Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 januari 2002
gepubliceerd op 05 april 2002

Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 4 maart 1936 waarbij de vergunningen verstrekt door de Belgisch-Luxemburgse gemengde administratieve commissie vrijgesteld worden van het formaatzegelrecht en onderworpen worden aan een taxe ter bestrijding van kosten ten bedrage van 5 frank, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 april 1945, 30 maart 1948 en 20 april 1983

bron
ministerie van economische zaken en ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en internationale samenwerking
numac
2002011036
pub.
05/04/2002
prom.
11/01/2002
ELI
eli/besluit/2002/01/11/2002011036/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 JANUARI 2002. - Koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 4 maart 1936 waarbij de vergunningen verstrekt door de Belgisch-Luxemburgse gemengde administratieve commissie vrijgesteld worden van het formaatzegelrecht en onderworpen worden aan een taxe ter bestrijding van kosten ten bedrage van 5 frank, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 april 1945, 30 maart 1948 en 20 april 1983


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de gecoördineerde Overeenkomst tot oprichting van de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie, inzonderheid op de artikelen 32 en 33;

Gelet op de wet van 11 september 1962 betreffende de in-, uit- en doorvoer van goederen en de daaraan verbonden technologie, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1968, 6 juli 1978, 2 januari 1991 en 3 augustus 1992, inzonderheid op artikel 8;

Gelet op het koninklijk besluit van 4 maart 1936 waarbij de vergunningen verstrekt door de Belgisch-Luxemburgse gemengde administratieve commissie vrijgesteld worden van het formaatzegelrecht en onderworpen worden aan een taxe ter bestrijding van kosten ten bedrage van 5 frank, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 april 1945, 30 maart 1948 en 20 april 1983;

Gelet op het advies van de Interministeriële Economische Commissie, gegeven op 18 juni 2001;

Gelet op het advies van de Belgisch-Luxemburgse Administratieve Commissie, gegeven op 25 september 2001;

Gelet op het akkoord van het Comité van Ministers van de B.L.E.U.;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 18 oktober 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het onverwijld nodig is, per 1 januari 2002, ter gelegenheid van de instelling van de Euro, de bestaande taxe ter bestrijding van kosten, betreffende de vergunningen, af te schaffen;

Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking, van Onze Minister van Economie en van Onze Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Het koninklijk besluit van 4 maart 1936 waarbij de vergunningen verstrekt door de Belgisch-Luxemburgse gemengde administratieve commissie vrijgesteld worden van het formaatzegelrecht en onderworpen worden aan een taxe ter bestrijding van kosten ten bedrage van 5 frank, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 30 april 1945, 30 maart 1948 en 20 april 1983, wordt opgeheven.

Art. 2.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.

Art. 3.Onze Vice-Eerste Minister et Minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking, Onze Minister van Economie en Onze Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 januari 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Internationale Samenwerking, L. MICHEL De Minister van Economie, Ch. PICQUE De Minister toegevoegd aan de Minister van Buitenlandse Zaken, Mevr. A.M. NEYTS-UYTTEBROECK.

^