Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 juni 2002
gepubliceerd op 22 augustus 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten voor de werknemers die geen gebruik maken van het openbaar vervoer - Bestaanszekerheid - Arbeidstijdverkorting - sector witzandexploitaties

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012812
pub.
22/08/2002
prom.
11/06/2002
ELI
eli/besluit/2002/06/11/2002012812/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 JUNI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten voor de werknemers die geen gebruik maken van het openbaar vervoer - Bestaanszekerheid - Arbeidstijdverkorting - sector witzandexploitaties (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2001, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten voor de werknemers die geen gebruik maken van het openbaar vervoer - Bestaanszekerheid - Arbeidstijdverkorting - sector witzandexploitaties.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 juni 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant Collectieve arbeidsovereenkomst van 26 juni 2001 Werkgeversbijdrage in de vervoerskosten voor de werknemers die geen gebruik maken van het openbaar vervoer - Bestaanszekerheid - Arbeidstijdverkorting - sector witzandexploitaties (Overeenkomst geregistreerd op 23 augustus 2001 onder het nummer 58612/CO/102.06)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de witzandexploitaties welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant.

Onder "werknemers" worden de arbeiders en de arbeidsters verstaan.

TITEL I. - Werkgeversbijdrage in de vervoerskosten voor de werknemers die geen gebruik maken van het openbaar vervoer

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is niet van toepassing op werknemers die op de "Schans" in een huis van de firma "S.C.R. Sibelco N.V. Maatschappelijke zetel : Quellinstraat 49, 2000 Antwerpen", wonen.

Art. 3.Vanaf 1 januari 1980 wordt aan de werknemers een bijdrage in de vervoerskosten toegekend, ongeacht welke de afstand is tussen de werkplaats en de woning.

Art. 4.De bijdrage in de vervoerskosten die aan de werknemers wordt verleend is, wat het bedrag betreft, principieel gebaseerd op het stelsel "tussenkomst in sociaal abonnement Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen. » Dit betekent bijvoorbeeld dat de werkgevers aan de werknemers die 3 km van het werk verwijderd wonen, het maandbedrag zullen betalen volgens het terugbetalingstelsel van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.

Bovenvermeld barema wordt echter als volgt aangevuld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 5.Beide partijen komen overeen om de terugbetaling van de vervoerskosten (sociaal abonnement) die gebaseerd zijn op de tarieven van de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen vanaf 1 april 2001 op te trekken van de gemiddelde 50 pct. naar gemiddeld 60 pct.

Art. 6.De vergoeding wordt enkel betaald voor dagen effectieve aanwezigheid.

Op het einde van het jaar wordt dus berekend hoeveel normale werkdagen er in het jaar waren.

Voor elke werknemer wordt het aantal dagen effectieve aanwezigheid vastgesteld en de vergoeding wordt betaald op basis van de volgende formule : maandelijkse bijdrage maal 12, maal het aantal dagen aanwezigheid te delen door het aantal normale werkdagen.

Ter verduidelijking : als niet-gepresteerde dagen gelden onder andere vakantiedagen, afwezigheid wegens ziekte of ongeval, sociale vorming, klein verlet,...

Art. 7.De vergoeding wordt eenmaal per kalenderjaar betaald, namelijk met de loonuitbetaling van februari.

Art. 8.De werknemers uit de streek van Mol/Dessel, die afwisselend via de vlotbrug en via een andere weg de verplaatsing van en naar het werk verrichten, krijgen hun bijdrage berekend op basis van het rekenkundig gemiddelde van de twee afstanden zoals deze werden medegedeeld.

Voor de werknemers die afwisselend op twee verschillende werkplaatsen tewerkgesteld zijn, bijvoorbeeld afwisselend op de "Schans" en op "Rauw", zal door de directie een concrete verdeelsleutel uitgewerkt worden.

Art. 9.De werkgevers hebben het recht om te allen tijde te controleren of de opgegeven afstand met de werkelijkheid overeenstemt.

Art. 10.De collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 1980, gesloten in het "gewestelijk paritair comité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Limburg, Antwerpen, West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen", tot vaststelling van de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten van de werklieden tewerkgesteld in de witzandexploitaties en die geen openbaar vervoermiddel gebruiken, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 19 september 1980, wordt opgeheven.

TITEL II. - Bestaanszekerheid in de witzandexploitaties A. Beginselverklaring

Art. 11.De werkgevers verbinden er zich toe : 1° de werknemersorganisaties, zo vlug mogelijk, op de hoogte te stellen van een eventuele werkloosstelling of van een collectief ontslag;2° wanneer er werkloos wordt gesteld, in de mate van het mogelijke en indien de goede gang van het bedrijf het toelaat : a) een beurtregeling in te voeren onder de werknemers met gelijkwaardige functies;b) het betrokken personeel in andere afdelingen tewerk te stellen;3° in geval van collectief ontslag, hun invloed aan te wenden om de betrokken werknemers een betrekking te bezorgen in andere ondernemingen. B. Sociale voordelen Sectie 1. - Gedeeltelijke werkloosheid

Art. 12.De werknemers hebben recht op een bestaanszekerheidsuitkering wanneer ze door de werkgever tijdelijk werkloos worden gesteld.

De bestaanszekerheidsuitkering wordt vanaf 1 februari 2001 eenvorming op 17,35 EUR per dag gedeeltelijke werkloosheid gebracht ongeacht de gezinstoestand of de duur van de werkloosheid.

Art. 13.De krachtens artikel 12 toegekende uitkering is enkel verschuldigd wanneer de rechthebbende werkelijk werkloos is en hij het bewijs levert van de genoemde werkloosheid.

Art. 14.De betaling van de bestaanszekerheidsuitkering gebeurt op de normale dagen van de loonsuitbetaling.

Sectie 2. - Ontslag wegens redenen eigen aan de onderneming

Art. 15.Aan de werknemers die minstens 6 maanden, maar minder dan een jaar anciënniteit tellen, wordt in alle gevallen van ontslag wegens redenen eigen aan de onderneming, een ontslagvergoeding uitgekeerd van 55,08 EUR.

Art. 16.Aan de werknemers die 1 jaar en meer anciënniteit tellen wordt de keuze gelaten tussen : 1° ofwel het voordeel van de uitkeringen voorzien in geval van gedeeltelijke werkloosheid naar mate van maximum : 50 dagelijkse uitkeringen voor de werknemers die 1 tot minder dan 2 jaar anciënniteit tellen : 75 dagelijkse uitkeringen voor de werknemers die 2 tot minder dan 5 jaar anciënniteit tellen; 120 dagelijkse uitkeringen voor de werknemers die 5 tot minder dan 10 jaar anciënniteit tellen; 150 dagelijkse uitkeringen voor de werknemers die 10 tot minder dan 15 jaar anciënniteit tellen; 200 dagelijkse uitkeringen voor de werknemers die 15 tot minder dan 20 jaar anciënniteit tellen; 300 dagelijkse uitkeringen voor de werknemers die 20 jaar en meer anciënniteit tellen.

Dit aantal uitkeringen berekend in de arbeidsregeling van 6 dagen per week wordt pro rata omgezet voor de werknemers van de arbeidsregeling van 5 dagen per week.

De fracties worden naar de hogere eenheid afgerond.

Deze uitkeringen zijn slechts verschuldigd in de mate dat de rechthebbende werkelijk werkloos is en mits rechtvaardiging van de werkloosheid; 2° ofwel het voordeel van een ontslagvergoeding gelijk aan : 50 pct.van het totaal der uitkeringen voorzien onder 1° indien de werknemer jonger dan 45 jaar is; 75 pct. van dit totaal indien hij 45 jaar of ouder is.

Art. 17.De keuze tussen de ontslagvergoeding en het voordeel van de dagelijkse uitkeringen voor bestaanszekerheid is onherroepelijk en moet door de werknemer worden gedaan voor het verstrijken van de wettelijke opzegging.

Sectie 3. - Ontslag van bejaard personeel

Art. 18.Aan de werknemers van 63 jaar en ouder, die minstens 10 jaar anciënniteit hebben en die afgedankt worden om redenen eigen aan de onderneming, betaalt de werkgever tot de wettelijke pensioenleeftijd een wekelijkse forfaitaire uitkering van 20,45 EUR.

Art. 19.De leeftijd bepaald om dit voordeel te genieten kan worden vervroegd met een periode die afhangt van de anciënniteit : - tot 62 jaar en 3 maanden, voor een anciënniteit van 10 tot minder dan 15 jaar; - tot 62 jaar voor een anciënniteit van 15 tot minder dan 20 jaar; - tot 61 jaar en 6 maanden, voor een anciënniteit van 20 tot minder dan 25 jaar; - tot 61 jaar voor een anciënniteit van 25 en meer jaren.

Art. 20.Gedurende deze anticipatieperiode genieten de ontslagen werknemers de bestaanszekerheidsuitkering voorzien in artikel 12 (gedeeltelijke werkloosheid).

Art. 21.De werknemers bedoeld bij deze sectie blijven tot aan hun pensionering het voordeel van de eindejaarspremie genieten.

C. Cumulatie van voordelen

Art. 22.Ingeval van latere verhoging van de wettelijke werkloosheidsuitkeringen of van toekenning van een nieuw sociaal voordeel, dat daarmee kan gelijkgesteld worden, die het gevolg zijn van wettelijke beschikkingen of van een paritaire overeenkomst gesloten op interprofessioneel vlak, worden de bepalingen vastgesteld in titel II van deze collectieve arbeidsovereenkomst nietig en moeten zij automatisch worden herzien.

Om het bestaande regime aan te passen, moet rekening gehouden worden met de verhoogde lasten die de ondernemingen dragen.

D. Eindbepaling

Art. 23.De collectieve arbeidsovereenkomst van 6 juni 1980 gesloten in het Paritair Comité voor het groefbedrijf ("gewestelijk paritair comité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Limburg, Antwerpen, West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen") betreffende de bestaanszekerheid in de witzandexploitaties, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 3 april 1981, wordt opgeheven.

TITEL III. - Arbeidstijdverkorting

Art. 24.Vanaf 1 mei 1984 is de arbeidsduur vastgesteld op 37 uur per week, met perekwatie van de lonen.

Art. 25.De collectieve arbeidsovereenkomst van 11 mei 1983, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen en Limburg, betreffende de aanwending van de bijkomende loonmatiging voor de tewerkstelling in de witzandexploitaties, algemeen verbindend bij koninklijk besluit van 27 juli 1983, wordt opgeheven.

Art. 26.De collectieve arbeidsovereenkomst van 5 oktober 2000, gesloten in het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant, betreffende de werkgeversbijdrage in de vervoerskosten voor de werknemers die geen gebruik maken van het openbaar vervoer - bestaanszekerheid - arbeidstijdverkorting - sector witzandexploitaties, neergelegd ter Griffie van de Administratie van de collectieve arbeidsbetrekkingen onder het nummer 56040/CO/102.06, wordt opgeheven.

Overgangsmaatregelen

Art. 27.De artikelen of onderdelen ervan die in de eerste rij(en) en de eerste en vierde kolom van de volgende rij(en) van onderstaande tabel worden vermeld, hebben betrekking op deze arbeidsovereenkomst.

Voor de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van de tabel gelden vanaf de dag van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld TITEL IV. - Geldigheidsduur

Art. 28.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 5 oktober 2000 en is gesloten voor onbepaalde duur.

Zij kan met een opzegtermijn van drie maanden door elk van de partijen worden opgezegd bij een ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor het bedrijf der grint- en zandgroeven welke in openlucht geëxploiteerd worden in de provincies Antwerpen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg en Vlaams-Brabant en aan elk der contracterende partijen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 juni 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^