van paragraaf 2 voorziet een extra waarborg tot verzekering van de onafhankelijkheid van het personeel van Infrabel dat behoort tot de dienst toegang tot het net, dat belast is met de essentiële functies in de zin van artikel 7 van Richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte. Een lid van de raad van bestuur dat een functie, mandaat of activiteit, persoonlijk of via tussenkomst van een rechtspersoon uitoefent ten dienste van (nieuwe) NMBS kan namelijk niet deelnemen aan de beraadslagingen of aan de stemming over beslissingen die uitsluitend op genoemd personeel van Infrabel betrekking hebben. Deze uitsluiting zal vooral zijn effect ressorteren bij personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte voor één of meer personeelsleden behorend tot de gespecialiseerde dienst binnen Infrabel die belast is met de essentiële functies, waar de formele beslissing door de juridische werkgever, namelijk HR Rail wordt genomen, maar waar de feitelijke beslissing bij Infrabel ligt, overeenkomstig de artikelen 107 en 108. Om te vermijden dat ten gevolge van deze bepaling geen beslissingen met betrekking tot dit personeel kunnen worden genomen, stelt artikel 35, § 2 dat de leden die niet mogen deelnemen aan de beraadslaging en de stemming wel meegerekend worden voor de bepaling van het aanwezigheidsquorum, maar als niet aanwezig worden beschouwd voor de berekening van het meerderheidsquorum. Indien twee bestuursleden een belangenconflict zouden hebben, kan dan toch nog een geldige beslissing worden genomen door de twee andere leden van de raad van bestuur.

Paragraaf 3 van artikel 35 voorziet in een mechanisme om eventuele blokkeringen op het niveau van de raad van bestuur op te lossen door te bepalen dat, indien na drie vergaderingen, geen beslissing kon worden genomen over een bepaald agendapunt, de algemene vergadering moet worden bijeengeroepen die over het betreffende agendapunt zal kunnen oordelen bij gewone meerderheid der stemmen. Gelet op het feit dat de Staat steeds over 60% van de stemmen dient te beschikken, zal de Staat in de algemene vergadering de beslissing in voorkomend geval alleen kunnen nemen. Dit deblokkeringsmechanisme is ook van toepassing indien geen beslissing kan worden genomen doordat het aanwezigheidsquorum in de raad van bestuur niet wordt gehaald.

Net zoals bij een NV van privaat recht het geval is indien een bestuurder niet aanwezig kan zijn op een vergadering van de raad van bestuur, kan deze zich op de vergadering enkel geldig laten vertegenwoordigen door een andere bestuurder.

Artikel 36, § 1 bepaalt dat de raad van bestuur, zoals in de naamloze vennootschappen van privaat recht, over de residuaire bevoegdheid beschikt. De raad van bestuur kan haar bevoegdheden evenwel opdragen aan de algemeen directeur, naar analogie met artikel 17, § 2 van de wet van 21 maart 1991, met uitzondering van (i) het vaststellen van het ondernemingsplan en het algemeen beleid, (ii) het toezicht op de algemeen directeur en (iii) de uitdrukkelijk aan de raad van bestuur toegewezen bevoegdheden (artikel 40, § 2 iuncto 36, § 2).

Artikel 37 voorziet in het kader van de vertegenwoordiging van HR Rail in een tweehandtekeningsclausule. Deze bepaling staat de vertegenwoordiging van HR Rail door de raad van bestuur als college niet in de weg, evenmin als de mogelijkheid voor de raad van bestuur om volmachten te verlenen op grond van artikel 48.

Artikel 38 bepaalt de samenstelling en bevoegdheden van het benoemings- en bezoldigingscomité. Het advies dat dit comité overeenkomstig paragraaf 2 dient uit te brengen over de kandidaturen met het oog op de benoeming van de adjunct van de algemeen directeur en het kaderpersoneel dat niet ter beschikking is gesteld, dient uiteraard ook te worden uitgebracht indien de benoeming het gevolg zou zijn van een bevordering.

De artikelen 39 tot 41 handelen over de algemeen directeur die, naast de raad van bestuur, het tweede bestuursorgaan van HR Rail vormt.

De algemeen directeur wordt benoemd met gewone meerderheid van stemmen van de leden van de raad van bestuur, maar met de bijkomende voorwaarde dat vooraf een unanieme voordracht is gebeurd van de kandidaat algemeen directeur door de gedelegeerd bestuurder van Infrabel en van (nieuwe) NMBS. Indien al een algemeen directeur in functie is (die bijvoorbeeld voor herbenoeming in aanmerking komt) bepaalt artikel 39, § 1 dat hij niet mag beraadslagen en meestemmen over zijn (her)benoeming. Hetzelfde geldt op grond van artikel 39, § 2 voor de beslissing inzake de vaststelling van zijn administratieve en geldelijke rechtspositie. De algemeen directeur wordt in voorkomend geval niet meegerekend voor de berekening van het meerderheidsquorum, zodat een meerderheid van twee van de drie overige leden van de raad van bestuur volstaat om de beslissing te nemen. Het besluit gaat hierbij verder dan de belangenconflictenregeling in artikel 523 van het Wetboek van vennootschappen, dat de uitsluiting van de beraadslaging en stemming enkel voorziet in de vennootschappen die een publiek beroep doen of hebben gedaan op het spaarwezen. De door artikel 39 vereiste bijzondere bekwaamheid op het vlak van human resources veronderstelt niet dat hij beslagen moet zijn in alle domeinen van human resources, maar daarentegen ervaring in één of meerdere domeinen kan volstaan om in aanmerking te komen voor de functie. Hetzelfde geldt voor de adjunct van de algemeen directeur op grond van artikel 42, § 1.

Wat zijn bevoegdheden betreft, vermeldt artikel 40 de voornaamste doelstelling die de algemeen directeur blijkens de commentaar bij artikel 7, 9° van de wet van 30 augustus 2013 heeft, met name de modernisering van het beheer van de personeelszaken. De verwezenlijking van deze doelstelling zal worden geconcretiseerd in een opdrachtbrief die overeenkomstig artikel 39, § 1 op unanieme voordracht van de gedelegeerd bestuurders van (nieuwe) NMBS en Infrabel door de raad van bestuur van HR Rail wordt goedgekeurd.

De algemeen directeur kan HR Rail overeenkomstig artikel 40, § 3 vertegenwoordigen voor wat betreft het dagelijks bestuur en voor wat betreft de bevoegdheden die hem krachtens de wet zijn toegekend, met inbegrip van de bevoegdheden die de raad van bestuur in voorkomend geval aan de algemeen directeur op grond van artikel 36, § 2 heeft opgedragen. Naar analogie met artikel 524bis van het Wetboek van vennootschappen zullen de beperkingen aan de overdraagbare bestuursbevoegdheid van de algemeen directeur niet kunnen worden tegengeworpen aan derden, zelfs niet indien zij worden bekendgemaakt.

De algemeen directeur heeft overeenkomstig artikel 41, § 2 de bijzondere opdracht om erover te waken de raad van bestuur vooraf te informeren indien hij standpunten inneemt die een financiële impact kunnen hebben op Infrabel en (nieuwe) NMBS. In de mate dat de financiële impact van een bepaald standpunt reeds is voorzien in een door de raad van bestuur goedgekeurd budget, dient de algemeen directeur zijn informatieverplichting van paragraaf 2 niet opnieuw toe te passen. Aangezien zowel de gedelegeerd bestuurder van Infrabel als deze van (nieuwe) NMBS deel uitmaken van de raad van bestuur, acht de regering een bijkomende rechtstreekse mededeling aan Infrabel en (nieuwe) NMBS niet noodzakelijk.

De algemeen directeur zal de raad van bestuur uiteraard ook informeren over de financiële gevolgen voor HR Rail, Infrabel en (nieuwe) NMBS van beslissingen die behoren tot de bevoegdheid van de raad van bestuur.

De algemeen directeur zal op grond van artikel 41, § 3, niet deelnemen aan de beraadslaging en stemming met betrekking tot zijn eigen evaluatie. Die beslissing wordt door de raad van bestuur genomen met gewone meerderheid van stemmen, maar met de bijkomende voorwaarde dat de gedelegeerd bestuurder van Infrabel en van (nieuwe) NMBS de beslissing met betrekking tot de evaluatie hebben goedgekeurd. Een meerderheid van twee van de drie leden van de raad van bestuur volstaat in voorkomend geval, nu de algemeen directeur wordt geacht afwezig te zijn voor de berekening van het meerderheidsquorum.

De adjunct van de algemeen directeur wordt op voordracht van de algemeen directeur benoemd door de raad van bestuur nadat advies werd ingewonnen van het benoemings- en bezoldigingscomité waarvan sprake in artikel 38 (artikel 42, § 1). Hij behoort tot een andere taalrol dan de algemeen directeur. Zijn taak bestaat er in essentie in de algemeen directeur te vervangen bij afwezigheid (artikel 43, § 1) en te zetelen in het HR Coördinatie Comité, waarvan hierna sprake.

Het mandaat van algemeen directeur of adjunct van de algemeen directeur is een tijdelijk mandaat. De administratieve en geldelijke rechtspositie verbonden aan elk van deze tijdelijke mandaten wordt trouwens bepaald door de raad van bestuur van HR Rail. In artikel 44 wordt beschreven welke de impact is van het vervullen van dit mandaat op de rechtspositie van de algemeen directeur en van de adjunct van de algemeen directeur, naargelang hij zich reeds in een statutaire of contractuele band bevond met de Staat of enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, zoals bijvoorbeeld HR Rail.

De artikelen 45 tot 47 bepalen de regels inzake het zogenaamde Comité voor de coordinatie van het personeelsbeheer, afgekort « HR Coördinatie Comité », in overeenstemming met de samenstelling die is weergegeven in artikel 7, 9° van de wet van 30 augustus 2013 en bepaalt de bevoegdheden ervan. De werkingsregels van het HR Coördinatie Comité zullen worden bepaald in een intern reglement, dat onder meer zal voorzien in een bepaling die de onafhankelijkheid van het personeel bij Infrabel, belast met de essentiële functies, dient te garanderen, naar analogie met artikel 35, § 2, lid 2.

De artikelen 48 en 49 bevestigen de mogelijkheid van volmachtenvertegenwoordiging. Ze leggen regels op om de transparantie van de volmachten te garanderen, onder meer door te bepalen dat de duur van de volmachten moet worden vermeld door de volmachtgever. Dit neemt niet weg dat de volmachten ook voor onbepaalde duur kunnen zijn, indien dat zo wordt gepreciseerd door de volmachtgever.

Artikel 51 bevat de onverenigbaarheidsregels in hoofde van de bestuurders, algemeen directeur en adjunct van de algemeen directeur en is geïnspireerd op artikel 22 van de wet van 21 maart 1991. Bovenop de onverenigbaarheden in genoemd artikel 22 voorziet artikel 51, § 2, lid 2 ook een onverenigbaarheid tussen het mandaat van algemeen directeur en van de adjunct van de algemeen directeur enerzijds en een mandaat of functie bij Infrabel of NMBS anderzijds, zodat het evenwicht tussen Infrabel en NMBS binnen de raad van bestuur van HR Rail en het HR Coördinatie Comité niet wordt verstoord.

Als alternatief voor het sluiten van een beheerscontract tussen HR Rail en de Staat, bepaalt artikel 52 dat de Koning bij een uitvoeringsbesluit, de bijzondere regels en voorwaarden kan vastleggen waaronder HR Rail haar enige opdracht van openbare dienst, met name het organiseren en beheren van de sociale dialoog op het niveau van HR Rail, Infrabel en (nieuwe) NMBS gezamenlijk, zal uitoefenen. De financiering van HR Rail voor genoemde opdracht van openbare dienst zal jaarlijks worden bepaald in de Staatsbegroting.

De raad van bestuur dient op grond van artikel 53 een ondernemingsplan op te stellen. Dit plan zal onder meer de visie omvatten met betrekking tot die delen van HR die tot de bevoegdheid van HR Rail behoren, voor het geheel van de personeelsleden tewerkgesteld bij HR Rail, Infrabel en NMBS, en met betrekking tot het personeelsbeleid van het personeel dat niet ter beschikking gesteld wordt door HR Rail (eigen personeel van HR Rail). Uit dit ondernemingsplan dienen ook de inspanningen inzake de modernisering van het HR-beheer te blijken.

De artikelen 54 tot 56 regelen het administratief toezicht (door de tussenkomst van een Regeringscommissaris) en de controle op de financiële toestand (door de tussenkomst van een college van commissarissen) van HR Rail. De beslissingen van de bestuursorganen waartegen de Regeringscommissaris beroep kan aantekenen - waarvan sprake in artikel 54, § 5 -, betreffen zowel deze van de raad van bestuur als de algemeen directeur.

Inzake de financiering van HR Rail, preciseert de Regering dat HR Rail, naast de toelagen voor haar opdracht van openbare dienst, zoals vermeld in artikel 52, inkomsten ontvangt door de facturatie van de HR-diensten, met inbegrip van de ter beschikking stelling van het personeel, aan Infrabel en (nieuwe) NMBS. Deze facturatie dient minstens de kostprijs te dekken, d.w.z. dat HR Rail niet enkel de directe kosten, gelieerd aan de HR-diensten en de terbeschikkingstelling zal doorrekenen, maar ook de indirecte kosten die zij maakt op het vlak van ruimte, administratie, beheer en personeelsinzet om genoemde HR-diensten en terbeschikkingstelling te verzekeren.

HR Rail mag op grond van artikel 58 als een goed huisvader beslissen over de belegging van de haar beschikbare gelden. Zij dient daarbij uiteraard binnen de grenzen van haar maatschappelijk doel te blijven, wat in elk geval enige vorm van speculatieve belegging van gelden uitsluit. Dat is a fortiori het geval voor de gelden behorend tot het Fonds van de sociale werken.

Artikel 60 beoogt dezelfde fiscale vrijstellingen toe te kennen aan HR Rail als degenen die van toepassing waren voor NMBS Holding voorafgaand aan de hervorming. Op die manier wordt de fiscale neutraliteit van de hervorming gegarandeerd.

Ingevolge dit besluit zullen de kosten verbonden aan het personeel dat door HR Rail ter beschikking wordt gesteld van Infrabel en (nieuwe) NMBS aan deze vennootschappen worden doorgerekend. Vanuit fiscaal oogpunt kan HR Rail beroepskosten oplopen die niet volledig fiscaal aftrekbaar zijn (bijvoorbeeld maaltijdcheques). Bij de doorrekening van deze kosten aan de genietende entiteiten, heeft de Ministerraad zijn akkoord gegeven over het principe dat deze kosten uitsluitend niet aftrekbaar zijn in hoofde van de vennootschappen waaraan het personeel van HR Rail ter beschikking wordt gesteld.

Titel 3 Personeel Aangezien HR Rail geen autonoom overheidsbedrijf is en dus met haar personeel niet onder de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven ressorteert, is het nodig om het wettelijk kader voor de tewerkstelling van dit personeel te creëren, zoals trouwens ook reeds voorzien is in artikel 7, inzonderheid 7°, 8° en 10° tot 13°, van de wet van 30 augustus 2013. Dit wettelijk kader is ruim geïnspireerd zowel door de bepalingen van de wet van 23 juli 1926 zoals die er vóór de hervorming uitzagen als door de bepalingen van de wet van 21 maart 1991 zelf die traditioneel reeds veel uitzonderingsbepalingen bevatte voor het personeel tewerkgesteld bij het Belgische spoor. De titel « Personeel » bestaat uit 11 hoofdstukken .

In het eerste hoofdstuk worden de beginselen betreffende het personeelsstatuut en het syndicaal statuut uiteengezet, in overeenstemming met artikel 7, 10° en 13° van de wet van 30 augustus 2013.

Artikel 66 schrijft het basisprincipe in dat HR Rail de enige juridische werkgever is van het personeel van de Belgische Spoorwegen, net zoals vóór de inwerkingtreding van de hervorming NMBS Holding de enige juridische werkgever van het personeel was. Infrabel en (nieuwe) NMBS kunnen dus enkel personeel tewerkstellen dat hen ter beschikking wordt gesteld door HR Rail. HR Rail kan zowel statutaire als niet statutaire personeelsleden ter beschikking stellen van Infrabel en (nieuwe) NMBS. Dit artikel moet uiteraard samen worden gelezen met het vijfde hoofdstuk dat de verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden van HR Rail, Infrabel en (nieuwe) NMBS inzake personeelszaken regelt.

Artikel 67 bepaalt dat de tewerkstelling van het personeel van de Belgische Spoorwegen in principe statutair is, behoudens de in de wet opgenomen uitzonderingen. Dit artikel vormt voor het personeel van de Belgische Spoorwegen het equivalent van artikel 29 van de wet van 21 maart 1991. Het personeel wordt aangeworven door HR Rail, en tewerkgesteld in overeenstemming met het personeelsstatuut en de personeelsreglementering. Dit artikel dient te worden samengelezen met de artikelen 102 tot 109 inzake de verdeling van bevoegdheden van HR Rail, Infrabel en (nieuwe) NMBS inzake personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte.

De complexe juridische situatie binnen de Belgische Spoorwegen, met het samenspel van de juridische werkgever en de feitelijke werkgevers, maakt dat de hiërarchie van de rechtsbronnen waaruit verplichtingen voor de betrokken partijen voortvloeien, moet worden verduidelijkt.

Dit gebeurt voor het statutair personeel in artikel 68. In punt 6° van de hiërarchie zijn « instructies van de vennootschap die het werkgeversgezag uitoefent » opgenomen. Dit heeft inzonderheid tot doel om richtlijnen en bevelen die worden gegeven door de vennootschap die de feitelijke werkgever is van het haar ter beschikking gesteld personeelslid, een plaats te geven in de hiërarchie van de rechtsbronnen. Tot de bedoelde instructies behoren onder meer : (i) beleidsinstructies met een algemene draagwijdte die kaderen in het « niet-reglementair HR-beleid » omschreven in artikel 84, 2°, en, zoals trouwens bepaald in artikel 143, 4°, in het « niet-reglementair welzijnsbeleid » omschreven in artikel 142 (tot dergelijke beleidsinstructies behoren onder meer omzendbrieven en policies); (ii) instructies die kwalificeren als louter organisatorische maatregelen die de feitelijke werkgever uitvaardigt in het belang van de vennootschap (hiertoe behoren maatregelen van inwendige orde); en (iii) praktische (werk)instructies die de feitelijke werkgever ten aanzien van (individuele) personeelsleden uitvaardigt.

De tweede paragraaf van artikel 68 betreft de problematiek van de mogelijke strijdigheid van normen. Of er sprake is van strijdigheid tussen normen voortvloeiend uit onderscheiden rechtsbronnen moet worden geïnterpreteerd in dezelfde zin als de gebruikelijke interpretatie die hieraan gegeven wordt in het kader van artikel 51 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. Enkel bij een dergelijk inhoudelijk conflict dient de norm uit de lagere rechtsbron buiten toepassing te worden gelaten.

Deze rechtsbronnen en hun hierarchie gelden niet enkel in de verhouding tussen de personeelsleden en HR Rail, maar ook tussen de personeelsleden en Infrabel of (nieuwe) NMBS wanneer zij aldaar ter beschikking gesteld zijn. Dit wordt bepaald in artikel 69.

Artikel 70 herneemt het voorlaatste lid van het huidig artikel 13 van de wet van 23 juli 1926.

Overeenkomstig de eerste paragraaf van artikel 71 blijft de mobiliteit van het personeel binnen de Belgische Spoorwegen geregeld door of krachtens het personeelsstatuut. De tweede paragraaf van artikel 71 maakt artikel 29bis van de wet van 21 maart 1991, inzake externe mobiliteit naar openbare overheden, ook van toepassing op het personeel van de Belgische Spoorwegen om aldus de mobiliteit zoals die voor de hervorming bestond, te vrijwaren.

Het tweede hoofdstuk bevat, in overeenstemming met artikel 7, 8° van de wet van 30 augustus 2013, de principes van de terbeschikkingstelling van het personeel nadat het aan HR Rail is overgedragen.

Tijdens de terbeschikkingstelling van personeel blijft het personeelsstatuut op hen van toepassing. Zij staan dan onder het uitsluitende werkgeversgezag van Infrabel of (nieuwe) NMBS. Dit houdt onder meer in dat, zoals ook voorgeschreven door artikel 111 en 112, het aan de feitelijke werkgever toekomt om het personeel te evalueren en (tucht)sancties op te leggen.

De eerste paragraaf van artikel 72 laat toe dat HR Rail en respectievelijk Infrabel of (nieuwe) NMBS de nadere modaliteiten van de terbeschikkingstelling van personeel regelen in een overeenkomst met betrekking tot terbeschikkingstelling. Vanzelfsprekend moeten daarbij de bepalingen van de wet worden nageleefd. Het afsluiten van dergelijke overeenkomst is facultatief. Het is aldus mogelijk dat HR Rail een dergelijke overeenkomst enkel afsluit met Infrabel, of met (nieuwe) NMBS, al naargelang het geval, of nog, dat de overeengekomen modaliteiten van de terbeschikkingstelling tussen HR Rail en Infrabel verschillen van deze tussen HR Rail en (nieuwe) NMBS. De overeenkomsten inzake terbeschikkingstelling van personeel die NMBS Holding heeft afgesloten, respectievelijk met Infrabel en NMBS en die zijn opgenomen als bijlage bij het personeelsstatuut, zullen met ingang van 1 januari 2014 niet langer van toepassing zijn, omdat zij onverenigbaar zijn met de nieuwe structuur na de hervorming en dit met toepassing van de artikelen 68 en 78.

Uit de tweede paragraaf van artikel 72 volgt dat de terbeschikkingstelling door HR Rail een sui generis karakter heeft : hoofdstuk III van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, dat de terbeschikkingstelling van werknemers ten behoeve van gebruikers verbiedt, is er niet op van toepassing. Aldus vormt deze paragraaf, voor het personeel van de Belgische Spoorwegen, het equivalent van artikel 214, § 2, en artikel 232, § 2, van de wet van 21 maart 1991. Deze uitsluiting van toepassing is trouwens enkel nodig voor wat het niet statutaire personeel betreft, aangezien het statutaire personeel niet onder hoofdstuk III van voormelde wet van 24 juli 1987 valt.

Overeenkomstig de derde paragraaf van artikel 72 blijft de terbeschikkingstelling van een personeelslid aan een vennootschap, en de daarmee gepaard gaande financiële tenlasteneming door de vennootschap, altijd voortbestaan. Dat is ook bijvoorbeeld het geval wanneer het personeelslid ziek is, beschikbaar wordt ingevolge afschaffing van betrekking of in geval van toepassing van het elfde hoofdstuk. Er kan aan de terbeschikkingstelling slechts een einde worden gesteld na het uitdrukkelijk en voorafgaand akkoord van HR Rail. De facultatief af te sluiten overeenkomst inzake terbeschikkingstelling kan hier niet van afwijken. Hoewel de beslissing om een einde te maken aan een terbeschikkingstelling van een welbepaald personeelslid in principe een beslissing is met individuele draagwijdte, wordt hier uitdrukkelijk afgeweken van de regels die hieromtrent zijn opgenomen in afdeling 7 van het vijfde hoofdstuk. HR Rail neemt wat betreft het einde van een terbeschikkingstelling dus geen (formele) beslissing op eensluidend voorstel van de feitelijke werkgever, maar neemt een eigen autonome beslissing die volledig de gevolgen van artikel 35 ondergaat.

De vierde paragraaf van artikel 72 beschrijft de verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden ten aanzien van personeelsleden die beschikbaar zijn. Met « verplichtingen inzake sociale dialoog » wordt inzonderheid verwezen naar de Nationale Paritaire Commissie (artikel 118, 14° ) en de gewestelijke paritaire commissies van HR Rail (artikel 134, § 2).

Met toepassing van de vijfde paragraaf van artikel 72 ligt de burgerlijke aansprakelijkheid van de werkgever bij de vennootschap die het werkgeversgezag uitoefent.

Het derde hoofdstuk bevat, geheel in lijn met artikel 7, 12° en 13° van de wet van 30 augustus 2013, de regels inzake de vaststelling van het personeelsstatuut en het syndicaal statuut.

Artikel 73 vormt voor het personeel van de Belgische Spoorwegen het equivalent van artikel 33 van de wet van 21 maart 1991. Het eerste personeelsstatuut, het eerste syndicaal statuut en de eerste personeelsreglementering van toepassing op het personeel van de Belgische Spoorwegen, zijn het personeelsstatuut, het syndicaal statuut en de personeelsreglementering zoals van kracht op 31 december 2013 voor het personeel van NMBS Holding, zonder nochtans hierbij afbreuk te kunnen doen aan de hiërarchie van toepasselijke rechtsbronnen. Alle bepalingen van het personeelsstatuut, het syndicaal statuut en de personeelsreglementering die strijdig zouden zijn met hogere normen, bijvoorbeeld met de bepalingen die dit besluit in de wet van 23 juli 1926 invoert, zullen bijgevolg geen verdere toepassing meer kunnen vinden en dit ten voordele van de bepalingen uit deze hogere normen. Het is overigens ten zeerste aangewezen dat de teksten van het personeelsstatuut, het syndicaal statuut en de personeelsreglementering ten spoedigste aan het nieuwe kader na de hervorming worden aangepast.

Artikel 74 geeft aan welke bepalingen als grondregelen te beschouwen zijn. Het betreft de bepalingen opgenomen in het personeelsstatuut, het syndicaal statuut en de ARPS-bundel 541 inzake « Dienst- en rusttijden ». Wijziging van deze bepalingen zal, net als onder de wet van 23 juli 1926 zoals van kracht vóór de hervorming, onderhandeling vereisen met een tweederde meerderheid binnen de Nationale Paritaire Commissie, volgens de procedure bepaald in artikel 75. Regels die niet in het personeelsstatuut, het syndicaal statuut of de ARPS-bundel 541 zijn opgenomen, zijn geen grondregelen.

De artikelen 75 en 76 regelen de procedures die moeten worden gevolgd in het kader van de sociale dialoog binnen de Nationale Paritaire Commissie. De procedure verschilt naargelang de materie waarop het voorstel betrekking heeft.

Artikel 75 regelt de onderhandelingsprocedure die moet worden gevolgd voor alle voorstellen tot vaststelling of wijziging van het personeelsstatuut, het syndicaal statuut of de personeelsreglementering inzake « Dienst- en rusttijden », i.e. de zogenaamde grondregelen aangewezen in artikel 74. Net zoals in de wet van 23 juli 1926 zoals van kracht vóór de hervorming het geval was, vormen de grondregelen onderhandelingsmaterie bij de Nationale Paritaire Commissie, waarbij een tweederde meerderheid voor goedkeuring is vereist. De goedkeuring met tweederde meerderheid is vervolgens bindend voor HR Rail die dan uiteindelijk de (gewijzigde) regeling vaststelt. De onderhandelingsprocedure zal meer bepaald van toepassing zijn ten gevolge van artikel 86 (reglementair HR-beleid voor wat de grondregelen betreft).

Verschillende andere artikelen die het besluit in de wet van 23 juli 1926 invoegt, verwijzen naar de onderhandelingsprocedure uit artikel 75.

Artikel 76 regelt de overlegprocedure die moet worden gevolgd omtrent elk voorstel tot vaststelling of wijziging van personeelsreglementering. Hierover moet overleg worden gevoerd met het oog op een advies van de Nationale Paritaire Commissie. Dit advies is niet bindend. De overlegprocedure zal meer bepaald van toepassing zijn bij overleg ten gevolge van artikel 86 (in zoverre het reglementair HR-beleid doch geen grondregelen betreft).

De overlegprocedure geldt niet voor de reglementering inzake de administratieve en geldelijke loopbaan van het kaderpersoneel : deze reglementering valt buiten het overleg en behoort tot de bevoegdheid van de raad van bestuur van HR Rail, zonder dat hierdoor aan de toepassing van de artikelen 85 tot 87 kan worden voorbijgegaan.

Overeenkomstig de tweede paragraaf van artikel 76 wordt de reglementering vastgesteld door de raad van bestuur van HR Rail. Deze bepaling moet worden samengelezen met artikel 87, waarin de procedure inzake het vaststellen van het reglementair HR-beleid wordt uiteengezet.

Voor de vaststelling van het reglementair en niet-reglementair welzijnsbeleid gelden niet de regels uit artikel 75 en 76, maar moeten de artikelen 142 en 143 worden gevolgd : het welzijnsbeleid wordt immers vastgesteld op het niveau van de vennootschap. Dit geldt dan weer niet voor de samenstelling, bevoegdheden en werking van de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk en de samenstelling van de Bedrijfscomités voor preventie en bescherming op het werk : hiervoor moet overeenkomstig artikel 147 de procedure uit artikel 75 worden nageleefd.

Het vierde hoofdstuk bevat, in lijn met artikel 7, 12° en 13° van de wet van 30 augustus 2013, enkele bijzondere bepalingen met betrekking tot niet statutaire, met andere woorden de contractuele personeelsleden van HR Rail.

Artikel 77 maakt het mogelijk om binnen de Nationale Paritaire Commissie met tweederde meerderheid bindende collectieve overeenkomsten tot stand te brengen. Het betreft collectieve overeenkomsten die niet onder de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités vallen.

Voor dergelijke collectieve overeenkomsten geldt enkel wat bepaald wordt in artikel 77. Het zal dus aangewezen zijn om een aantal zaken standaard in de collectieve overeenkomst te regelen, bijvoorbeeld de duur van de overeenkomst en de eventuele modaliteiten voor opzegging.

De overeenkomsten worden genummerd en geregistreerd door HR Rail.

Artikel 78 regelt de hiërarchie van de rechtsbronnen rekening houdende met de omgeving van de Belgische Spoorwegen waarbinnen de niet statutaire personeelsleden zijn tewerkgesteld. Tot de in punt 6° opgelijste instructies behoren ook hier onder meer : (i) beleidsinstructies met een algemene draagwijdte die kaderen in het « niet-reglementair HR-beleid » zoals bedoeld in artikel 84, 2°, en, zoals trouwens bepaald in artikel 143, 4°, het « niet-reglementair welzijnsbeleid » zoals bedoeld in artikel 142 (tot dergelijke beleidsinstructies behoren omzendbrieven en policies); (ii) instructies die kwalificeren als louter organisatorische maatregelen die de feitelijke werkgever uitvaardigt in het belang van de vennootschap (hiertoe behoren maatregelen van inwendige orde); en (iii) praktische (werk)instructies die de feitelijke werkgever ten aanzien van (individuele) personeelsleden uitvaardigt. Vastgesteld reglementair welzijnsbeleid dat ook van toepassing is verklaard op het niet statutair personeel wordt voor hen gevat onder artikel 78, § 1, 5°.

Wat de tweede paragraaf van artikel 78 betreft, wordt verwezen naar de toelichting bij de tweede paragraaf van artikel 68.

Net zoals voor de statutaire personeelsleden het geval is, spreekt het voor zich dat niet alleen de juridische werkgever (HR Rail) maar ook de feitelijke werkgever (Infrabel of (nieuwe) NMBS, al naargelang het geval) de bepalingen die de rechtspositie van het personeel (in de ruime zin begrepen) regelen, respecteert. Dit wordt bepaald in artikel 79.

Het vijfde hoofdstuk bevat, in overeenstemming met artikel 7, 10° en 12° van de wet van 30 augustus 2013, de regels inzake de verdeling van bevoegdheden en verantwoordelijkheden van HR Rail, Infrabel en NMBS inzake personeelszaken. In een relatie van terbeschikkingstelling waarbij de juridische werkgever (HR Rail) van statutair en niet statutair personeel te onderscheiden is van de feitelijke werkgever(s) (Infrabel respectievelijk (nieuwe) NMBS), is een duidelijke taakverdeling tussen beide vennootschappen noodzakelijk om de terbeschikkingstelling in al zijn aspecten probleemloos te laten verlopen.

Het vijfde hoofdstuk van het besluit legt de hoofdlijnen van deze taakverdeling vast, waarbij het aan de betrokken vennootschappen vrijstaat om in de HR-dienstenovereenkomst(en) de door dit besluit vastgelegde principes nader uit te werken of aan te vullen en de wederzijdse rechten en verantwoordelijkheden nader te bepalen. Dit hoofdstuk regelt aldus de basisprincipes van de taakverdeling in de verschillende domeinen van HR voor wat betreft HR-beleid, HR-uitvoering, HR-beheer en HR-expertise. Welzijn op het werk is hiervan uitgesloten en wordt geregeld in het achtste hoofdstuk.

HR Rail neemt feitelijk alle activiteiten in bovenstaande domeinen op zich voor wat betreft het personeel dat niet ter beschikking is gesteld van Infrabel of (nieuwe) NMBS. Voorts is elke vennootschap verantwoordelijk voor zijn eigen zogenaamd niet-reglementair HR-beleid, het volledige welzijnsbeleid en de personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte (hierbij neemt HR Rail wel in principe de formele beslissing), voor het personeel dat binnen de eigen vennootschap gebruikt wordt.

Artikel 81 lijst de basistaken van HR Rail op en behoeft geen nadere toelichting. Voor de volledigheid kan eraan toegevoegd worden dat het Kledingsfonds volledig beheerd wordt door (nieuwe) NMBS. De artikelen 82 tot en met 90 bakenen de taakverdeling tussen HR Rail, Infrabel en (nieuwe) NMBS inzake HR-beleid af.

Overeenkomstig artikel 82 bewaakt HR Rail de coherentie en de consistentie in de toepassing van het personeelsstatuut, het syndicaal statuut en de personeelsreglementering, alsook van de toepasselijke wetgeving en haar uitvoeringsbesluiten.

Infrabel en (nieuwe) NMBS behouden of bekomen, voor de eigen vennootschap, een aantal bevoegdheden in verband met HR-beleid, zoals niet-limitatief opgelijst in de tweede paragraaf van artikel 83.

Artikel 84 maakt een onderscheid tussen het « reglementair HR-beleid » en het « niet-reglementair HR-beleid ». « Reglementair HR-beleid » omvat alle beleidsbeslissingen die het personeelsstatuut, het syndicaal statuut of de personeelsreglementering vaststellen of aanpassen. Het betreft aldus zowel de grondregelen voor het personeel sensu stricto als de overige personeelsreglementering die niet onder de grondregelen gevat wordt. « Niet-reglementair HR-beleid » omvat het HR-beleid met inbegrip van alle overige beleidsbeslissingen tot vaststelling of aanpassing van het HR-beleid met een algemene draagwijdte, die niet gevat worden onder het « reglementair HR-beleid ». Algemene dienstorders, uitgevaardigd door de feitelijke werkgevers die ertoe strekken de interne organisatie van de vennootschap te verbeteren of het algemeen personeelsbelang te verhogen en die toepassing vinden op een (deel van het) personeel zoals tewerkgesteld binnen de vennootschap, worden onder het niet-reglementair HR-beleid gevat tenminste in zoverre ze geen verandering inhouden of noodzaken van het personeelsstatuut, het syndicaal statuut of de personeelsreglementering, zoals bedoeld in het reglementair HR-beleid. Zo is bij niet-reglementair HR-beleid onder meer te denken aan het ontwikkelen en uitvaardigen binnen een vennootschap van een beleid op het vlak van alcoholgebruik; het uitvaardigen van een bedrijfspolitiek over internetgebruik; het opzetten van een politiek voor bedrijfswagens; indien deze tenminste geen wijziging inhouden of noodzaken van het personeelsstatuut, het syndicaal statuut of de personeelsreglementering.

Het is niet noodzakelijk dat een identiek (niet-) reglementair HR-beleid wordt ontwikkeld bij elk van de feitelijke werkgevers.

De procedures voor vaststelling van reglementair HR-beleid verschillen van deze voor de vaststelling van het niet-reglementair HR-beleid.

Daarbij spelen het HR Coördinatie Comité en, desgevallend, de Nationale Paritaire Commissie een belangrijke rol.

Artikelen 85 tot en met 87 regelen de procedure en bevoegdheden voor het voorbereiden en uitvaardigen van reglementair HR-beleid.

Overeenkomstig artikel 85, eerste paragraaf, komt het voor het reglementair HR-beleid aan het HR Coördinatie Comité toe om wijzigingen voor te bereiden, al dan niet op voorstel van één van de vennootschappen.

Paragraaf 2 bepaalt verder dat, zo het HR Coördinatie Comité geen consensus vindt over een ontwerp of voorstel tot aanpassing van het reglementair HR-beleid, deze rol wordt toebedeeld aan de raad van bestuur van HR Rail en desgevallend, met toepassing van artikel 35, § 3, aan de algemene vergadering.

Overeenkomstig artikel 86 legt de algemeen directeur van HR Rail het voorstel van reglementair HR-beleid voor aan de Nationale Paritaire Commissie, voor overleg of onderhandeling, al naargelang het geval.

Artikel 87 bepaalt dat HR Rail bevoegd is om, na onderhandeling gevolgd door een bindende regeling of na overleg al naargelang, het reglementair HR-beleid definitief vast te stellen.

Artikelen 88 tot en met 90 regelen de procedure en bevoegdheden voor het voorbereiden en uitvaardigen van niet reglementair HR-beleid. Het komt in beginsel uitsluitend aan de feitelijke werkgever toe binnen de vennootschap een eigen niet-reglementair HR-beleid voor te bereiden en uit te vaardigen voor het personeel dat in de vennootschap is tewerkgesteld.

Overeenkomstig artikel 89 moet elk ontwerp van niet-reglementair HR-beleid verplicht voorafgaandelijk worden meegedeeld aan het HR Coördinatie Comité. De verantwoordelijkheid om het ontwerp op gepaste wijze voor het HR Coördinatie Comité te brengen, berust op de vennootschap waarop het ontwerp betrekking heeft. De algemeen directeur van HR Rail toetst de draagwijdte van het voorstel in het licht van het reglementair HR-beleid en aan de bevoegdheden van de Nationale Paritaire Commissie. Wanneer het HR Coördinatie Comité vervolgens op zijn eerstvolgende vergadering op basis van het gemotiveerd advies van de algemeen directeur vaststelt, bij gewone meerderheid, dat de voorgenomen beleidsbeslissing een impact heeft die een aanpassing van het reglementair HR-beleid noodzaakt, wordt de procedure gevolgd voor het reglementair HR-beleid.

De procedure beschreven in artikel 89 heeft tot doel om oneigenlijk gebruik van het niet-reglementair HR-beleid door één van de vennootschappen tegen te gaan, en om de bevoegdheden van de Nationale Paritaire Commissie te vrijwaren. Voor alle duidelijkheid moet hieraan worden toegevoegd dat ontwerpen van niet-reglementair HR-beleid enkel betrekking mogen hebben op zaken die niet reeds in het personeelsstatuut of de personeelsreglementering geregeld zijn.

Ingevolge artikel 90 wordt, na de evaluatie van het voorstel door de algemeen directeur van HR Rail en desgevallend door het HR Coördinatie Comité, het niet-reglementair HR-beleid definitief vastgesteld door de betrokken vennootschap, die de algemeen directeur van HR Rail en het HR Coördinatie Comité informeert van de genomen beslissingen terzake.

Artikelen 91 tot en met 95 bakenen inzake HR-uitvoering de taakverdeling af tussen HR Rail, Infrabel en (nieuwe) NMBS. Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 96 regelt de principes van de taakverdeling inzake HR-beheer tussen HR Rail, Infrabel en (nieuwe) NMBS. Paragraaf 2 lijst een aantal basistaken inzake HR-beheer op die in elk geval door HR Rail uitgevoerd moeten worden, gelet op de expertise en rol van HR Rail terzake.

Artikel 97 regelt de principes inzake HR-expertise. Overeenkomstig paragraaf 3 kan HR Rail beleidsvoorstellen doen met het oog op de modernisering van HR. Zij formuleert deze voorstellen op de raad van bestuur van HR Rail of in het HR Coördinatie Comité.

Artikelen 98 tot en met 101 betreffen de voorschriften aangaande de af te sluiten HR-dienstenovereenkomst(en), waarin de taakverdeling tussen HR Rail en Infrabel, respectievelijk tussen HR Rail en (nieuwe) NMBS, inzake HR-beleid, HR-uitvoering, HR-beheer en HR-expertise in één of meer van de domeinen van HR nader zal worden gepreciseerd en toebedeeld, mits respect voor de bepalingen van de wet.

Artikel 98 schrijft voor dat de wederzijdse rechten en verantwoordelijkheden inzake het HR-beleid, de HR-uitvoering, het HR-beheer en de HR-expertise nader gepreciseerd worden in de HR-dienstenovereenkomst. In de HR-dienstenovereenkomst kan niet worden afgeweken van de basistaken van HR Rail, zoals bepaald in artikel 81.

Deze basistaken zijn dan ook minimaal en verplicht nader te regelen in de HR-dienstenovereenkomst.

Dit artikel bepaalt voorts op dwingende wijze de procedure tot afsluiten van (één of meerdere) HR-dienstenovereenkomst(en). Een ontwerp van HR-dienstenovereenkomst moet steeds - op gezamenlijk voorstel van HR Rail en Infrabel respectievelijk (nieuwe) NMBS - voor advies aan de Nationale Paritaire Commissie overgelegd, alvorens te worden overgelegd aan de raad van bestuur van HR Rail.

Artikel 99 kent de mogelijkheid toe om de HR-dienstenovereenkomst(en) zo nodig aan te passen en/of te moderniseren teneinde op een adequate en aangepaste wijze HR te kunnen benaderen binnen de vennootschappen.

Artikel 100 legt een verplicht in de HR- dienstenovereenkomst te regelen samenspraak- of bemiddelingsprocedure op tussen HR Rail en Infrabel respectievelijk (nieuwe) NMBS. Pas wanneer de in de HR-dienstenovereenkomst vervatte samenspraak- en/of bemiddelingsprocedure zonder resultaat is uitgeput, kan elk van de vennootschappen zich richten tot de bevoegde rechtbank.

Paragraaf 2 van dit artikel kent de Koning de bevoegdheid toe (andere) bijzondere elementen die verplicht in de HR-dienstenovereenkomst moeten worden opgenomen, nader te bepalen evenals de modaliteiten inzake de inwerkingtreding van de HR-dienstenovereenkomst vast te stellen.

Artikel 101 kent de bevoegdheid toe aan de Koning, wanneer de vennootschappen in gebreke blijven tijdig de verplichte HR-dienstenovereenkomst(en) af te sluiten, hiertoe bindende bedingen op te leggen.

Artikelen 102 tot en met 113 regelen de taakverdeling en bevoegdheden van HR Rail, Infrabel en (nieuwe) NMBS inzake personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte.

Artikel 102 definieert wat wordt verstaan onder « personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte ».

Onder dit begrip worden zowel personeelsbeslissingen ten aanzien van een niet statutair als van een statutair personeelslid begrepen. Onder personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte worden beslissingen begrepen die rechtsgevolgen teweegbrengen of kunnen teweegbrengen voor een identificeerbaar personeelslid en waarbij in het beslissingsproces aan de feitelijke werkgever een zeker mate van appreciatie- of beoordelingsvrijheid toekomt.

Voorbeelden van de in artikel 102 geviseerde personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte betreffen, zonder limitatief te zijn, onder meer tuchtmaatregelen; sanctiemaatregelen; periodieke evaluatiebeslissingen; ontslagbeslissingen; aanwervingsbeslissingen; (gewone) ordemaatregelen ten aanzien van een personeelslid die worden genomen om de goede werking van de dienst te herstellen of te verzekeren. Dergelijke ordemaatregelen worden immers geacht rechtsgevolgen te hebben in hoofde van het betrokken personeelslid, althans wanneer de maatregel zware ongunstige gevolgen heeft voor de wijze waarop het personeelslid zijn ambt/functie moet uitoefenen of wanneer die werkomstandigheden, loopbaan, bezoldigingsregeling of arbeidsvoorwaarden drastisch wijzigt. Voorbeelden van een ordemaatregel zijn de overplaatsing, de preventieve schorsing, de wijziging van dienstaanwijzing of van bevoegdheden, of het beëindigen van de uitoefening van een hogere functie.

A contrario, onder de personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte worden geen loutere organisatorische maatregelen of zogenaamde maatregelen van inwendige orde gevat, die weliswaar feitelijke gevolgen kunnen hebben voor de invulling van een takenpakket van een personeelslid, doch geen rechtsgevolgen teweegbrengen. Dit betreffen immers maatregelen die worden genomen in het belang van de dienst en die betrekking hebben op de interne organisatie van de dienst of die de goede werking ervan moeten helpen verzekeren. Typische voorbeelden zijn een loutere herverdeling van de taken tussen alle personeelsleden met een bepaalde functie of de overplaatsing van een administratief assistent naar een andere plaats van tewerkstelling, maar met behoud van functie en salaris, om redenen die verband houden met de verdeling van de werklast over de aanwezige administratieve assistenten.

Ook zogenaamde « declaratieve » personeelsbeslissingen, waarbij het personeelslid rechtstreeks en automatisch rechten put op grond van het personeelsstatuut of de personeelsreglementering, vallen niet onder het begrip « personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte ». Zo kan worden gedacht aan de functionele loopbaan inzake anciënniteitsopbouw of geldelijke anciënniteitsopbouw. Dergelijke declaratieve personeelsbeslissingen vallen onder de bevoegdheid van HR Rail.

Het tweede lid van artikel 102 verduidelijkt dat ook eerste aanwervingsbeslissingen onder « personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte » moeten worden begrepen, zijnde de beslissingen waardoor een persoon voor het eerst als personeelslid wordt aangeworven door HR Rail en dit ongeacht of hij nadien ter beschikking wordt gesteld aan Infrabel of (nieuwe) NMBS. Artikel 103 schrijft de verplichting in om op regelmatige basis bilaterale samenspraak te organiseren om de eenheid van het personeelsstatuut en de personeelsreglementering te bewaren.

Inzake de personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte geldt als basisregel dat HR Rail enkel instaat voor de uitvoering van dergelijke beslissingen terwijl de (inhoudelijke) beslissingen en motivering terzake genomen worden - in het kader van en met naleving van het personeelsstatuut - door de raden van bestuur of de daartoe gemachtigde organen van Infrabel, (nieuwe) NMBS of HR Rail zelf voor respectievelijk het personeel ter beschikking gesteld aan Infrabel, (nieuwe) NMBS en het personeel dat door HR Rail wordt tewerkgesteld voor de uitvoering van haar eigen opdrachten. Aan HR Rail wordt, op basis van artikel 104, als juridische werkgever en in overeenstemming met haar bevoegdheid inzake HR-uitvoering, de bevoegdheid toebedeeld om alle personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte uit te voeren, ongeacht of de beslissingen genomen zijn door HR Rail, Infrabel of (nieuwe) NMBS. Zoals in artikel 105 bepaald, is (zijn) de HR-dienstenovereenkomst(en) het instrument bij uitstek om de wederzijdse rechten en verbintenissen tussen HR Rail, Infrabel en (nieuwe) NMBS inzake personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte nader te modelleren.

Binnen de personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte wordt een onderscheid gemaakt tussen gewone en bijzondere beslissingsbevoegdheden.

Artikelen 106 tot en met 109 regelen de modaliteiten van de taakverdeling tussen HR Rail, Infrabel respectievelijk (nieuwe) NMBS inzake gewone beslissingsbevoegdheden. Dit vormt de gewone regeling, waarop de bepalingen inzake bijzondere beslissingsbevoegdheden uit artikelen 111 tot en met 113 een uitzondering uitmaken.

Artikel 106 verduidelijkt dat HR Rail exclusief bevoegd is om ten aanzien van haar « eigen » personeel dat niet ter beschikking wordt gesteld of zal worden gesteld aan Infrabel of (nieuwe) NMBS, maar tewerkgesteld wordt binnen de eigen vennootschap, alle personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte zowel uit te vaardigen als uit te voeren. De beslissingen inzake aanwerving of terbeschikkingstelling van personeel dat ter beschikking van Infrabel of (nieuwe) NMBS zal worden gesteld, vallen onder artikel 107.

Overeenkomstig artikel 107 komt het HR Rail als juridische werkgever toe om ten aanzien van het personeelslid dat ter beschikking is of zal worden gesteld van Infrabel of (nieuwe) NMBS, in het kader van haar bevoegdheid inzake HR-uitvoering, formeel alle (eind)personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte te nemen, op eensluidend gemotiveerd voorstel van Infrabel respectievelijk (nieuwe) NMBS. Artikelen 108 en 109 werken de modaliteiten van de te volgen gewone beslissingsprocedure nader uit.

Artikel 108 vertrekt van de situatie waarbij Infrabel of (nieuwe) NMBS op eigen initiatief een gemotiveerd voorstel aangaande een personeelsbeslissing met individuele draagwijdte voorleggen aan HR Rail. De formele juridische (eind)beslissing wordt steeds door HR Rail genomen op bindend voorstel van de feitelijke werkgever, meer bepaald respectievelijk Infrabel of (nieuwe) NMBS, bij wie het personeelslid is ter beschikking gesteld. Het bindend voorstel geeft de beslissing weer die Infrabel of (nieuwe) NMBS genomen heeft ten aanzien van het personeelslid. Dit principe geldt zowel voor statutaire als niet statutaire personeelsleden.

Paragraaf 3 kent HR Rail de mogelijkheid toe om een gemotiveerde formele beslissing tot niet-uitvoering van een gemotiveerd voorstel van Infrabel en/of (nieuwe) NMBS te nemen wanneer zij van oordeel is dat het voorstel in strijd is met een norm uit een hogere rechtsbron.

Infrabel of (nieuwe) NMBS kunnen in voorkomend geval hiertegen beroep instellen bij de Raad van State, afdeling bestuursrechtspraak.

Paragraaf 4 kent HR Rail in principe een termijn van dertig kalenderdagen toe, na ontvangst van het gemotiveerd voorstel, om de formele (eind)beslissing uit te vaardigen.

Het is aangewezen om de modaliteiten van de overmaking van de gemotiveerde voorstellen door Infrabel respectievelijk (nieuwe) NMBS aan HR Rail nader te verduidelijken in de HR-dienstenovereenkomst.

Paragraaf 5 bepaalt dat wanneer HR Rail in gebreke blijft binnen de wettelijk voorgeschreven termijn of de in de HR-dienstenovereenkomst vastgestelde termijn een formele eindbeslissing te nemen, Infrabel of (nieuwe) NMBS van rechtswege in de plaats van HR Rail treden om de formele eindbeslissing uit te vaardigen. Deze bepaling dient ook samen gelezen te worden met artikel 113, waarin wordt bepaald dat uitzonderlijk, in geval van spoedeisendheid - en waarbij de omstandigheden en voorwaarden hiertoe dan nader dienen verduidelijkt te zijn in de HR-dienstenovereenkomst - Infrabel of (nieuwe) NMBS ook van rechtswege in de plaats kunnen treden van HR Rail om de formele beslissing te nemen.

Artikel 109 bepaalt de onderscheiden bevoegdheden vanuit de optiek dat HR Rail aan Infrabel of (nieuwe) NMBS verzoekt een beslissing te nemen met betrekking tot een bepaald personeelslid dat aan de vennootschap ter beschikking is gesteld of zal worden gesteld. De formele beslissing door HR Rail wordt wederom slechts genomen op bindend voorstel van Infrabel of (nieuwe) NMBS, bij wie het personeelslid is ter beschikking gesteld.

Paragraaf 3 kent aan HR Rail een termijn van dertig kalenderdagen toe om de formele eindbeslissing uit te vaardigen.

Paragraaf 4 verduidelijkt dat, zo Infrabel of (nieuwe) NMBS onwillig zijn of in gebreke blijven om (tijdig) een gemotiveerd voorstel van beslissing uit te brengen, het niet aan HR Rail kan toekomen om - in de plaats van de feitelijke werkgever - een beslissing te nemen, wat immers zou neerkomen op een inhoudelijke beslissing.

Artikelen 110 tot en met 112 regelen de modaliteiten en de taakverdeling tussen HR Rail, Infrabel en (nieuwe) NMBS inzake bijzondere beslissingsbevoegdheden aangaande evaluatie- en tuchtbeslissingen.

Artikel 110 verduidelijkt dat uitsluitend HR Rail optreedt als bevoegde evaluerende overheid respectievelijk als bevoegde tuchtoverheid ten aanzien van haar « eigen » personeel dat niet ter beschikking wordt gesteld aan Infrabel of (nieuwe) NMBS. HR Rail treedt als bevoegde evaluerende overheid op ten aanzien van haar statutair en niet statutair personeel. Ze treedt als bevoegde tuchtoverheid op ten aanzien van haar statutair en niet statutair personeel.

Artikel 111 verduidelijkt dat voor wat de evaluatiebeslissingen betreft, uitsluitend Infrabel en (nieuwe) NMBS optreden als bevoegde evaluerende overheid voor het personeel dat hen ter beschikking werd gesteld. Voor het niet statutair personeel moet de bevoegde evaluerende overheid als feitelijke werkgever worden begrepen.

Infrabel en (nieuwe) NMBS zijn immers als feitelijke werkgever ten aanzien van het betrokken personeelslid het best geplaatst om een gedegen inhoudelijke beoordeling te maken.

Paragraaf 2 kent Infrabel respectievelijk (nieuwe) NMBS de wettelijke bevoegdheid toe, om wat de formele evaluatiebeslissingen betreft, van rechtswege in de plaats te treden van HR Rail. Deze indeplaatsstelling is gerechtvaardigd om de administratieve werklast te beperken die zou voortvloeien uit het verdelen van de eigenlijke beslissingsbevoegdheid (gemotiveerd advies) en de formele beslissingsbevoegdheid over de twee vennootschappen.

Artikel 112 schrijft voor dat - behoudens voor wat de tuchtsanctie betreft die kan leiden tot een einde van de tewerkstelling - uitsluitend Infrabel en (nieuwe) NMBS optreden als bevoegde tuchtoverheid voor het personeel dat hen ter beschikking werd gesteld.

Zij treden bij het formeel opleggen van dergelijke tuchtsancties van rechtswege in de plaats van HR Rail. Ook hier moet voor het niet statutair personeel de bevoegde tuchtoverheid als feitelijke werkgever worden begrepen.

Deze indeplaatsstelling van de feitelijke werkgevers is ter vereenvoudiging van de administratieve werklast, zoals toegelicht onder artikel 111, gerechtvaardigd. Vermits HR Rail de juridische werkgever blijft, is het niettemin aangewezen om voor tuchtstraffen die kunnen leiden tot het einde van de tewerkstelling de formele beslissing gescheiden te houden van de feitelijke beslissing. Daarom moet voor dergelijke tuchtstraffen de gewone beslissingsprocedure gevolgd worden.

Zowel voor de aangelegenheden inzake evaluatie als inzake tucht, spreekt het voor zich dat Infrabel en (nieuwe) NMBS de gewone regels toepassen voorgeschreven door het personeelsstatuut en de personeelsreglementering.

Overeenkomstig artikel 113 kan de HR-dienstenovereenkomst de uitzonderlijke omstandigheden van spoedeisendheid nader bepalen waarbij het gerechtvaardigd voorkomt dat Infrabel of (nieuwe) NMBS van rechtswege in de plaats treden van HR Rail om de formele eindbeslissing te nemen. Om misbruik te vermijden, wordt vereist dat de spoedeisendheid wordt gemotiveerd. Het typevoorbeeld waarin de HR-dienstenovereenkomst in een rechtstreekse indeplaatsstelling zou kunnen voorzien, betreft de beslissingen aangaande personeelszaken waarbij wettelijke bepalingen of reglementaire voorschriften dwingende (korte) termijnen voorschrijven waarbinnen de werkgever dient te ageren, zoals een beslissing tot ontslag om dringende redenen van een niet statutair personeelslid.

Het zesde hoofdstuk bevat, in overeenstemming met artikel 7, 11°, 12° en 13° van de wet van 30 augustus 2013, de bepalingen inzake sociale dialoog bij de Belgische Spoorwegen en op het niveau van elke vennootschap afzonderlijk.

Artikel 114 bepaalt dat HR Rail verantwoordelijk is voor het organiseren en beheren van de sociale dialoog op het niveau van de Belgische Spoorwegen. Dit vormt dan ook de opdracht van openbare dienst van HR Rail. Het is evenwel de verantwoordelijkheid van zowel de vertegenwoordigers van de vennootschappen als van de vertegenwoordigers van het personeel om de sociale dialoog in een geest van samenwerking te laten verlopen.

De bedoeling van de bepalingen inzake sociale dialoog die zullen worden opgenomen in de wet van 23 juli 1926, is om onmiddellijk nadat de hervorming doorgang vindt, de voornaamste organen van de sociale dialoog en hun bevoegdheden in plaats te hebben zodat deze zo snel als mogelijk hun rol in de vernieuwde structuren kunnen vervullen. De sociale dialoog zelf kan vanaf dan opnieuw in volle autonomie spelen, niet alleen om uitvoering te geven aan datgene waarin de nieuwe bepalingen van de wet van 23 juli 1926 voorzien (samenstelling, bevoegdheden en werking van de organen), maar evenzeer om de organen en bevoegdheden zelf indien nodig bij te sturen zoals aangegeven in de wet.

Behoudens andersluidende bepaling in de toepasselijke regeling, gelden voor de benoeming of aanduiding van plaatsvervangers in de organen van sociale dialoog dezelfde regels als voor de benoeming of aanduiding van effectieve leden.

De volgende organen van sociale dialoog worden onderscheiden : 1° organen van sociale dialoog op het niveau van de Belgische Spoorwegen; 2° organen van sociale dialoog op het niveau van elke vennootschap;3° organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk op het niveau van de Belgische Spoorwegen; 4° organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk op het niveau van elke vennootschap.

Binnen deze indeling bekleedt de Nationale Paritaire Commissie een bijzondere plaats : overeenkomstig artikel 115 is dit het hogere orgaan voor sociale dialoog over voornamelijk sociale aangelegenheden, dat weliswaar is ingericht op het niveau van de Belgische Spoorwegen, maar dat ook bevoegd is voor sociale aangelegenheden die eigen zijn aan elke vennootschap.

Artikel 116 bepaalt de samenstelling van de Nationale Paritaire Commissie overeenkomstig artikel 7, 11° van de wet van 30 augustus 2013. Dit artikel strekt ertoe de samenstelling van de Nationale Paritaire Commissie aan te passen, zodat zij aan de hervormde structuren beantwoordt en ook na de inwerkingtreding van de hervorming als orgaan van gezamenlijke sociale dialoog voor al het personeel, al dan niet ter beschikking gesteld aan Infrabel of (nieuwe) NMBS, kan zorgen voor een doeltreffende sociale dialoog en voor de eenheid van het personeelsstatuut.De bevoegdheden van de Nationale Paritaire Commissie zijn van die aard dat zij weegt op personeelszaken in de ruime zin en aldus daarin een grote verantwoordelijkheid draagt. Door de vereisten gesteld aan de vakorganisaties om in de Nationale Paritaire Commissie te kunnen zetelen, wordt vooreerst gewaarborgd dat zij ten allen tijde de belangen van alle categorieën van personeel vertegenwoordigen en dat bij het formuleren van eisen voor een categorie van het personeel rekening wordt gehouden met de weerslag ervan op de situatie van de andere werknemers, niet alleen binnen de vennootschappen waarvoor de Nationale Paritaire Commissie bevoegd is, maar ook op het nationaal en interprofessionele niveau in de publieke en private sector. Het criterium van rechtstreekse of onrechtstreekse vertegenwoordiging in de Nationale Arbeidsraad is een indirecte wijze om die aansluiting bij onderscheiden niveaus van de sociale dialoog te waarborgen. Het moet tevens gesitueerd worden in de objectieve banden die tussen de Nationale Arbeidsraad en de publieke sector, in ruime zin, bestaan, en in het feit dat het algemene arbeidsrecht, dat voorzeker tot de bevoegdheid van de Nationale Arbeidsraad behoort, niet enkel de private maar ook de publieke sector aanbelangt. Daarbij bijkomend wordt vereist dat de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde interprofessionele organisaties van werknemers, ook in Infrabel, (nieuwe) NMBS en HR Rail zouden zijn vertegenwoordigd.

Dit vereiste moet waarborgen dat het betrokken lid afkomstig is uit dat deel van de vakorganisatie dat actief is voor de sector van het Belgische spoor en dus in Infrabel, (nieuwe) NMBS en HR Rail. Een minimum graad van vertegenwoordiging in Infrabel, NMBS en HR Rail, is evenwel niet vereist opdat de interprofessionele organisatie een lid kan benoemen. De belangrijke vertegenwoordiging van de erkende syndicale organisaties in de zin van het personeelsstatuut zorgt er bovendien voor dat de effectieve representativiteit van de organisaties in de Nationale Paritaire Commissie afdoend is gewaarborgd. Naast het toelaten en verenigen van alle personeelsleden van welke categorie ook en haar aansluiting bij een nationale en interprofessionele organisatie vertegenwoordigd in de Nationale Arbeidsraad, heeft elke erkende organisatie ook nog een aantal individueel bijdragende leden die de minimumdrempel van 10 % overschrijden.

Artikel 117 geldt onverminderd artikel 116 : bij de vernieuwing van de Nationale Paritaire Commissie moeten de wettelijke en reglementaire bepalingen over de samenstelling ervan worden nageleefd.

Artikel 118 somt de bevoegdheden van de Nationale Paritaire Commissie op. Deze lijst herneemt de bevoegdheidsdomeinen van de Nationale Paritaire Commissie uit artikel 13 van de wet van 23 juli 1926, uit de wet van 21 maart 1991, alsook uit het personeelsstatuut zoals van kracht vóór de hervorming. Daaraan zijn bepaalde bevoegdheden toegevoegd die voortvloeien uit de huidige hervorming. Voorts zijn de bevoegdheden van de Nationale Paritaire Commissie in lijn gebracht met de huidige hervorming. Zo zal de bevoegdheid voor overleg met betrekking tot het sluiten van het beheerscontract na de hervorming bij de strategische bedrijfscomités op het niveau van Infrabel en (nieuwe) NMBS liggen, zoals bepaald in artikel 129. De Nationale Paritaire Commissie behoudt evenwel adviesbevoegdheid voor sociale kwesties die daaruit zouden voortvloeien.

Met « HR-beleid » onder punt 11° van artikel 118 worden zowel het reglementair als desgevallend het niet-reglementair HR-beleid bedoeld die geen grondregelen zijn. Wanneer de Nationale Paritaire Commissie zich daarover uitspreekt, heeft dit geen bindend karakter.

Artikel 119 kent aan de voorzitter van de Nationale Paritaire Commissie, of een door HR Rail in overleg met de voorzitter aangeduide lokale vertegenwoordiger, een bemiddeldende rol toe bij de sociale dialoog, dit zowel op het niveau van de Belgische Spoorwegen als binnen HR Rail, Infrabel of (nieuwe) NMBS afzonderlijk. Dit artikel doet geen afbreuk aan het systeem van bemiddeling zoals vervat in artikel 136.

Artikel 120 bepaalt welke personen of organen punten op de agenda van de Nationale Paritaire Commissie kunnen aanbrengen.

Artikelen 121 en 122 behoeven geen nadere toelichting.

Artikelen 123 tot en met 126 hebben het Sturingscomité als voorwerp.

Het Sturingscomité is een forum waar de leiding van de vennootschappen rechtstreeks van gedachten kan wisselen met de leiding van de erkende syndicale organisaties, over punctuele kwesties. Dergelijk forum is in de specifieke omgeving van de Belgische Spoorwegen, met een unieke juridische werkgever voor personeel tewerkgesteld bij drie vennootschappen, onmisbaar ter ondersteuning van de sociale dialoog.

Bovendien speelt het Sturingscomité ook een essentiële rol bij de begeleiding van de hervorming.

Het Sturingscomité is tweeledig samengesteld uit enerzijds de gedelegeerd bestuurder van Infrabel, de gedelegeerd bestuurder van NMBS en de algemeen directeur van HR Rail, en anderzijds uit drie vertegenwoordigers van de erkende syndicale organisaties. Dat enkel de erkende syndicale organisaties in het Sturingscomité zetelen, vloeit voort uit het gegeven dat enkel zij zowel representatief zijn op het niveau van de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven wat zijn belang heeft zoals hierboven in verband met de Nationale Paritaire Commissie uiteengezet, als intern op het niveau van de Belgische Spoorwegen. Het criterium van interne representativiteit vormt een belangrijke en objectieve bijkomende waarborg voor de samenstelling van een bedrijfseigen orgaan dat optreedt inzake personeel. De erkende syndicale organisaties die in het Sturingscomité zetelen, vertegenwoordigen er het het personeel van HR Rail, dat al dan niet ter beschikking gesteld wordt van Infrabel of (nieuwe) NMBS. Het aantal vertegenwoordigers van de erkende syndicale organisaties is vastgesteld op drie.

Artikelen 127 tot en met 131 hebben de strategische bedrijfscomités als voorwerp. Het strategisch bedrijfscomité is een nieuw orgaan van sociale dialoog, dat op het niveau van elke vennootschap zal worden ingericht en door deze vennootschap zal worden beheerd. Dit orgaan is hoofdzakeljk bevoegd is voor economische en financiële aangelegenheden van de vennootschap. Het kan in zekere zin vergeleken worden met de ondernemingsraad in private vennootschappen. Elke vennootschap zal ten aanzien van de vertegenwoordigers van het personeel verantwoordelijk zijn voor een efficiënte en transparante communicatie en samenwerking via de strategische bedrijfscomités. Ook hier vergt de sociale dialoog een sfeer van samenwerking tussen alle vertegenwoordigers.

Artikel 129 bepaalt de bevoegdheden van de strategische bedrijfscomités. Deze bevoegdheden kwamen voor de hervorming deels toe aan de Nationale Paritaire Commissie, deels aan het strategisch comité van de NMBS Holding en deels aan de paritaire overlegcomités.

Het strategisch comité en de paritaire overlegcomités worden opgeheven. De tweede paragraaf van artikel 129 heeft tot doel een overlapping met adviezen gegeven door de Nationale Paritaire Commissie te vermijden.

Artikelen 130 en 131 bevatten regels inzake het functioneren van de strategische bedrijfscomités. Deze artikelen zijn deels geïnspireerd op wat momenteel voor het strategisch comité van de NMBS Holding in de wet van 21 maart 1991 geregeld is. De samenstelling van het strategisch bedrijfscomité wordt overeenkomstig artikel 137 verder overgelaten aan de autonomie van de sociale dialoog op het niveau van de Nationale Paritaire Commissie.

Artikelen 132 tot en met 135 regelen de regionale sociale dialoog.

Artikel 132 bepaalt dat elke vennootschap verantwoordelijk is voor de organisatie en het beheer van de regionale sociale dialoog binnen haar vennootschap. Daartoe richt elke vennootschap vijf organen in. Bij HR Rail worden deze regionale organen gewestelijke paritaire commissies genoemd. Bij Infrabel en (nieuwe) NMBS worden deze regionale organen gewestelijke paritaire comités genoemd.

Het behoud van de sociale dialoog op het regionale niveau, weliswaar per vennootschap, beoogt voor specifieke concrete lokale problemen die op het terrein kunnen voorkomen en die binnen de bevoegdheid van de gewestelijke paritaire commissies en comités vallen, de sociale dialoog te garanderen op het meest adequate niveau. Bij deze regionale sociale dialoog wordt uiteraard rekening gehouden met het bestaande wettelijk en reglementaire kader en de adviezen gegeven op hogere en/of gelijkaardige niveaus van sociale dialoog zodanig dat een zekere coherentie van beleid kan worden bereikt.

Artikel 133 bevat de principes voor de samenstelling van de gewestelijke paritaire commissies en comités. Ook hier speelt de autonomie van de sociale dialoog op het niveau van de Nationale Paritaire Commissie.

In artikel 134 worden op niet-limitatieve wijze de aangelegenheden opgesomd die voorwerp uitmaken van de regionale sociale dialoog. Deze aangelegenheden kunnen evenwel nooit betrekking hebben op welzijn op het werk : dit is uitdrukkelijk uitgesloten uit artikel 134. Welzijn op het werk behoort immers uitsluitend tot de bevoegdheidsperimeter van de organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk, die zijn opgesomd in het achtste hoofdstuk.

De aangelegenheden van regionale sociale dialoog die zijn opgesomd onder paragraaf 1, 1° tot 3°, hernemen wat vandaag in de wet van 23 juli 1926 staat met betrekking tot de gewestelijke paritaire commissies. Bovendien zijn de gewestelijke paritaire commissies van HR Rail overeenkomstig paragraaf 1, 4° en paragraaf 2 bevoegd om kwesties inzake interne mobiliteit en wederbenuttiging te onderzoeken, ambtshalve of op vraag van een gewestelijk paritair comité van de betrokken vennootschap. Paragraaf 3 herneemt wat vandaag reeds met betrekking tot de gewestelijke paritaire commissies bepaald is in het syndicaal statuut.

Artikel 135 herneemt een bepaling uit het huidige artikel 13 van de wet van 23 juli 1926.

Ingevolge artikel 136 zijn de sociaal bemiddelaars van de Algemene Directie van de collectieve arbeidsbetrekkingen bij de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, die krachtens de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, zijn aangewezen voor de in die wet bedoelde publieke sector, ook bevoegd voor sociale bemiddeling op het niveau van de Belgische Spoorwegen en in elk van de venootschappen. Op die manier kan de sociale dialoog, waar nodig, ondersteund worden door een bestaand systeem.

De tussenkomst van een sociaal bemiddelaar wordt aangevraagd bij de Algemene Directie van de collectieve arbeidsbetrekkingen door de Nationale Paritaire Commissie, de voorzitter van de raad van bestuur van HR Rail, de gedelegeerd bestuurder van Infrabel, de gedelegeerd bestuurder van (nieuwe) NMBS, de minister die bevoegd is voor overheidsbedrijven, het HR Coördinatie Comité of de voorzitter of zijn gemandateerde van een syndicale organisatie overeenkomstig de bepalingen van het personeelsstatuut of het syndicaal statuut.

De sociaal bemiddelaars kunnen elke vergadering van een orgaan van sociale dialoog op het niveau van de Belgische Spoorwegen of binnen een vennootschap bijwonen als waarnemer en ontvangen hiervoor een uitnodiging alsof zij lid waren van deze organen.

Artikelen 137 en 138 regelen het verder functioneren van de organen van sociale dialoog na de inwerkingtreding van de hervorming. Deze artikelen moeten worden samengelezen met de overgangsbepalingen uit artikel 74 van het besluit. De effectieve inwerkingtreding van de nieuwe en vernieuwde organen van sociale dialoog veronderstelt nog een aantal invullingen in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut met toepassing van de sociale dialoog binnen de Nationale Paritaire Commissie. Zo drie maanden na de inwerkingtreding van de hervorming de nodige bepalingen inzake samenstelling, bevoegdheden en werking van de nieuwe en/of vernieuwde organen van sociale dialoog niet via de geëigende manier zijn vastgelegd met toepassing van artikel 75 (nieuw artikel in de wet van 23 juli 1926), dan kan de Koning zelf ook de ontbrekende regels bepalen.

In overeenstemming met artikel 7, 13° van de wet van 30 augustus 2013, bevat het zevende hoofdstuk regels over de raad van beroep. Dit orgaan treedt op ten aanzien van personeelsleden over wie een voorstel of maatregel van tuchtsanctie of ambtshalve ontslag is uitgevaardigd.

Artikel 139 organiseert de oprichting van een raad van beroep en omschrijft de bevoegdheid van het beroepsorgaan. Paragrafen 2 en 3 van dit artikel bepalen de samenstelling van de raad van beroep : alle vennootschappen zijn erin vertegenwoordigd, hetgeen bijdraagt tot een eenvormige toepassing van het personeelsstatuut. Dit artikel moet worden samengelezen met de overgangsbepaling uit artikel 75 van het besluit.

In overeenstemming met artikel 7, 12° en 13° van de wet van 30 augustus 2013 bevat het achtste hoofdstuk bepalingen inzake welzijn op het werk. In dit hoofdstuk worden eerst de verplichtingen inzake welzijn op het werk beschreven en het welzijnsbeleid gedefinieerd.

Daarop volgen bepalingen inzake de organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk, zowel op het niveau van de Belgische Spoorwegen als op het niveau van elke vennootschap. Tot slot bevat dit hoofdstuk een bepaling inzake bemiddeling en een bepaling inzake de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, bevoegd voor het personeel van de Belgische Spoorwegen.

Artikelen 140 en 141 bepalen dat elke vennootschap uitsluitend bevoegd is inzake welzijn op het werk ten aanzien van haar eigen niet ter beschikking gesteld (HR Rail) of ter beschikking gesteld (Infrabel en (nieuwe) NMBS) personeel. Elke vennootschap organiseert haar eigen interne dienst voor preventie en bescherming op het werk. Elke vennootschap heeft een eigen Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk, dat belast is met de taken van een comité voor preventie en bescherming op het werk in de zin van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. Elke vennootschap regelt de structuur, samenstelling en werking van haar Comités voor preventie en bescherming op het werk, na akkoord met tweederde meerderheid van haar Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk.

Overeenkomstig artikel 143 is elke vennootschap, met uitsluiting van de andere vennootschappen, bevoegd om het reglementair en niet-reglementair welzijnsbeleid vast te stellen voor het personeel dat bij haar is tewerkgesteld. Bijgevolg zijn Infrabel en (nieuwe) NMBS bevoegd voor het volledige welzijn op het werk met betrekking tot het personeel dat aan hen is ter beschikking gesteld. HR Rail heeft dezelfde bevoegdheid voor het personeel dat bij haar is tewerkgesteld met uitsluiting van het personeel dat is ter beschikking gesteld aan Infrabel of (nieuwe) NMBS. Het welzijnsbeleid onderscheidt zich aldus van het beleid omtrent andere HR-materies. Immers, bij andere HR-materies, gebeurt de vaststelling van reglementair beleid door HR Rail met toepassing van de artikelen 85 tot 87, en de vaststelling van niet-reglementair beleid door de betrokken vennootschap, met toepassing van de artikelen 88 tot 90.

Wel is het zo dat het welzijnsbeleid dat door elke vennootschap wordt vastgesteld, zich net als het beleid omtrent andere HR-materies inschrijft in de hiërarchie der rechtsbronnen. Het door elke vennootschap vastgestelde reglementair welzijnsbeleid gelijkgesteld met het personeelsstatuut of de personeelsreglementering, naargelang de oorspronkelijke bepaling in het personeelsstatuut of de personeelsreglementering stond. Het niet-reglementair welzijnsbeleid wordt gelijkgesteld met instructies van de vennootschap die het werkgeversgezag uitoefent. Wat niet statutaire personeelsleden betreft, wordt het vastgestelde welzijnsbeleid, beschouwd als instructies van de vennootschap die het werkgeversgezag uitoefent of als bepalingen van het arbeidsreglement wanneer het om reglementaire bepalingen gaat die ook van toepassing zijn op het niet statutair personeel.

De bepaling van de samenstelling, bevoegdheden en werking van de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk en de bepaling van de samenstelling van de Bedrijfscomités voor preventie en bescherming op het werk, maken evenwel geen deel uit van het welzijnsbeleid op het niveau van de vennootschap en blijven tot het reglementair HR-beleid behoren bedoeld in de artikelen 85 tot 87. Dit vloeit voort uit artikel 147.

Bij de uitoefening van haar bevoegdheden inzake welzijn zal elke vennootschap vanzelfsprekend de verplichtingen inzake sociale dialoog omtrent welzijn op het werk naleven. De vennootschap zal dus advies vragen van haar Bedrijfscomité preventie en bescherming op het werk.

Indien het een kwestie betreft die noodzakelijkerwijs meer dan één vennootschap aanbelangt, kunnen de voorzitter van een Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk, de vertegenwoordigers van Infrabel, (nieuwe) NMBS of HR Rail of de voorzitter of zijn gemandateerde van een syndicale organisatie die in een Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk zetelen, of het HR Coördinatie Comité, de kwestie overmaken voor onderzoek en advies aan de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk, zoals bepaald in artikel 144, §§ 4 en 5.

Artikel 144 heeft als voorwerp de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk die op het niveau van de Belgische Spoorwegen wordt ingericht. Zij heeft een adviserende rol met betrekking tot kwesties van welzijn op het werk die noodzakelijkerwijs meer dan één vennootschap aanbelangen. Zij zal over een secretariaat beschikken dat als opdracht zal hebben om de personeelsreglementering inzake welzijn op het werk up to date te houden.

Artikel 145 heeft als voorwerp de Bedrijfscomités voor preventie en bescherming op het werk. Deze worden ingericht op het niveau van elke vennootschap, en zijn dus als het ware de tegenhanger, voor welzijnskwesties, van de strategische bedrijfscomités. Naast een aantal bevoegdheden opgenomen in dit besluit, oefent het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk de bevoegdheden uit van een comité voor preventie en bescherming op het werk in de zin van de voormelde wet van 4 augustus 1996.

Artikel 146 heeft als voorwerp de Comités voor preventie en bescherming op het werk die worden ingericht binnen elke de vennootschap. De voorzitter van een Comité voor preventie en bescherming op het werk kan punten laten plaatsen op de agenda van het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk van de vennootschap in kwestie.

Artikelen 147 en 148 regelen het verder functioneren van de organen inzake welzijn op het werk na de inwerkingtreding van de hervorming.

Deze artikelen moeten worden samengelezen met de overgangsbepalingen uit artikelen 76 en 77 van het besluit. Van deze organen moeten de samenstelling, bevoegdheden en werking na de inwerkingtreding van de hervorming nog nader worden ingevuld, met inachtneming van de bepalingen van de wet van 23 juli 1926, inclusief de nieuwe daarin in te voegen bepalingen.

De wijze en het niveau waar deze nadere invulling moet gebeuren, verschilt naargelang het orgaan en de materie die ingevuld wordt : Van de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk moeten de samenstelling, bevoegdheden en werking nader worden ingevuld in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut, na de onderhandelingsprocedure in de Nationale Paritaire Commissie overeenkomstig artikel 75.

Van de Bedrijfscomités voor preventie en bescherming op het werk wordt enerzijds de samenstelling nader ingevuld in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut, met inachtneming van de onderhandelingsprocedure in de Nationale Paritaire Commissie, en worden anderzijds de bevoegdheden en werking nader ingevuld op het niveau van de vennootschap waar zij zijn ingericht, na akkoord van het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk dat bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen beslist.

Van de Comités voor preventie en bescherming op het werk worden de samenstelling, bevoegdheden en werking geregeld op het niveau van de vennootschap waar zij zijn ingericht, na akkoord van het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk dat bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen beslist.

Indien drie maanden na de inwerkingtreding van de hervorming de nieuwe regels van samenstelling, bevoegdheden en werking van de organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk niet via de geëigende manier zijn vastgelegd, dan kan de Koning overeenkomstig artikel 148 zelf ook de ontbrekende regels te bepalen.

Overeenkomstig artikel 149 kan ook voor kwesties inzake welzijn op het werk beroep worden gedaan op de sociaal bemiddelaars bedoeld in artikel 136.

Artikel 150 bepaalt dat HR Rail bevoegd is om een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk in te richten voor het geheel van het personeel van HR Rail dat al dan niet ter beschikking is gesteld van Infrabel of (nieuwe) NMBS. Dit artikel moet worden samengelezen met de overgangsbepaling uit artikel 78 van het besluit.

In overeenstemming met artikel 7, 12° en 13° van de wet van 30 augustus 2013, bevat het negende hoofdstuk een artikel met betrekking tot de sociale werken, dat ertoe strekt de organen met betrekking tot sociale werken te vereenvoudigen teneinde deze doeltreffender te maken.

In overeensteming met artikel 7, 13° van de wet van 30 augustus 2013, bevat het tiende hoofdstuk een artikel inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten. Artikel 152 heeft tot doel de immuniteit van de werkgever bij arbeidsongevallen toe te kennen aan HR Rail én aan Infrabel of (nieuwe) NMBS in geval van terbeschikkingstelling. De immuniteit wordt dus uitgebreid naar de feitelijke werkgevers, zonder dat de immuniteit van de juridische werkgever HR Rail wordt verlaten.

De immuniteit van de feitelijke werkgevers gaat wel niet zo ver (maar dat was voordien ook al niet het geval), dat (nieuwe) NMBS immuun zou zijn indien het een arbeidsongeval veroorzaakt aan een personeelslid ter beschikking gesteld aan Infrabel, of omgekeerd. Dat zou niet logisch zijn in een systeem met afzonderlijke vennootschappen.

Ook voor de toepassing van het artikel met betrekking tot de rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid bij beroepsziekte, moet de feitelijke werkgever als werkgever worden beschouwd.

Het elfde en laatste hoofdstuk van de titel inzake personeel heeft, in overeenstemming met artikel 7, 13° van de wet van 30 augustus 2013, betrekking op het personeel in de vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, (nieuwe) NMBS of HR Rail een deelnemingsverhouding hebben. Artikel 153 laat toe dat een personeelslid verlof zonder bezoldiging opneemt om een specifieke opdracht te vervullen bij vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, (nieuwe) NMBS of HR Rail een deelnemingsverhouding hebben. Tevens laat het terbeschikkingstelling van statutair personeel aan dergelijke vennootschappen, verenigingen en instellingen toe, zoals bijvoorbeeld NMBS Logistics. Dit artikel laat de andere mogelijkheden van verloven en detachering die bestaan op grond van of krachtens het personeelsstatuut, onverlet, met inbegrip van detachering van personeelsleden aan, of opverlofstelling van personeelsleden wegens specifieke opdrachten bij, andere publieke of private rechtspersonen dan deze bedoeld in dit hoofdstuk.

De nadere modaliteiten van de terbeschikkingstelling kunnen worden vastgesteld in een overeenkomst met betrekking tot terbeschikkingstelling, gesloten tussen HR Rail enerzijds en de betrokken vennootschap, vereniging of instelling van publiek of privaat recht anderzijds. Deze overeenkomst en alle wijzigingen ervan zijn onderworpen aan een voorafgaand advies van de Nationale Paritaire Comimssie.

Overeenkomstig paragraaf 2 wordt de vennootschap, vereniging of instelling van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, (nieuwe) NMBS of HR Rail een deelnemingsverhouding heeft, en waaraan personeel wordt ter beschikking gesteld, voor de toepassing van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk beschouwd als werkgever of met de werkgever gelijkgesteld.

De verwijzing naar artikel 72, § 3, houdt in dat personeelsleden die ter beschikking werden gesteld aan Infrabel of (nieuwe) NMBS en die onder een regeling vallen zoals bepaald in de eerste drie paragrafen van artikel 153, financieel ten laste blijven van hun feitelijke werkgever, namelijk Infrabel of (nieuwe) NMBS naargelang ze aan de ene of de andere vennootschap ter beschikking waren gesteld. Daaraan kan slechts een einde komen met voorafgaand akkoord van HR Rail.

Het is niet nodig om in dit artikel de toepassing van hoofdstuk III van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, uit te sluiten, aangezien artikel 153 in zoverre het terbeschikkingstelling betreft, enkel betrekking heeft op statutaire personeelsleden en deze niet onder de voormelde wet van 24 juli 1987 vallen.

Titel IV van het besluit bevat de wijzigings- en opheffingsbepalingen, in overeenstemming met artikel 7, 13° van de wet van 30 augustus 2013.

Deze hebben tot doel sommige wettelijke bepalingen aan te passen met betrekking tot de hervorming van de Belgische Spoorwegen.

Het eerste hoofdstuk van Titel IV bevat de wijzigings- en opheffingsbepalingen van de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, die betrekking hebben op personeel. Ook het opschrift van de wet wordt gewijzigd.

Het tweede hoofdstuk van Titel IV bevat de wijzigings- en opheffingsbepalingen van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven, die betrekking hebben op personeel. Immers, de wet van 21 maart 1991 is niet van toepassing op HR Rail, dat geen autonoom overheidsbedrijf is, noch, in beginsel, op haar personeel. Bovendien moeten de bepalingen met betrekking tot Infrabel en NMBS in lijn worden gebracht met de hervorming.

Artikel 12 van het besluit past de bepalingen inzake het Comité Overheidsbedrijven aan, aan de situatie na de hervorming. Er wordt bevestigd dat het Comité Overheidsbedrijven niet bevoegd is om advies te geven inzake voorontwerpen die uitsluitend betrekking hebben op het personeel van HR Rail, al dan niet ter beschikking gesteld aan Infrabel of (nieuwe) NMBS. Aangezien HR Rail haar personeel ter beschikking stelt aan Infrabel en (nieuwe) NMBS, die overheidsbedrijven zijn, heeft ook zij een vertegenwoordiger in het Comité Overheidsbedrijven, weliswaar met raadgevende stem. Voorts blijft het aantal leden van het Comité Overheidsbedrijven behouden op achttien.

Het derde hoofdstuk van Titel IV bevat overige wijzigings- en opheffingsbepalingen, gegroepeerd per materie. Deze technische bepalingen beogen de vervanging, in de verschillende geldende wettelijke bepalingen, van de verwijzingen naar de huidige juridische structuur met NMBS Holding, teneinde deze aan te passen aan de hervorming. Voor het overige blijft de status quo behouden.

Wat de afdeling inzake pensioenen betreft : sommige bepalingen die hierin zijn opgenomen hebben tot doel om, waar dit nog niet gebeurd was, alle regelgeving aan te passen aan de overname van de pensioenverplichtingen van de NMBS Holding door de Belgische Staat.

In artikel 25 van het besluit, worden de woorden « de N.M.B.S. Holding » vervangen door de woorden « HR Rail » bedoeld in artikel 22 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen. In de Franstalige tekst werd een vertaalfout gecorrigeerd waardoor de verwijzing naar voormeld artikel 22 mag blijven staan en niet dient te worden vervangen door een verwijzing naar artikel 21 zoals in het advies van de Raad van State afdeling wetgeving wordt gesuggereerd.

Overeenkomstig artikel 46 van het besluit, worden vanaf 1 januari 2014 de rechten en plichten van NMBS Holding in dat verband van rechtswege overgenomen door HR Rail. Desgevallend moeten de woorden « NMBS Holding » in het koninklijk besluit van 28 december 2005, in zijn uitvoeringsbesluiten en in de bedoelde overeenkomst, dus worden begrepen als « HR Rail ».

Voor het overige blijft de status quo inzake pensioenen behouden, onder meer met betrekking tot verworven rechten en organisatie van de pensioenverplichtingen.

In haar advies 54.638/4 van 5 december 2013 met betrekking tot dit besluit vraagt de afdeling wetgeving van de Raad van State om voor de in artikel 61 van het ontwerp aangehaalde wettelijke en reglementaire bepalingen waarin de woorden « Kas der geneeskundige verzorging van de N.M.B.S. Holding » voorkomen, precies aan te geven om welke artikelen het precies gaat en daarvoor nieuwe en afzonderlijke wijzigingsbepalingen op te stellen.

Aan deze opmerking is geen gevolg gegeven gelet op het groot aantal bepalingen in wetten en besluiten waarin de woorden « Kas der geneeskundige verzorging van de N.M.B.S. Holding » of een oudere benaming voorkomen, gelet op de beperkte en louter formele aard van de wijziging die moet worden doorgevoerd (loutere naamswijziging), en gelet op de algemene wijze waarop eerdere wijzigingen van analoge aard werden aangebracht. Daarbij kan onder meer nuttig verwezen worden naar artikel 38 van het koninklijk besluit van 18 oktober 2004 houdende sommige maatregelen voor de reorganisatie van de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen, artikel 130 van de wet van 21 maart 1991 en artikel 164 van de wet van 22 maart 2001 tot wijziging van sommige bepalingen betreffende de statuten van het militair personeel.

Artikel 65 van het besluit strekt ertoe HR Rail aan te stellen als mandataris voor N.M.B.S. Holding op het gebied van sociale zekerheid.

HR Rail zal alle verplichtingen van N.M.B.S. Holding dienaangaande overnemen.

Titel V van het besluit bevat, in overeenstemming met artikel 7, 13° van de wet van 30 augustus 2013, overgangsbepalingen met betrekking tot de organen van sociale dialoog, de raad van beroep en de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk. Deze bepalingen zijn technisch van aard en hebben tot doel de continuïteit van samenstelling en werking van deze organen en dienst te garanderen in de overgangsperiode na de inwerkingtreding van de hervorming.

In artikel 74 van het besluit wordt de term « ingericht » niet bedoeld in de zin van « opnieuw opgericht », maar in de zin van samengesteld en in werking met uitoefening van de toegekende bevoegdheden overeenkomstig de (nieuw in te voegen) bepalingen van de wet van 23 juli 1926.

Titel VI van het besluit bevat een fiscale bepaling. Artikel 80 van het besluit voegt een fiscale vrijstelling in voor HR Rail, die vóór de inwerkingtreding van de hervorming van toepassing was op NMBS Holding. Op die wijze wordt de fiscale neutraliteit van de hervorming gegarandeerd (zie ook commentaar bij artikel 60 van de wet van 23 juli 1926, zoals ingevoegd door artikel 3 van dit besluit).

Tot slot bevat Titel VII van het besluit diverse bepalingen.

Het besluit treedt op grond van artikel 81 van het besluit in drie fasen in werking. In een eerste fase treden artikel 1 en artikel 81 in werking, met name op de dag van de bekendmaking van het besluit in het Belgisch Staatsblad, zodat de bepalingen van artikel 1 inzake de totstandbrenging van HR Rail als NV van publiek recht kunnen worden geïmplementeerd. In een tweede fase treedt het organiek statuut van HR Rail in werking (d.i. artikel 3, voor wat betreft de invoeging van de artikelen 21 tot 65 in wet van 23 juli 1926) op de datum van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit dat de statuten van HR Rail vaststelt. Zodra HR Rail is omgevormd tot een NV van publiek recht, dient haar organiek statuut immers van toepassing te worden en dienen ook de bij koninklijk besluit vastgestelde statuten te gelden.

Op deze inwerkingtreding in de tweede fase wordt één uitzondering gemaakt, nu HR Rail in principe vóór 1 januari 2014 zal worden omgevormd tot NV van publiek recht en derhalve haar raad van bestuur reeds vóór 1 januari 2014 zal samenkomen. Aangezien artikel 34 van de wet van 23 juli 1926, zoals ingevoegd door dit besluit, bepaalt dat de raad van bestuur is samengesteld uit de gedelegeerd bestuurder van NMBS, maar (nieuwe) NMBS (naar aanleiding van de fusie tussen NMBS Holding en NMBS) pas zal ontstaan vanaf 1 januari 2014, is het onduidelijk welke gedelegeerd bestuurder dient deel te nemen aan de raden van bestuur vóór 1 januari 2014, d.i. vóór de fusie tussen NMBS Holding en NMBS. Artikel 81, § 2 preciseert in dat verband dat de gedelegeerd bestuurder van NMBS Holding bestuurder zal zijn van HR Rail vanaf de omvorming van HR Rail tot een NV van publiek recht, tot op het ogenblik dat de fusie uitwerking zal hebben (in principe op 1 januari 2014). In een derde fase, zullen de overige bepalingen van het besluit in werking treden op 1 januari 2014, tenzij de Koning bij uitvoeringsbesluit nog een latere datum zou bepalen (die nooit later mag zijn dan 1 april 2014). Pas vanaf die datum zal het personeel van NMBS Holding worden overgedragen aan HR Rail en zullen de bepalingen inzake het personeel die door dit besluit worden ingevoegd (en de voorafgaande overdracht van het personeel aan HR Rail als enige juridische werkgever vereisen), werkzaam kunnen zijn.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars De Minister van Overheidsbedrijven, J.-P. LABILLE

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 54.638/4 van 5 december 2013 over een ontwerp van koninklijk besluit « houdende het personeel van de Belgische Spoorwegen » Op 29 november 2013 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Minister van Overheidsbedrijven verzocht binnen een termijn van vijf werkdagen een advies te verstrekken over een ontwerp van koninklijk besluit « houdende het personeel van de Belgische Spoorwegen ».

Het ontwerp is door de vierde kamer onderzocht op 5 december 2013. De kamer was samengesteld uit Pierre LIENARDY, kamervoorzitter, Jacques JAUMOTTE en Bernard BLERO, staatsraden, en Colette GIGOT, griffier.

Het verslag is uitgebracht door Yves CHAUFFOUREAUX, eerste auditeur.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst van het advies is nagezien onder toezicht van Pierre LIENARDY. Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 5 december 2013.

Volgens artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, ingevoegd bij de wet van 4 augustus 1996 en vervangen bij de wet van 2 april 2003, moeten in de adviesaanvraag in het bijzonder de redenen worden aangegeven tot staving van het spoedeisende karakter ervan.

De motivering in de brief luidt als volgt: « L'urgence est motivée par la nécessité de mettre en oeuvre, au plus vite, la réforme, dont un premier volet fait déjà l'objet de l'arrêté royal du 7 novembre 2013 portant réforme des structures de la SNCB Holding, d'Infrabel et de la SNCB, puisque (i) il faut au plus vite mettre fin à l'incertitude, associée à la présente période de transition dans le chef du personnel, des clients et des autres parties prenantes en passant à bref délai à la nouvelle structure, (ii) la qualité des services publics et la ponctualité, pour lesquels la nouvelle structure permettra de prendre les mesures nécessaires, sont à améliorer d'urgence (iii) l'endettement du groupe SNCB est à maitriser d'urgence dans l'intérêt de la continuité du service public et la trésorerie de l'Etat et (iv) pour des raisons comptables, il est préférable que la nouvelle structure entre en vigueur au début d'une nouvelle année civile, ce qui, au final, implique que la nouvelle structure entre en vigueur le 1er janvier 2014. Pour que cette nouvelle structure puisse entrer en vigueur le 1er janvier 2014, il convient préalablement d'adopter le statut organique de HR Rail et de régler les matières en ce qui concerne le personnel des Chemins de fer belges, ce qui fait l'objet du présent projet d'arrêté royal.

Le calendrier relatif à la réforme requiert que la décision concernant l'apport des actifs et passifs de l'activité opérationnelle actuelle « RH » de la SNCB Holding à HR Rail est prise lors d'une assemblée générale le 20 décembre 2013, avec effet au 1er janvier 2014 et que le personnel de la SNCB Holding est transféré au plus tard le 1er janvier 2014 à HR Rail; il est donc impératif que les dispositions du présent arrêté relatives à la constitution de HR Rail en tant que SA de droit public et concernant le statut organique de HR Rail entrent en vigueur le 20 décembre 2013 au plus tard, puisque l'apport visé ci-dessus devra s'effectuer à HR Rail, société de droit public ».

Aangezien de adviesaanvraag ingediend is op basis van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, zoals het is vervangen bij de wet van 2 april 2003, beperkt de afdeling Wetgeving overeenkomstig artikel 84, § 3, van de voornoemde gecoördineerde wetten haar onderzoek tot de rechtsgrond van het ontwerp, de bevoegdheid van de steller van de handeling en de te vervullen voorafgaande vormvereisten.

Wat deze drie punten betreft, geeft het ontwerp aanleiding tot de volgende opmerkingen.

VOORAFGAANDE OPMERKING Gelet op de omvang van het ontwerp, heeft de afdeling Wetgeving van de Raad van State niet alle juridische kwesties kunnen onderzoeken die in het ontwerp aan de orde zouden kunnen worden gesteld, vanwege de korte termijn die haar voor dat onderzoek is toegemeten.

Het grote aantal teksten dat wordt gewijzigd, alsook de aard en de inhoud ervan, maken het onderzoek van het ontwerp in dat opzicht nog complexer.

Uit de omstandigheid dat over deze of gene bepaling van het ontwerp geen opmerkingen worden gemaakt, mag bijgevolg niet worden afgeleid dat die teksten niet aan kritiek onderhevig zijn of niet voor verbetering vatbaar zijn. Het stilzwijgen van de afdeling Wetgeving over die bepalingen kan dus niet worden aangegrepen om het voorliggende ontwerp van besluit op de ene of de andere manier uit te leggen.

BIJZONDERE OPMERKINGEN AANHEF 1. In de aanhef moet een lid worden ingevoegd dat verwijst naar het Wetboek diverse rechten en taksen, waarvan artikel 208 gewijzigd wordt bij artikel 80 van het ontwerp.2. In het vijfde lid moet worden verwezen naar de wet van 12 juli 1957 « betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden ».3. Elke wet en elk besluit dat bij artikel 61 van het ontwerp wordt gewijzigd, moet in een afzonderlijk lid van de aanhef worden vermeld. DISPOSITIEF Artikel 1 De bepaling zou duidelijker zijn indien « de inwerkingtreding van deze paragraaf » zou worden vermeld in plaats van « de inwerkingtreding van dit besluit », gelet op artikel 81, § 1, van het ontwerp.

Artikel 3 Artikel 3 van het ontwerp strekt ertoe in de wet van 23 juli 1926 « betreffende NMBS Holding en haar verbonden vennootschappen » een nieuwe titel II in te voegen, met als opschrift « Het personeel van de Belgische Spoorwegen », dat drie hoofdstukken bevat. De huidige bepalingen van de wet van 23 juli 1926 vormen dan titel I van die wet, dat het opschrift « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » krijgt.

Gelet op de omvang van titel II is het evenwel niet mogelijk deze titel correct te structureren met de onderverdeling in hoofdstukken, afdelingen en onderafdelingen. Sommige onderafdelingen worden immers op hun beurt op weinig overzichtelijke wijze onderverdeeld (1) wat rechtsonzekerheid teweegbrengt.

Ofwel moet van die onderverdeling van de onderafdelingen worden afgezien, ofwel moet titel II meer niveaus van onderverdeling krijgen waarbij hij wordt omgezet in een boek II dat op zijn beurt wordt onderverdeeld in titels, hoofdstukken, afdelingen en onderafdelingen (2); de huidige tekst van de wet van 23 juli 1926 wordt dan boek.

Artikel 5 Artikel 5 van het ontwerp strekt ertoe artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 op te heffen, uitgezonderd het laatste lid ervan. Het zou beter zijn in dat lid de woorden « N.M.B.S. Holding » te vervangen door « HR Rail », veeleer dan te schrijven dat ze aldus « moeten worden begrepen ».

Artikel 8 Artikel 21 van de wet van 21 maart 1991 « betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven » bevat thans slechts drie paragrafen. De nieuwe paragraaf die artikel 8 van het ontwerp er beoogt in te voegen, wordt dus de vierde en niet de vijfde paragraaf.

Artikel 25 In het ontworpen artikel 115, zesde lid, van de wet van 14 februari 1961 « voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel » moet worden verwezen naar artikel 21, en niet naar artikel 22, van de wet van 23 juli 1926.

Artikel 27 In de Nederlandse tekst van artikel 27, 2°, van het ontwerp moeten de woorden « of HR Rail » worden vervangen door de woorden « of bij HR Rail ».

Artikel 58 In de Franse tekst moeten de woorden « ont droit à » worden vervangen door de woorden « à une pension ».

Artikel 61 De steller van het ontwerp moet erop toezien dat alle bepalingen van de wetten en besluiten die in artikel 61 van het ontwerp worden vermeld, nauwkeurig worden aangegeven, en dat ze door onderscheiden nieuwe bepalingen worden gewijzigd, gelet op artikel 11, tweede lid, van de wet van 30 augustus 2013.

De griffier, C. GIGOT De voorzitter, P. LIENARDY _______ Nota's (1) Zie inzonderheid in hoofdstuk II, afdeling 2, onderafdelingen 2, 3 en 4, en in hoofdstuk III, afdeling 5, onderafdelingen 2 en 7, afdeling 6, onderafdelingen 1 en 2, en afdeling 8, onderafdeling 3.(2) Die allemaal met Arabische cijfers moeten worden genummerd. 11 DECEMBER 2013. - Koninklijk besluit houdende het personeel van de Belgische Spoorwegen FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 30 augustus 2013 betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen, deartikelen 3, 7 en 11;

Gelet op de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen;

Gelet op het Wetboek diverse rechten en taksen van 2 maart 1927;

Gelet op de gecoördineerde wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut;

Gelet op de wet van 21 mei 1955 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor arbeiders;

Gelet op de wet van 12 juli 1957 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden;

Gelet op de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel;

Gelet op de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg;

Gelet op de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector;

Gelet op de wet van 4 juli 1966 houdende toekenning van een vakantiegeld en van een aanvullende toeslag bij het vakantiegeld aan de gepensioneerden van de openbare diensten;

Gelet op de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector;

Gelet op de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden;

Gelet op de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector;

Gelet op de gecoördineerde wetten van 3 juni 1970 betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit;

Gelet op de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen;

Gelet op de wet van 10 januari 1974 tot regeling van de inaanmerkingneming van bepaalde diensten en van met dienstactiviteit gelijkgestelde perioden voor het toekennen en berekenen van pensioenen ten laste van de Staatskas;

Gelet op de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;

Gelet op de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen;

Gelet op de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;

Gelet op de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen;

Gelet op de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn;

Gelet op de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;

Gelet op de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen;

Gelet op de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;

Gelet op het Wetboek van 10 april 1992 van de inkomstenbelastingen 1992;

Gelet op de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen;

Gelet op de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Gelet op de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen;

Gelet op de wet van 30 maart 2001 betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden;

Gelet op de programmawet (I) van 24 december 2002;

Gelet op de wet van 21 augustus 2008 houdende oprichting en organisatie van het eHealth-platform en diverse bepalingen;

Gelet op de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen;

Gelet op de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 oktober 1987 tot uitvoering van artikel 18bis der samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;

Gelet op het koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 oktober 1991 tot uitvoering van artikel 6 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 oktober 1991 tot uitvoering van artikel 158 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 december 1992 tot uitvoering van artikel 50, § 2, eerste lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 15 juni 2001 tot vaststelling van de erkenningscriteria voor de tariferingsdiensten;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 augustus 2002 betreffende de responsabilisering van de verzekeringsinstellingen met betrekking tot het bedrag van hun administratiekosten;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 oktober 2002 tot uitvoering van artikel 29, §§ 1 en 5, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;

Gelet op het koninklijk besluit van 16 januari 2003 tot vaststelling van de vergoedingen en het presentiegeld toegekend aan de voorzitters en leden van de beheersorganen van de openbare instellingen van sociale zekerheid en van de instellingen van openbaar nut die onder de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid ressorteren, en tegelijk onder de Federale Overheidsdienst Binnenlandse zaken voor wat betreft de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 april 2003 betreffende de uitkeringen voor geneeskundige verzorging ten laste van de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid;

Gelet op de verordening van 28 juli 2013 tot uitvoering van artikel 22, 11°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Gelet op het koninklijk besluit van 22 januari 2004 tot vaststelling van de gegevens inzake te tariferen verstrekkingen die de verzekeringsinstellingen aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering moeten overmaken;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 juli 2004 betreffende de vergoeding van weesgeneesmiddelen;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 december 2005 betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding door de Belgische Staat;

Gelet op het koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Verzekeringscomité een overeenkomst kan sluiten in toepassing van artikel 56, § 2, 1°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, om de experimentele financiering van contraceptiva voor jongeren te verlengen;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 september 2010 tot uitvoering van artikel 75, § 2, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;

Gelet op het advies van het Comité Overheidsbedrijven bedoeld in artikel 31, § 3 van de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige overheidsbedrijven;

Gelet op het advies van de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën gegeven op 21 novembre 2013;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting gegeven op 26 novembre 2013;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling gemotiveerd door de omstandigheid dat de hervorming, waarvan het eerste luik reeds het voorwerp uitmaakt van een koninklijk besluit van 7 november 2013 houdende hervorming van de structuren van de NMBS Holding, Infrabel en de NMBS (I), dringend moet worden uitgevoerd omdat (i) de met de huidige overgangsperiode gepaard gaande onzekerheid voor het personeel, het cliënteel en andere belanghebbende partijen dringend moet worden beëindigd door op korte termijn naar de nieuwe structuur over te stappen, (ii) de kwaliteit van de openbare dienstverlening en de stiptheid dringend moeten worden verbeterd, waartoe de nieuwe structuur de nodige maatregelen zal toelaten, (iii) de schuldpositie van de huidige NMBS groep dringend moet worden beheerst in het belang van de continuïteit van de openbare dienst en de Staatsfinanciën en (iv) de nieuwe structuur om boekhoudkundige redenen bij voorkeur bij de aanvang van een nieuw kalenderjaar in werking treedt, wat er samen toe leidt dat de nieuwe structuur op 1 januari 2014 in werking dient te treden. Opdat deze nieuwe structuur in werking kan treden op 1 januari 2014, is het nodig dat voorafgaandelijk het organiek statuut van HR Rail wordt aangenomen en de aangelegenheden inzake het personeel van de Belgische spoorwegen worden geregeld, wat het voorwerp uitmaakt van dit koninklijk besluit. De kalender met betrekking tot de hervorming vereist dat de beslissing inzake de inbreng van activa en passiva van de huidige operationele activiteit « HR » van de NMBS Holding in HR Rail wordt genomen tijdens een algemene vergadering van 20 december 2013, met uitwerking op 1 januari 2014 en dat het personeel van de NMBS Holding ten laatste op 1 januari 2014 aan HR Rail wordt overgedragen; het is dus absoluut noodzakelijk dat de bepalingen van dit besluit met betrekking tot de totstandkoming van HR Rail als NV van publiek recht en met betrekking tot het organiek statuut van HR Rail in werking treden uiterlijk op 20 december 2013, aangezien de bedoelde inbreng dient te gebeuren in HR Rail, vennootschap van publiek recht;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 54.638/4, gegeven op 5 december 2013, met toepassing van artikel 84, § 1er, alinea 1er, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voordracht van de Minister van Overheidsbedrijven en Ontwikkelingssamenwerking, belast met Grote Steden, van de Vice-Eerste Minister en Minister van Pensioenen, van de Vice-Eerste Minister en Minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, van de Minister van Financiën, belast met Ambtenarenzaken, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Titel I. - Totstandbrenging van HR Rail als naamloze vennootschap van publiek recht

Artikel 1.§ 1. Op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in paragraaf 2, wordt de naamloze vennootschap, opgericht door NMBS Holding en Infrabel, met als benaming « HR-Test » zonder onderbreking van de continuïteit van haar rechtspersoonlijkheid, omgevormd tot een publiekrechtelijke rechtspersoon, die de vorm aanneemt van een naamloze vennootschap van publiek recht, die de benaming « HR Rail » krijgt en die geregeld wordt door de bepalingen van dit besluit. § 2. Binnen dertig dagen na de inwerkingtreding van deze paragraaf, stelt de Koning bij een besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de statuten van HR Rail vast, die gelden vanaf de omvorming in een naamloze vennootschap van publiek recht. § 3. Op de datum van inwerkingtreding van het besluit bedoeld in paragraaf 2 stelt de algemene vergadering de omvorming van HR-Test in HR Rail als naamloze vennootschap van publiek recht vast. § 4. Artikel 559 van het Wetboek van vennootschappen en de bepalingen van boek XII van het Wetboek van vennootschappen zijn niet van toepassing op de omvorming waarvan sprake in dit artikel.

Titel II. - Overdracht van personeel naar HR Rail en terbeschikkingstelling van personeel door HR Rail

Art. 2.§ 1. Alle statutaire en niet statutaire personeelsleden in dienst van NMBS Holding op 31 december 2013 worden van rechtswege overgedragen naar HR Rail met ingang van 1 januari 2014 zonder dat hun rechtspositie hierbij wordt gewijzigd. § 2. Zonder afbreuk te doen aan de paragrafen 3, 4 en 5, worden de personeelsleden die op 31 december 2013 ter beschikking gesteld waren van Infrabel of NMBS op 1 januari 2014 van rechtswege ter beschikking gesteld van Infrabel of (nieuwe) NMBS al naargelang zij op 31 december 2013 ter beschikking waren gesteld van het zij de ene, hetzij de andere vennootschap. § 3. Indien een activiteit die voor de hervorming ondergebracht was bij Infrabel respectievelijk bij NMBS door de hervorming ondergebracht wordt bij (nieuwe) NMBS respectievelijk Infrabel, dan volgt het personeel dat op 31 december 2013 verbonden was aan deze activiteit en dat voor de hervorming ter beschikking was gesteld van Infrabel, respectievelijk NMBS, deze activiteit en wordt het op 1 januari 2014 van rechtswege ter beschikking gesteld van (nieuwe) NMBS respectievelijk Infrabel. § 4. Indien een activiteit die voor de hervorming ondergebracht was bij NMBS Holding door de hervorming ondergebracht wordt bij Infrabel respectievelijk (nieuwe) NMBS, dan volgt het personeel dat op 31 december 2013 verbonden was aan deze activiteit, deze activiteit en wordt het op 1 januari 2014 van rechtswege ter beschikking gesteld van Infrabel respectievelijk (nieuwe) NMBS. § 5. Indien een activiteit die voor de hervorming ondergebracht was bij NMBS Holding door de hervorming gesplitst wordt waarbij de delen ondergebracht worden bij Infrabel, respectievelijk (nieuwe) NMBS, respectievelijk HR Rail, dan zullen de personeelsleden toegewezen worden aan Infrabel of (nieuwe) NMBS of HR Rail op basis van een akkoord tussen NMBS Holding, Infrabel en NMBS. Titel III. - Het personeel van de Belgische Spoorwegen

Art. 3.De wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen, waarvan de bestaande tekst Boek 1 zal vormen met als opschrift « Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen », wordt aangevuld met een Boek 2, luidende : Boek 2. Het personeel van de Belgische Spoorwegen Titel 1. Definities

Art. 21.Voor de toepassing van dit boek, wordt verstaan onder : Vennootschap(pen) : Infrabel, NMBS, HR Rail;

NMBS Holding : de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS Holding, voor het ogenblik waarop de fusie bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 7 november 2013 tot hervorming van de structuren van NMBS Holding, Infrabel en de NMBS (I) uitwerking heeft;

Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen, afgekort « NMBS » : de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS, vanaf het ogenblik dat de fusie bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 7 november 2013 tot hervorming van de structuren van NMBS Holding, Infrabel en de NMBS (I) uitwerking heeft;

Infrabel : de naamloze vennootschap van publiek recht Infrabel;

Belgische Spoorwegen : de drie vennootschappen gezamenlijk;

Hervorming : hervorming van de Belgische Spoorwegen op grond van de wet van 30 augustus 2013 betreffende de hervorming van de Belgische spoorwegen;

Human resources, afgekort HR : omvat onder meer de volgende domeinen : sociale dialoog, terbeschikkingstelling van personeel, personeelsplanning, aanwerving en selectie, beloningsbeleid en arbeidsvoorwaarden, loopbaanbeleid, opleiding en ontwikkeling, performantiemanagement, opruststelling en (on)vrijwillige uitstroom, beheer van de uitbetalingen, sociale zaken, personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte, beheer van de opruststelling, tucht, evaluatie, opvolging van arbeidsongevallen en beroepsziekten, welzijn, medische dienst, CPS en het beheer van de bedrijfsrestaurants;

HR-beleid : het voorstellen en nader bepalen van het beleid inzake personeelszaken, waaronder onder meer de beleidsevaluatie en alle HR-beleidsbeslissingen worden gevat in één of meer domeinen van HR. Het HR-beleid heeft een algemene draagwijdte en betreft een deel of het volledige personeel van de Belgische Spoorwegen al dan niet ter beschikking gesteld van Infrabel of NMBS;

HR-uitvoering : het doen, het opleveren of het administratief verwerken van het HR-beleid en het HR-beheer; het voeren van personeelsadministratie en het verlenen van aanverwante dienstverlening aan het personeel en de vennootschappen in één of meer domeinen van HR;

HR-beheer : het administratief beheer, waaronder onder meer het data-beheer, het documenteren, het onderhouden en het bewaren van informatie in één of meer domeinen van HR worden gevat;

HR-expertise : het adviseren en het informeren omtrent één of meer domeinen van HR;

HR-processen : het geheel van de opeenvolgende bewerkingen, verricht met als doel de HR-uitvoering, en de opeenvolgende ontwikkelingen strekkend tot voortdurende verbetering, modernisering en uitbouw van het HR-beleid, de HR-uitvoering, het HR-beheer en/of de HR-expertise;

HR-dienstenovereenkomst : de wederzijdse overeenkomst(en) tussen HR Rail en Infrabel en HR Rail en NMBS waarin de wederzijdse rechten en verplichtingen inzake het HR-beleid, de HR-uitvoering, het HR-beheer en de HR-exptertise in één of meer van de domeinen van HR nader worden gepreciseerd en toebedeeld, afgesloten volgens de modaliteiten zoals voorgeschreven onder artikel 98;

HR Coördinatie Comité : Comité voor de coördinatie van het beheer van de personeelszaken, bedoeld in artikel 45 en volgende van deze wet;

Personeelsstatuut : het statuut van het personeel tewerkgesteld bij de Belgische Spoorwegen, zoals vastgesteld door de raad van bestuur van HR Rail overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75;

Syndicaal statuut : Hoofdstuk XIII van het personeelsstatuut en ARPS-bundel 548 en alle latere wijzigingen ervan;

Personeelsreglementering : interne reglementering vastgesteld ter uitvoering van het personeelsstatuut;

Arbeidsreglement : een arbeidsreglement in de zin van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen;

Wet van 21 maart 1991 : de wet van 21 maart 1991 betreffende de hervorming van sommige economische overheidsbedrijven;

Wet van 4 augustus 1996 : de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk;

Kaderpersoneel : de leden van het hoger kader zoals omschreven in het personeelsstatuut.

Titel 2. HR Rail Hoofdstuk 1. Maatschappelijk doel, kapitaal, statuten, wettelijke en reglementaire bepalingen Afdeling 1. Maatschappelijk doel en opdracht van openbare dienst van

HR Rail

Art. 22.§ 1. HR Rail is een naamloze vennootschap van publiek recht.

Zij ressorteert onder de minister die bevoegd is voor overheidsbedrijven. § 2. Op alle akten, facturen, aankondigingen, bekendmakingen, briefwisseling, publicaties, orders en andere stukken uitgaande van de vennootschap dient de benaming « HR Rail » steeds te worden voorafgegaan of gevolgd door de vermelding « naamloze vennootschap van publiek recht ».

Art. 23.§ 1. HR Rail heeft tot doel : 1° de selectie en de aanwerving van het statutair en het niet statutair personeel dat nodig is voor de verwezenlijking van de opdrachten van Infrabel en NMBS, de terbeschikkingstelling aan Infrabel en NMBS van dat personeel en het optreden als juridisch werkgever met betrekking tot dat personeel;2° het beheer van personeelszaken, waaronder het bepalen en opvolgen van het HR-beleid, de HR-uitvoering, het HR-beheer en de HR-expertise worden omvat, zoals omschreven en binnen de afbakening van bevoegdheden en verantwoordelijkheden, uiteengezet door hoofdstuk III, afdeling 5, van deze wet, en dit ten dienste van de Belgische Spoorwegen;3° het organiseren en beheren van de sociale dialoog op het niveau van de Belgische Spoorwegen;4° het voorzien in een externe dienst in de zin van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, en dit ten dienste van de Belgische Spoorwegen;5° het beheer van de statutaire pensioenen op grond van artikel 159 van de programmawet van 27 december 2005 en in overeenstemming met het koninklijk besluit van 28 december 2005 betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de NMBS Holding door de Belgische Staat, bekrachtigd door de programmawet van 20 juli 2006 en met de uitvoeringsbesluiten;6° de selectie en de aanwerving en terbeschikkingstelling van statutair personeel dat nodig is voor de uitvoering van hun opdrachten aan vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, NMBS en/of HR Rail een deelnemingsverhouding hebben;7° de andere opdrachten waarmee zij belast is door of krachtens de wet. § 2. HR Rail kan de taken bedoeld in paragraaf 1, 2° en 4°, ook uitvoeren ten dienste van vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, NMBS en/of HR Rail een deelnemingsverhouding hebben en, in de mate deze taken bijkomstig zijn aan de taken bedoeld in paragraaf 1, ten dienste van derden. § 3. De taak vervat onder paragraaf 1, 3° vormt de opdracht van openbare dienst van HR Rail. § 4. HR Rail mag in België en in het buitenland alle handelingen stellen en verrichtingen doen die nodig of dienstig zijn voor de verwezenlijking van haar doel, met inbegrip van het nemen of aanhouden van rechtstreekse of onrechtstreekse belangen in vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarvan het doel verenigbaar is met haar maatschappelijk doel. Afdeling 2. Kapitaal - aandelen

Art. 24.§ 1. Elke uitgifte van nieuwe aandelen is onderworpen aan de voorafgaandelijke goedkeuring van de Koning, bij een besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad. § 2. Geen enkele verrichting kan tot gevolg hebben dat het aantal aandelen gehouden door of voor rekening van de Staat in het maatschappelijk kapitaal van HR Rail daalt beneden twee procent van de aandelen in het maatschappelijk kapitaal van HR Rail, noch dat de overige aandelen in het maatschappelijk kapitaal van HR Rail niet meer in gelijke delen door Infrabel en NMBS worden gehouden.

Art. 25.Ongeacht het deel van het maatschappelijk kapitaal dat zij vertegenwoordigen, geven de aandelen gehouden door of voor rekening van de Staat van rechtswege recht op zestig procent van de stemmen, de aandelen gehouden door Infrabel twintig procent van de stemmen en de aandelen gehouden door NMBS eveneens twintig procent van de stemmen. Afdeling 3. Statuten

Art. 26.Een statutenwijziging heeft slechts uitwerking na goedkeuring door de Koning, bij een besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad. Afdeling 4. Wettelijke en reglementaire bepalingen

Art. 27.De vennootschap is onderworpen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen, in zoverre hiervan niet uitdrukkelijk door of krachtens deze wet of een andere bijzondere wet wordt afgeweken.

Art. 28.De handelingen van HR Rail worden geacht daden van koophandel te zijn.

Art. 29.Artikel 544 van het Wetboek van vennootschappen is niet van toepassing op HR Rail.

Art. 30.HR Rail is niet onderworpen aan de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen en aan de faillissementswet van 8 augustus 1997.

Art. 31.HR Rail geniet immuniteit van tenuitvoerlegging voor de goederen die geheel of gedeeltelijk zijn bestemd voor de uitvoering van haar opdracht van openbare dienst.

Hoofdstuk 2. Organisatie Afdeling 1. De algemene vergadering

Art. 32.De minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert, of zijn afgevaardigde, vertegenwoordigt de Staat op de algemene vergadering.

Art. 33.De algemene vergadering oefent geen andere bevoegdheden uit dan die welke haar zijn voorbehouden of toegekend op grond van deze wet of op grond van de bepalingen van het Wetboek van vennootschappen die van toepassing zijn op de naamloze vennootschappen. Afdeling 2. De raad van bestuur

Onderafdeling 1. Samenstelling en werking

Art. 34.§ 1. De raad van bestuur is samengesteld uit : 1° één bestuurder die wordt benoemd door de Koning overeenkomstig paragraaf 2;2° de gedelegeerd bestuurder van Infrabel, die van rechtswege deel uitmaakt van de raad van bestuur;3° de gedelegeerd bestuurder van NMBS, die van rechtswege deel uitmaakt van de raad van bestuur;4° de algemeen directeur, die wordt benoemd overeenkomstig artikel 39. § 2. De bestuurder die wordt benoemd door de Koning, bij een besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad voor een hernieuwbare termijn van zes jaar, treedt tevens van rechtswege op als voorzitter van de raad van bestuur. Deze bestuurder wordt gekozen omwille van zijn bijzondere bekwaamheid inzake sociale betrekkingen en kan slechts worden ontslagen door de Koning, bij een besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad. § 3. De bezoldiging van de voorzitter wordt door de algemene vergadering bepaald. § 4. Wanneer de betrekking van de voorzitter vacant wordt, voorzien de overblijvende bestuurders voorlopig in deze vacature tot op het ogenblik dat een definitieve benoeming gebeurt overeenkomstig dit artikel. § 5. De voorzitter behoort tot een andere taalrol dan deze waartoe de algemeen directeur behoort.

Art. 35.§ 1. Een beslissing van de raad van bestuur kan slechts geldig worden genomen indien alle leden van de raad van bestuur aanwezig of geldig vertegenwoordigd zijn. Dit aanwezigheidsquorum wordt geverifieerd bij het begin van de vergadering van de raad van bestuur en voor de goedkeuring van elke beslissing van de raad van bestuur. Dit aanwezigheidsquorum geldt niet voor beslissingen op grond van artikel 39, § 1, en artikel 41, § 3, die geldig kunnen worden genomen, ongeacht het aantal aanwezige of geldig vertegenwoordigde bestuurders. § 2. De beslissingen van de raad van bestuur worden genomen bij gewone meerderheid van de stemmen van de aanwezige of geldig vertegenwoordigde bestuurders.

Elk lid van de raad van bestuur dat een al dan niet bezoldigde functie, mandaat of activiteit, hetzij persoonlijk, hetzij via tussenkomst van een rechtspersoon, uitoefent ten dienste van NMBS kan niet deelnemen aan de beraadslagingen van de raad van bestuur over beslissingen die uitsluitend betrekking hebben op personeel van Infrabel dat behoort tot de in artikel 199bis, § 1 van de wet van 21 maart 1991 beschreven gespecialiseerde dienst, noch aan de stemming in dat verband. Dergelijk lid wordt meegerekend voor de berekening van het aanwezigheidsquorum, maar zal geacht worden afwezig te zijn voor de berekening van het meerderheidsquorum. § 3. Behoudens bij toepassing van artikel 39, § 1, en artikel 41, § 3, zal, indien binnen de raad van bestuur, op drie achtereenvolgende behoorlijk bijeengeroepen vergaderingen van de raad van bestuur binnen een tijdspanne van maximaal drie maanden, geen beslissing kon worden genomen over eenzelfde agendapunt, de voorzitter van de raad van bestuur een algemene vergadering bijeenroepen binnen een termijn van één maand, waarbij het betreffende agendapunt in de oproeping tot de algemene vergadering wordt vermeld. De algemene vergadering zal kunnen oordelen over het agendapunt bij gewone meerderheid van stemmen.

Onderafdeling 2. Bevoegdheden

Art. 36.§ 1. De raad van bestuur is bevoegd om alle handelingen te verrichten die nodig of dienstig zijn tot verwezenlijking van het doel van HR Rail.

De raad van bestuur houdt toezicht op het beleid van de algemeen directeur. § 2. De raad van bestuur kan de in paragraaf 1 bedoelde bevoegdheden geheel of gedeeltelijk opdragen aan de algemeen directeur, met uitzondering van : 1° het vaststellen van het ondernemingsplan en het algemeen beleid;2° het toezicht op de algemeen directeur;3° de andere bevoegdheden die door deze wet en door het Wetboek van vennootschappen uitdrukkelijk aan de raad van bestuur worden toegewezen. § 3. De algemeen directeur doet op geregelde tijdstippen verslag aan de raad van bestuur. De raad van bestuur of zijn voorzitter kan op elk ogenblik van de algemeen directeur een verslag vragen betreffende de activiteiten van HR Rail of sommige ervan, dat aan de raad van bestuur wordt meegedeeld.

Onderafdeling 3. Vertegenwoordiging

Art. 37.HR Rail wordt zowel in rechte als ten aanzien van derden geldig vertegenwoordigd door de gezamenlijke handtekening van de algemeen directeur en van een andere bestuurder.

Onderafdeling 4. Benoemings- en bezoldigingscomité

Art. 38.§ 1. De raad van bestuur richt in zijn midden een benoemings- en bezoldigingscomité op, waarin de voorzitter van de raad van bestuur die bedoeld comité ook voorzit, de gedelegeerd bestuurder van Infrabel en de gedelegeerd bestuurder van NMBS zetelen. § 2. Het benoemings- en bezoldigingscomité brengt overeenkomstig artikel 42 advies uit over de kandidaturen die door de algemeen directeur worden voorgesteld met het oog op de benoeming van de adjunct van de algemeen directeur en van het kaderpersoneel van HR Rail dat niet is terbeschikking gesteld. § 3. Het benoemings- en bezoldigingscomité doet een voorstel van de bezoldiging en de voordelen die worden toegekend aan de adjunct van de algemeen directeur, evenals aan het kaderpersoneel van HR Rail dat niet is ter beschikking gesteld. Afdeling 3. De algemeen directeur - de adjunct van de algemeen

directeur Onderafdeling 1. De algemeen directeur

Art. 39.§ 1. De algemeen directeur, die onder meer een bijzondere bekwaamheid moet hebben op het vlak van HR, wordt benoemd door de raad van bestuur voor een hernieuwbare termijn van zes jaar, op unanieme voordracht van de twee bestuurders bedoeld in artikel 34, § 1, 2° en 3°. Indien een algemeen directeur in functie is, neemt deze niet deel aan de beraadslaging en stemming met betrekking tot dit agendapunt. De algemeen directeur wordt geacht afwezig te zijn voor de berekening van het meerderheidsquorum. De algemeen directeur wordt op dezelfde wijze ontslagen. Zijn opdracht bedoeld in artikel 40, § 1, wordt op dezelfde wijze vastgesteld. § 2. De administratieve en geldelijke rechtspositie van de algemeen directeur wordt door de raad van bestuur van HR Rail vastgesteld.

Indien een algemeen directeur in functie is, neemt deze niet deel aan de beraadslaging en stemming met betrekking tot dit agendapunt. De algemeen directeur wordt geacht afwezig te zijn voor de berekening van het meerderheidsquorum.

Art. 40.§ 1. De algemeen directeur is belast met het dagelijks bestuur van HR Rail, inclusief het financieel beheer, en met de bevoegdheden, inclusief de vertegenwoordigingsbevoegdheden, die hem krachtens deze wet zijn toegekend. Hij heeft als voornaamste doelstelling de modernisering van het beheer van de personeelszaken op basis van een opdrachtbrief. Hij waakt in het bijzonder over de uitvoering van de opdracht van openbare dienst, over het financieel evenwicht van HR Rail en over het welzijn van het personeel tewerkgesteld voor de uitvoering van de opdrachten van HR Rail. § 2. De algemeen directeur is tevens belast met de krachtens artikel 36, § 2, door de raad van bestuur opgedragen bevoegdheden alsmede met de uitvoering van de beslissingen van de raad van bestuur. § 3. De algemeen directeur vertegenwoordigt HR Rail voor wat betreft het dagelijks bestuur en voor wat betreft de bevoegdheden die hem krachtens deze wet zijn toegekend. § 4. De algemeen directeur vervult een voltijdse functie binnen HR Rail.

Art. 41.§ 1. De algemeen directeur rapporteert ten minste tweemaal per jaar aan de raad van bestuur over de gemaakte vorderingen op het vlak van de modernisering bedoeld in artikel 40, § 1 en over de uitvoering van de opdracht van openbare dienst. § 2. Hij waakt erover dat hij vooraf de raad van bestuur informeert over alle standpunten die hij inneemt die een financiële impact kunnen hebben op Infrabel en NMBS. § 3. De evaluatie van de algemeen directeur van HR Rail gebeurt jaarlijks door de raad van bestuur. Opdat enige beslissing met betrekking tot deze evaluatie geldig kan worden genomen, dienen de twee bestuurders bedoeld in artikel 34, § 1, 2° en 3°, hun goedkeuring te verlenen. De algemeen directeur neemt niet deel aan de beraadslaging en stemming met betrekking tot dit agendapunt. De algemeen directeur wordt geacht afwezig te zijn voor de berekening van het meerderheidsquorum.

Onderafdeling 2. De adjunct van de algemeen directeur

Art. 42.§ 1. De adjunct van de algemeen directeur die een bijzondere bekwaamheid moet hebben onder meer op het vlak van HR, wordt benoemd bij beslissing van de raad van bestuur, voor een hernieuwbare termijn van zes jaar, op voordracht van de algemeen directeur en na het advies te hebben ingewonnen van het benoemings- en bezoldigingscomité. De algemeen directeur neemt niet deel aan de stemming. De adjunct van de algemeen directeur wordt op dezelfde wijze ontslagen. § 2. De adjunct van de algemeen directeur behoort tot een andere taalrol dan deze waartoe de algemeen directeur behoort. § 3. De administratieve en geldelijke rechtspositie van de adjunct van de algemeen directeur wordt door de raad van bestuur van HR Rail vastgesteld op voorstel van het benoemings- en bezoldigingscomité zoals bedoeld in artikel 38, § 3.

Art. 43.§ 1. De adjunct van de algemeen directeur heeft de bevoegdheden die hem krachtens deze wet zijn toegekend. Hij vervangt tevens de algemeen directeur indien deze laatste afwezig of verhinderd is. § 2. De adjunct van de algemeen directeur vervult een voltijdse functie binnen HR Rail.

Onderafdeling 3. Het mandaat van algemeen directeur en adjunct van de algemeen directeur

Art. 44.§ 1. De algemeen directeur of de adjunct van de algemeen directeur die zich, op het ogenblik van zijn benoeming, in een statutaire band bevindt met de Staat of enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt van rechtswege ter beschikking gesteld overeenkomstig de bepalingen van het betrokken statuut voor de hele duur van zijn mandaat. Indien hij ressorteert onder het personeelsstatuut zal hij gedurende deze periode zijn rechten op bevordering, op loonsverhoging en op pensioen behouden. § 2. Als de algemeen directeur of de adjunct van de algemeen directeur zich op het ogenblik van zijn benoeming in een contractuele band bevindt met de Staat of met enige andere rechtspersoon van publiek recht die onder de Staat ressorteert, wordt de betrokken overeenkomst van rechtswege geschorst voor de hele duur van zijn mandaat. Indien hij zich in een contractuele band met HR Rail bevond, zal hij gedurende deze periode zijn rechten op bevordering en op loonsverhoging behouden. Afdeling 4. Het HR Coördinatie Comité

Onderafdeling 1. Samenstelling en werking

Art. 45.Het HR Coördinatie Comité is samengesteld uit volgende vier leden, die er van rechtswege deel van uitmaken : - de algemeen directeur van HR Rail; - de adjunct van de algemeen directeur van HR Rail; - de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij Infrabel; - de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij NMBS. Onderafdeling 2. Bevoegdheden

Art. 46.Het HR Coördinatie Comité heeft onder meer de bevoegdheden die voortvloeien uit titel 3, hoofdstuk 5 van deze wet.

Onderafdeling 3. Huishoudelijk reglement

Art. 47.Het HR Coördinatie Comité stelt een huishoudelijk reglement op dat uitdrukkelijk het kader formuleert dat zijn werking regelt. Het huishoudelijk reglement zal voor de leden van het HR Coördinatie Comité een bepaling bevatten die analoog is aan artikel 35, § 2, tweede lid. Dit huishoudelijk reglement wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de raad van bestuur. Afdeling 5. Delegatie

Art. 48.De raad van bestuur kan bijzondere volmachten verlenen aan één of meer van zijn leden, of zelfs aan derden. Elke delegatie-akte legt duidelijk de bevoegdheden vast die het voorwerp van de delegatie uitmaken. De delegatie wordt toegekend voor een duur bepaald door de raad van bestuur.

Art. 49.De algemeen directeur kan bijzondere volmachten verlenen aan elke lasthebber binnen de perken van zijn eigen bevoegdheden. Elke delegatie-akte legt duidelijk de bevoegdheden vast die het voorwerp van de delegatie uitmaken. De delegatie wordt toegekend voor een duur bepaald door de algemeen directeur. Afdeling 6. Discretie

Art. 50.Bij de uitoefening van hun mandaat en in het belang van de vennootschap zijn de bestuurders (waaronder de algemeen directeur), de adjunct van de algemeen directeur en leden van het HR Coördinatie Comité gehouden tot discretie. Afdeling 7. Onverenigbaarheden

Art. 51.§ 1. Onverminderd andere beperkingen bepaald bij of krachtens een wet of door het organiek statuut van HR Rail is het mandaat van bestuurder, algemeen directeur en adjunct van de algemeen directeur onverenigbaar met het mandaat of de functie van : 1° lid van het Europees Parlement;2° lid van de Wetgevende Kamers;3° Minister of Staatssecretaris;4° lid van de Raad of de Regering van een Gemeenschap of een Gewest;5° gouverneur van een provincie of lid van de bestendige deputatie van een provincieraad. Bovendien is het mandaat van algemeen directeur en adjunct van de algemeen directeur onverenigbaar met het mandaat van burgemeester, schepen of voorzitter van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn.

Het mandaat van algemeen directeur en van adjunct van de algemeen directeur is onverenigbaar met elk mandaat of elke functie bij Infrabel en NMBS. § 2. Wanneer één van de leden bedoeld in paragraaf 1 een inbreuk pleegt op de bepalingen van paragraaf 1, moet hij de betrokken mandaten of functies neerleggen. Indien hij nalaat dit te doen, wordt hij geacht van rechtswege zijn mandaat bij HR Rail te hebben neergelegd op het moment dat het mandaat of functie waarmee de onverenigbaarheid bestaat een aanvang heeft genomen, zonder dat dit afbreuk aan de rechtsgeldigheid van de handelingen die hij inmiddels heeft gesteld, of van de beraadslagingen waaraan hij inmiddels heeft deelgenomen.

Hoofdstuk 3. Financiering van de opdracht van openbare dienst

Art. 52.De Koning kan de bijzondere regels en voorwaarden vastleggen waaronder HR Rail de opdracht van openbare dienst vervult die haar door artikel 23, § 3 is toevertrouwd.

De financiering van de opdracht van openbare dienst van HR Rail wordt jaarlijks bepaald in de Staatsbegroting.

Hoofdstuk 4. Het ondernemingsplan

Art. 53.§ 1. De raad van bestuur van HR Rail stelt een ondernemingsplan op voor een duur van drie jaar dat de doelstellingen en de strategie van HR Rail vastlegt. § 2. Het ondernemingsplan moet volgende onderwerpen bevatten : 1° visie met betrekking tot die delen van HR die tot de bevoegdheid van HR Rail behoren, voor het geheel van de personeelsleden tewerkgesteld bij de Belgische Spoorwegen;2° visie met betrekking tot het personeelsbeleid van het personeel tewerkgesteld bij HR Rail;3° de evolutie van de exploitatierekening uitgedrukt in een financieel plan;4° de beschrijving van de algemene exploitatievoorwaarden betreffende de andere activiteitssectoren van HR Rail;5° visie met betrekking tot de werking van HR Rail. § 3. Het ondernemingsplan wordt jaarlijks aangepast en aan de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert meegedeeld. § 4. De onderdelen van het ondernemingsplan die de uitvoering van de opdracht van openbare dienst betreffen worden ter goedkeuring aan de raad van bestuur van HR Rail voorgelegd, na mededeling ter informatie aan het strategisch bedrijfscomité van HR Rail overeenkomstig artikel 129, § 1, 10°.

Hoofdstuk 5. Toezicht en controle Afdeling 1. Het administratief toezicht

Art. 54.§ 1. HR Rail is onderworpen aan de controle van de minister onder wiens bevoegdheid zij ressorteert.

Deze controle wordt uitgeoefend door tussenkomst van een Regeringscommissaris. § 2. De Regeringscommissaris wordt benoemd en ontslagen door de Koning op voordracht van de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert.

De Koning regelt de uitoefening van de opdrachten van de Regeringscommissaris en zijn bezoldiging. Deze bezoldiging is ten laste van HR Rail. § 3. De Regeringscommissaris waakt over de naleving van de wet en de statuten.

Hij brengt verslag uit bij de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert.

Hij brengt verslag uit bij de Minister van Begroting aangaande alle beslissingen van de raad van bestuur en de algemeen directeur die een weerslag hebben op de algemene uitgavenbegroting van de Staat. § 4. De Regeringscommissaris wordt uitgenodigd op alle vergaderingen van de raad van bestuur van HR Rail en heeft raadgevende stem.

Hij kan op elk ogenblik ter plaatse kennis nemen van alle boeken en documenten van HR Rail.

Hij kan aan de leden van haar bestuursorganen, personeelsleden en aangestelden alle inlichtingen vragen en alle verificaties uitvoeren die hij nodig acht voor de uitvoering van zijn mandaat. § 5. De Regeringscommissaris kan tegen elke beslissing van de bestuursorganen van HR Rail welke hij strijdig acht met de wet of de statuten, beroep aantekenen bij de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert.

Hij beschikt daartoe over een termijn van veertien dagen. Deze termijn gaat in de dag van de vergadering waarop de beslissing werd genomen, voor zover de Regeringscommissaris daarop regelmatig was uitgenodigd en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij van de beslissing kennis heeft gekregen. Dit beroep heeft een schorsende werking.

Elk beroep van de Regeringscommissaris wordt de dag waarop het bij de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert, wordt aangetekend, bij aangetekend schrijven meegedeeld aan de voorzitter van de raad van bestuur van HR Rail die de overige bestuurders hiervan onverwijld op de hoogte brengt. § 6. Binnen een termijn van veertien dagen, ingaand op dezelfde dag als de in paragraaf 5, tweede lid, bedoelde termijn, betekent de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert, aan de voorzitter van de raad van bestuur de nietigverklaring van de beslissing.

In geval de beslissing een weerslag heeft of kan hebben op de algemene uitgavenbegroting van de Staat wordt de termijn vermeld in het eerste lid met veertien dagen verlengd. De minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert informeert de voorzitter van de raad van bestuur van HR Rail over deze verlenging en vraagt het akkoord van de Minister van Begroting alvorens tot nietigverklaring van de beslissing over te gaan.

Bij ontstentenis van de betekening van de nietigverklaring van de beslissing binnen de in het eerste lid bedoelde termijn, desgevallend verlengd met toepassing van het tweede lid, krijgt de beslissing van HR Rail een definitief karakter. Afdeling 2. Controle op de financiële toestand

Art. 55.§ 1. De controle op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid, vanuit het oogpunt van deze wet en van het organiek statuut, van de verrichtingen weer te geven in de jaarrekening, wordt in HR Rail opgedragen aan een college van commissarissen dat drie leden telt. De leden van het college voeren de titel van commissaris. § 2. Een lid van het college van commissarissen wordt benoemd door het Rekenhof onder zijn leden. De twee andere leden worden overeenkomstig artikel 156 van het Wetboek van vennootschappen onder de leden van het Instituut der bedrijfsrevisoren benoemd door de algemene vergadering van HR Rail, waarbij het strategisch bedrijfscomité van HR Rail de taak van de ondernemingsraad vervult. § 3. De commissarissen worden benoemd voor een eenmaal hernieuwbare termijn van ten hoogste zes jaar.

Hoofdstuk 6. Boekhouding en jaarrekeningen

Art. 56.§ 1. HR Rail is onderworpen aan de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen. Zij voert haar boekhouding per kalenderjaar. Zij voorziet in een afzonderlijk stelsel van rekeningen voor de activiteiten die verband houden met haar opdracht van openbare dienst, enerzijds, en haar andere activiteiten, anderzijds.

De bijlage bij de jaarrekening bevat een samenvattende staat van de rekeningen betreffende de opdracht van openbare dienst en een desbetreffend commentaar. De Koning kan algemene of bijzondere regelen bepalen inzake de vorm en inhoud van deze samenvattende staat en commentaar. § 2. Elk jaar maakt de raad van bestuur een inventaris op, alsmede de jaarrekening en een jaarverslag. Het jaarverslag bevat de informatie bepaald in artikel 96 van het Wetboek van vennootschappen.

Onder voorbehoud van bijzondere regelen vastgesteld krachtens artikel 10, § 2, derde lid, van de wet van 17 juli 1975 op de boekhouding en de jaarrekening van de ondernemingen, ingevoegd bij de wet van 1 juli 1983, worden de jaarrekening, het jaarverslag en het verslag van het college van commissarissen bekendgemaakt op de wijze bepaald in artikelen 98 en 100 van het Wetboek van vennootschappen. Artikelen 104 en 105 van het Wetboek van vennootschappen zijn van toepassing. § 3. De raad van bestuur zendt, veertien dagen vóór de algemene vergadering, de jaarrekening tezamen met het jaarverslag en het verslag van het college van commissarissen, over aan de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert, alsmede aan de Minister van Begroting.

De minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert, zendt de in het eerste lid bedoelde stukken vóór 30 juni van het jaar volgend op het betrokken boekjaar ter nazicht over aan het Rekenhof.

Het Rekenhof kan door bemiddeling van haar vertegenwoordiger in het college van commissarissen een toezicht ter plaatse inrichten op de rekeningen en verrichtingen die betrekking hebben op de uitvoering van de opdracht van openbare dienst. Het Hof kan de rekeningen in zijn Opmerkingenboek bekendmaken.

Vóór dezelfde datum deelt de minister onder wiens bevoegdheid HR Rail ressorteert, de in het eerste lid bedoelde stukken mee aan de Wetgevende Kamers.

Hoofdstuk 7. Financiering

Art. 57.Onverminderd artikel 52, moet de facturatie door HR Rail aan Infrabel en NMBS van de HR-diensten, met inbegrip van de terbeschikkingstelling van personeel, minstens de kostprijs dekken.

Art. 58.HR Rail beslist, binnen de grenzen van haar maatschappelijk doel, over de belegging van haar beschikbare gelden.

Art. 59.HR Rail wendt geen middelen aan, afkomstig van staatstoelagen, voor de ontwikkeling, financiering en uitbating van activiteiten andere dan deze in het kader van haar opdracht van openbare dienst.

Hoofdstuk 8. Fiscaal statuut

Art. 60.HR Rail is een openbare instelling in de zin van artikel 161 van het Wetboek der registratie-, hypotheek- en griffierechten, en in de zin van artikel 55 Wetboek der successierechten.

Zij is vrijgesteld van alle belastingen en taksen ten bate van de provincies en de gemeenten, met uitzondering echter van heffingen ter vergoeding van op haar verzoek verstrekte diensten.

Art. 61.Belastingheffing van de door HR Rail opgelopen niet-aftrekbare kosten is uitsluitend toegelaten in hoofde van de vennootschappen waaraan het personeel ter beschikking wordt gesteld en waaraan deze kosten worden doorgerekend, en dit in overeenstemming met de fiscale behandeling die eigen is aan deze kosten in hun hoofde. Een jaarlijkse afrekening van de niet aftrekbare kosten zal opgesteld worden en overgemaakt worden aan de entiteiten die gebruik maken van het personeel dat hen ter beschikking wordt gesteld. De niet-aftrekbare kosten verbonden aan het personeel dat niet ter beschikking wordt gesteld blijven belastbaar in hoofde van HR Rail volgens de normaal toepasselijke regels inzake vennootschapsbelasting.

Hoofdstuk 9. Ontbinding

Art. 62.De ontbinding van HR Rail kan slechts bij of krachtens een wet worden uitgesproken. De wet regelt de wijze en de voorwaarden van de vereffening.

Hoofdstuk 10. Diverse bepalingen

Art. 63.HR Rail beslist, binnen de grenzen van haar maatschappelijk doel, over de verwerving, de aanwending en de vervreemding van haar lichamelijke en onlichamelijke goederen, de vestiging of opheffing van zakelijke rechten op deze goederen, alsmede over de uitvoering van dergelijke beslissingen.

Art. 64.De opdrachten van de aanneming van werken, leveringen en diensten worden gegund bij of krachtens beslissing van de raad van bestuur. De raad van bestuur duidt de opdrachten aan waarvan de gunning behoort tot de uitsluitende bevoegdheid van de algemeen directeur alsmede de opdrachten waarvoor de beslissing door de algemeen directeur mag worden gesubdelegeerd.

Art. 65.HR Rail kan dadingen aangaan en overeenkomsten tot arbitrage sluiten. Elke overeenkomst tot arbitrage gesloten met natuurlijke personen vooraleer het geschil is gerezen, is evenwel nietig.

Titel 3. Personeel Hoofdstuk 1. Beginselen betreffende het personeelsstatuut en het syndicaal statuut

Art. 66.HR Rail is de enige werkgever van het statutaire en niet statutaire personeel van de Belgische Spoorwegen, al dan niet ter beschikking gesteld aan Infrabel en NMBS. HR Rail stelt personeel te werk voor de uitvoering van haar eigen opdrachten. Infrabel en NMBS kunnen enkel personeel tewerkstellen dat hen ter beschikking wordt gesteld door HR Rail. Infrabel, NMBS en HR Rail stellen het personeelskader vast, elk voor wat betreft het personeel dat zij gebruiken.

Art. 67.§ 1. Het personeel van de Belgische Spoorwegen wordt aangeworven bij of krachtens beslissing van de raad van bestuur van HR Rail en tewerkgesteld krachtens het personeelsstatuut en de personeelsreglementering. § 2. Echter, HR Rail kan personeelsleden aanwerven en tewerkstellen met een arbeidsovereenkomst onderworpen aan de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, met het oog op : 1° de tegemoetkoming aan een buitengewone en tijdelijke personeelsbehoefte, ten gevolge van de uitvoering van in de tijd beperkte projecten of een buitengewone toename in het werk;2° de uitvoering van taken die een kennis of ervaring op hoog niveau vereisen;3° de vervanging van statutaire of niet statutaire personeelsleden gedurende perioden van tijdelijke, gehele of gedeeltelijke afwezigheid;4° de uitvoering van bijkomstige of specifieke opdrachten.

Art. 68.§ 1. De hiërarchie der rechtsbronnen in de arbeidsbetrekkingen tussen de Belgische Spoorwegen en haar statutaire personeelsleden, wordt als volgt vastgesteld : 1° De dwingende bepalingen bepaald door of krachtens de wet;2° De collectieve overeenkomsten gesloten in de schoot van het Comité Overheidsbedrijven overeenkomstig artikel 31, § 4, van de wet van 21 maart 1991;3° Het personeelsstatuut;4° De personeelsreglementering;5° Het arbeidsreglement;6° De instructies van de vennootschap die het werkgeversgezag uitoefent;7° Aanvullende bepalingen van de wet;8° Het gebruik. § 2. Bij strijdigheid van een norm uit een lagere rechtsbron met een norm uit een hogere rechtsbron krijgt de norm uit de hogere rechtsbron voorrang en wordt de norm uit de lagere rechtsbron buiten toepassing gelaten.

Art. 69.Infrabel en NMBS moeten in hun verhouding tot het statutair personeel dat aan hen is ter beschikking gesteld in overeenstemming handelen met de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de toepasselijke rechtsbronnen met inbegrip van het personeelsstatuut en de personeelsreglementering.

Art. 70.Infrabel, NMBS en HR Rail zijn onderworpen aan het gemeen recht wat de arbeidsduur en de vrijheid van vereniging betreft.

Art. 71.§ 1. De mobiliteit van het personeel tussen HR Rail, Infrabel en NMBS wordt geregeld door of krachtens het personeelsstatuut. § 2. De externe mobiliteit bepaald in artikel 29bis van de wet van 21 maart 1991 is van toepassing op het personeel van de Belgische Spoorwegen.

Hoofdstuk 2. Terbeschikkingstelling van personeel door HR Rail

Art. 72.§ 1. HR Rail stelt aan Infrabel en NMBS het statutair en niet statutair personeel ter beschikking dat nodig is voor de uitvoering van hun opdrachten. Tijdens de periode van hun terbeschikkingstelling staan de personeelsleden evenwel onder het uitsluitende werkgeversgezag van Infrabel of NMBS. De terbeschikkingstelling van het personeel gebeurt volgens de bepalingen van deze wet. De verdere voorwaarden en nadere bepalingen van de terbeschikkingstelling van het personeel krachtens het eerste lid, kunnen worden vastgesteld in een overeenkomst die, na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad, kan worden gesloten tussen HR Rail en Infrabel en/of NMBS. Deze overeenkomst evenals alle wijzigingen ervan zijn onderworpen aan het voorafgaand akkoord van de Nationale Paritaire Commissie die beslist met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75. § 2. Hoofdstuk III van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van personeel bedoeld in paragraaf 1. § 3. Het personeel dat ter beschikking is gesteld van Infrabel is financieel ten laste van Infrabel, en het personeel dat ter beschikking is gesteld van NMBS is financieel ten laste van NMBS. Zonder afbreuk te doen aan de mobiliteit bedoeld in artikel 71, § 1, kan aan de terbeschikkingstelling van een personeelslid aan Infrabel of NMBS slechts een einde komen met voorafgaand akkoord van HR Rail. Afdeling 7 van hoofdstuk 5 van deze titel is niet van toepassing op de

beslissing te nemen door HR Rail inzake het einde van de terbeschikkingstelling bedoeld in het tweede lid van deze paragraaf. § 4. HR Rail identificeert het beschikbare personeel op basis van het personeelsstatuut en de personeelsreglementering. HR Rail zoekt in samenwerking met Infrabel of NMBS, naargelang het geval, voor het beschikbare personeel een passende benuttiging in toepassing van het personeelsstatuut en de personeelsreglementering, met inachtneming van de verplichtingen inzake sociale dialoog. § 5. De personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld van Infrabel dienen te worden beschouwd als « aangestelde » van Infrabel en Infrabel als « aansteller » van die personeelsleden in de zin van artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.

De personeelsleden die ter beschikking zijn gesteld van NMBS dienen te worden beschouwd als « aangestelde » van NMBS en NMBS als « aansteller » van die personeelsleden in de zin van artikel 1384, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek.

Hoofdstuk 3. Vaststelling van het personeelsstatuut en het syndicaal statuut

Art. 73.Het personeelsstatuut, het syndicaal statuut, alsmede alle personeelsreglementering die bestond op 31 december 2013, gaan van rechtswege over op HR Rail en vormen het eerste personeelsstatuut, het eerste syndicaal statuut en de eerste personeelsreglementering, zonder afbreuk te doen aan artikelen 68 en 78.

Art. 74.§ 1. Zonder afbreuk te kunnen doen aan de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, zijn de grondregelen betreffende het administratief statuut, de bezoldiging, het pensioenstelsel van het statutair personeel, de organisatie van de eventuele sociale diensten, zoals opgesomd onder artikel 34, § 2, onder A, B, C en E in de wet van 21 maart 1991, andere aangelegenheden wat het statutair personeel aangaat zoals opgesomd onder artikel 34, § 2, F, van de wet van 21 maart 1991, en aangelegenheden wat de niet statutaire personeelsleden aangaat opgesomd onder artikel 34, § 2, G, van de wet van 21 maart 1991, deze die zijn opgenomen in het personeelsstatuut en in de personeelsreglementering inzake « Dienst- en rusttijden ». § 2. Zonder afbreuk te kunnen doen aan de bepalingen van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten, zijn de grondregelen betreffende de collectieve arbeidsverhoudingen zoals opgesomd in artikel 34, § 2, D, van de wet van 21 maart 1991 deze opgenomen in het personeelsstatuut en het syndicaal statuut.

Art. 75.Elk voorstel houdende vaststelling of wijziging van het personeelsstatuut, van het syndicaal statuut of van de personeelsreglementering inzake « Dienst- en rusttijden » wordt voor onderhandeling voorgelegd aan de Nationale Paritaire Commissie overeenkomstig het personeelsstatuut.

Elk voorstel bedoeld in het eerste lid maakt het voorwerp uit van een onderhandelingsprocedure in de Nationale Paritaire Commissie, waarna deze beslist bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

Elke regeling aldus gestemd door de Nationale Paritaire Commissie, is bindend voor de raad van bestuur van HR Rail die de wijziging vaststelt.

Art. 76.§ 1. Met uitsluiting van de reglementering inzake de administratieve en geldelijke loopbaan van het kaderpersoneel, die tot de bevoegdheid van de raad van bestuur van HR Rail behoort, maakt elk voorstel houdende vaststelling of wijziging van personeelsreglementering, het voorwerp uit van een overlegprocedure in de Nationale Paritaire Commissie, met het oog op een advies van deze Nationale Paritaire Commissie. De voorstellen worden aanhangig gemaakt overeenkomstig artikel 120, § 1, en zonder afbreuk te doen aan artikel 87. § 2. Deze reglementering wordt vastgesteld door de raad van bestuur van HR Rail.

Hoofdstuk 4. Bijzondere bepalingen met betrekking tot niet statutaire personeelsleden Afdeling 1. Collectieve overeenkomsten

Art. 77.§ 1. In de schoot van de Nationale Paritaire Commissie kunnen, bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen, collectieve overeenkomsten worden gesloten die de individuele en collectieve betrekkingen met betrekking tot de niet statutaire personeelsleden regelen. § 2. De collectieve overeenkomsten gesloten in de Nationale Paritaire Commissie binden Infrabel, NMBS en HR Rail, de niet statutaire personeelsleden van HR Rail ongeacht of deze al dan niet ter beschikking zijn gesteld van Infrabel of NMBS, en de syndicale organisaties. § 3. Deze collectieve overeenkomsten worden genummerd, geregistreerd bij HR Rail en door HR Rail ter beschikking gesteld van de niet statutaire personeelsleden die daarom verzoeken. Afdeling 2. Rechtsbronnen

Art. 78.§ 1. De hiërarchie der rechtsbronnen in de arbeidsbetrekkingen tussen de Belgische Spoorwegen en haar niet statutaire personeelsleden, wordt als volgt vastgesteld : 1° De dwingende bepalingen bepaald door of krachtens de wet;2° De collectieve overeenkomsten gesloten in de schoot van het Comité Overheidsbedrijven, overeenkomstig artikel 31, § 4, van de wet van 21 maart 1991;3° De collectieve overeenkomsten gesloten in de schoot van de Nationale Paritaire Commissie;4° De geschreven individuele arbeidsovereenkomst;5° Het arbeidsreglement waarin onder meer geacht worden te zijn opgenomen de bepalingen van het personeelsstatuut en van de personeelsreglementering die eveneens op het niet statutair personeel van toepassing zijn verklaard;6° De instructies van de vennootschap die het werkgeversgezag uitoefent;7° Aanvullende bepalingen van de wet;8° De mondelinge individuele overeenkomst;9° Het gebruik. § 2. Bij strijdigheid van een norm uit een lagere rechtsbron met een norm uit een hogere rechtsbron krijgt de norm uit de hogere rechtsbron voorrang en wordt de norm uit de lagere rechtsbron buiten toepassing gelaten.

Art. 79.Infrabel en NMBS moeten in hun verhouding tot het niet statutair personeel dat aan hen ter beschikking is gesteld, in overeenstemming handelen met de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de toepasselijke rechtsbronnen.

Hoofdstuk 5. Bevoegdheden en verantwoordelijkheden van HR Rail, Infrabel en NMBS inzake personeelszaken

Art. 80.Dit hoofdstuk is niet van toepassing op welzijn op het werk. Afdeling 1. Basistaken van HR Rail

Art. 81.HR Rail zal voor wat betreft het ter beschikking gestelde personeel minstens instaan voor : 1° de selectie, de aanwerving, oriëntatie en het in kaart brengen van de talenten en competenties van het statutaire en niet statutaire personeel dat nodig is voor de uitoefening van de opdrachten van HR Rail, Infrabel en NMBS;2° de betaling van de bezoldigingen en wedden van het statutair en niet statutaire personeel;3° de transversale opleiding van het statutair en niet statutair personeel.Infrabel en NMBS organiseren beroepseigen specifieke opleidingen organiseren voor het hun ter beschikking gesteld personeel. Infrabel en NMBS informeren HR Rail over elk initiatief tot specifieke collectieve opleiding binnen de eigen vennootschap; 4° het nakomen van alle verplichtingen als werkgever teneinde de betaling van gezinsbijslagen te verzekeren;5° het opvolgen van het beheer en van de uitvoering van de activiteiten van de Kas der Geneeskundige verzorging, onverminderd de bevoegdheden van haar bestuursorgaan;6° het beheer en de uitvoering van alle aspecten verbonden met het Fonds van de Sociale Werken en het Fonds van de sociale documentatie, onverminderd de bevoegdheden van hun bestuursorgaan;7° de organisatie van de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk en van de bestuursgeneeskunde waarvan de bevoegdheden en de taken zijn omschreven in het personeelsstatuut;8° alle aspecten verbonden met het beheer van de statutaire pensioenen op grond van artikel 159 van de programmawet van 27 december 2005 en in overeenstemming met het koninklijk besluit van 28 december 2005 betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de NMBS Holding door de Belgische Staat, bekrachtigd door de programmawet van 20 juli 2006, en de verdere uitvoeringsbesluiten;9° het organiseren en beheren van de sociale dialoog op het niveau van de Belgische Spoorwegen;10° de ondersteuning bij de HR-uitvoering en bij het HR-beleid, en organisatie en behoud van de kennis van het personeelsstatuut. Afdeling 2. Bevoegdheden inzake HR-beleid

Onderafdeling 1. Algemene bepalingen

Art. 82.HR Rail bewaakt de coherentie en de consistentie in de toepassing van het personeelsstatuut, met inbegrip van het syndicaal statuut, de personeelsreglementering, alsook de toepasselijke wetgeving en haar uitvoeringsbesluiten.

Art. 83.§ 1. HR Rail heeft de bevoegdheden op het vlak van HR-beleid voor wat betreft de personeelsleden die niet zijn ter beschikking van Infrabel en NMBS gesteld. § 2. Infrabel en NMBS hebben, elk voor wat de eigen vennootschap betreft, de bevoegdheden voor het HR-beleid, wat onder meer inhoudt : 1° het bepalen van de HR-doelstellingen in lijn met de bedrijfsstrategie;2° het bepalen van de resultaats- en kwaliteitsvereisten van de dienstverlening in samenspraak met HR Rail;3° opdrachten geven aan HR Rail met betrekking tot het HR-beheer, de HR-uitvoering en de inbreng van HR-expertise;4° opdrachten geven aan HR Rail in het kader van de modernisering van HR in samenspraak met HR Rail;5° het evalueren van het HR-beleid, de uitvoering ervan en de beslissingen tot bijsturing;6° het nemen van bepaalde beslissingen op procesniveau, waarbij de aard van de beslissingen nader wordt gepreciseerd in samenspraak met HR Rail. Onderafdeling 2. Bijzondere bepalingen

Art. 84.Deze onderafdeling heeft betrekking op de algemene beslissingen met betrekking tot het HR-beleid zoals bedoeld in artikel 21.

Binnen het HR-beleid worden onderscheiden : 1° « Reglementair HR-beleid » : Het HR-beleid met inbegrip van alle beleidsbeslissingen tot vaststelling of aanpassing van het personeelsstatuut met inbegrip van het syndicaal statuut, of van de personeelsreglementering. Het betreft alle beslissingen van HR-beleid die niet bedoeld zijn door het onder 2°, vermelde HR-beleid. 2° « Niet-reglementair HR-beleid » : Het HR-beleid met inbegrip van alle overige beleidsbeslissingen tot vaststelling of aanpassing van HR-beleid met een algemene draagwijdte, die geen verandering inhouden of noodzaken van het onder 1° omschreven reglementair HR-beleid.1° Reglementair HR-beleid Art.85. § 1. Op eigen initiatief of op voorstel van Infrabel, NMBS of HR Rail, bereidt het HR Coördinatie Comité wijzigingen aan het reglementair HR-beleid voor. § 2. Wanneer het HR Coördinatie Comité niet binnen een termijn van dertig dagen een consensus vindt over een voorliggend ontwerp van reglementair HR-beleid, beslist - na overdracht van het voorstel op initiatief van hetzij algemeen directeur van HR Rail, hetzij de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij Infrabel, hetzij de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij NMBS - de raad van bestuur van HR Rail. De raad van bestuur van HR Rail keurt het beleidsvoorstel al dan niet goed.

Art. 86.Na goedkeuring door het HR Coördinatie Comité of, desgevallend, de raad van bestuur of de algemene vergadering van HR Rail, legt de algemeen directeur van HR Rail het voorstel van reglementair HR-beleid voor overleg of onderhandeling voor aan de Nationale Paritaire Commissie, al naargelang de vereiste procedures in het kader van het sociale dialoog, zoals bepaald door artikelen 75 en 76 .

Art. 87.De raad van bestuur van HR Rail stelt het reglementair HR-beleid definitief vast, onverminderd de toepassing van artikel 75, waarin wordt voorgeschreven wanneer de raad van bestuur van HR Rail door het standpunt van de Nationale Paritaire Commissie is gebonden. 2° Niet-reglementair HR-beleid Art.88. De algemeen directeur van HR Rail, de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij Infrabel en de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij NMBS zijn, elk voor de respectievelijke vennootschap die zij vertegenwoordigen, bevoegd om voor het personeel waarover de vennootschap het werkgeversgezag uitoefent het niet-reglementair HR-beleid voor te bereiden.

Art. 89.Elk ontwerp van niet-reglementair HR-beleid wordt overgemaakt aan het HR Coördinatie Comité. De algemeen directeur van HR Rail geeft binnen een termijn van dertig dagen gemotiveerd advies aan het HR Coördinatie Comité of de voorgenomen beleidsbeslissing een impact heeft die een aanpassing van het reglementair HR-beleid noodzaakt en of het ontwerp onder artikel 118 ressorteert. Wanneer het HR Coördinatie Comité op zijn eerstvolgende vergadering op basis van dit gemotiveerd advies bij gewone meerderheid vaststelt dat de voorgenomen beleidsbeslissing een impact heeft die een aanpassing van het reglementair HR-beleid noodzaakt, wordt de procedure gevolgd voor het reglementair HR-beleid.

Art. 90.De raden van bestuur van HR Rail, Infrabel of NMBS, al naargelang het geval, zijn bevoegd voor de definitieve vaststelling van het niet-reglementair HR-beleid binnen de eigen vennootschap. Zij informeren de algemeen directeur van HR Rail en het HR Coördinatie Comité van de genomen beslissingen terzake. Afdeling 3. Bevoegdheden inzake HR-uitvoering

Art. 91.§ 1. Onverminderd paragraaf 2, is HR Rail bevoegd voor de HR-uitvoering voor de personeelsleden van HR Rail, ongeacht of ze ter beschikking zijn gesteld aan Infrabel of NMBS. § 2. In opdracht van Infrabel en NMBS, voert HR Rail HR-processen uit, overeenkomstig de in de HR-dienstenovereenkomst vastgelegde resultaats- en kwaliteitsvereisten. In dat kader stelt HR Rail het algemeen uitvoeringsbeleid vast en evalueert het uitvoeringbeleid op periodieke basis.

Art. 92.HR Rail organiseert op regelmatige basis bilaterale samenspraak met Infrabel en/of NMBS inzake HR-uitvoering.

Art. 93.HR Rail waakt over de vereiste eenvormigheid in de toepassing van het personeelsstatuut bij de HR-uitvoering.

In de mate dat HR Rail interpretatieproblemen vaststelt die de eenvormigheid kunnen ondermijnen, koppelt HR Rail terug met Infrabel en/of NMBS, al naargelang de modaliteiten voorgeschreven in de HR-dienstenovereenkomst.

Art. 94.HR Rail bewaakt de kwaliteit van de operationele HR-uitvoering op klantgerichtheid, effectiviteit en efficiëntie.

Art. 95.Infrabel en NMBS voeren voor bepaalde HR-processen zelf activiteiten uit. Het betreft steeds activiteiten waarvoor de realisatie een intensieve samenwerking vereist met de hiërarchische lijn van Infrabel of NMBS. HR Rail brengt proactief of op vraag van Infrabel of NMBS HR-expertise in. Afdeling 4. Bevoegdheden inzake HR-beheer

Art. 96.§ 1. HR Rail is voor wat de personeelsleden betreft die niet ter beschikking worden gesteld bevoegd voor het HR-beheer. § 2. HR Rail is bevoegd voor het HR-beheer en verantwoordelijk voor minstens volgende taken voor wat het terbeschikkinggestelde personeel betreft : 1° het beheren van de data en know-how die voortvloeien uit de operationele uitvoering van het HR-beleid na hun administratieve verwerking;2° het systematisch en gepast verzamelen, analyseren en ter beschikking stellen van de gegevens, statistieken en pertinente informatie met betrekking tot personeelszaken;3° het faciliteren van de toegang van het databeheer voor Infrabel en NMBS;4° het waken over de kwaliteit van de gegevens en de beveiliging van de gegevens;5° het treffen van maatregelen om fraude op te sporen en tegen te gaan, onverminderd de fraudebestrijding door Infrabel en NMBS zelf;6° het investeren in informaticasystemen en kwaliteitssystemen;7° het beheer en de uitvoering van alle aspecten verbonden met het Fonds van de Sociale Werken, en het Fonds van de sociale documentatie en mogelijk andere Kassen of Fondsen ten behoeve van het personeel, onverminderd de bevoegdheid van hun bestuursorgaan;8° het beheer van de collectieve overeenkomsten gesloten in toepassing van artikel 77. Afdeling 5. Bevoegdheden inzake HR-expertise

Art. 97.§ 1. HR Rail staat in voor de HR-expertise, met inbegrip van de juridische expertise, en adviseert en informeert proactief of op vraag van Infrabel en NMBS. § 2. De onder paragraaf 1 vermelde inbreng van HR-expertise houdt onder meer volgende taken in : 1° HR Rail organiseert binnen haar kern-HR-processen een systematiek van expertise-ontwikkeling en adviesverlening;2° HR Rail analyseert HR-gegevens en verwerkt deze tot bruikbare beleidsinformatie voor Infrabel en NMBS;3° HR Rail ontwikkelt HR-expertise in lijn met de visie op modern geïntegreerd beheer inzake personeelszaken;4° HR Rail is bevoegd om externe dienstverlening in te schakelen met het oog op het ontwikkelen en/of verbeteren van een modern geïntegreerd beheer inzake personeelszaken;5° HR Rail vergelijkt de operationele HR-processen met vergelijkbare HR-processen die als voorbeeld kunnen gelden. § 3. HR Rail kan het initiatief nemen om beleidsvoorstellen te doen met het oog op de modernisering van HR. Afdeling 6. HR-dienstenovereenkomst

Art. 98.§ 1. Voor die diensten die bij wet of door de toepasselijke HR-dienstenovereenkomst toebedeeld zijn aan HR Rail, zullen Infrabel en NMBS uitsluitend beroep doen op de diensten van HR Rail. § 2. Er wordt een HR-dienstenovereenkomst gesloten tussen Infrabel en HR Rail en tussen NMBS en HR Rail. In de HR-dienstenovereenkomst worden de wederzijdse rechten en verantwoordelijkheden inzake het HR-beleid, HR-uitvoering, HR-beheer en HR-expertise voor elk van het domeinen van HR zoals opgesomd onder artikel 21, nader gepreciseerd, zonder afbreuk te doen aan de wettelijke en reglementaire bepalingen, met inbegrip van het personeelsstatuut en de personeelsreglementering.

In de HR-dienstenovereenkomst worden de sancties bepaald die zullen gelden wanneer een van de partijen zich niet aan de bepalingen van de HR-dienstenovereenkomst houdt. § 3. Het ontwerp van de HR-dienstenovereenkomst wordt, op gezamenlijk voorstel van HR Rail en respectievelijk Infrabel en NMBS, voor advies aan de Nationale Paritaire Commissie overgelegd alvorens te worden overgelegd aan de raad van bestuur van HR Rail.

De Nationale Paritaire Commissie beschikt over een termijn van dertig dagen, die ingaat de dag nadat het ontwerp aan haar is overgemaakt, om advies te geven over het ontwerp.

Art. 99.Op initiatief van Infrabel, NMBS of HR Rail kan de HR-dienstenovereenkomst aangepast en/of gemoderniseerd worden, volgens de procedure zoals omschreven in artikel 98.

Art. 100.§ 1. De HR-dienstenovereenkomst regelt de door HR Rail, Infrabel en NMBS te volgen samenspraak- of bemiddelingsprocedure, wanneer er een geschil rijst omtrent de toepassing en/of de interpretatie van de wederzijdse bevoegdheidsverdeling tussen de vennootschappen. § 2. De Koning kan de bijzondere elementen die in de HR-dienstenovereenkomst moeten staan en de modaliteiten betreffende de inwerkingtreding van de HR-dienstenovereenkomst nader bepalen, met inachtneming van artikel 81.

Art. 101.Indien uiterlijk op 30 juni 2014 geen HR-dienstenovereenkomst is gesloten met betrekking tot de in artikel 21 opgesomde domeinen van HR, tussen HR Rail en Infrabel of HR Rail en NMBS kan de Koning zelf op bindende wijze de inhoud van de bedingen die in de ontbrekende HR-dienstenovereenkomst hadden moeten staan, bepalen, na advies te hebben gevraagd aan de Nationale Paritaire Commissie overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 98, § 3.

Deze aldus vastgelegde bepalingen zullen van toepassing zijn tot de ontbrekende HR-dienstenovereenkomst is gesloten. Afdeling 7. Bevoegdheden van HR Rail, Infrabel en NMBS inzake

personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte Onderafdeling 1. Algemene bepalingen

Art. 102.Voor de toepassing van deze afdeling, betreffen de « personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte » alle beslissingen ten aanzien van een identificeerbaar personeelslid van HR Rail, waaronder zowel de statutaire personeelsleden als niet statutaire personeelsleden zijn begrepen, die rechtsgevolgen teweegbrengen of kunnen teweegbrengen ten aanzien van het personeelslid.

Onder personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte worden ook de eerste aanwervingsbeslissingen begrepen, waardoor een personeelslid wordt aangeworven door HR Rail, ongeacht of hij ter beschikking wordt gesteld aan Infrabel of NMBS.

Art. 103.HR Rail organiseert op regelmatige basis bilaterale samenspraak met Infrabel en NMBS over de toepassing van de personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte teneinde de eenheid van het personeelsstatuut en de personeelsreglementering te bewaken.

Art. 104.In overeenstemming met afdeling 3 van dit hoofdstuk, staat HR Rail in voor de HR-uitvoering van personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte, ongeacht of de beslissingen genomen zijn door de HR Rail, Infrabel of NMBS.

Art. 105.De wederzijdse rechten en verbintenissen inzake de personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte tussen HR Rail, Infrabel en NMBS, worden nader vastgesteld in de HR-dienstenovereenkomst.

Onderafdeling 2. Gewone beslissingsbevoegdheden

Art. 106.HR Rail neemt alle personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte ten aanzien van het statutair en niet statutair personeel dat niet ter beschikking is of zal worden gesteld van Infrabel en NMBS.

Art. 107.Onverminderd artikelen 111, 112 en 113, neemt HR Rail formeel alle personeelsbeslissingen met individuele draagwijdte voor een personeelslid dat aan Infrabel of NMBS ter beschikking is of zal worden gesteld op eensluidend gemotiveerd voorstel van het bevoegd orgaan van Infrabel of NMBS, al naargelang het geval.

Art. 108.§ 1. Infrabel of NMBS kunnen op eigen initiatief een gemotiveerd voorstel uitbrengen aan HR Rail over een personeelsbeslissing met individuele draagwijdte van een personeelslid dat hun ter beschikking is of zal worden gesteld. § 2. Het gemotiveerd voorstel van Infrabel of NMBS bindt HR Rail. § 3. HR Rail neemt een gemotiveerde formele beslissing tot niet-uitvoering van een gemotiveerd voorstel van Infrabel of NMBS wanneer het voorstel van Infrabel of NMBS in strijd is met een norm uit een hogere rechtsbron. § 4. HR Rail beslist formeel binnen een termijn van dertig dagen nadat het gemotiveerd voorstel aan haar is overgemaakt. § 5. Bij gebrek aan beslissing in de zin van paragraaf 4 door HR Rail binnen de termijn van dertig dagen, treedt Infrabel of NMBS in de plaats van HR Rail om ook de formele beslissing te nemen waarover het een bindend voorstel heeft uitgebracht. In de HR-dienstenovereenkomst kan een andere termijn worden overeengekomen.

Art. 109.§ 1. Op verzoek van HR Rail, brengt Infrabel of NMBS, al naargelang het geval, binnen een termijn van dertig dagen een gemotiveerd voorstel uit over een personeelsbeslissing met individuele draagwijdte van een personeelslid dat tot zijn beschikking is of zal worden gesteld. § 2. Het gemotiveerd voorstel van Infrabel of NMBS bindt HR Rail. § 3. HR Rail beslist formeel binnen een termijn van dertig dagen nadat het gemotiveerd voorstel van Infrabel of NMBS haar is overgemaakt. § 4. HR Rail neemt geen formele beslissing bij gebrek aan gemotiveerd voorstel van Infrabel of NMBS binnen een termijn van dertig dagen na de dag waarop HR Rail een verzoek tot voorstel aan Infrabel of NMBS heeft gericht.

Onderafdeling 3. Bijzondere beslissingsbevoegdheden

Art. 110.§ 1. HR Rail treedt op als bevoegde evaluerende overheid voor het personeel dat niet ter beschikking is gesteld van Infrabel en NMBS. § 2. HR Rail treedt op als bevoegde tuchtoverheid voor het personeel dat niet ter beschikking is gesteld van Infrabel en NMBS. § 3. HR Rail is voor het personeel bedoeld in de paragrafen 1 en 2 exclusief bevoegd om evaluatiebeslissingen te nemen evenals om tuchtsancties op te leggen, overeenkomstig hetgeen bepaald in artikel 106.

Art. 111.§ 1. Infrabel en NMBS treden op als bevoegde evaluerende overheid voor het personeel dat hun ter beschikking is gesteld door HR Rail. § 2. Infrabel en NMBS treden, in hoedanigheid van evaluerende overheid, bij het nemen van formele evaluatiebeslissingen van rechtswege in de plaats van HR Rail.

Art. 112.§ 1. Infrabel en NMBS treden op als bevoegde tuchtoverheid voor het personeel dat hun ter beschikking is gesteld door HR Rail. § 2. Infrabel en NMBS treden, in hun hoedanigheid van tuchtoverheid, bij het formeel opleggen van voorgestelde of definitieve tuchtsancties van rechtswege in de plaats van HR Rail, behoudens bij de in paragraaf 3 vermelde uitzondering. § 3. Indien Infrabel en NMBS, in hun hoedanigheid van tuchtoverheid, voornemens zijn een personeelslid een tuchtsanctie op te leggen waardoor een einde wordt of kan worden gesteld aan de tewerkstelling van het statutair personeelslid dat hun ter beschikking is gesteld, geldt de gewone beslissingsbevoegdheid zoals voorzien in artikelen 106 en volgende.

Art. 113.In de uitzonderlijke gevallen van spoedeisendheid die zijn opgenomen in de HR-dienstenovereenkomst, kan Infrabel of NMBS van rechtswege in de plaats treden van HR Rail om ook de formele beslissing te nemen.

De reden tot spoedeisendheid moet worden gemotiveerd.

De beslissing wordt ter informatie en voor uitvoering aan de algemeen directeur van HR Rail overlegd.

Hoofdstuk 6. Sociale dialoog Afdeling 1. Organen van sociale dialoog op het niveau van de Belgische

Spoorwegen Onderafdeling 1. Algemeen

Art. 114.HR Rail is verantwoordelijk voor het organiseren en beheren van de sociale dialoog op het niveau van de Belgische Spoorwegen.

Onderafdeling 2. De Nationale Paritaire Commissie

Art. 115.De Nationale Paritaire Commissie is het hogere orgaan voor sociale dialoog over sociale aangelegenheden van de Belgische Spoorwegen, zowel deze die eigen zijn aan één van de vennootschappen als deze die het niveau van één vennootschap overschrijden. 1° Samenstelling Art.116. De Nationale Paritaire Commissie bestaat uit zesentwintig leden samengesteld als volgt : a) drie leden benoemd door de raad van bestuur van HR Rail, waaronder in ieder geval de voorzitter van de raad van bestuur van HR Rail, die van rechtswege voorzitter van de Nationale Paritaire Commissie is, en de algemeen directeur van HR Rail;b) vijf leden benoemd door de raad van bestuur van Infrabel;c) vijf leden benoemd door de raad van bestuur van NMBS;d) één lid benoemd door elk van de in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigde op nationaal vlak opgerichte interprofessionele organisaties van werknemers, die ook in Infrabel, in NMBS en in HR Rail zijn vertegenwoordigd;e) de overige leden benoemd door de erkende syndicale organisaties in de zin van het personeelsstatuut van naar evenredigheid van het aantal bijdragende leden van elk van deze syndicale organisaties bij Infrabel, NMBS en HR Rail samen.

Art. 117.De Nationale Paritaire Commissie wordt om de zes jaar vernieuwd, op een door het personeelsstatuut bepaalde datum, op grond van de gegevens per één januari van het jaar waarin tot de vernieuwing wordt overgegaan. 2° Bevoegdheden Art.118. Niettegenstaande elke andersluidende bepaling en onverminderd de andere bepalingen van deze wet, heeft de Nationale Paritaire Commissie de volgende bevoegdheden, ten aanzien van de Belgische Spoorwegen alsook waar van toepassing ten aanzien van elke vennootschap afzonderlijk : 1° het onderzoeken van al de kwesties betreffende de bepalingen van het personeelsstatuut en de arbeidsovereenkomsten, met inbegrip van de regelen inzake de vergoeding van schade naar aanleiding van arbeidsongevallen, ongevallen op de weg naar of van het werk en van beroepsziekten, en over het algemeen al de kwesties die voor het personeel rechtstreeks van belang zijn, kwesties die haar worden voorgelegd overeenkomstig artikel 120, § 1;2° het uitbrengen van haar advies over al de kwesties van algemene aard die de personen of organen bedoeld in artikel 120 menen haar te moeten voorleggen, onder meer in de gevallen waarin die personen of organen oordelen dat die zaken voor het personeel onrechtstreeks van belang kunnen zijn;3° het onderzoek van de economische en financiële inlichtingen betreffende de vennootschappen, zoals bepaald in artikel 15, b), 1° en 2°, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en zoals gepreciseerd en aangevuld door collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten binnen de Nationale Arbeidsraad;4° het onderhandelen over het personeelsstatuut, het syndicaal statuut en de personeelsreglementering inzake « Dienst- en rusttijden » en hieromtrent een bindende regeling vaststellen bij een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75;5° het onderzoeken van alle aangelegenheden die rechtstreeks of onrechtstreeks van belang zijn voor het niet statutair personeel;6° met een meerderheid van tweederde van de uitgebrachte stemmen een of meer arbeidsreglementen opstellen en wijzigen overeenkomstig artikel 11 van de wet van 8 april 1965 tot instelling van de arbeidsreglementen, waarbij de Nationale Paritaire Commissie de taken van de ondernemingsraad vervult;7° advies geven over de HR-dienstenovereenkomst(en);8° voorafgaandelijk goedkeuren, met een meerderheid van twee derden van de uitgebrachte stemmen, van de afsluiting en wijziging van de overeenkomsten inzake terbeschikkingstelling van personeel die overeenkomstig artikel 72 kunnen worden gesloten;9° advies geven over de afsluiting en wijziging van de overeenkomsten inzake terbeschikkingstelling van personeel die overeenkomstig artikel 153 kunnen worden gesloten;10° het deelnemen aan het beheer van de ten behoeve van het personeel opgerichte of op te richten instellingen;11° het overleg met en de algemene informatie van het personeel inzake HR-beleid, met inbegrip van de aangelegenheden waarop de procedure bepaald in artikel 75 niet van toepassing is;12° de kennisname van aangelegenheden betreffende het welzijn van het personeel op het werk, die haar worden meegedeeld door de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk;13° het formuleren van een advies omtrent het driejaarlijks verslag van de algemeen directeur van HR Rail betreffende de woon-werkverplaatsingen van het personeel van de Belgische Spoorwegen, bedoeld in artikel 15, l), van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven, ingevoegd bij de programmawet van 8 april 2003;14° het onderzoeken van de mogelijkheden tot wederbenuttiging bij afschaffing van betrekking van statutair personeel;15° het onderhandelen en sluiten van collectieve overeenkomsten van toepassing op het niet statutaire personeel zoals bepaald in artikel 77;16° het indienen van een aanvraag tot tussenkomst van een sociaal bemiddelaar zoals bepaald in artikel 136.

Art. 119.Zonder afbreuk te doen aan artikel 136, heeft de voorzitter van de Nationale Paritaire Commissie of een door HR Rail in overleg met de voorzitter aangeduide lokale vertegenwoordiger een bemiddelende rol bij de sociale dialoog op het niveau van de Belgische Spoorwegen en binnen elk van de drie vennootschappen. Hij kan uit eigen initiatief optreden, of hij kan daartoe aangezocht worden door de voorzitter van het desbetreffende orgaan van sociale dialoog. De voorzitter van een orgaan van sociale dialoog is verplicht de tussenkomst van de voorzitter van de Nationale Paritaire Commissie, of diens vertegenwoordiger, te vragen indien de leden van het orgaan van sociale dialoog hem daartoe verzoeken bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen. 3° Werking Art.120. § 1. Punten voor de agenda van de Nationale Paritaire Commissie kunnen worden aangebracht door : 1° de raad van bestuur van HR Rail;2° de algemeen directeur van HR Rail;3° het HR Coördinatie Comité;4° de raad van bestuur of het directiecomité van Infrabel of NMBS;5° de voorzitter of zijn gemandateerde van een syndicale organisatie die in de Nationale Paritaire Commissie zetelt, overeenkomstig de bepalingen van het personeelsstatuut of het syndicaal statuut. § 2. Voor de aangelegenheden bepaald in artikel 118, 2°, kan ook de minister die bevoegd is voor overheidsbedrijven punten op de agenda van de Nationale Paritaire Commissie laten plaatsen.

Art. 121.De gedelegeerd bestuurder van Infrabel, de gedelegeerd bestuurder van NMBS, of de algemeen directeur van HR Rail, of hun vertegenwoordigers, zijn, elk voor wat hun vennootschap betreft, ertoe gehouden aan de Nationale Paritaire Commissie de noodzakelijke inlichtingen te verstrekken voor het uitoefenen van haar bevoegdheden.

Art. 122.De Nationale Paritaire Commissie komt op geregelde tijdstippen bijeen, volgens de bepalingen van het personeelsstatuut of het syndicaal statuut.

Onderafdeling 3. Het Sturingscomité 1° Oprichting en samenstelling Art.123. Bij de Belgische Spoorwegen wordt een sturingscomité ingericht, dat is samengesteld uit : de gedelegeerd bestuurder van Infrabel, de gedelegeerd bestuurder van NMBS, de algemeen directeur van HR Rail en drie vertegenwoordigers van de erkende syndicale organisaties in de zin van het personeelsstatuut; onder alternerend voorzitterschap van de gedelegeerd bestuurder van Infrabel, de gedelegeerd bestuurder van NMBS en de algemeen directeur van HR Rail. 2° Bevoegdheden Art.124. Het sturingscomité pleegt samenspraak indien nodig voor de punctuele begeleiding van de uitbouw van nieuwe structuren, bij sociale conflicten en problemen in verband met operationeel beheer of wanneer de geëigende sociale dialoog geen oplossing biedt. Het sturingscomité kan tussenkomen bij betwistingen of nakende betwistingen tussen erkende syndicale organisaties en de vennootschappen.

Bovendien is het sturingscomité gedurende het eerste jaar na de inwerkingtreding van de hervorming bevoegd voor de begeleiding van de hervorming. 3° Werking Art.125. Jaarlijks laat de algemeen directeur van HR Rail een kalender vastleggen voor de vergaderingen van het sturingscomité, op basis van één vergadering per maand.

Onverminderd wat bepaald is in artikel 124, tweede lid, zullen de vergaderingen slechts doorgaan indien een lid van het sturingscomité hier ten laatste veertien dagen op voorhand om verzoekt. Ook de voorzitter van de raad van bestuur van HR Rail en het HR Coördinatie Comité kunnen verzoeken om een vergadering te laten doorgaan.

Art. 126.Het HR Coördinatie Comité en elk lid van het sturingscomité kunnen punten op de agenda van het sturingscomité plaatsen. Afdeling 2. Organen van sociale dialoog op het niveau van elke

vennootschap Onderafdeling 1. Strategisch bedrijfscomité 1° Oprichting Art.127. Infrabel, NMBS en HR Rail zijn verantwoordelijk om elk in hun schoot een strategisch bedrijfscomité op te richten en te beheren, dat hoofdzakelijk bevoegd is voor economische en financiële aangelegenheden van de vennootschap, zoals hierna bepaald. 2° Samenstelling Art.128. § 1. De samenstelling van de strategische bedrijfscomités wordt in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut geregeld, met dien verstande dat deze tweeledig zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de betrokken vennootschap en vertegenwoordigers van het personeel en dat er niet meer vertegenwoordigers van de betrokken vennootschap dan vertegenwoordigers van het personeel mogen aangeduid zijn. § 2. Het strategisch bedrijfscomité van Infrabel wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder van Infrabel. Het strategisch bedrijfscomité van NMBS wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder van NMBS. Het strategisch bedrijfscomité van HR Rail wordt voorgezeten door de algemeen directeur van HR Rail. De gedelegeerd bestuurder of de algemeen directeur kan zich laten vervangen door zijn vertegenwoordiger. 3° Bevoegdheden Art.129. § 1. Onverminderd de andere bepalingen van deze wet en de bevoegdheden die voortvloeien uit de wet van 21 maart 1991, zijn de strategische bedrijfscomités, elk voor de vennootschap waarbinnen zij zijn opgericht, belast met de volgende bevoegdheden : 1° Onderzoek van de economische en financiële inlichtingen betreffende de betrokken vennootschap, zoals bepaald in artikel 15, b), 1° en 2°, van de wet van 20 september 1948 houdende organisatie van het bedrijfsleven en zoals gepreciseerd en aangevuld door collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten binnen de Nationale Arbeidsraad;2° Het kennisnemen van de evolutie en van de aard van de tewerkstelling binnen de betrokken vennootschap, met inbegrip van het toezicht op de naleving van de afspraken met betrekking tot de terbeschikkingstelling ten behoeve van Infrabel en NMBS van het personeel door HR Rail;3° Voordracht aan de minister die bevoegd is voor overheidsbedrijven van leden van het college van commissarissen binnen de betrokken vennootschap;4° Het uitbrengen van een advies voorafgaand aan het afsluiten en wijzigen van het beheerscontract van Infrabel en van NMBS, en de opvolging van de uitvoering van dit beheerscontract;5° Het kennisnemen van en het uitbrengen van een voorafgaand advies over maatregelen die de tewerkstelling op middellange en lange termijn kunnen beïnvloeden;6° Het kennisnemen van en het uitbrengen van een voorafgaand advies over de maatregelen te nemen ten gevolge van beslissingen met een invloed op de lange termijn inzake algemene bedrijfsstrategie, dochterondernemingen, processen van fusies en overnames, herstructureringen, algemeen personeels- en investeringsbeleid, de ontwikkeling van jaarlijkse financiën en budgetten en de verdediging van de concurrentiepositie;7° Het waken over de naleving van de afspraken gemaakt door de betrokken vennootschap in de HR-dienstenovereenkomst en desgevallend de overeenkomst inzake terbeschikkingstelling van personeel;8° Het optreden als ondernemingsraad binnen de betrokken vennootschap in geval van overname of overdracht van activiteiten;9° Het toezicht op de uitvoering van de activiteiten van de betrokken vennootschap, voor wat de benuttiging van het spoorwegpersoneel betreft, zowel voor de spoorwegactiviteiten als voor de logistieke ondersteuning en overeenkomstig de afspraken met betrekking tot terbeschikkingstelling door HR Rail van personeel ten behoeve van Infrabel en NMBS;10° Het kennisnemen van de onderdelen van het ondernemingsplan die de uitvoering van de taken van openbare dienst betreffen met toepassing van artikel 26 van de wet van 21 maart 1991 en artikel 53, § 4. § 2. De strategische bedrijfscomités geven geen advies over de zaken die vallen onder paragraaf 1, 5°, 6° en 8°, waarover de Nationale Paritaire Commissie reeds advies heeft gegeven. 4° Werking Art.130. § 1. De gedelegeerd bestuurder of bij HR Rail de algemeen directeur, of hun vertegenwoordigers, zijn ertoe gehouden aan het strategische bedrijfscomité van hun vennootschap de inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor het uitoefenen van zijn bevoegdheden. § 2. Bij de uitoefening van hun bevoegdheden beschikken de strategische bedrijfscomités, voor zover van toepassing, over de verslagen van het auditcomité van de betrokken vennootschap betreffende het onderzoek van de rekeningen van deze vennootschap.

Art. 131.De strategische bedrijfscomités kunnen ambtshalve advies verstrekken over de materies die tot hun bevoegdheden behoren.

Onderafdeling 2. Regionale sociale dialoog 1° Organisatie Art.132. De regionale sociale dialoog wordt georganiseerd en beheerd door Infrabel, NMBS en HR Rail, elk voor hun vennootschap, waarbij Infrabel en NMBS elk respectievelijk vijf gewestelijke paritaire comités inrichten en HR Rail vijf gewestelijke paritaire commissies inricht. 2° Samenstelling Art.133. § 1. De samenstelling van de gewestelijke paritaire comités en commissies wordt in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut geregeld, met dien verstande dat deze paritair zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van de betrokken vennootschap en vertegenwoordigers van het personeel. § 2. Elk gewestelijke paritair comité van Infrabel of NMBS wordt voorgezeten door de lokaal verantwoordelijke van de regio, die wordt bijgestaan door de vertegenwoordiger van HR Rail bevoegd voor de uitvoering van het personeelsbeleid in deze regio. § 3. Elke gewestelijke paritaire commissie van HR Rail wordt voorgezeten door de vertegenwoordiger van de algemeen directeur van HR Rail. 3° Bevoegdheden Art.134. § 1. De regionale sociale dialoog heeft onder meer betrekking op de volgende aangelegenheden, onverminderd de bevoegdheden toegekend aan andere organen van sociale dialoog : 1° Onderzoeken van de voorstellen en bezwaren van het personeel betreffende de regeling van de arbeid en de verbetering van de productie;2° Helpen van de diensthoofden bij het opmaken van de lijsten van bijslagen, vergoeding voor dienstouderdom, dienststrepen en van de bevorderingstabellen;3° Uitbrengen van advies over alle vraagstukken betreffende de werkregeling, telkens die door de bevoegde gewestelijke overheid worden voorgelegd, met inbegrip van de vraagstukken die voor het personeel onrechtstreeks van belang kunnen zijn, met uitzondering van welzijn op het werk;4° Mogelijkheid tot overmaken aan de bevoegde gewestelijke paritaire commissie van HR Rail van een vraag tot onderzoek van een kwestie die de mobiliteit van het personeel tussen Infrabel, NMBS en HR Rail en de wederbenuttiging van beschikbare personeelsleden betreft. § 2. De gewestelijke paritaire commissies van HR Rail zijn bovendien bevoegd om de kwesties met betrekking tot mobiliteit van het personeel tussen Infrabel, NMBS en HR Rail te onderzoeken, alsook de wederbenuttiging van beschikbare personeelsleden.

Bij het uitoefenen van deze bevoegdheid nodigt de voorzitter van de gewestelijke paritaire commissie van HR Rail een vertegenwoordiger van Infrabel en/of NMBS uit als technisch expert. § 3. De gewestelijke paritaire comités en commissies brengen advies uit over de kwesties die hen worden voorgelegd door de betrokken vennootschap. Zij moeten niet ambtshalve of vooraf kennis krijgen van de vraagstukken betreffende de werkregeling, behalve in de gevallen bepaald in de wet, de personeelsreglementering of het personeelsstatuut.

De kwesties van algemene aard en de beginselkwesties vallen onder de bevoegdheid van de Nationale Paritaire Commissie. 4° Werking Art.135. De gewestelijke paritaire comités en commissies komen op geregelde tijdstippen bijeen, volgens de bepalingen van het personeelsstatuut of het syndicaal statuut. Afdeling 3. Bemiddeling

Art. 136.§ 1. De Algemene Directie van de collectieve arbeidsbetrekkingen bij de Federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg wordt belast met de sociale bemiddeling op het niveau van de Belgische Spoorwegen en in elk van de vennootschappen met het oog op het voorkomen, opvolgen en beëindigen van de collectieve geschillen tussen Infrabel, NMBS en/of HR Rail en het personeel.

De sociaal bemiddelaars aangewezen krachtens artikel 12octies van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, zijn bevoegd voor het vervullen van de opdrachten van sociale bemiddeling bij Infrabel, NMBS en HR Rail. § 2. De sociale bemiddeling omvat de volgende opdrachten : 1° het voorkomen van sociale geschillen en het opvolgen van het uitbreken, het verloop en de beëindiging ervan;2° het vervullen van alle sociale bemiddelingsopdrachten. § 3. De sociaal bemiddelaars bedoeld in paragraaf 1 kunnen elke vergadering van een orgaan van sociale dialoog opgericht krachtens deze wet of krachtens het personeelsstatuut op het niveau van de Belgische Spoorwegen of binnen Infrabel, NMBS en HR Rail bijwonen als waarnemer en ontvangen hiervoor een uitnodiging alsof zij lid waren van deze organen. § 4. De Nationale Paritaire Commissie, de voorzitter van de raad van bestuur van HR Rail, de gedelegeerd bestuurder van Infrabel, de gedelegeerd bestuurder van NMBS, de minister die bevoegd is voor overheidsbedrijven, het HR Coördinatie Comité en de voorzitter of zijn gemandateerde van een syndicale organisatie overeenkomstig de bepalingen van het personeelsstatuut of het syndicaal statuut, kunnen een aanvraag tot tussenkomst van een sociaal bemiddelaar indienen bij de Algemene Directie van de collectieve arbeidsbetrekkingen bedoeld in paragraaf 1. Afdeling 4. Gemeenschappelijke bepalingen inzake sociale dialoog

Art. 137.§ 1. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van deze wet, worden de samenstelling, bevoegdheden en werking van de organen van sociale dialoog op het niveau van de Belgische Spoorwegen of op het niveau van één of meer vennootschappen na de inwerkingtreding van de hervorming geregeld in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75. § 2. Nochtans kunnen na de inwerkingtreding van de hervorming de bevoegdheden van de organen van sociale dialoog opgenomen in deze wet worden gewijzigd, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75. § 3. Na de inwerkingtreding van de hervorming kunnen bijkomende organen van sociale dialoog worden ingericht, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75.

Art. 138.§ 1. Indien drie maanden na de inwerkingtreding van de hervorming de nieuwe regels van samenstelling, bevoegdheden en werking van de organen van sociale dialoog, zowel van deze die ingericht moeten worden krachtens de wet als van deze die uitsluitend ingericht worden krachtens het personeelsstatuut of het syndicaal statuut, niet in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut zijn ingeschreven, kan de Koning dit regelen. § 2. Paragraaf 1 is ook van toepassing op de raad van beroep bedoeld in hoofdstuk 7 van deze titel.

Hoofdstuk 7. De raad van beroep

Art. 139.§ 1. De raad van beroep is gelast het personeelslid ten aanzien van wie een maatregel van tuchtsanctie of van ambtshalve ontslag is uitgevaardigd, zoals die zijn vastgesteld in het personeelsstatuut, op zijn verzoek te horen en hierover een gemotiveerde beslissing te nemen en die over te maken aan respectievelijk de algemeen directeur van HR Rail, de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij Infrabel en de verantwoordelijke voor het personeelsbeleid bij NMBS, naargelang de vennootschap bij wie het betrokken personeelslid is tewerkgesteld. § 2. De raad van beroep bestaat uit twee kamers in functie van de aard van de voorgestelde maatregel lastens het personeelslid.

De eerste kamer neemt kennis van de beroepen tegen voorgestelde maatregelen naar aanleiding van overtredingen van het gemeen recht, van het personeelsstatuut of van de personeelsreglementering alsook van de beroepen tegen het ambtshalve ontslag na tien dagen ongewettigde afwezigheid. De tweede kamer neemt kennis van beroepen tegen voorgestelde maatregelen naar aanleiding van beroepsfouten in verband met de veiligheid van het spoorwegverkeer. § 3. De raad van beroep is samengesteld uit : 1° een voorzitter, magistraat, aangewezen door de eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Brussel;2° een griffier-verslaggever, aangewezen door de raad van bestuur van HR Rail.De griffier-verslaggever is niet stemgerechtigd; 3° tien bijzitters per kamer, waarvan de helft aangewezen wordt door het personeel van de Belgische Spoorwegen en de helft aangewezen wordt door HR Rail, Infrabel en/of NMBS, al naargelang de hoedanigheid van het personeelslid dat beroep heeft ingesteld. Indien het personeelslid dat beroep instelt, tewerkgesteld wordt bij HR Rail, worden de tien bijzitters samengesteld uit drie vertegenwoordigers van HR Rail, één vertegenwoordiger van Infrabel, één vertegenwoordiger van NMBS en uit vijf vertegenwoordigers van het personeel.

Indien het personeelslid dat het beroep instelt, ter beschikking gesteld is aan Infrabel, worden de bijzitters samengesteld uit drie vertegenwoordigers van Infrabel, één vertegenwoordiger van HR Rail, één vertegenwoordiger van NMBS en uit vijf vertegenwoordigers van het personeel.

Indien het personeelslid dat het beroep instelt, ter beschikking gesteld is aan NMBS, worden de bijzitters samengesteld uit drie vertegenwoordigers van NMBS, één vertegenwoordiger van HR Rail, één vertegenwoordiger van Infrabel en uit vijf vertegenwoordigers van het personeel.

De bijzitters worden door het personeel, en respectievelijk door Infrabel, NMBS en HR Rail benoemd voor een mandaat van vier jaar, volgens de voorwaarden en regels vastgesteld in het personeelsstatuut. § 4. Het personeelsstatuut bepaalt de nadere procedurevoorschriften van de raad van beroep.

Hoofdstuk 8. Welzijn op het werk Afdeling 1. Verplichtingen inzake welzijn op het werk

Art. 140.Infrabel, NMBS en HR Rail zijn onderworpen aan de wet van 4 augustus 1996, met dien verstande dat het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk, in de vennootschap waarbinnen het is opgericht met toepassing van artikel 145 de taken uitvoert en de bevoegdheden heeft van het comité voor preventie en bescherming op het werk in de zin van de wet van 4 augustus 1996.

Art. 141.HR Rail is bevoegd om te waken over de naleving van de verplichtingen opgelegd door de wet van 4 augustus 1996, met betrekking tot de personeelsleden die niet ter beschikking zijn gesteld van Infrabel en NMBS, onverminderd artikel 153, § 2.

Infrabel heeft die bevoegdheid met betrekking tot het personeel dat aan haar ter beschikking is gesteld. Ten aanzien van die personeelsleden, zal enkel Infrabel beschouwd worden als werkgever of gelijkgesteld met de werkgever in de zin van de wet van 4 augustus 1996.

NMBS heeft die bevoegdheid met betrekking tot het personeel dat aan haar ter beschikking is gesteld. Ten aanzien van die personeelsleden, zal enkel NMBS beschouwd worden als werkgever of gelijkgesteld met de werkgever in de zin van de wet van 4 augustus 1996. Afdeling 2. Beleid inzake welzijn op het werk

Art. 142.Voor de toepassing van deze afdeling, wordt verstaan onder : 1° « Reglementair welzijnsbeleid » : Het beleid inzake welzijn op het werk met inbegrip van alle beleidsbeslissingen tot aanpassing van het personeelsstatuut met inbegrip van het syndicaal statuut, of van de personeelsreglementering.Het betreft alle beslissingen van welzijnsbeleid die niet bedoeld zijn onder 2°. 2° « Niet-reglementair welzijnsbeleid » : Het beleid inzake welzijn op het werk met inbegrip van alle overige beleidsbeslissingen tot vaststelling of aanpassing van het welzijnsbeleid met een algemene draagwijdte, die geen verandering inhouden of noodzaken van het onder 1° omschreven reglementair welzijnsbeleid.

Art. 143.In afwijking van wat bepaald is in hoofdstuk 3 van deze titel, en onverminderd de toepassing van artikel 144, § 4, artikel 145, § 4, artikel 147, § 1 en § 2, lid 1, en artikel 153, § 2 : 1° stelt uitsluitend Infrabel het reglementair en niet-reglementair welzijnsbeleid vast voor het personeel dat aan haar ter beschikking is gesteld;2° stelt uitsluitend NMBS het reglementair en niet-reglementair welzijnsbeleid vast voor het personeel dat aan haar ter beschikking is gesteld;3° stelt uitsluitend HR Rail het reglementair en niet-reglementair welzijnsbeleid vast voor het personeel dat niet aan Infrabel of NMBS ter beschikking is gesteld;4° wordt het aldus vastgestelde reglementair welzijnsbeleid gelijkgesteld met de rechtsbron bepaald in artikel 68, § 1, 3° of 4°, al naargelang, en wordt het aldus vastgestelde niet-reglementair welzijnsbeleid gelijkgesteld met de rechtsbron bepaald in artikel 68, § 1, 6°, voor wat het statutair personeel betreft en wordt het aldus vastgestelde welzijnsbeleid beschouwd als een rechtsbron bedoeld in artikel 78, § 1, 6°, voor wat het niet statutair personeel betreft. Afdeling 3. Organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk

Onderafdeling 1. Organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk op het niveau van de Belgische Spoorwegen 1° Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk Art.144. § 1. De Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk wordt ingericht op het niveau van de Belgische Spoorwegen.

HR Rail is verantwoordelijk voor het organiseren en beheren van de sociale dialoog binnen de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk. § 2. De samenstelling van de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk wordt in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut geregeld, met dien verstande dat zij paritair is samengesteld en dat de drie vennootschappen erin vertegenwoordigd zijn. § 3. De Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk wordt voorgezeten door de algemeen directeur van HR Rail of zijn vertegenwoordiger. § 4. De Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk heeft de volgende bevoegdheden : 1° onderzoek en adviesverlening in kwesties met betrekking tot welzijn op het werk die noodzakelijkerwijs meer dan één vennootschap aanbelangen;2° de mogelijkheid tot overmaken aan de Nationale Paritaire Commissie van alle kwesties in verband met welzijn op het werk die noodzakelijkerwijs meer dan één vennootschap aanbelangen;3° het geven van advies inzake een beoogde wijziging van reglementering inzake welzijn op het werk of een andere kwestie inzake welzijn op het werk die noodzakelijkerwijs meer dan één vennootschap aanbelangt. § 5. Punten kunnen op de agenda van de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk worden geplaatst door één van de volgende personen of organen : 1° de voorzitter van een Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk;2° de vertegenwoordigers van Infrabel, NMBS of HR Rail of de voorzitter of zijn gemandateerde van een syndicale organisatie die in een Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk zetelen; of 3° het HR Coördinatie Comité. Onderafdeling 2. Organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk op het niveau van elke vennootschap 1° Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk Art.145. § 1. Binnen elke vennootschap wordt een Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk opgericht. Die vennootschap is verantwoordelijk voor de organisatie en het beheer van het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk. Wanneer de vennootschap een Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk heeft opgericht, wordt zij beschouwd voldaan te hebben aan artikel 49 en 50 van de wet van 4 augustus 1996.

De wettelijke en reglementaire voorschriften die gelden voor een comité voor preventie en bescherming op het werk in de zin van de wet van 4 augustus 1996, zijn slechts van toepassing op het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk voorzover deze niet tegenstrijdig zijn met de bepalingen van deze wet. § 2. De samenstelling van het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk wordt in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut geregeld, met dien verstande dat deze tweeledig is samengesteld uit vertegenwoordigers van de betrokken vennootschap en vertegenwoordigers van het personeel en dat er niet meer vertegenwoordigers van de betrokken vennootschap dan vertegenwoordigers van het personeel mogen aangeduid zijn. § 3. Het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk wordt voorgezeten door de gedelegeerd bestuurder of de algemeen directeur van de betrokken vennootschap of zijn vertegenwoordiger. § 4. De Bedrijfscomités voor preventie en bescherming op het werk zijn, elk voor de vennootschap waarbinnen zij zijn opgericht, belast met de volgende bevoegdheden : 1° het uitoefenen van de bevoegdheden die overeenkomstig de wet van 4 augustus 1996 toekomen aan het comité voor preventie en bescherming op het werk;2° het geven van advies over een wijziging aan het reglementair of niet-reglementair welzijnsbeleid;3° het geven van advies over voorstellen van aanpassingen aan de structuur van de organen voor preventie en bescherming op het werk waarvan zij de noodzakelijkheid erkend heeft;4° de mogelijkheid tot ambtshalve of op verzoek uitbrengen van advies over alle vraagstukken betreffende welzijn op het werk;5° de mogelijkheid tot overmaken aan de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk, voor advies, van alle kwesties in verband met welzijn op het werk die tot de bevoegdheid van de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk behoren, overeenkomstig artikel 144, § 5;6° het uitwerken en het in toepassing brengen van gepaste propagandamiddelen met het doel de welzijn op het werk binnen de vennootschap in alle aspecten te bevorderen;7° het waken over de toepassing, binnen de betrokken vennootschap, van de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake preventie en bescherming op het werk en in het bijzonder over de eenheid in het welzijnsbeleid;8° het waken over de goede werking, binnen de betrokken vennootschap, van de verschillende organen voor preventie en bescherming op het werk;9° het onderzoeken van de eventuele klachten die uitgaan van de vennootschap of van de delegatie van het personeel dat in het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk zetelt, inzake het verlenen van dienstvrijstellingen met toepassing van de toepasselijke personeelsreglementering;10° het geven van advies over de toepassing van hoofdstukken III, IV en V van de wet van 4 augustus 1996;11° het geven van een voorafgaand advies over de keuze of de vervanging van de in toepassing van de bepalingen van de Codex Welzijn op het Werk of het Algemeen reglement voor de arbeidsbescherming erkende organismen, agenten-bezoekers, laboratoria, instellingen, deskundigen, firma's;12° het geven van een voorafgaand advies over de keuze, de aankoop, het onderhoud en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.2° Comités voor preventie en bescherming op het werk Art.146. § 1. Elke vennootschap regelt de structuur, samenstelling en werking van haar Comités voor preventie en bescherming op het werk, na akkoord van haar Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk dat beslist bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen. § 2. De voorzitter van een Comité voor preventie en bescherming op het werk kan, ambtshalve of op gemotiveerd verzoek van tweederde van de leden van dat Comité, punten op de agenda laten plaatsen van het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk van de betrokken vennootschap.

Onderafdeling 3. Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 147.§ 1. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van deze wet, worden de samenstelling, bevoegdheden en werking van de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk na de inwerkingtreding van de hervorming geregeld in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 75. § 2. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van deze wet wordt de samenstelling van de Bedrijfscomités voor preventie en bescherming op het werk na de inwerkingtreding van de hervorming geregeld in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut, volgens de procedure bepaald in artikel 75.

Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van deze wet, worden de bevoegdheden en de werking van de Bedrijfscomités voor preventie en bescherming op het werk na de inwerkingtreding van de hervorming geregeld door de vennootschap bij dewelke het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk is ingericht, na akkoord van het Bedrijfscomité dat beslist bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen. § 3. Zonder afbreuk te doen aan de bepalingen van deze wet worden de samenstelling, de bevoegdheden en werking van de Comités voor preventie en bescherming op het werk na de inwerkingtreding van de hervorming geregeld door de vennootschap bij dewelke ze zijn ingericht, na akkoord van het Bedrijfscomité voor preventie en bescherming op het werk van die vennootschap, dat beslist bij tweederde meerderheid van de uitgebrachte stemmen.

Art. 148.Indien drie maanden na de inwerkingtreding van de hervorming de nieuwe regels van samenstelling, bevoegdheden en werking van de organen van sociale dialoog inzake welzijn op het werk, niet zijn vastgelegd overeenkomstig artikel 147, kan de Koning dit regelen. Afdeling 4. Bemiddeling

Art. 149.Ook voor kwesties inzake welzijn op het werk kan beroep worden gedaan op de sociaal bemiddelaars in het kader van de opdracht bepaald in artikel 136. Afdeling 5. Externe dienst voor preventie en bescherming op het werk

Art. 150.HR Rail is bevoegd om een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk in te richten, in de zin van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk.

Die externe dienst kan dezelfde dienst zijn als deze die bevoegd was, op 31 december 2013, voor het personeel van de NMBS Holding.

Onverminderd de mogelijkheid voor andere werkgevers om ook beroep te doen op deze dienst als externe dienst of elke andere bevoegdheid die daaraan zou worden toegekend, en onverminderd artikel 153, § 2, tweede lid, is de externe dienst bevoegd voor het geheel van het personeel van HR Rail al dan niet ter beschikking gesteld van Infrabel of van NMBS. Hoofdstuk 9. Sociale werken

Art. 151.§ 1. De organisatie, het beheer en de andere aspecten met betrekking tot sociale werken worden in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut geregeld met dien verstande dat : 1° de activiteiten en taken van het Beheerscomité van het Fonds van de sociale documentatie met ingang van datum van inwerkingtreding van de hervorming zullen worden uitgeoefend door het Nationaal Subcomité van de sociale werken;2° de gewestelijke Comités van de sociale werken worden geherstructureerd tot vijf gewestelijke Comités van de sociale werken bij de Belgische Spoorwegen. § 2. De samenstelling van het Nationaal Comité van de sociale werken, het Nationaal Subcomité van de sociale werken en de gewestelijke Comités van de sociale werken wordt in het personeelsstatuut of het syndicaal statuut geregeld, met dien verstande dat deze telkens paritair zijn samengesteld.

Hoofdstuk 10. Arbeidsongevallen en beroepsziekten

Art. 152.Voor de toepassing van artikel 46 van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen en van artikel 51, § 1, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, moet de vennootschap aan wie een personeelslid ter beschikking is gesteld als werkgever van dat personeelslid worden beschouwd, en dat personeelslid als aangestelde van die vennootschap, met dien verstande dat waar dat artikel de rechtsvordering inzake burgerlijke aansprakelijkheid tegen de werkgever en zijn lasthebbers of aangestelden onmogelijk maakt, de rechtsvordering ook niet mogelijk is tegen HR Rail en zijn lasthebbers of aangestelden.

Hoofdstuk 11. Personeel in de vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, NMBS of HR Rail een deelnemingsverhouding hebben

Art. 153.§ 1. Zonder afbreuk te doen aan artikel 72, § 3, kan aan een personeelslid verlof zonder bezoldiging verleend worden om een specifieke opdracht te vervullen bij vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, NMBS of HR Rail een deelnemingsverhouding hebben. § 2. Onverminderd wat bepaald is in paragraaf 1, en zonder afbreuk te doen aan artikel 72, § 3, kan een statutair personeelslid ter beschikking worden gesteld aan vennootschappen, verenigingen en instellingen van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, NMBS of HR Rail een deelnemingsverhouding hebben. Gedurende de terbeschikkingstelling worden de personeelsleden verder bezoldigd door HR Rail.

Uitsluitend die vennootschap, vereniging of instelling van publiek of privaat recht wordt voor de toepassing van de wet van 4 augustus 1996 beschouwd als werkgever of met de werkgever gelijkgestelde.

De voorwaarden en nadere bepalingen met betrekking tot de terbeschikkingstelling van het personeel krachtens het eerste lid, kunnen worden vastgesteld in een overeenkomst die na de bekendmaking van deze wet in het Belgisch Staatsblad kan worden gesloten tussen HR Rail en de betrokken vennootschap, vereniging of instelling van publiek of privaat recht waarmee Infrabel, NMBS of HR Rail een deelnemingsverhouding heeft. Deze overeenkomst evenals alle wijzingen ervan zijn onderworpen aan een voorafgaand advies van de Nationale Paritaire Commissie. § 3. De paragrafen 1 en 2 doen geen afbreuk aan de andere mogelijkheden van verloven en detachering zoals geregeld in het personeelsstatuut en de personeelsreglementering ook aan andere publieke of private rechtspersonen dan deze bedoeld in dit hoofdstuk. § 4. Een personeelslid dat ter beschikking gesteld is van Infrabel of NMBS en op wie de paragrafen 1, 2 of 3 worden toegepast, wordt geacht ter beschikking gesteld gebleven te zijn van respectievelijk Infrabel of NMBS, behoudens andersluidende beslissing van HR Rail met toepassing van artikel 72, § 3.

Titel IV. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen HOOFDSTUK 1. - In de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen

Art. 4.Het opschrift van de wet van 23 juli 1926 betreffende N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen wordt vervangen als volgt : « wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen ».

Art. 5.Artikel 13 van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1962, de wet van 21 april 1965, de wet van 10 oktober 1967, het koninklijk besluit nr. 452 van 29 augustus 1986, de wet van 21 maart 1991, het koninklijk besluit van 30 september 1992 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt opgeheven, met uitzondering van het laatste lid met dien verstande dat de woorden « N.M.B.S. Holding » worden vervangen door de woorden « HR Rail ».

Art. 6.Artikel 13bis van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004, en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt opgeheven. HOOFDSTUK 2. - In de wet van 21 maart 1991

Art. 7.Artikel 4, § 2, van de wet van 21 maart 1991 wordt aangevuld met een lid, luidende : « Voor de toepassing van de twee voorgaande leden vervult het strategisch bedrijfscomité bij Infrabel en NMBS de taak van het paritair comité. »

Art. 8.Artikel 21 van dezelfde wet wordt aangevuld met een paragraaf 4, luidende : « § 5. Voor de toepassing van dit artikel vervult het strategisch bedrijfscomité bij Infrabel en NMBS de taak van het paritair comité. »

Art. 9.Artikel 25, § 3, van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : « Voor de toepassing van het voorgaande lid vervult het strategisch bedrijfscomité bij Infrabel en NMBS de taak van de ondernemingsraad. »

Art. 10.Artikel 26 van dezelfde wet wordt aangevuld met een lid, luidende : « Voor de toepassing van het voorgaande lid, vervult het strategisch bedrijfscomité bij Infrabel en NMBS de taak van het paritair comité. »

Art. 11.In artikel 30 van dezelfde wet wordt paragraaf 6, gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 oktober 2004, opgeheven.

Art. 12.In artikel 31 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt : « § 1.Er wordt een paritair comité opgericht voor de autonome overheidsbedrijven bevoegd voor alle autonome overheidsbedrijven en voor HR Rail, hierna het « Comité Overheidsbedrijven » genoemd. »; 2° paragraaf 3 wordt aangevuld met een lid, luidende : « Het Comité Overheidsbedrijven is niet bevoegd inzake een voorontwerp van wet of van besluit dat uitsluitend het personeelsstatuut of het syndicaal statuut in de zin van Art.21 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen regelt, met betrekking tot personeel dat al dan niet ter beschikking is gesteld van Infrabel of NMBS. » 3° in paragraaf 6 worden het eerste tot en met het derde lid vervangen door de volgende leden : « Het Comité Overheidsbedrijven telt achttien leden, de voorzitter en de leden met raadgevende stem niet meegerekend. De raad van bestuur van elk autonoom overheidsbedrijf, met uitzondering van de autonome overheidsbedrijven die dochteronderneming zijn van een ander autonoom overheidsbedrijf, en met uitzondering van Infrabel en NMBS, draagt ten minste drie kandidaten voor. De raad van bestuur van Infrabel en de raad van bestuur van NMBS dragen elk ten minste twee kandidaten voor.

De Koning benoemt, op voordracht van de Eerste Minister bij een besluit vastgesteld na beraadslaging in de Ministerraad, negen leden uit de door de raden van bestuur voorgedragen kandidaten. Hij benoemt ten minste twee leden op voordracht van de raad van bestuur van elk autonoom overheidsbedrijf, met uitzondering van Infrabel en NMBS, waar Hij minstens één lid op voordracht van de raad van bestuur van Infrabel en minstens één lid op voordracht van de raad van bestuur van NMBS benoemt.

Bovendien draagt de raad van bestuur van HR Rail ten minste twee kandidaten voor, om HR Rail in het Comité overheidsbedrijven met raadgevende stem te vertegenwoordigen. Uit deze voorgedragen kandidaten benoemt de Koning één vertegenwoordiger van HR Rail met raadgevende stem in het Comité overheidsbedrijven.

Negen leden worden benoemd door de ministers onder wie de betrokken overheidsbedrijven en HR Rail ressorteren, op voordracht van de representatieve vakorganisaties. Iedere representatieve vakorganisatie stelt een aantal leden voor in verhouding tot haar aantal bijdrageplichtige leden onder het totaal aantal personeelsleden van het geheel van de autonome overheidsbedrijven en HR Rail die bij een representatieve vakorganisatie zijn aangesloten. » 4° paragraaf 7 wordt aangevuld met een lid, luidende : « Voor Infrabel en NMBS moeten de woorden « een paritair comité » in het voorgaande lid worden begrepen als de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 115 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.»

Art. 13.In artikel 49 van dezelfde wet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « N.M.B.S. Holding » vervangen door de woorden « NMBS »; 2° paragraaf 1, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt opgeheven;3° in paragraaf 3 wordt het tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, opgeheven.

Art. 14.Artikel 157 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt opgeheven.

Art. 15.In artikel 162quinquies, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het zesde lid, ingevoegd bij de wet van 14 november 2011, worden de woorden « de Nationale Paritaire Commissie, bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 betreffende NMBS-Holding en haar verbonden vennootschappen », vervangen door de woorden « het strategische bedrijfscomité, bedoeld in Art.127 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen », en worden de woorden « die Nationale Paritaire Commissie » vervangen door de woorden « dat strategische bedrijfscomité »; 2° in het achtste lid, ingevoegd bij de wet van 14 november 2011, worden de woorden « de in het zesde lid bedoelde Nationale Paritaire Commissie » vervangen door de woorden « het in het zesde lid bedoelde strategische bedrijfscomité ».

Art. 16.In dezelfde wet wordt een artikel 163bis ingevoegd, luidende : «

Art. 163bis.§ 1. NMBS beschikt over het personeel dat nodig is voor de verwezenlijking van haar opdrachten, haar ter beschikking gesteld door HR Rail. Het personeelsstatuut zoals bedoeld in artikel 21 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen, met inbegrip van het syndicaal statuut, blijft van toepassing op het personeel. Tijdens de periode van hun terbeschikkingstelling staan de personeelsleden evenwel onder het uitsluitende gezag van NMBS. De voorwaarden en de nadere bepalingen van de terbeschikkingstelling van het personeel krachtens het eerste lid, worden vastgesteld door of krachtens de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen. § 2. Hoofdstuk III van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers is niet van toepassing op de terbeschikkingstelling van personeel bedoeld in § 1. »

Art. 17.In dezelfde wet wordt een artikel 163ter ingevoegd, luidende : «

Art. 163ter.De bepalingen van titel I, hoofdstuk VIII, met uitzondering van artikel 31, en zonder afbreuk te doen aan artikel 71 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen, zijn niet van toepassing op NMBS en het personeel dat aan NMBS ter beschikking wordt gesteld. NMBS en haar personeel zijn onderworpen aan de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen. »

Art. 18.Artikel 197, 4°, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004, wordt vervangen als volgt : « 4° « Nationale Paritaire Commissie » : de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in artikel 115 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen ».

Art. 19.In artikel 209, § 1, van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het zesde lid, ingevoegd bij de wet van 14 november 2011, worden de woorden « de Nationale Paritaire Commissie, bedoeld in artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 betreffende NMBS-Holding en haar verbonden vennootschappen », vervangen door de woorden « het strategische bedrijfscomité, bedoeld in artikel 127 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen », en worden de woorden « die Nationale Paritaire Commissie » vervangen door de woorden « dat strategische bedrijfscomité »;2° in het achtste lid, ingevoegd bij de wet van 14 november 2011, worden de woorden « de in het zesde lid bedoelde Nationale Paritaire Commissie » vervangen door de woorden « het in het zesde lid bedoelde strategische bedrijfscomité ».

Art. 20.In artikel 214 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste zin van paragraaf 1, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « N.M.B.S. Holding » vervangen door de woorden « HR Rail »; 2° in de tweede zin van paragraaf 1, eerste lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « het statuut van het personeel van N.M.B.S. Holding » vervangen door de woorden « het personeelsstatuut zoals bedoeld in artikel 21 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen » en worden de woorden « onder het gezag van Infrabel » vervangen door de woorden « onder het uitsluitende gezag van Infrabel ». 3° het tweede lid van paragraaf 1, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt vervangen als volgt : « De voorwaarden en de nadere bepalingen van de terbeschikkingstelling van het personeel krachtens het eerste lid, worden vastgesteld door of krachtens de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.»

Art. 21.Artikel 215 van dezelfde wet, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 14 juni 2004, wordt vervangen als volgt : «

Art. 215.De bepalingen van titel I, hoofdstuk VIII, met uitzondering van artikel 31, en zonder afbreuk te doen aan artikel 71 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen, zijn niet van toepassing op Infrabel en het personeel dat aan Infrabel ter beschikking wordt gesteld. Infrabel en haar personeel zijn onderworpen aan de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen. » HOOFDSTUK 3. - Andere Afdeling 1. - Pensioenen

Art. 22.In artikel 1, tweede lid, van de wet van 21 mei 1955 betreffende betreffende het rust- en overlevingspensioen voor arbeiders, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « of HR Rail » ingevoegd tussen de woorden « de N.M.B.S. Holding » en de woorden « ; hetzelfde geldt ».

Art. 23.In artikel 1, tweede lid van de wet van 12 juli 1957 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor bedienden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « of HR Rail » ingevoegd tussen de woorden « N.M.B.S. Holding » en de woorden « ; hetzelfde geldt ».

Art. 24.In artikel 11, § 2, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « of HR Rail » ingevoegd tussen de woorden « N.M.B.S. Holding » en de woorden « , of aan de pensioenregeling ».

Art. 25.In artikel 115, zesde lid, van de wet van 14 februari 1961 voor economische expansie, sociale vooruitgang en financieel herstel, gewijzigd bij de wet van 21 mei 1991 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « de N.M.B.S. Holding » vervangen door de woorden « HR Rail bedoeld in artikel 22 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen ».

Art. 26.In artikel 117, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 30 maart 2001 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de N.M.B.S. Holding » worden vervangen door de woorden « HR Rail »; 2° de woorden « van deze Maatschappij » worden vervangen door de woorden « van HR Rail ».

Art. 27.In artikel 3, tweede lid, van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « of HR Rail » worden ingevoegd tussen de woorden « van de NMBS Holding » en de woorden « zijn loopbaan niet beëindigt »;2° de woorden « of HR Rail » worden ingevoegd tussen de woorden « bij de NMBS Holding » en de woorden « bewezen diensten ».

Art. 28.In artikel 1, eerste lid, e), van de wet van 4 juli 1966 houdende toekenning van een vakantiegeld en van een aanvullende toeslag bij het vakantiegeld aan de gepensioneerden van de openbare diensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « N.M.B.S. Holding en » geschrapt.

Art. 29.In artikel 2 van koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust- en overlevingspensioen voor werknemers, gewijzigd bij de wet van 27 december 1973, het koninklijk besluit van 19 maart 1990 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt het eerste lid aangevuld met de woorden « of HR Rail ».

Art. 30.In artikel 4, § 1, van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector, gewijzigd bij de wetten van 20 juni 1975 en 6 mei 2002 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « , HR Rail » ingevoegd tussen de woorden « van N.M.B.S. Holding » en de woorden « of ieder ander persoon ».

Art. 31.In artikel 11, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wetten van 20 juni 1975 en 6 mei 2002 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « , HR Rail » ingevoegd tussen de woorden « van N.M.B.S. Holding » en de woorden « of van enig andere persoon ».

Art. 32.In artikel 10, eerste lid, van de wet van 1 april 1969 tot instelling van een gewaarborgd inkomen voor bejaarden, gewijzigd bij de wet van 20 juli 1991 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « of HR Rail » ingevoegd tussen de woorden « door N.M.B.S. Holding » en de woorden « , hetzij met toepassing ».

Art. 33.In artikel 12 van de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector, vervangen bij de wet van 25 april 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 3 worden in de bepaling onder 14° de woorden « de NMBS Holding, Infrabel en de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « Infrabel en NMBS »;2° in paragraaf 3 worden in de bepaling onder 15° de woorden « de NMBS Holding, Infrabel en de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (NMBS).» vervangen door de woorden « Infrabel, NMBS en HR Rail »; 3° in paragraaf 4 worden de woorden « de NMBS » vervangen door de woorden « NMBS Holding of HR Rail ».

Art. 34.In artikel 32, eerste lid, van dezelfde wet, vervangen bij de wet van 3 februari 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2006, worden de woorden « of van HR Rail » ingevoegd tussen de woorden « de NMBS Holding » en de woorden « Zij zijn niet van toepassing ».

Art. 35.In artikel 1, eerste lid, van de wet van 10 januari 1974 tot regeling van de inaanmerkingneming van bepaalde diensten en van met dienstactiviteit gelijkgestelde perioden voor het toekennen en berekenen van pensioenen ten laste van de Staatskas, gewijzigd bij de wetten van 6 mei 2002 en 24 oktober 2011 en het koninklijk besluit van 28 december 2006, worden de woorden « of van HR Rail » ingevoegd tussen de woorden « van de NMBS Holding » en de woorden « , van het Fonds voor pensioenen ».

Art. 36.In artikel 83, § 1, 1°, van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen, vervangen bij de wet van 6 juli 1982 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2006, worden de woorden « of van HR Rail » ingevoegd tussen de woorden « van de NMBS Holding » en de woorden « , de magistraten van de rechterlijke orde ».

Art. 37.In het artikel 46, § 3/1 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen, ingevoegd bij de wet van 13 december 2012, wordt het derde lid aangevuld met de woorden « of bij HR Rail ».

Art. 38.In artikel 49, § 2, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 13 december 2012, wordt het derde lid aangevuld met de woorden « of van HR Rail ».

Art. 39.In artikel 59, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 december 2006, wordt de bepaling onder a) aangevuld met de woorden « of van HR Rail ».

Art. 40.In artikel 3, § 1, eerste lid, a), derde streepje, van de wet van 20 juli 1990 tot instelling van een flexibele pensioenleeftijd voor werknemers en tot aanpassing van de werknemerspensioenen aan de evolutie van het algemeen welzijn, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990 en het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « of HR Rail » ingevoegd tussen de woorden « van N.M.B.S. Holding » en de woorden « , krachtens iedere andere ».

Art. 41.In artikel 68, § 6, eerste lid, 4°, van de wet van 30 maart 1994 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 oktober 2004 en van 28 december 2006, worden de woorden « de N.M.B.S. Holding » vervangen door de woorden « HR Rail ».

Art. 42.In artikel 12, eerste lid, van de wet van 22 maart 2001 tot instelling van een inkomensgarantie voor ouderen gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « of HR Rail » ingevoegd tussen de woorden « door N.M.B.S. Holding » en de woorden « , hetzij bij toepassing ».

Art. 43.In artikel 10, laatste lid, van de wet van 30 maart 2001 betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden, ingevoegd bij de wet van 3 februari 2003 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « , door N.M.B.S. Holding » geschrapt.

Art. 44.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 28 december 2005 betreffende de overname van de pensioenverplichtingen van de N.M.B.S. Holding door de Belgische Staat, gewijzigd bij de wet van 20 juli 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de bepaling onder 4° wordt vervangen als volgt : « 4° « het Statuut van het personeel » : het personeelsstatuut bedoeld in de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen »;b) de bepaling onder 1° /1 wordt ingevoegd, luidende : « « HR Rail » : de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail bedoeld in artikel 22 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen ».

Art. 45.In artikel 2, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit worden de woorden « artikel 13 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de N.M.B.S. Holding en haar verbonden vennootschappen » vervangen door de woorden « de bepalingen van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen ».

Art. 46.In hetzelfde koninklijk besluit wordt een artikel 11/1 ingevoegd, luidende : « De rechten en plichten die voortvloeien uit dit besluit, zijn uitvoeringsbesluiten en de overeenkomst bedoeld in artikel 9, laatste lid, worden vanaf 1 januari 2014 van rechtswege overgenomen door HR Rail. »

Art. 47.In artikel 88, tweede lid, van de wet van 28 december 2011 houdende diverse bepalingen, gewijzigd bij de wet van 13 december 2012, worden de woorden « de NMBS-Holding » vervangen door de woorden « HR Rail ». Afdeling 2. - Gezinsbijslag

Art. 48.In artikel 3 van de gecoördineerde wetten van 19 december 1939 betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders, ingevoegd bij de wet van 22 december 1989 en gewijzigd bij de wet van 12 augustus 2000, wordt de bepaling onder 2° aangevuld met de woorden « alsook HR Rail ».

Art. 49.In artikel 56undecies, eerste lid, b), van dezelfde wetten, ingevoegd bij de wet van 29 april 1996 en gewijzigd bij de wet van 10 juni 1998 en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « N.M.B.S. Holding » vervangen door de woorden « HR Rail ».

Art. 50.In artikel 57, eerste lid, van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wetten van 27 maart 1951, 22 december 1989 en 30 december 2001 en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « N.M.B.S. Holding » geschrapt.

Art. 51.In artikel 149, tweede lid, 1°, van dezelfde wetten, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « van N.M.B.S. Holding » vervangen door de woorden « van HR Rail ».

Art. 52.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 29 oktober 1987 tot uitvoering van artikel 18bis der samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen » vervangen door de woorden « HR Rail ». Afdeling 3. - Beroepsziekten

Art. 53.In artikel 2, § 1, tweede lid, c), van de gecoördineerde wetten van 3 juni 1970 betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « N.M.B.S. Holding » vervangen door de woorden « HR Rail ». Afdeling 4. - Arbeidsongevallen

Art. 54.In artikel 4 van de wet van 10 april 1971 betreffende de arbeidsongevallen, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « N.M.B.S. Holding » vervangen door de woorden « HR Rail ». Afdeling 5. - Verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en

Kas der geneeskundige verzorging

Art. 55.In artikel 3bis van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Kas der geneeskundige verzorging van N.M.B.S. Holding » worden vervangen door de woorden « Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail »; 2° de tweede zin wordt vervangen als volgt : « De leden worden benoemd door de Koning, waarvan respectievelijk : - vijf leden op voordracht van de raad van bestuur van HR Rail; - vijf leden op voordracht van de leden van de Nationale Paritaire Commissie die de syndicale organisaties vertegenwoordigen. »

Art. 56.In artikel 18, laatste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 29 december 1990 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « N.M.B.S. Holding » worden vervangen door de woorden « HR Rail »; 2° de woorden « de Kas der geneeskundige verzorging van deze Maatschappij » worden vervangen door de woorden « de Kas der geneenskundige verzorging van HR Rail ».

Art. 57.In artikel 6 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « Kas der geneeskundige verzorging van N.M.B.S. Holding » worden telkens vervangen door de woorden « Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail »; 2° in het eerste lid worden de woorden « sociale werken van N.M.B.S. Holding » vervangen door de woorden « sociale werken van HR Rail »; 3° in het tweede lid wordt de tweede zin vervangen als volgt : « De leden worden benoemd door de Koning, waarvan respectievelijk : - vijf leden op voordracht van de raad van bestuur van HR Rail; - vijf leden op voordracht van de leden van de Nationale Paritaire Commissie die de syndicale organisaties vertegenwoordigen. ».

Art. 58.In artikel 32, eerste lid, 10°, van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « of van HR Rail » ingevoegd tussen de woorden « N.M.B.S. Holding » en de woorden « recht hebben op ».

Art. 59.In artikel 118 van dezelfde wet, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004 en de wetten van 13 december 2006, van 26 maart 2007 en van 19 december 2008, worden de woorden « N.M.B.S. Holding » telkens vervangen door de woorden « HR Rail ».

Art. 60.In artikel 187, van dezelfde wet, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 17 maart 1997 en van 18 oktober 2004, worden de woorden « N.M.B.S. Holding » telkens vervangen door de woorden « HR Rail ».

Art. 61.De woorden « Kas der geneeskundige verzorging van de N.M.B.S. Holding » of « Kas voor geneeskundige verzorging van de N.M.B.S. Holding » worden vervangen door de woorden « Kas der geneeskundige verzorging van HR Rail » in alle wettelijke en reglementaire bepalingen, en in het bijzonder in de volgende wetten en besluiten : De wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994;

De wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut;

De wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg;

De wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;

Koninklijk besluit van 7 maart 1991 tot uitvoering van artikel 2, §§ 2 en 3, artikel 14, § 3, en artikel 19, derde en vierde lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;

Koninklijk besluit van 15 oktober 1991 tot uitvoering van artikel 6 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Koninklijk besluit van 17 oktober 1991 tot uitvoering van artikel 158 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Koninklijk besluit van 21 december 1992 tot uitvoering van artikel 50, § 2, eerste lid, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;

Koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Koninklijk besluit van 15 juni 2001 tot vaststelling van de erkenningscriteria voor de tariferingsdiensten;

Koninklijk besluit van 28 augustus 2002 betreffende de responsabilisering van de verzekeringsinstellingen met betrekking tot het bedrag van hun administratiekosten;

Koninklijk besluit van 21 oktober 2002 tot uitvoering van artikel 29, §§ 1 en 5, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;

De programmawet (I) van 24 december 2002;

Koninklijk besluit van 16 januari 2003 tot vaststelling van de vergoedingen en het presentiegeld toegekend aan de voorzitters en leden van de beheersorganen van de openbare instellingen van sociale zekerheid en van de instellingen van openbaar nut die onder de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid ressorteren, en tegelijk onder de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken voor wat betreft de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Koninklijk besluit van 3 april 2003 betreffende de uitkeringen voor geneeskundige verzorging ten laste van de Dienst voor de overzeese sociale zekerheid;

Verordening van 28 juli 2003 tot uitvoering van artikel 22, 11°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;

Koninklijk besluit van 22 januari 2004 tot vaststelling van de gegevens inzake te tariferen verstrekkingen die de verzekeringsinstellingen aan het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering moeten overmaken;

Koninklijk besluit van 8 juli 2004 betreffende de vergoeding van weesgeneesmiddelen;

Koninklijk besluit van 29 januari 2007 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder het Verzekeringscomité een overeenkomst kan sluiten in toepassing van artikel 56, § 2, 1°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, om de experimentele financiering van contraceptiva voor jongeren te verlengen;

De wet van 21 augustus 2008 houdende oprichting en organisatie van het eHealth-platform en diverse bepalingen;

Koninklijk besluit van 17 september 2010 tot uitvoering van artikel 75, § 2, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen. Afdeling 6. - Sociale zekerheid voor werknemers

Art. 62.In artikel 11 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, worden de volgende wijzingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, gewijzigd bij koninklijk besluit van 18 oktober 1996, worden de woorden « , HR Rail, » ingevoegd tussen de woorden « de instellingen van openbaar nut » en de woorden « en de autonome overheidsbedrijven »;2° in paragraaf 2, eerste lid, gewijzigd bij koninklijk besluiten van 26 februari 1991, van 3 oktober 1985 en van 18 oktober 1996, worden de woorden « , HR Rail, » ingevoegd tussen de woorden « instellingen van openbaar nut » en de woorden « en de autonome overheidsbedrijven »;3° in paragraaf 2, tweede lid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 19 februari 2002, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen » vervangen door de woorden « HR Rail »;4° in paragraaf 2, derde lid, ingevoegd bij koninklijk besluit van 26 februari 1991 en gewijzigd bij koninklijk besluit van 23 december 1998, worden de woorden « de Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen » vervangen door de woorden « HR Rail »;5° in paragraaf 3, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 december 2002, worden de woorden « HR Rail en » ingevoegd tussen de woorden « met uitzondering van » en de woorden « de autonome overheidsbedrijven ».

Art. 63.In artikel 19ter, § 2, 1°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 30 juni 2006, worden de woorden « door de Nationale Paritaire Commissie bedoeld in Art. 115 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen, » ingevoegd tussen de woorden « sommige economische overheidsbedrijven » en de woorden « of door schriftelijke individuele overeenkomst ».

Art. 64.In artikel 38, § 3bis, zesde lid, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, ingevoegd bij koninklijk besluit nr. 401 van 18 april 1986 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « N.M.B.S. Holding » vervangen door de woorden « HR Rail ».

Art. 65.In uitvoering van artikel 31 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, wordt HR Rail aangesteld als mandataris voor het autonoom overheidsbedrijf N.M.B.S. Holding. HR Rail neemt de opdracht op zich om alle verplichtingen over te nemen, eigen aan een tewerkstelling voorafgaand aan 1 januari 2014 door N.M.B.S. Holding, en voortvloeiend uit de betrekkingen van N.M.B.S. Holding met de instellingen, zoals ze zijn opgesomd in artikel 2, eerste lid, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, gewijzigd door de wetten van 29 april 1996, 25 januari 1999, 24 december 2002 en 1 maart 2007. Afdeling 7. - Diverse bepalingen

Art. 66.In artikel 1, § 3, van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, wordt de bepaling onder 1° vervangen als volgt : « 1° HR Rail ».

Art. 67.In artikel 8, § 1, 1°, c) van dezelfde wet, gewijzigd bij wet van 21 maart 1991 en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « N.M.B.S. Holding » vervangen door de woorden « HR Rail ».

Art. 68.In het opschrift van afdeling 2 van Titel VI, hoofdstuk I, en in artikel 205 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij de wet van 21 maart 1991 en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004, worden de woorden « N.M.B.S. Holding » en « Nationale Maatschappij der Belgische spoorwegen « telkens vervangen door de woorden « HR Rail ».

Art. 69.In artikel 154bis, eerste lid van het Wetboek van 10 april 1992 van de inkomstenbelastingen 1992, ingevoegd bij de wet van 3 juli 2005 en laatst gewijzigd bij de wet van 27 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede streepje worden de woorden « de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS-Holding » opgeheven;2° dit lid wordt aangevuld met de bepaling onder een derde streepje, luidende : « - hetzij als de contractuele of statutaire werknemers tewerkgesteld zijn door de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail ».

Art. 70.In artikel 275/1, tweede lid van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 3 juli 2005 en laatst gewijzigd bij de wet van 27 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS-Holding » worden opgeheven;2° dit lid wordt aangevuld met de bepaling onder een vierde streepje, luidende : « - de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail ».

Art. 71.In artikel 275/5, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 23 december 2005 en laatstelijk gewijzigd bij de wet van 27 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in de bepaling onder 1°, b), worden de woorden « de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS-Holding » opgeheven;b) de bepalingen onder 1° worden aangevuld met de bepaling onder c), luidende : « c) hetzij door statutaire werknemers bij de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail »;c) in de bepaling onder 2°, b) worden de woorden « de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS-Holding » opgeheven;d) de bepalingen onder 2° worden aangevuld met de bepaling onder c), luidende : « c) hetzij de statutaire werknemers bij de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail ».

Art. 72.In artikel 275/7, tweede lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 17 mei 2007 en laatst gewijzigd bij de wet van 27 maart 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « de naamloze vennootschap van publiek recht NMBS-Holding » worden opgeheven;2° dit lid wordt aangevuld met de bepaling onder een vierde streepje, luidende : « - de naamloze vennootschap van publiek recht HR Rail » Art.73. In artikel 73 van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex worden de woorden « de NMBS-Holding » telkens vervangen door de woorden « HR Rail ».

Titel V. - Overgangsbepalingen

Art. 74.§ 1. Uiterlijk op 1 maart 2014 zijn de Nationale Paritaire Commissie, het Sturingscomité, de Strategische bedrijfscomités en de gewestelijke paritaire comités en de gewestelijke paritaire commissies ingericht overeenkomstig de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen. § 2. Onverminderd paragraaf 3 blijven de organen van sociale dialoog die op 31 december 2013 bestonden voor het personeel van NMBS Holding na de inwerkingtreding van de hervorming zoals bedoeld in Art. 21 van de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen voortbestaan tot hun wedersamenstelling of uiterlijk tot 1 maart 2014. § 3. Worden opgeheven op het moment van de wedersamenstelling van de Nationale Paritaire Commissie en uiterlijk op 1 maart 2014 : de paritaire overlegcomités en het strategisch comité zoals bedoeld in artikel 161ter van de wet van 21 maart 1991 zoals ingevoegd bij de wet van 22 maart 2002 en gewijzigd bij de wetten van 24 december 2002 en 9 juli 2004 en bij het koninklijk besluit van 18 oktober 2004. § 4. Het mandaat van zij die op 31 december 2013 effectief of plaatsvervangend lid waren van een orgaan van sociale dialoog, neemt van rechtswege een einde zodra de nieuwe leden zijn aangesteld en uiterlijk op 1 maart 2014.

Art. 75.§ 1. Uiterlijk op 1 maart 2014 wordt de raad van beroep samengesteld overeenkomstig de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen. Tot deze wedersamenstelling en uiterlijk tot 1 maart 2014 blijft de Raad van beroep in de samenstelling die hij had op 31 december 2013 voortbestaan. § 2. Het mandaat van zij die op 31 december 2013 in de raad van beroep zetelden neemt van rechtswege een einde zodra de nieuwe leden zijn aangewezen en uiterlijk op 1 maart 2014.

Art. 76.§ 1. Uiterlijk op 1 maart 2014 zijn de Bedrijfscomités voor preventie en bescherming op het werk ingericht overeenkomstig de wet van 23 juli 1926 betreffende de NMBS en het personeel van de Belgische Spoorwegen.

De Nationale Paritaire Commissie en de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het Werk oefenen de bevoegdheden die zij op 31 december 2013 hadden op het vlak van welzijn op het werk verder uit tot de inrichting van de Bedrijfscomités voor preventie en bescherming op het werk en uiterlijk tot 1 maart 2014. § 2. Het mandaat van zij die op 31 december 2013 effectief of plaatsvervangend lid waren van de Nationale Commissie voor preventie en bescherming op het werk neemt van rechtswege een einde zodra de nieuwe leden zijn aangesteld en uiterlijk op 1 maart 2014.

Art. 77.Bij ontstentenis van een regeling op het niveau van de vennootschap, blijft de structuur van de comités voor preventie en bescherming op het werk behouden in de vennootschap, met dien verstande dat de comités voor preventie en bescherming op het werk die op 31 december 2013 onder NMBS Holding ressorteerden, na de inwerkingtreding van de hervorming enkel nog voor HR Rail bevoegd zullen zijn en dat de comités voor preventie en bescherming op het werk die voor de bedrijfsactiviteit « Information and Communication Technology for Rail » bevoegd waren, blijven bestaan.

Art. 78.In afwachting van een beslissing van HR Rail in dat verband, wordt de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk in de zin van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, die bevoegd is voor het personeel van NMBS Holding op 31 december 2013, met ingang van 1 januari 2014 beschouwd als externe dienst voor preventie en bescherming op het werk voor het personeel van de Belgische Spoorwegen, al dan niet ter beschikking gesteld van Infrabel of NMBS.

Art. 79.Aan Infrabel en de NMBS wordt een overgangstermijn tot 30 juni 2014 toegekend om hun statuten in overeenstemming te brengen met de wijzigingen aan de wet van 21 maart 1991 op grond van dit besluit.

Titel VI. - Fiscale bepaling

Art. 80.In artikel 208 van het Wetboek diverse rechten en taksen van 2 maart 1927, wordt een punt 5° ingevoegd luidende : « 5° HR Rail ».

Titel VII. - Diverse bepalingen

Art. 81.§ 1. Artikel 1 van dit besluit en dit artikel treden in werking de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 1, § 1 en § 3, die in werking treden op de datum van de inwerkingtreding van het besluit bedoeld in artikel 1, § 2. § 2. Artikel 3, voor wat betreft de invoeging van artikelen 21 tot 65 in voormelde wet van 23 juli 1926, treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van het besluit bedoeld in artikel 1, § 2. In afwijking van artikel 34, § 1, 3° van voormelde wet van 23 juli 1926, zoals ingevoegd door dit besluit, zal de gedelegeerd bestuurder van NMBS Holding van rechtswege deel uitmaken van de raad van bestuur van HR Rail tot op het ogenblik waarop de fusie bedoeld in hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 7 november 2013 tot hervorming van de structuren van de NMBS Holding, Infrabel en de NMBS (I) uitwerking heeft. § 3. Artikel 2, de overige bepalingen van artikel 3, de artikelen 4 tot 80 en artikel 82 treden in werking op 1 januari 2014 of op een latere door de Koning vastgestelde datum doch uiterlijk op 1 april 2014.

Art. 82.De minister bevoegd voor Overheidsbedrijven is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, op 11 december 2013.

FILIP Van Koningswege : Minister van Overheidsbedrijven, J.-P. LABILLE

^