Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 juni 2002
gepubliceerd op 29 juni 2002

Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 113 en 144 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, en tot invoeging van een artikel 129bis in hetzelfde besluit, tot invoering van een werkhervattingstoeslag voor oudere werklozen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012836
pub.
29/06/2002
prom.
11/06/2002
ELI
eli/besluit/2002/06/11/2002012836/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 JUNI 2002. - Koninklijk besluit tot wijziging van de artikelen 113 en 144 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, en tot invoeging van een artikel 129bis in hetzelfde besluit, tot invoering van een werkhervattingstoeslag voor oudere werklozen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, inzonderheid op artikel 7, § 1, derde lid, i , vervangen bij de wet van 14 februari 1961, en p , ingevoegd bij de wet van 30 december 2001;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, inzonderheid op de artikelen 113, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 mei 1993 en het koninklijk besluit van 20 juli 2000, en 144, § 2, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 14 september 1992, 2 oktober 1992, 25 mei 1993, 14 december 1994, 22 november 1995, 22 december 1995, 9 juni 1997, 8 augustus 1997, 10 juli 1998, 19 december 2001 en 25 januari 2002;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening, gegeven op 18 april 2002;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 24 mei 2002;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 5 juni 2002;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid gemotiveerd door het feit dat de bepalingen van dit besluit zich kaderen in de meer algemene politiek van de hertewerkstelling van oudere werklozen en dat de maatregelen betreffende de inschrijving als werkzoekende van deze categorie werklozen reeds in werking treden op 1 juli 2002, hetgeen tot gevolg heeft dat de maatregelen voorzien bij dit besluit in werking dienen te treden op dezelfde datum teneinde te vermijden dat de werklozen bedoeld in dit besluit een aanzienlijk inkomensverlies zouden kunnen lijden.

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 113 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 mei 1993 en 20 juli 2000, wordt de verwijzing « , 129bis » ingevoegd tussen de verwijzingen « 127 » en « en 131bis ».

Art. 2.In hetzelfde besluit, wordt een artikel 129bis ingevoegd, luidend als volgt : « Art. 129bis . § 1. In uitvoering van artikel 7, § 1, derde lid, p , van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders kan de werkhervattingstoeslag toegekend worden aan de werknemer die reeds effectief na 28 februari 2002 de anciënniteitstoeslag heeft genoten als volledig werkloze.

De werkhervattingstoeslag ten bedrage van 150 EUR per kalendermaand kan toegekend worden indien de werknemer gelijktijdig de volgende voorwaarden vervult : 1° de werknemer dient een aanvraag in tot het bekomen van de werkhervattingstoeslag en hij voldoet op het tijdstip van de aanvang van de arbeidsovereenkomst en van de aanvraag, aan alle toelaatbaarheids- en toekenningsvoorwaarden om aanspraak te kunnen maken op uitkeringen;2° de werknemer is in de loop van de maand waarvoor de toeslag gevraagd wordt, verbonden door een arbeidsovereenkomst;3° de werknemer heeft voor de betreffende maand geen enkele uitkering als volledig werkloze overeenkomstig een uitkeringsstelsel voorzien in artikel 100 of 103, noch een uitkering in het kader van een volledige of gedeeltelijke beroepsloopbaanonderbreking of in het kader van het tijdskrediet, noch een uitkering in het kader van de ziekte- en invaliditeitsverzekering als volledig werkloze, ontvangen;4° de werknemer heeft voor de beschouwde periode geen inkomensgarantie-uitkering aangevraagd;5° de werknemer geniet geen aanvullende vergoeding toegekend in het kader van het conventioneel brugpensioen of in het kader van het koninklijk besluit van 19 september 1980 betreffende het recht op werkloosheidsuitkeringen en op aanvullende vergoedingen van ontslagen bejaarde grensarbeiders of die volledig werkloos zijn gesteld;6° de werknemer heeft voorheen nog geen uitkering genoten als bedoeld in 5°. Het feit dat de werknemer niet gerechtigd is op uitkeringen ingevolge de ontvangst van een vergoeding zoals bedoeld in artikel 46, § 1, eerste lid, 5°, wordt voor de toepassing van het tweede lid, 1°, niet als een beletsel beschouwd. § 2. De werkhervattingstoeslag wordt evenwel niet toegekend indien de werknemer : 1° in toepassing van de artikelen 64, 65, § 1, en 67 niet meer gerechtigd is op uitkeringen;2° zijn gewone verblijfplaats niet in België heeft, behalve indien deze voorwaarde vervalt ingevolge de toepassing van bilaterale of internationale verdragen;3° behoort tot de categorieën bedoeld in artikel 28, § 3. Het recht op de werkhervattingstoeslag kan evenwel behouden blijven voor de betreffende maand indien : 1° het beletsel vermeld in het eerste lid geen betrekking heeft op de volledige maand;2° de werknemer overlijdt in de loop van de maand. § 3. Het recht op de werkhervattingstoeslag wordt toegekend voor een hernieuwbare periode van 12 maanden, voorzover de werknemer in dienst blijft bij dezelfde werkgever. Het wordt slechts toegekend vanaf de datum van de aanvraag mits indiening van een uitkeringsaanvraag op de wijze en binnen de termijnen geldend voor een uitkeringsaanvraag als tijdelijk werkloze. De verlenging geschiedt mits de werknemer de aanvraag bevestigt. De aanvraag moet hernieuwd worden in geval van werkhervatting bij een andere werkgever.

De werknemer die overeenkomstig het vorige lid een uitkeringsaanvraag heeft ingediend, moet aangifte doen van gebeurtenissen die een beletsel vormen voor de toekenning van de toeslag, op de wijze en binnen de termijnen geldend voor de aangifte van een wijzigende gebeurtenis.

In afwijking van artikel 160, § 1, derde lid, stelt de uitbetalingsinstelling het recht voor de beschouwde maand vast op grond van dit artikel, zonder dat een verantwoordingsstuk moet worden ingediend, uitgaande van de veronderstelling dat de werkloze verder voldoet aan de vereisten voor de toekenning van de toeslag, tot op het tijdstip waarop zij een uitkeringsaanvraag als volledig werkloze of een aanvraag om de inkomensgarantie-uitkering of een aangifte van een wijzigende gebeurtenis ontvangt.

De aanvraag, de bevestiging en de aangifte bedoeld in de vorige leden geschieden door middel van een verklaring waarvan het model wordt vastgesteld door het beheerscomité. § 4. Voor de toepassing van artikel 148, 1°, op grond waarvan een nieuwe uitkeringsaanvraag moet worden ingediend na een onderbreking van het genot van de uitkeringen, wordt abstractie gemaakt van de betaling van de toeslag.

De werkhervattingstoeslag wordt, in afwijking van artikel 27, 4°, niet als een uitkering beschouwd voor de toepassing van de artikelen 38, § 1, eerste lid, 1°, 42, 79, § 4, 92, 93 en 97.

Wordt voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld met een periode tijdens dewelke de werknemer verbonden is door een arbeidsovereenkomst : 1° de periode tijdens dewelke de werknemer statutair tewerkgesteld is;2° de periode die gedekt is door een vergoeding ingevolge de beëindiging van een arbeidsovereenkomst, die in toepassing van artikel 46 als loon wordt beschouwd en de periode gedekt door uitgestelde bezoldiging als leerkracht.»

Art. 3.In artikel 144, § 2, eerste lid, gewijzigd bij koninklijke besluiten van 14 september 1992, 2 oktober 1992, 25 mei 1993, 14 december 1994, 22 november 1995, 22 december 1995, 9 juni 1997, 8 augustus 1997, 10 juli 1998, 19 december 2001 en 25 januari 2002, wordt een 10° ingevoegd, luidend als volgt : « 10° het recht op de werkhervattingstoeslag wordt ontzegd op grond van artikel 129bis. »

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2002.

Het voordeel van artikel 129bis , zoals ingevoegd bij dit besluit, is echter slechts toepasselijk indien de indiensttreding ten vroegste samenvalt met de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Tot 31 december 2002 wordt de werkhervattingstoeslag zoals bedoeld in artikel 129bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering slechts toegekend indien de werknemer in de periode van zes maanden voorafgaand aan het tijdstip van de aanvang van de arbeidsovereenkomst bedoeld in dit artikel 129bis , § 1, tweede lid, 1°, niet reeds in dienst was van dezelfde werkgever of werkte in dezelfde onderneming, behalve indien hij tijdens deze tewerkstelling reeds gerechtigd kon zijn op de werkhervattingstoeslag.

Art. 5.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 juni 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 28 december 1944, Belgisch Staatsblad van 30 december 1944. Wet van 30 december 2001, Belgisch Staatsblad van 31 december 2001.

Koninklijk besluit van 25 november 1991, Belgisch Staatsblad van 31 december 1991.

Koninklijk besluit van 14 september 1992, Belgisch Staatsblad van 23 september 1992.

Koninklijk besluit van 2 oktober 1992, Belgisch Staatsblad van 10 oktober 1992.

Koninklijk besluit van 25 mei 1993, Belgisch Staatsblad van 28 mei 1993.

Koninklijk besluit van 14 december 1994, Belgisch Staatsblad van 29 december 1994.

Koninklijk besluit van 22 november 1995, Belgisch Staatsblad van 8 december 1995.

Koninklijk besluit van 22 december 1995, Belgisch Staatsblad van 13 januari 1996.

Koninklijk besluit van 9 juni 1997, Belgisch Staatsblad van 21 juni 1997;

Koninklijk besluit van 8 augustus 1997, Belgisch Staatsblad van 9 september 1997;

Koninklijk besluit van 10 juli 1998, Belgisch Staatsblad van 24 juli 1998.

Koninklijk besluit van 20 juli 2000, Belgisch Staatsblad van 30 augustus 2000.

Koninklijk besluit van 19 december 2001, Belgisch Staatsblad van 12 januari 2002.

Koninklijk besluit van 25 januari 2002, Belgisch Staatsblad van 22 februari 2002.

^