Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 februari 2004
gepubliceerd op 15 maart 2004

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003202165
pub.
15/03/2004
prom.
11/02/2004
ELI
eli/besluit/2004/02/11/2003202165/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 FEBRUARI 2004. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 februari 2004.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003 Sectoraal akkoord 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 (Overeenkomst geregistreerd op 4 augustus 2003 onder het nummer 67062/CO/218) HOOFDSTUK I. - Situering, toepassingsgebied en duur

Artikel 1.De ondertekenende sociale partners van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden (A.N.P.C.B.) geven hierna, binnen het sectoraal kader, uitvoering aan het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en bedienden van de ondernemingen die vallen onder het bevoegdheidsgebied van het Aanvullend nationaal paritair comité voor de bedienden.

Onder « bedienden » wordt verstaan : de mannelijke en vrouwelijke bedienden.

Art. 3.Behoudens de bepalingen over de opleiding (hoofdstuk III) en de flexibiliteit (hoofdstuk VIII) en hetgeen is gesteld in de artikelen 5 en 17, hebben de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst uitwerking met ingang van 1 januari 2003 en treden buiten werking op 31 december 2004.

De bepalingen van deze collectieve overeenkomst die betrekking hebben op de opleiding (hoofdstuk III) treden in werking op 1 januari 2004 en treden buiten werking op 31 december 2005.

De bepalingen van artikel 17 treden in werking op 1 januari 2004 en treden buiten werking op 31 december 2004.

De bepalingen inzake flexibiliteit (hoofdstuk VIII) en de bepalingen van artikel 5 zijn van onbepaalde duur en worden respectievelijk geïntegreerd in de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 september 1988 betreffende de nieuwe arbeidsregelingen en in de coördinatie-collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 betreffende de arbeids- en beloningsvoorwaarden. HOOFDSTUK II. - Koopkracht

Art. 4.§ 1. Met ingang van 1 april 2003 wordt artikel 4, § 1 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor bedienden, betreffende de loon- en arbeidsvoorwaarden, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 augustus 1990 en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 31 augustus 1990, vervangen door de volgende bepalingen : « § 1. De minimumlonen per categorie van het voltijds tewerkgesteld personeel worden vastgesteld : a) per 1 april 2003 : - volgens schaal I, opgenomen in bijlage « 1a » van deze collectieve arbeidsovereenkomst, vanaf het eerste jaar van de indiensttreding; - volgens schaal II, opgenomen in bijlage « 1b » van deze collectieve overeenkomst, voor de bedienden die sedert 3 jaar in dezelfde onderneming in dezelfde A.N.C.P.B.-categorie werkzaam zijn. b) per 1 januari 2004 : - volgens schaal I, opgenomen in bijlage « 2a » van deze collectieve arbeidsovereenkomst, vanaf het eerste jaar van de indiensttreding; - volgens schaal II, opgenomen in bijlage « 2b » van deze collectieve overeenkomst, voor de bedienden die sedert 3 jaar in dezelfde onderneming in dezelfde A.N.C.P.B.-categorie werkzaam zijn.

De overgang van de ene loonschaal naar de andere gebeurt in de maand die volgt op die waarin de bediende aan de toekenningsvoorwaarden voldoet.

De toepassing van de loonschalen heeft alleen betrekking op de minimumlonen van de bedienden die ook aan de toekenningsvoorwaarden voldoen; ze kan geen invloed hebben op de lonen van de bedienden die boven deze minima worden betaald.

De voormelde loonschalen staan tegenover de spilindex 111,01, stabilisatieschijf 108,83 tot 113,23 (basis 1996 = 100) - lonen tegen 100 pct. ». § 2. Met ingang van 1 januari 2004 wordt artikel 4, § 3 van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 vervangen door de volgende bepalingen : « § 3. Met ingang van 1 januari 2004 worden de effectief uitbetaalde lonen verhoogd met een bedrag van 22 EUR. Vanaf 1 januari 2004 wordt deze verhoging gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig artikel 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. ». § 3. Artikel 4, § 4 van voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 wordt als volgt aangevuld : « De vakbondsafvaardiging is bevoegd om toe te zien op de toepassing van de bepalingen van deze paragraaf. ». § 4. In artikel 6, § 1, eerste lid, van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989, worden de termen « de referentie-index 106,70 (basis 1996 = 100) » vervangen door de termen « de referentie-index 111,01 (basis 1996 = 100). ».

Artikel 6, § 2, eerste lid van dezelfde overeenkomst wordt vervangen door de volgende bepaling : « het referte-indexcijfer 111,01 vormt de spil van de stabilisatieschijf 108,83 tot 113,23 (basis 1996 = 100). ».

In artikel 6, § 2, van dezelfde overeenkomst wordt de tabel « stabilisatieschijven » vervangen door wat volgt : « Stabilisatieschijven Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 5.Artikel 5, laatste lid van de voornoemde collectieve arbeidsovereenkomst van 29 mei 1989 dat voorzag in dat « het recht op de naar rata van de prestaties van het lopende werkjaar berekende premie wordt per volledig gepresteerde kalendermaand toegekend », wordt voor een onbepaalde duur gesloten. HOOFDSTUK III. - Opleiding

Art. 6.§ 1. De werkgevers verbinden er zich toe om 4 dagen opleiding toe te kennen voor de periode die ingaat op 1 januari 2004 en eindigt op 31 december 2005. Onverminderd artikel 8 van deze overeenkomst worden de opleidingsdagen toegekend op om het even welk moment in 2004 en/of in 2005. § 2. Onverminderd het recht op opleiding dat onder paragraaf 1 is erkend, wordt voor elke bediende een aanvullend recht op één dag beroepsopleiding geopend voor de periode die ingaat op 1 januari 2004 en eindigt op 31 december 2005. De tijd die overeenstemt met de opleidingsdag moet 's avonds of tijdens het weekend en buiten de arbeidstijd vallen. § 3. De deeltijdse bedienden genieten de voornoemde opleidingsdagen in evenredigheid met hun deeltijdse prestaties. Het recht op opleiding geldt niet voor de bedienden die in opzegging zijn of die zijn aangeworven met een overeenkomst voor een bepaalde tijd van één jaar of minder. § 4. De opleidingsdagen moeten gericht zijn op een verhoging van de beroepsbekwaamheid van alle bedienden.

Art. 7.§ 1. De opleidingsdagen waarin artikel 6, § 1 voorziet, worden toegekend volgens dezelfde nadere regelen als die welke zijn vastgelegd in de in het A.N.P.C.B. gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten van 5 mei 1999 en 25 april 2001.

Onverminderd de toepassing van het opleidingsplan, zoals bepaald in artikel 8 hierna, gaat het om opleidingen die worden aangeboden door het « Centrum voor de vorming van bedienden van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden » (CEVORA) of om door CEVORA erkende opleidingen, alsook om de door de betrokken ondernemingen of sectoren of door andere opleidingverstrekkers georganiseerde opleidingen.

De werkgever heeft de verantwoordelijkheid om de opleidingsdagen aan te bieden tijdens de werkuren. Indien de opleiding plaatsvindt buiten de arbeidstijd moet de werkgever aan de bediende een gelijke compensatie in arbeidstijd toekennen.

De verplaatsingskosten van de bediende die betrekking hebben op de opleidingsdagen komen voor rekening van de werkgever.

Onverminderd de toepassing van het opleidingsplan, zoals bepaald in artikel 8 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, moet de bediende, als de werkgever geen opleidingsdagen heeft voorgesteld vóór 31 december 2004, vóór 31 maart 2005 hiervoor een schriftelijke aanvraag indienen bij de werkgever. In dat geval moet de werkgever vóór 30 april 2005 schriftelijk aan de werknemer meedelen hoe en wanneer hij binnen de geldigheidsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst de opleidingsdagen zal aanbieden.

Wanneer de werkgever : - ofwel niet vóór 30 april 2005 is ingegaan op de schriftelijke vraag van de werknemer; - ofwel uiterlijk op 31 december 2005 geen of een te weinig opleidingsdagen aan de werknemer heeft aangeboden, worden de niet toegekende opleidingsdagen naar keuze van de werknemer door hem opgenomen onder de vorm van hetzij betaald verlof, hetzij opleidingsdagen binnen het opleidingsaanbod georganiseerd door CEVORA. In dit laatste geval richt de werknemer zijn verzoek om opleidingsdagen aan CEVORA. In alle gevallen worden deze dagen gelijkgesteld met gepresteerde arbeidsdagen. § 2. De onder artikel 6, § 2 voorziene opleidingsdag is een beroepsopleiding die door CEVORA wordt gegeven.

Om die opleidingsdag te genieten, moet de bediende zich wenden tot CEVORA. Per volledige opleidingsdag die hij volgt, ontvangt de bediende vanwege CEVORA een premie van 40 EUR als forfaitaire tegemoetkoming in zijn verplaatsings- en opleidingskosten.

Deze opleidingsdag wordt niet als arbeidstijd beschouwd en wordt niet als zodanig bezoldigd. Daarenboven komt deze opleidingsdag niet in aanmerking voor het betaald educatief verlof.

Art. 8.De nadere regelen van het recht op opleiding zoals bepaald in artikel 6, § 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen in de onderneming als volgt worden vastgelegd : § 1. Ondernemingen met vakbondsafvaardiging 1. Ondernemingen die reeds een opleidingsplan voor de periode 2002-2003 opmaakten en het lieten registreren. Deze ondernemingen kunnen het opleidingsplan, met instemming van de ondertekenende partijen, verlengen met een eenvoudige brief (met vermelding van hun volledig Rijksdienst voor Sociale Zekerheid-nummer) aan het sociaal fonds van het A.N.P.C.B., opgericht bij de in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden gesloten collectieve arbeidsovereenkomst van 28 februari 1975, houdende oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en vaststelling van zijn statuten (hierna sociaal fonds genoemd). De verlenging moet gebeuren tussen 1 oktober 2003 en 31 maart 2004. 2. Ondernemingen met vakbondsafvaardiging die nog geen opleidingsplan opmaakten. In de ondernemingen met een vakbondsafvaardiging kan tussen 1 oktober 2003 en 31 maart 2004 een bedrijfseigen opleidingsplan worden overeengekomen. Om geldig te zijn, moet dat plan de instemming krijgen van de meerderheid van de leden van de vakbondsafvaardiging.

In het opleidingsplan kunnen de inhoud, het tijdstip, de doelgroep en alle andere nadere regelen van de opleiding volledig autonoom worden vastgelegd. Daarenboven kan het plan bepalen dat het opleidingskrediet op bepaalde bedienden wordt overgedragen.

Het opleidingsplan wordt 1 oktober 2003 en 31 maart 2004 geregistreerd bij het sociaal fonds. De registratie gebeurt op basis van het als bijlage 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst opgenomen formulier. 3. De ondernemingen met een vakbondsafvaardiging maar zonder bedrijfseigen opleidingsplan kunnen uiterlijk op 30 juni 2004 toetreden tot het suppletief opleidingsplan (formulier als bijlage 4). Deze bedrijven mogen het opleidingskrediet niet op bepaalde bedienden overdragen. 4. De ondernemingen met een vakbondsafvaardiging maar zonder opleidingsplan mogen het opleidingskrediet niet op bepaalde bedienden overdragen. § 2. Ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging 1. Ondernemingen die reeds zijn toegetreden tot het suppletief opleidingsplan. Deze ondernemingen kunnen hun toetreding verlengen door tussen 1 oktober 2003 en 31 maart 2004 een eenvoudige brief (met vermelding van hun volledig Rijksdienst voor Sociale Zekerheid-nummer) te sturen naar het sociaal fonds van het A.N.P.C.B. Deze ondernemingen kunnen het individuele opleidingsrecht van de bedienden op andere bedienden overdragen, maar slechts ten belope van 50 pct. van het totale krediet aan opleidingsdagen. 2. Ondernemingen die nog niet zijn toegetreden Deze ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging hebben de mogelijkheid om toe te treden tot een suppletief opleidingsplan uitgewerkt door de raad van beheer van CEVORA en opgenomen als bijlage 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.Deze ondernemingen kunnen het individuele opleidingsrecht van de bedienden op andere bedienden overdragen, maar slechts ten belope van 50 pct. van het totale krediet aan opleidingsdagen.

De ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging kunnen eveneens tot deze collectieve arbeidsovereenkomst toetreden door een schriftelijke verbintenis aan te gaan dat het recht op opleiding zal gerealiseerd worden via CEVORA-opleidingen.

De ondernemingen zonder vakbondsafvaardiging kunnen tussen 1 oktober 2003 en 31 maart 2004 hun toetreding laten registreren bij het sociaal fonds, volgens het formulier dat als bijlage 6 van deze collectieve arbeidsovereenkomst is opgenomen.

Art. 9.De ondernemingen met een geregistreerd opleidingsplan of -verbintenis, genieten voor de ontwikkeling van hun opleidingsinitiatieven een trekkingsrecht ten laste van CEVORA. De nadere regelen voor dit trekkingsrecht zullen worden vastgelegd door het sociaal fonds. HOOFDSTUK IV. - Conventioneel brugpensioen

Art. 10.De leeftijd van het conventioneel brugpensioen wordt vastgesteld op 58 jaar.

Het conventioneel brugpensioen geldt enkel voor bedienden met een overeenkomst voor onbepaalde tijd.

Art. 11.De werkgever kan nog enkel een tegemoetkoming van het sociaal fonds verkrijgen voor de bruggepensioneerden van wie de opzegging ingaat met ingang van 1 januari 2003 en voor zover de opzegging wordt gegeven in het kader van een vertrek met brugpensioen vanaf 59 jaar.

Het recht op de tegemoetkoming geldt slechts tot de bruggepensioneerde de leeftijd van 60 jaar bereikt.

De terugbetaling van de aanvullende vergoeding wordt beperkt tot het bedrag dat bepaald is in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974 tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen (formulier als bijlage 7). HOOFDSTUK V. - Tijdskrediet

Art. 12.§ 1. Bij toepassing van artikel 15, § 7 van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis tot invoering van een stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking worden de bedienden die een beroep doen op artikel 9, § 1, 1 van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis, voor zover zij de leeftijd van 55 jaar hebben bereikt, niet toegerekend op de drempel van 5 pct. waarin artikel 15, § 1 van de bovenvermelde collectieve arbeidsovereenkomst voorziet. § 2. De onder paragraaf 1 bedoelde bedienden ontvangen een bijkomende uitkering voor rekening van het sociaal fonds voor zover het 4/5-loon, vermeerderd met de diverse vergoedingen uitgekeerd in het kader van het tijdskrediet, de voltijdse nettobezoldiging die ze vóór de vermindering van hun prestaties genoten, niet overschrijdt (formulier als bijlage 8).

De vergoeding die door het sociaal fonds krachtens de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 december 2001 tot regeling van een bijkomende uitkering inzake tijdskrediet werd uitbetaald aan de bedienden die hun prestaties hebben verminderd op grond van artikel 14 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001, wordt verlengd tot 31 december 2004.

De bijkomende vergoeding wordt vastgesteld op 56,10 EUR en gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen zoals de loonschalen van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden.

Deze vergoeding wordt uitbetaald per verlopen kalendermaand tot en met de maand december 2004.

De raad van beheer van het sociaal fonds wordt ermee belast de nodige maatregelen te nemen om deze vergoeding vanaf 1 januari 2003 te kunnen betalen, overeenkomstig de bovenstaande bepalingen.

Art. 13.Bij toepassing van artikel 3, § 2 van collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis wordt de duur van uitoefening van het recht op tijdskrediet voor de werknemers die de leeftijd van 50 jaar niet hebben bereikt, verlengd tot twee jaar.

Art. 14.De ondertekenende partijen van deze collectieve arbeidsovereenkomst zullen voor het einde 2004 overgaan tot een evaluatie van de weerslag van de sectorale bepalingen inzake het tijdskrediet op de activiteitsgraad in de sector. HOOFDSTUK VI. - Opleiding en tewerkstelling

Art. 15.De partijen verbinden zich ertoe om in coherentie met de regionaal-communautaire initiatieven -onder meer door het sluiten van convenanten - de volgende doelstelling ter bevordering van de tewerkstelling en de opleiding van werkzoekenden te verwezenlijken : 1) aan 2 000 werklozen behorende tot de risicogroepen zal via CEVORA ofwel een opleiding/trajectbegeleiding of plaatsing aangeboden worden in het kader van de regionaal-communautaire of federale tewerkstellingsmaatregelen;2) aan 3 000 werkzoekenden zal via CEVORA, een specifiek aanbod worden gericht om de knelpuntberoepen in de sector te kunnen invullen.

Art. 16.§ 1. De partijen verbinden zich ertoe om via het sociaal fonds een financiële begeleiding in te voeren voor jongeren die schoolopleidingen volgen die leiden tot knelpuntberoepen.

De raad van beheer van het sociaal fonds wordt ermee belast de nodige maatregelen te nemen om de betrokken opleidingen te bepalen, alsmede de voorwaarden, het bedrag en de betalingsmodaliteiten van die financiële begeleiding vast te stellen, overeenkomstig de bovenstaande bepalingen. § 2. De partijen verbinden zich ertoe via CEVORA een dienst voor steun bij de inschakeling in het beroepsleven op te zetten voor jongeren die schoolopleidingen volgen die leiden tot knelpuntberoepen.

De raad van beheer van het sociaal fonds wordt ermee belast de nodige maatregelen te nemen om de betrokken opleidingen te bepalen, alsmede de voorwaarden, de omvang en de regels voor toekenning van die dienst voor steun bij de inschakeling in het beroepsleven vast te stellen, overeenkomstig de bovenstaande bepalingen. § 3. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn van toepassing op jongeren die de hierboven bedoelde opleidingen beginnen tijdens de looptijd van deze collectieve arbeidsovereenkomst en tot de normale voltooiing van de opleidingscyclus.

Art. 17.Ondernemingen die bedienden met een startbaanovereenkomst in dienst nemen, ontvangen een financiële begeleiding voor rekening van het sociaal fonds voor elke jongere die met zo'n overeenkomst in dienst wordt genomen. Deze financiële begeleiding wordt echter niet betaald ten aanzien van de met een startbaanovereenkomst in dienst genomen jongeren voor wie de werkgever een vermindering van zijn Rijksdienst voor Sociale Zekerheid-bijdragen met 1 000 EUR per kwartaal ontvangt (vermindering van toepassing op de doelgroep « jonge werknemers »), in het kader van de banenplannen.

Het bedrag van de financiële begeleiding bedraagt, voor een voltijds tewerkgestelde bediende : - 400 EUR per kwartaal per jonge werknemer tijdens de duurtijd van de startbaanovereenkomst. Dit bedrag wordt per verlopen kwartaal uitbetaald; - 1 000 EUR, betaald in de vorm van een éénmalige som, bij aanwerving van de jonge werknemer met een overeenkomst voor onbepaalde tijd na het verstrijken van de startbaanovereenkomst.

Voor de deeltijds tewerkgestelde bedienden wordt het bedrag van de financiële begeleiding berekend in verhouding met hun prestaties.

De raad van beheer van het sociaal fonds wordt ermee belast de nodige maatregelen te nemen om de voorwaarden en de betalingsmodaliteiten van deze financiële begeleiding vast te stellen, overeenkomstig de bovenstaande bepalingen.

De bovenstaande bepalingen zijn van toepassing op jongeren die in dienst worden genomen treden met een startbaanovereenkomst die op zijn vroegst op 1 januari 2004 en uiterlijk op 31 december 2004 ingaat, en die nadien met een overeenkomst voor onbepaalde tijd worden aangeworven. HOOFDSTUK VII. - Financiering

Art. 18.In artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 1997, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van zijn statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 augustus 1998, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 10 oktober 1998, worden de punten 9° en 10° gewijzigd als volgt : « 9° het vergoeden van de bijkomende inspanningen lastens de werkgever ter invulling van de bepalingen van artikelen 6, 7, 8, 9, 11, 15, 16 et 17 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003. 10° het vergoeden van de bijkomende inspanningen lastens de werkgever ter invulling van de bepalingen van artikel 14 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 25 april 2001 en van artikel 12 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003.».

Art. 19.In de voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 11 juni 1997 wordt artikel 12bis vervangen als volgt : «

Art. 12bis.De bijdrage van de werkgevers aan het sociaal fonds, nodig voor zijn werking, wordt voor het 1ste en het 2de kwartaal 2003 bepaald op 0,30 pct. van de brutolonen van de bedienden van de ondernemingen, en voor het 3de en het 4de kwartaal 2003 op 0,10 pct. van de brutolonen van de bedienden van de ondernemingen.

De bijdrage van de werkgevers aan het sociaal fonds, nodig voor zijn werking, wordt voor het 1ste kwartaal 2004 tot en met het 4de kwartaal 2004 bepaald op 0,20 pct. van de brutolonen van de bedienden van de ondernemingen.

De bijdragen bestemd voor de risicogroepen worden aan het sociaal fonds betaald, overeenkomstig de bepalingen van de wet tot uitvoering van het centraal akkoord 2003-2004 van 17 januari 2003. ». HOOFDSTUK VIII. - Flexibiliteit

Art. 20.De bepalingen van artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 september 1988 betreffende nieuwe arbeidsregimes die voorzag in dat « Voor de nieuwe arbeidsregimes bedoeld in de hoofdstukken III en IV van deze overeenkomst wordt door de partijen overeengekomen dat deze nieuwe regimes van toepassing zijn op zowel voltijdse als deeltijdse bedienden » worden voor een onbepaalde duur gesloten.

Art. 21.In artikel 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 september 1988 betreffende nieuwe arbeidsregimes, wordt punt 5.1 « Zondagarbeid », als volgt geformuleerd, voor een onbepaalde duur gesloten. « 5.1 Zondag- en feestdagarbeid : In alle ondernemingen mag gedurende zes zon- of feestdagen per kalenderjaar personeel worden tewerkgesteld; binnen deze grenzen mag elke individuele werknemer gedurende maximum zes zon- of feestdagen per jaar worden tewerkgesteld volgens de in de onderneming geldende regels of, bij ontstentenis daarvan, op vrijwillige basis.

Onverminderd de toepassing van de arbeidswet van 16 maart 1971 (Belgisch Staatsblad van 30 maart 1971), geeft de tewerkstelling op zon- of feestdag, in het kader van deze bepaling, enkel recht op een inhaalrust die gelijk is aan 50 pct. van de op zon- of feestdag gepresteerde arbeidstijd. Arbeidsregimes ingericht op basis van de mogelijkheden van de arbeidswet van 16 maart 1971 worden hierdoor niet geviseerd. ». HOOFDSTUK IX. - Diverse bepalingen

Art. 22.De ondertekenende partijen zullen tijdens de duurtijd van deze overeenkomst een onderzoek wijden aan de mogelijkheden om een tweede pensioenpijler in te voeren voor de bedienden van het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, binnen het kader van nieuwe reglementering. HOOFDSTUK X. - Sociale vrede

Art. 23.De vakorganisaties die vertegenwoordigd zijn in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden verbinden zich ertoe om, tijdens de hele toepassingsduur van deze collectieve arbeidsovereenkomst, in het paritair comité en in de ondernemingen geen bijkomende eisen met betrekking tot de in deze overeenkomst opgenomen materies te stellen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage 1a bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 Schaal I Dit barema is van toepassing vanaf 1 april 2003. Het staat tegenover de spilindex 111,01 - stabilisatieschijf 108,83 tot 113,23 (basis 1996 = 100). Lonen tegen 100 pct.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld = Barema van juli 2001 tegen 100 pct. x 104,04 pct. + (30 EUR x 102,00 pct.) Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2004 De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage 1b bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 Schaal II voor de bedienden die sinds 3 jaar in dezelfde onderneming in dezelfde A.N.P.C.B.-categorie werkzaam zijn Dit barema is van toepassing vanaf 1 april 2003. Het staat tegenover de spilindex 111,01 - stabilisatieschijf 108,83 tot 113,23 (basis 1996 = 100). Lonen tegen 100 pct.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld = Barema van juli 2001 aan 100 pct. x 104,04 pct. + (30 EUR x 102,00 pct.) Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage 2a bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 Schaal I Dit barema is van toepassing vanaf 1 januari 2004. Het staat tegenover de spilindex 111,01 - stabilisatieschijf 108,83 tot 113,23 (basis 1996 = 100). Lonen tegen 100 pct.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage 2b bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 Schaal II voor de bedienden die sinds 3 jaar in dezelfde onderneming in dezelfde A.N.P.C.B.-categorie werkzaam zijn Dit barema is van toepassing vanaf 1 januari 2004. Het staat tegenover de spilindex 111,01 - stabilisatieschijf 108,83 tot 113,23 (basis 1996 = 100). Lonen tegen 100 pct.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage 3 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage 4 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage 5 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage 7 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003-09-17 INFORMATIEFORMULIER BRUGPENSIOEN 2003-2004 Aanvraagformulier tot het bekomen van de terugbetaling van de aanvullende vergoeding voor brugpensioen Werkgever Naam van de firma : . . . . .

Straat : . . . . . . . . . . . . . . . Nr : . . . . . Bus : . . . . .

Gemeente : . . . . . . . . . . Postnummer : . . . . .

Telefoon : . . . . . Fax : . . . . .

E-mail : . . . . .

RSZ-nummer : . . / . . . . . . . - . . Nr Paritair Comité : . . .

Ondernemingsnummer : . . . . . . . . . .

Bankrekening : . . . - . . . . . . . - . .

Aard van de activiteit (omschrijving) : . . . . .

Bediende Naam : . . . . .

Straat : . . . . . . . . . . . . . . . Nr : . . . . . Bus : . . . . .

Gemeente : . . . . . . . . . . Postnummer : . . . . .

Tel. : . . . . .

Rijksregisternummer : . . . . . . / . . . - . .

Burgerlijke stand (1) : . . . . .

Echtgeno(o)t(e) ten laste ? (1) . . . . . JA / NEEN (2) Aantal andere personen ten laste (1) : . . . . .

Geboortedatum : . . . . . (1) Betreft de toestand tijdens de refertemaand voor de berekening van het brugpensioen, dat is normalerwijze de laatst gewerkte maand.(2) Schrappen wat niet van toepassing is. Inlichtingen in verband met het brugpensioen Datum indiensttreding : . . . . . ................

Duur opzeggingstermijn (aantal maanden) : . . . . . ................

In geval van gepresteerde opzeggingstermijn : aanvang van de opzeggingstermijn : . . . . . ................

In geval van verbreking van de overeenkomst : datum uitdiensttreding : . . . . . ................

Datum toekenning eerste werkloosheidsvergoeding : . . . . . ................

Dagbedrag werkloosheidsvergoeding : . . . . . ................

Inlichtingen voor de berekening van de aanvullende vergoeding Brutomaandloon : . . . . . .............(1) RSZ-bijdrage : . . . . . -................

Belastbaar bedrag : . . . . . =................

Voorheffing : . . . . . -................

Netto referteloon (afgerond tot hoger honderdtal) : . . . . . =................

Werkloosheidsvergoeding (26 d) : . . . . . -................

Verschil : . . . . . =................ 50 pct. van het verschil : . . . . . =................ (1) Het bruto referteloon voor de berekening van het brugpensioen overeenkomstig CAO nr.17.

De werkgever verbindt er zich toe alle wijzigingen aan het dossier, in de loop van het kwartaal waarin deze zich voordoen, aan het Sociaal Fonds van het ANPCB mee te delen.

Voor waar en echt verklaard, Datum : . . . . . Stempel > Naam : . . . . .

Handtekening : Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

Bijlage 8 bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003, gesloten in het Aanvullend Nationaal Paritair Comité voor de bedienden, betreffende het sectoraal akkoord 2003-2004 ter uitvoering van het interprofessioneel akkoord van 17 januari 2003.

AANVRAAGFORMULIER TIJDSKREDIET CAO van 15 mei 2003 Ik, ondergetekende Naam (1) : . . . . .

Straat : . . . . . . . . . . . . . . . Nr : . . . . . Bus : . . . . .

Gemeente : . . . . . . . . . . Postnummer : . . . . .

Telefoon : . . . . . Fax : . . . . .

Rijksregisternummer : . . . . . . / . . . - . . Geboortedatum : . . - . . - . . . .

Onderneming : . . . . .

Straat : . . . . . . . . . . . . . . . Nr : . . . . . Bus : . . . . .

Gemeente : . . . . . . . . . . Postnummer : . . . . .

E-mail : . . . . .

RSZ-nummer : . . / . . . . . . . - . .

Ondernemingsnummer : . . . . . . . . . .

Verklaar dat ik mijn arbeidsprestaties verminderd heb in het kader van artikel 9 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 77bis inzake tijdskrediet en de leeftijd van 55 jaar heb bereikt.

Ik verzoek hierbij tot de uitbetaling van de premie in het kader van artikel 12 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 2003 vanaf de maand.... (2) Indien het stelsel van tijdskrediet vroegtijdig wordt stopgezet, zal ik het Sociaal Fonds van het ANPCB daarvan onmiddellijk op te hoogte brengen (3) (1) Deze gegevens worden door het Sociaal Fonds op een geautomatiseerde wijze verwekt met het oog op een eventuele toekenning van voordelen van bestaanszekerheid.Overeenkomstig de wet tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer hebt u het recht deze gegevens te raadplegen of te verbeteren. (2) Invullen a.u.b. (zie informatie op de pagina in bijlage) (3) Het recht op de tussenkomst vervalt van zodra het tijdskrediet wordt stopgezet en het werk opnieuw wordt hervat. Als bewijs dat het stelsel van tijdskrediet werd goedgekeurd door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening stuur ik een fotokopie mee van het FORMULIER C 62. Dat formulier kan bij de RVA worden aangevraagd.

Voor waar en echt verklaard, Datum : Handtekening : Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 februari 2004.

De Minister van Werk, F. VANDENBROUCKE

^