Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 juni 1997
gepubliceerd op 28 juni 1997

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel

bron
ministerie van buitenlandse zaken, buitenlandse handel en ontwikkelingssamenwerking
numac
1997015079
pub.
28/06/1997
prom.
11/06/1997
ELI
eli/besluit/1997/06/11/1997015079/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 JUNI 1997. Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op artikel 107, tweede lid, van de Grondwet;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, inzonderheid op artikel 5, 1, 1°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1979; op artikel 6, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 april 1973, 12 juli 1982 en 19 oktober 1993; op artikel 7, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1975; op artikel 41, 1, 1°, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1979; op artikel 42, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 april 1973, 12 juli 1982 en 19 oktober 1993; op artikel 44, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1975;

Gelet op het protocol nr. 66/2 van het Sectorcomité I d.d. 11 februari 1997;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel vlug in staat moet zijn om de vergelijkende wervingsexamens 1997 te doen organiseren voor de carrière Buitenlandse Dienst en de Kanselarijcarrière volgens nieuwe modaliteiten die het mogelijk maken om wervingsreserves in te stellen; overwegende dat dit type van recrutering dringend vereist is gelet enerzijds op de perso-neelsbehoeften en anderzijds op de noodzaak om op korte termijn de organisatie van deze examens te kunnen aankondigen; overwegende dat de wervingen zijn geblokkeerd in 1992, 1993 en 1994 en dat het bijgevolg nodig is om maatregelen te nemen die de continuïteit van de werking van de posten in het buitenland veiligstellen, waarbij juist de wervingsreserves de procedures van het indienstroepen van de geslaagden vergemakkelijken; overwegende dat er ook rekening moet worden gehouden met het feit dat zowel het aanzienlijk aantal ingeschreven kandidaten als de complexiteit van het diplomatiek examen meebrengen dat een zeer substantiële termijn verloopt tussen het aankondigen van het examen en het meedelen van de resultaten;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 21 april 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Buitenlandse Zaken, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Artikel 5, 1, 1°, van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1979, wordt vervangen als volgt : " Artikel 5. 1, 1° : Belg zijn, de burgerlijke en politieke rechten genieten en voldaan hebben aan de dienstplichtwetten. '

Art. 2.Artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 april 1973, 12 juli 1982 en 19 oktober 1993, wordt vervangen als volgt : " Artikel 6. 1. Voor de werving in de carrière Buitenlandse Dienst organiseert de Vaste Wervingssecretaris op verzoek van de Minister van Buitenlandse Zaken vergelijkende examens.

De toelatingseisen en het programma van het vergelijkend examen verschijnen in het Belgisch Staatsblad.

De aanvragen tot deelneming worden aan de Vaste Wervingssecretaris gezonden; deze bepaalt de inschrijvingstermijn. 2. Na het afsluiten van de inschrijvingen, kan de Minister van Buitenlandse Zaken, op voorstel van de Vaste Wervingssecretaris wanneer deze oordeelt dat het aantal ingeschreven kandidaten het rechtvaardigt, aan het programma van het vergelijkend examen een voorexamen toevoegen. Het programma van het vergelijkend examen vermeldt de aard van het voorexamen, en in voorkomend geval de examenstof waarop het betrekking heeft.

Tot het vergelijkend examen worden enkel de kandidaten toegelaten die bij het voorexamen minstens 6/10 van de punten behaalden.

Voor de rangschikking van de geslaagden voor het vergelijkend examen wordt geen rekening gehouden met de uitslag die zij op het voorexamen hebben behaald. 3. Het programma van het vergelijkend examen wordt vastgesteld door de Minister van Buitenlandse Zaken op advies van de Vaste Wervingssecretaris. Het behelst inzonderheid volgende gedeelten : 1° een schriftelijk examen bestaande uit het samenvatten en het kritisch commentariëren van een voordracht over een internationaal politiek of economisch probleem;2° een mondeling examen tot beoordeling van de belangstelling van de kandidaten voor internationale politieke en economische problemen, hun oorsprong en achtergrond, inzonderheid met betrekking tot België;3° een examen over de voldoende kennis van het Nederlands of het Frans, alsook een examen over de voldoende kennis van het Engels, telkens bestaande uit een schriftelijke en een mondelinge oefening. De Minister van Buitenlandse Zaken kan, op advies van de Vaste Wervingssecretaris, de voornoemde gedeelten aanvullen met een psychotechnisch gedeelte georganiseerd in één of meer van de volgende vormen : schriftelijk, mondeling, computergestuurd of met gestandaardiseerde vragenlijsten.

De Vaste Wervingssecretaris bepaalt de volgorde van de examengedeelten.

Tot een volgend examengedeelte worden enkel de kandidaten toegelaten die bij het vorig examengedeelte minstens het minimum aantal punten behaalden.

De Vaste Wervingssecretaris bepaalt het aantal punten dat aan het volledig examen en aan ieder examengedeelte wordt toegekend.

Om voor het vergelijkend examen te slagen moeten de kandidaten 5/10 van de punten behalen voor iedere oefening van het taalexamen en bovendien 6/10 van de punten voor ieder examen. 4. Als geslaagd worden beschouwd de kandidaten die het vereiste minimum van de punten hebben behaald. De geslaagden van een vergelijkend wervingsexamen vermeld in 1 behouden het voordeel van hun goede uitslag gedurende twee jaar te rekenen van de datum van het proces-verbaal van het vergelijkend examen.

Indien het gedurende deze periode nodig is aan te werven, dan worden de geslaagden die aan de gestelde eisen voldoen, in de orde van hun rangschikking tot de stage in de carrière Buitenlandse Dienst toegelaten.

Onder geslaagden van twee of meer vergelijkende wervingsexamens wordt voorrang verleend aan de geslaagden van het vergelijkend examen waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum is afgesloten.

Onverminderd de bepalingen betreffende de leeftijdsgrens mogen de kandidaten niet meer dan driemaal aan een vergelijkend examen deelnemen.

Voor de berekening van dit maximum : worden deelnemingen aan wervingsexamens afgelegd in het Nederlands en het Frans samengeteld; wordt het slagen voor een wervingsexamen niet in aanmerking genomen. 5. De leden van de jury worden aangewezen door de Vaste Wervingssecretaris, in overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken, behalve deze van de jury belast met het nagaan van de kennis van de tweede landstaal waarvan de samenstelling tot de uitsluitende bevoegdheid van de Vaste Wervingssecretaris behoort.'

Art. 3.Artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1975, wordt vervangen als volgt : " Artikel 7. 1. De geslaagden worden door de Minister van Buitenlandse Zaken tot de stage toegelaten. De stage duurt vierentwintig maanden. 2. De geslaagden die weigeren in dienst te treden worden definitief van de lijst van de geslaagden geschrapt. Geslaagden die voorlopig geen gevolg wensen te geven aan een verzoek tot indiensttreding verkrijgen uitstel. Tijdens dit uitstel verliezen zij het voordeel van hun plaats in de rangschikking. Met hun kandidatuur wordt maar opnieuw rekening gehouden op hun verzoek. 3. De Minister van Buitenlandse Zaken stelt de voor de organisatie van de stage vereiste verordeningsbepalingen vast.4. De stage staat onder leiding van een stagemeester.5. Tot de stage kunnen niet meer worden toegelaten de kandidaten die, in de gevallen bepaald door de Minister van Buitenlandse Zaken naar een bepaalde sessie van de stage zijn verwezen en, behoudens overmacht, niet aan de sessie deelnemen.'

Art. 4.Artikel 41, 1, 1°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 4 december 1979, wordt vervangen als volgt : " Artikel 41. 1, 1° : Belg zijn, de burgerlijke en politieke rechten genieten en voldaan hebben aan de dienstplichtwetten. '

Art. 5.Artikel 42 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 april 1973, 12 juli 1982 en 19 oktober 1993, wordt vervangen als volgt : " Artikel 42. 1. Voor de werving in de Kanselarijcarrière organiseert de Vaste Wervingssecretaris op verzoek van de Minister van Buitenlandse Zaken vergelijkende examens.

Er kan tegelijk een vergelijkend examen worden georganiseerd waarvan de betrekkingen voorbehouden zijn aan de ambtenaren van de carrière Hoofdbestuur; hiervoor bepaalt de Minister van Buitenlandse Zaken vooraf, voor elke taalrol, het aantal te begeven betrekkingen.

De toelatingseisen en het programma van het vergelijkend examen verschijnen in het Belgisch Staatsblad.

De aanvragen tot deelneming worden aan de Vaste Wervingssecretaris gezonden; deze bepaalt de inschrijvingstermijn. 2. Na het afsluiten van de inschrijvingen kan de Minister van Buitenlandse Zaken, op voorstel van de Vaste Wervingssecretaris, wanneer hij oordeelt dat het aantal ingeschreven kandidaten het rechtvaardigt, aan het programma van het vergelijkend examen bedoeld in 1, eerste lid, een voorexamen toevoegen. Het programma van het vergelijkend examen vermeldt de aard van het voorexamen, en in voorkomend geval de examenstof waarop het betrekking heeft.

Tot het vergelijkend examen worden enkel de kandidaten toegelaten die bij het voorexamen minstens 6/10 van de punten behaalden.

Voor de rangschikking van de geslaagden voor het vergelijkend examen wordt geen rekening gehouden met de uitslag die zij op het voorexamen hebben behaald. 3. Het programma van het vergelijkend examen bedoeld in 1, eerste lid, wordt vastgesteld door de Minister van Buitenlandse Zaken op advies van de Vaste Wervingssecretaris. Het behelst inzonderheid volgende gedeelten : 1° een schriftelijk examen om de maturiteit van de kandidaten te toetsen;2° een mondeling examen dat een beoordeling mogelijk maakt over de algemene ontwikkeling en de openheid van geest van de kandidaat;3° een examen over de voldoende kennis van het Nederlands of het Frans alsook een examen over de voldoende kennis van het Engels, telkens bestaande uit een schriftelijke en mondelinge oefening. Voor de kandidaten behorend tot de carrière Hoofdbestuur die het vergelijkend examen voor de voorbehouden betrekkingen afleggen, bestaat het programma van het vergelijkend examen uit : 1° een examen over de gebruikelijke kennis van het Nederlands of het Frans, zoals bepaald in artikel 14 van het koninklijk besluit van 30 november 1966 tot vaststelling van de voorwaarden voor het uitreiken van de bewijzen omtrent de taalkennis voorgeschreven bij artikel 53 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken samengevat op 18 juli 1966;2° een examen, dat een schriftelijke en mondelinge oefening omvat over de gebruikelijke kennis van het Engels. De Minister van Buitenlandse Zaken kan, op advies van de Vaste Wervingssecretaris, de voornoemde examens aanvullen met een psychotechnisch gedeelte, georganiseerd in één of meer van de volgende vormen : schriftelijk, mondeling, computergestuurd of met gestandaardiseerde vragenlijsten.

De Vaste Wervingssecretaris bepaalt de volgorde van de examengedeelten.

Tot een volgend examengedeelte worden enkel de kandidaten toegelaten die bij het vorig examengedeelte minstens het minimum aantal punten behaalden.

De Vaste Wervingssecretaris bepaalt het aantal punten dat aan het volledig examen en aan ieder examengedeelte wordt toegekend.

Om bij een vergelijkend examen te voldoen moeten de kandidaten 5/10 van de punten behalen voor iedere oefening van het taalexamen en bovendien 6/10 van de punten voor ieder examen. 4. Als geslaagd worden beschouwd de kandidaten die het vereiste minimum van de punten hebben behaald. De geslaagden van een vergelijkend wervingsexamen bedoeld in 1, eerste lid, behouden het voordeel van hun goede uitslag gedurende twee jaar te rekenen van de datum van het proces-verbaal van het vergelijkend examen.

Indien het gedurende deze periode nodig is aan te werven, dan worden de geslaagden die aan de gestelde eisen voldoen, in de orde van hun rangschikking tot de stage in de Kanselarijcarrière toegelaten.

Onder geslaagden van twee of meer in 1, eerste lid, bedoelde vergelijkende wervingsexamens wordt voorrang verleend aan de geslaagden van het vergelijkend examen waarvan het proces-verbaal op de verst afgelegen datum is afgesloten. 5. Onverminderd de bepalingen betreffende de leeftijdsgrens mogen de kandidaten niet meer dan driemaal aan een vergelijkend examen deelnemen. Voor de berekening van dit maximum : worden deelnemingen aan wervingsexamens afgelegd in het Nederlands en het Frans samengeteld; wordt het slagen voor een wervingsexamen niet in aanmerking genomen. 6. De voor de ambtenaren van de carrière Hoofdbestuur voorbehouden betrekkingen die open zouden blijven bij gebrek aan geslaagden, worden toegekend aan kandidaten die geslaagd zijn voor het vergelijkend examen voor toelating tot de proeftijd.7. De leden van de examencommissie worden aangewezen door de Vaste Wervingssecretaris, in gemeen overleg met de Minister van Buitenlandse Zaken, behalve de leden van de examencommissie die de kennis van het Nederlands of het Frans moet nagaan, waarvan de samenstelling tot de uitsluitende bevoegdheid van de Vaste Wervingssecretaris behoort.'

Art. 6.Artikel 44 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1975, wordt vervangen als volgt : " Artikel 44. 1. De geslaagden worden door de Minister van Buitenlandse Zaken tot de stage toegelaten. De stage duurt achttien maanden. 2. De geslaagden die weigeren in dienst te treden worden definitief van de lijst van de geslaagden geschrapt. Geslaagden die voorlopig geen gevolg wensen te geven aan een verzoek tot indiensttreding verkijgen uitstel. Tijdens dit uitstel verliezen zij het voordeel van hun plaats in de rangschikking. Met hun kandidatuur wordt maar opnieuw rekening gehouden op hun verzoek. 3. De Minister van Buitenlandse Zaken stelt de voor de organisatie van de stage vereiste verordeningsbepalingen vast.4. De stage staat onder leiding van een stagemeester.5. Tot de stage kunnen niet meer worden toegelaten de kandidaten die, in de gevallen bepaald door de Minister van Buitenlandse Zaken naar een bepaalde sessie van de stage zijn verwezen en, behoudens overmacht, niet aan de sessie deelnemen.'

Art. 7.Het artikel 6, van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 april 1973, 12 juli 1982 en 19 oktober 1993; arti-kel 7 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1975; artikel 42 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 13 april 1973, 12 juli 1982 en 19 oktober 1993, alsook artikel 44 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1975, blijven van toepassing op de wervingsexamens voor de carrière Buitenlandse Dienst en de Kanselarijcarrière, voor zover de toelatingsvoorwaarden en het programma van die examens in het Belgisch Staatsblad zijn bekendgemaakt vóór de datum waarop dit besluit in werking treedt.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 9.Onze Minister van Buitenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 juni 1997.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Buitenlandse Zaken, E. DERYCKE

^