Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 juni 2020
gepubliceerd op 22 juli 2020

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de steenbakkerij, betreffende de arbeidsvoorwaarden voor de periode 2019-2020

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2020040781
pub.
22/07/2020
prom.
11/06/2020
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 JUNI 2020. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de steenbakkerij, betreffende de arbeidsvoorwaarden voor de periode 2019-2020 (1)


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de steenbakkerij;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 2019, gesloten in het Paritair Comité voor de steenbakkerij, betreffende de arbeidsvoorwaarden voor de periode 2019-2020.

Art. 2.De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 juni 2020.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Werk, N. MUYLLE _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968Relevante gevonden documenten type wet prom. 05/12/1968 pub. 22/05/2009 numac 2009000346 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de steenbakkerij Collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 2019 Arbeidsvoorwaarden voor de periode 2019-2020 (Overeenkomst geregistreerd op 6 september 2019 onder het nummer 153631/CO/114) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en arbeiders van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de steenbakkerij.

De termen "arbeider", "hij", "zijn",... verwijzen naar arbeiders en arbeidsters. HOOFDSTUK II. - Arbeidsduur

Art. 2.De gemiddelde wekelijkse arbeidsduur is vastgesteld op 38 uur. HOOFDSTUK III. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 3.De in hoofdstuk IV vastgestelde lonen, de werkelijk uitbetaalde lonen, alsook de lonen van de arbeiders die geheel of gedeeltelijk per stuk worden betaald, de ploegenpremies bedoeld bij hoofdstuk VIII, worden gekoppeld aan de afgevlakte gezondheidsindex van de consumptieprijzen en staan tegenover het referte-indexcijfer 106,80.

Art. 4.Het referte-indexcijfer 106,80 is de spil van de stabilisatieschijf waarvan 106,27 de laagste grens en 107,33 de hoogste grens is.

Art. 5.a) De lonen en tarieven worden niet verlaagd wanneer het indexcijfer de laagste grens van de van kracht zijnde stabilisatieschijf heeft bereikt. b) De lonen en tarieven worden verhoogd met 0,5 pct.wanneer het indexcijfer de hoogste grens van de van kracht zijnde stabilisatieschijf heeft bereikt of overschreden.

Spil

Hoogste grens

Pivot

Limite supérieure

106,80

107,33

106,80

107,33

107,33

107,87

107,33

107,87

107,87

108,41

107,87

108,41

108,41

108,95

108,41

108,95

108,95

109,49

108,95

109,49

109,49

110,04

109,49

110,04

110,04

110,59

110,04

110,59

110,59

111,14

110,59

111,14

111,14

111,70

111,14

111,70

111,70

112,26

111,70

112,26

...

...

...

...


Art. 6.Het resultaat van de berekening in artikel 5, b) wordt op de dichtst benaderende eurocent afgerond, met dien verstande dat 0,5 eurocent en meer naar boven wordt afgerond, minder dan 0,5 eurocent wordt naar beneden afgerond.

Art. 7.De loonaanpassingen zijn van toepassing vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarvan het indexcijfer aanleiding geeft tot aanpassing. HOOFDSTUK IV. - Lonen

Art. 8.De bruto minimumuurlonen van de arbeiders bedragen op 1 maart 2019 :

Klasse

Lonen op 1 maart 2019

Classe

Salaires au 1er mars 2019

1

13,93 EUR

1

13,93 EUR

2

14,94 EUR

2

14,94 EUR

3

15,25 EUR

3

15,25 EUR

4

15,42 EUR

4

15,42 EUR

5

15,61 EUR

5

15,61 EUR

6

15,89 EUR

6

15,89 EUR

7

16,21 EUR

7

16,21 EUR

8

16,95 EUR

8

16,95 EUR


Met ingang van 1 juli 2019 worden deze bruto uurlonen verhoogd met 1,1 pct.. Omdat het indexcijfer eveneens de hoogste grens van de van kracht zijnde stabilisatieschijf heeft bereikt of overschreden, bedragen de lonen met ingang van 1 juli 2019 vanaf die datum :

Klasse

Lonen vanaf 1 juli 2019

Classe

Salaires à partir du 1er juillet 2019

1

14,15 EUR

1

14,15 EUR

2

15,18 EUR

2

15,18 EUR

3

15,49 EUR

3

15,49 EUR

4

15,67 EUR

4

15,67 EUR

5

15,86 EUR

5

15,86 EUR

6

16,15 EUR

6

16,15 EUR

7

16,47 EUR

7

16,47 EUR

8

17,22 EUR

8

17,22 EUR


Tevens worden de reële bruto lonen, indien deze hoger zouden liggen dan de baremieke lonen, met ingang van 1 juli 2019 verhoogd met 1,1 pct.

Art. 9.Aan de arbeiders op de loonlijst bij één van de werkgevers zoals gedefinieerd in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst gedurende het eerste semester van 2019 (in de periode van 1 januari tot 30 juni 2019) en nog steeds in dienst op 1 juli 2019, worden op éénmalige, niet-recurrente wijze, ecocheques toegekend met een totale waarde van 50 EUR, uiterlijk in de loop van de maand september 2019, in toepassing van en in overeenstemming met artikel 19quater, § 2 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders. De waarde van de ecocheques wordt geproratiseerd in functie van de tewerkstelling bij de werkgever en het tewerkstellingsregime.

Art. 10.§ 1. Sinds 1 januari 2016 hebben de arbeiders recht maaltijdcheques. De maaltijdcheque heeft minstens een faciaal tarief van 2,70 EUR per dag (dit is : werkgeversaandeel 1,61 EUR, werknemersaandeel 1,09 EUR per dag). § 2. Bedrijven die gelijktijdig, hetzij voor prestaties van voltijdse werknemers, hetzij voor prestaties van deeltijdse werknemers, hetzij voor beide, verschillende arbeidsregelingen toepassen en die inzake meerprestaties verplicht zijn om artikel 26bis van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten toe te passen, berekenen het aantal dagen door het aantal uren normale werkelijke arbeid, meerprestaties zonder inhaalrust, meerprestaties mits inhaalrust en andere meerprestaties mits inhaalrust die de werknemer tijdens het kwartaal heeft gepresteerd, te delen door het normale aantal uren per dag van de maatpersoon.

Indien deze bewerking een decimaal getal oplevert, wordt het afgerond op de hogere eenheid. Indien het aldus verkregen getal groter is dan het maximum aantal werkbare dagen van de maatpersoon in het kwartaal, wordt het tot dit laatste beperkt.

Het normale aantal uren per dag van de maatpersoon in een 5-dagenweek bedraagt 7,6 uren.

Het maximum aantal werkbare dagen in het kwartaal van een maatpersoon in een 5-dagenweek bedraagt 65 (5 x 13). HOOFDSTUK V. - Jobstudenten

Art. 11.Het sectoraal bruto minimumuurloon in het geval van studentenarbeid wordt vastgelegd op basis van het barema-uurloon van functieklasse 3, verminderd met de werknemersbijdrage voor de RSZ. Op 1 juli 2019 bedraagt dit referte-uurloon 13,30 EUR bruto, zijnde 15,49 EUR - 2,19 EUR. Dit referteloon is gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen zoals voorzien in hoofdstuk III. In het geval het gaat om het eerste kalenderjaar van tewerkstelling als jobstudent, in dienst van een onderneming bedoeld in artikel 1, bedraagt het minimumloon 75 pct. van het in dit artikel vermelde referteloon. Dit minimumuurloon bedraagt op 1 juli 2019 aldus 9,98 EUR bruto.

In het geval het gaat om het tweede kalenderjaar van tewerkstelling als jobstudent, in dienst van een onderneming bedoeld in artikel 1, bedraagt het minimumloon 80 pct. van het in dit artikel vermelde referteloon. Dit minimumuurloon bedraagt op 1 juli 2019 aldus 10,64 EUR bruto.

In het geval het gaat om het derde kalenderjaar van tewerkstelling als jobstudent, in dienst van een onderneming bedoeld in artikel 1, bedraagt het minimumloon 85 pct. van het in dit artikel vermelde referteloon. Dit minimumuurloon bedraagt op 1 juli 2019 aldus 11,31 EUR bruto.

In het geval het gaat om het vierde kalenderjaar van tewerkstelling of meer als jobstudent, in dienst van een onderneming bedoeld in artikel 1, bedraagt het minimumloon 90 pct. van het in dit artikel vermelde referteloon. Dit minimumuurloon bedraagt op 1 juli 2019 aldus 11,97 EUR bruto.

Art. 12.Studenten die in ploegen werken, ontvangen een ploegenpremie zoals voorzien in artikel 15. In geval van tewerkstelling op zaterdag of op een zondag of een wettelijke feestdag, worden dezelfde toeslagen betaald als voorzien in de artikelen 13 en 14. HOOFDSTUK VI. - Toeslagen voor zaterdag- en zondagwerk

Art. 13.Aan alle arbeiders die op zaterdag worden tewerkgesteld, wordt een toeslag betaald van 33,33 pct., berekend op het werkelijk betaalde uurloon, ploegenpremie uitgezonderd.

Deze toeslag is niet verschuldigd wanneer het zaterdagwerk geschiedt boven de van kracht zijnde wekelijkse maximum arbeidsduur en waarvoor een overloon betaald wordt bij toepassing van hoofdstuk III, afdeling II - Arbeidsduur - van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten.

Art. 14.Een extra wettelijke toeslag van 100 pct. van het loon wordt betaald voor het werk op zondag en op een wettelijke feestdag. HOOFDSTUK VII. - Ploegenpremies

Art. 15.De arbeiders die in ploegen werken, ontvangen met ingang van 1 januari 2019 een ploegenpremie die als volgt is vastgesteld : a) Voor de uren gepresteerd tussen 6 uur en 22 uur, voor zover het om opeenvolgende en afwisselende ploegen gaat : 4,5 pct.van het barema-uurloon van functieklasse 5 voor de morgenploeg en voor de namiddagploeg; b) Voor de uren gepresteerd tussen 22 uur en 6 uur : 18 pct.van het barema-uurloon van functieklasse 5 voor de nachtploeg; c) Voor het werk dat aanvangt vóór 7 uur of vanaf 9 uur, uitgezonderd voor de voorbereidende en aanvullende werkzaamheden welke noodzakelijk zijn om de productie op het vastgestelde uur te kunnen aanvangen : 4 pct.van het barema-uurloon van functieklasse 5.

De berekening van de in dit artikel bepaalde ploegenpremie geschiedt tot de tweede decimaal. HOOFDSTUK VIII. - Oproepingspremie en permanentievergoeding

Art. 16.Behoudens bestaande gunstigere regelingen op bedrijfsvlak ontvangen de arbeiders die worden opgeroepen, een oproepingspremie gelijk aan één uur basisloon.

Onder "oproeping" wordt verstaan : de gevallen waarin arbeiders, die zich thuis of buiten de onderneming bevinden, worden opgeroepen om een prestatie te leveren waarvan zij niet minstens 8 uur op voorhand werden verwittigd, met uitsluiting van gevallen van vervanging van zieken of onverwachte afwezigheden.

Art. 17.Arbeiders die gedurende een bepaalde tijd beschikbaar of oproepbaar moeten blijven, dienen hiervoor te worden vergoed.

Deze "permanentievergoeding" moet op ondernemingsvlak worden vastgelegd. Zij dient in verhouding te staan met de concrete inhoud die er op bedrijfsvlak aan deze permanentie wordt gegeven. HOOFDSTUK IX. - Toeslag in geval van ziekte of ongeval

Art. 18.Een toeslag wordt betaald aan de arbeiders die arbeidsongeschikt zijn ten gevolge van (i) ziekte, andere dan een beroepsziekte, of van (ii) een ongeval, andere dan een arbeidsongeval.

Een toeslag van 0,74 EUR per werkdag wordt betaald vanaf de 31ste kalenderdag van arbeidsongeschiktheid bedoeld in het vorige lid, voor een maximum van vijfentwintig werkdagen.

De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op de arbeiders met minder dan één jaar anciënniteit in de onderneming. HOOFDSTUK X. - Kort verzuim Beschikkingen die gunstiger zijn dan de wetgeving

Art. 19.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963, wordt het werkverzuim wegens na vermelde redenen, voor de daarbij aangegeven duur, betaald op grond van het normaal loon berekend overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen (voor de deeltijdse werknemers gebeurt de berekening bijgevolg pro rata).

Getuige bij een huwelijk.

De dag van het huwelijk.

Témoin à un mariage.

Le jour du mariage.

Overlijden van een gezinshoofd indien de betrokken werknemer bij deze inwoont.

De dag van het overlijden tot de dag van de begrafenis, met een maximum van drie dagen.

Décès du chef de famille, si l'intéressé habite sous le même toit.

Du jour du décès jusqu'au jour des funérailles avec un maximum de trois jours.

Stillegging van het bedrijf ten teken van rouw.

De duur van de stillegging, met een minimum van een halve dag.

Arrêt de l'entreprise en signe de deuil.

La durée de l'arrêt avec un minimum d'une demi-journée.

Aanduiding door de werkgever om deel uit te maken van een personeelsafvaardiging bij een begrafenis.

De duur van de aanduiding.

Désignation par l'employeur pour faire partie d'une délégation du personnel lors de funérailles.

La durée de la désignation.

Overlijden van een broer of zus van de betrokken werknemer, die bij hem inwoont.

Een bijkomende dag afwezigheid van het werk te nemen in de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt met de dag van de begrafenis.

Décès d'un frère ou d'une soeur de l'ouvrier concerné qui habite chez lui.

Une journée supplémentaire d'absence au travail à prendre au cours de la période qui commence le jour du décès et qui se termine le jour des funérailles.


Art. 20.De vergoeding voor de arbeiders van de nachtploeg Wanneer arbeiders van de nachtploeg recht hebben op een dag werkverzuim met behoud van loon wegens : a) overlijden van een broer, zus, schoonbroer, schoonzus, van de grootvader, de grootmoeder, van een kleinkind, van een overgrootvader, een overgrootmoeder, van een achterkleinkind, van een schoonzoon of schoondochter die niet bij de arbeider inwoont;b) huwelijk van een wettig, gewettigd, aangenomen of natuurlijk erkend kind, broer, zus, schoonbroer, schoonzus, vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder of kleinkind;c) priesterwijding, intrede in het klooster, plechtige communie en het feest van de vrijzinnige jeugd, en wanneer zij normaal zouden gewerkt hebben in de nachtploeg die aanvangt of eindigt op de dag van één der voormelde gebeurtenissen, worden hen de uren welke zij normaal in één van beide nachten zouden gepresteerd hebben, betaald.

Art. 21.De betaling gebeurt bij de eerstvolgende uitbetaling van loon op voorlegging door de arbeiders van de rechtvaardiging van hun afwezigheid.

De arbeiders moeten zo mogelijk het ondernemingshoofd of diens aangestelde van hun afwezigheid vooraf kennis geven. HOOFDSTUK XI. - Afdankingspremie bij definitieve verbreking van de arbeidsovereenkomst door de werkgever

Art. 22.1. De arbeiders waarvan de arbeidsovereenkomsten definitief verbroken wordt door de werkgever hebben recht op een afdankingspremie op voorwaarde dat ze bij deze werkgever een anciënniteit verworven hebben van ten minste één jaar op het ogenblik van de verbreking van de overeenkomst.

De verbreking van de arbeidsovereenkomst door de werkgever om dringende redenen komt niet in aanmerking. 2. Deze premie wordt in een éénmalige uitbetaling toegekend op de laatste uitbetaling van het loon vóór het definitief vertrek van de arbeiders.3. Deze premie bedraagt 24,79 EUR per jaar anciënniteit. HOOFDSTUK XII. - Werk- en inkomenszekerheid

Art. 23.§ 1. Ingeval van noodzakelijke vermindering van het tewerkgesteld personeel en vooraleer over te gaan tot afdankingen omwille van deze reden, wordt overleg gepleegd tussen de werkgevers en de werknemersafgevaardigden, bijgestaan door de gewestelijke vakbondsafgevaardigden.

Zij onderzoeken de volgende mogelijkheden : a) bij prioriteit een regime van beurtwerkloosheid in te voeren verdeeld over een zo groot mogelijk aantal personeelsleden, voor zover de kwalificatie van hun functie en de werkorganisatie het toelaten;b) tot reclassering en wederaanpassing van het betrokken personeel;c) de volledige afbouw van de interimarbeid. Indien op het vlak van de onderneming geen overeenkomst kan bereikt worden, wordt deze kwestie aanhangig gemaakt bij het paritair comité.

De bepalingen van deze paragraaf zijn niet van toepassing op de arbeiders met minder dan één jaar anciënniteit in de onderneming. § 2. In de mate dat het economisch verantwoord is, wordt vermeden werken door derden te laten uitvoeren die door eigen personeel kunnen worden uitgevoerd. § 3. Indien zich een herstructurering zou voordoen in de zin zoals voorzien in de reglementering op de erkenning als "bedrijf in herstructurering", zal een herstructurerings- of tewerkstellingscel worden opgericht, namelijk een werkgroep op ondernemingsvlak, samengesteld uit de leden van de ondernemingsraad en bij ontstentenis werkgever/bedrijfsleider en de syndicale delegatie, de gewestelijke vakbondssecretarissen en iemand van de bedrijfsfederatie.

Deze werkgroep dient na te gaan welke maatregelen het meest adequaat zijn om aan de gestelde problematiek het hoofd te bieden.

Art. 24.De arbeiders die menen te zijn afgedankt met schending van de bepalingen van artikel 23, § 1 hebben de mogelijkheid tot het paritair comité het verzoek te richten, binnen een termijn van dertig dagen na de betekening van de afdanking, om vast te stellen dat de in voornoemd artikel voorziene procedure niet werd nageleefd.

Indien het paritair comité dat zetelt binnen de dertig dagen na ontvangst van het in vorig lid bedoeld verzoek, inderdaad tot het besluit komt dat de procedure niet is nageleefd, geeft dit aan de arbeiders het recht opnieuw in de onderneming te worden opgenomen overeenkomstig de clausules en de voorwaarden van hun arbeidsovereenkomst voor zover zij dit bij een ter post aangetekend schrijven hebben aangevraagd binnen de dertig dagen na het besluit van het paritair comité.

Bij gebrek aan wederopneming is de werkgever gehouden aan de betrokken arbeiders een aanvullende vergoeding te betalen, derwijze dat aan de arbeiders het netto referentieloon wordt gewaarborgd tot het einde van de lopende collectieve arbeidsovereenkomst, met een minimum van zes maanden, voor zover zij tot die datum of tijdens deze periode onvrijwillig werkloos blijven.

Deze aanvullende vergoeding is eveneens verschuldigd voor de periode die ligt tussen het einde van de arbeidsovereenkomst en de datum van de wederopneming.

Het netto referentieloon is datgene dat bepaald wordt door hoofdstuk III, D. van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 gesloten op 19 december 1974 in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers, indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975 en de collectieve arbeidsovereenkomst tot uitvoering ervan.

Indien het paritair comité zich niet heeft kunnen uitspreken, kunnen de betrokken arbeiders, de betrokken syndicale organisatie of de patronale organisatie het geschil aanhangig maken bij de arbeidsrechtbank.

Art. 25.§ 1. In geval van economische werkloosheid wordt zoveel mogelijk gewerkt met een beurtsysteem met inachtname van de arbeidsorganisatie, de veiligheid en de beroepscategorie. Eventuele geschillen dienen te worden besproken met de syndicale afvaardiging/ondernemingsraad. § 2. Geschillen over de toepassing van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten, meer bepaald omtrent het presteren van overuren, dienen eveneens te worden besproken in de ondernemingsraad of, bij ontstentenis daarvan, met de syndicale delegatie. § 3. Kwesties die onopgelost blijven op ondernemingsvlak kunnen worden overgemaakt aan het "toezichtscomité" dat in de schoot van het Paritair Comité voor de steenbakkerij werd ingesteld. HOOFDSTUK XIII. - Eindejaarspremie

Art. 26.Aan alle arbeiders wordt een eindejaarspremie toegekend, waarvan het bedrag gelijk is aan het barema-uurloon van functieklasse 5, van kracht op 1 december, vermenigvuldigd met 164,66 uren.

Art. 27.§ 1. Het recht op de volledige eindejaarspremie wordt verworven door de arbeiders op voorwaarde dat zij in de loop van het dienstjaar : a) 241 dagen effectief hebben gepresteerd of gelijkgesteld;b) niet ontslagen werden wegens dringende redenen. § 2. In geval dat in het dienstjaar minder dan 241 dagen gepresteerd werden, of daarmee gelijkgesteld, wordt de eindejaarspremie berekend naar rato van 1/241ste per gepresteerde of gelijkgestelde dag, vermenigvuldigd met het in artikel 26 bepaald desbetreffend minimumuurloon. § 3. In het geval arbeiders genieten van loopbaanonderbreking/ tijdskrediet zal de eindejaarspremie naar rato van de gewerkte tijd berekend worden.

Naargelang de situatie zich voordoet gebeurt de berekening als volgt : a) Wanneer de arbeiders, gedurende het hele dienstjaar, van een voltijdse loopbaanonderbreking of tijdskrediet hebben genoten, hebben zij geen recht op een eindejaarspremie;b) Wanneer de arbeiders, gedurende het hele dienstjaar, van een loopbaanonderbreking of tijdskrediet hebben genoten in een deeltijds regime, zal het bedrag van de eindejaarspremie, zoals het in artikel 26 is vastgesteld, herleid worden naar rato van de gewerkte tijd, naargelang het regime dat van toepassing is (vier vijfden, halftijds of andere);c) Wanneer de arbeiders gedurende een deel van het dienstjaar voltijds hebben gewerkt en gedurende een deel loopbaanonderbreking of tijdskrediet hebben genoten, zal het bedrag van de eindejaarspremie bestaan uit twee delen : - het ene deel is het deel verworven in de periode dat de arbeiders niet genoten van de loopbaanonderbreking of tijdskrediet.Het bedrag van de eindejaarspremie, zoals bepaald overeenkomstig artikel 26, wordt gedeeld door 24 en vermenigvuldigd met het aantal halve maanden die niet vallen in de periode van loopbaanonderbreking of tijdskrediet; - het andere deel is het deel verworven in de periode van het dienstjaar die samenvalt met loopbaanonderbreking of tijdskrediet. Het bedrag van de eindejaarspremie, zoals bepaald overeenkomstig artikel 26, wordt gedeeld door 24 en vermenigvuldigd met het aantal halve maanden die vallen in de periode van loopbaanonderbreking of tijdskrediet. Het aldus bekomen bedrag wordt, pro rata de gewerkte tijd, herleid tot een nieuw bedrag dat, samen met het eerste deel, het uiteindelijke bedrag van de eindejaarspremie uitmaakt.

Bij de onder deze paragraaf b) en c) beschreven berekeningswijzen van de eindejaarspremie dient eveneens rekening te worden gehouden met de overige bepalingen van dit hoofdstuk XIII.

Art. 28.De arbeiders waarvan de arbeidsovereenkomst tijdens het dienstjaar eindigt om welke reden dan ook, met uitsluiting van deze welke door de werkgever worden ontslagen om dringende reden, genieten van de eindejaarspremie. In geval van overlijden van een arbeider genieten de rechthebbenden van de eindejaarspremie.

Art. 29.Worden met arbeidsprestaties gelijkgesteld voor de toepassing van dit hoofdstuk XIII : § 1. 1. De dagen waarop werkelijk arbeid wordt verricht, wanneer de duur van de dagelijkse prestaties 7,6 uur overschrijdt en het aantal van deze dagen wekelijks minder dan vijf beloopt; hier wordt het aantal effectief gewerkte dagen verkregen door het aantal uren werkelijke arbeid tijdens het kwartaal te delen door 7,6. Indien dit quotiënt een breuk bevat, wordt het tot de hogere eenheid afgerond; 2. De dagen waarop geen arbeid wordt verricht, maar waarvoor de werkgever aan de arbeiders een loon moet betalen dat aanleiding geeft tot berekening van bijdragen.Het zijn inzonderheid de wettelijke feestdagen, de dagen van klein verlet, de dagen tijdens welke de arbeid is geschorst met behoud van het recht op het volledig of gedeeltelijk loon, enz.; 3. De inhaalrustdagen toegekend krachtens de wetgeving op de arbeidsduur en bestemd om de werkelijke arbeidsduur op een gemiddelde van 38 uren te brengen;4. De bijkomende conventionele verlofdagen;5. De dag waarop geen arbeid wordt verricht of die niet betaald is tijdens elk van de weken die vijf arbeidsdagen bevatten, behorende tot hoger vermelde categorieën 1 tot 4, wanneer de wekelijkse arbeid van de arbeiders nu eens over vijf dagen, dan weer over meer dan vijf dagen in de loop van het kwartaal is verdeeld;6. De dagen verlof om dwingende redenen;7. Dagen betaald educatief verlof;8. De dagen syndicaal verlof. Elk daggedeelte, ongeacht de duur van de arbeidsprestaties of het bedrag van het loon dat hierop betrekking heeft, moet als een volledige dag worden aangezien. § 2. 1. a) De dagen van arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte of ongeval, met uitsluiting van arbeidsongeval of beroepsziekte, voor een maximumduur van zes kalendermaanden; b) De dagen van arbeidsongeschiktheid ingevolge arbeidsongeval en/of beroepsziekte;c) De dagen van tijdelijke werkloosheid ingevolge schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens slecht weer, economische oorzaken en technische stoornis overeenkomstig respectievelijk artikelen 49, 50 en 51 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, voor een maximumduur van vier kalendermaanden.2. Indien geen arbeidsprestaties geleverd worden zoals voorzien in artikel 27, § 1, a), is de uitwerking van de gelijkstellingen voorzien in § 2, 1 van huidig artikel beperkt tot het dienstjaar volgend op datgene tijdens hetwelk de arbeidsongeschiktheid bedoeld bij § 2, 1, a) of de tijdelijke werkloosheid voorzien in § 2, 1, c) is ontstaan.

Art. 30.Een ongeoorloofde afwezigheid van meer dan één dag per maand geeft, voor elke bijkomende dag ongeoorloofde afwezigheid, aanleiding tot vermindering van de eindejaarspremie met het bedrag gelijk aan het verworven recht voor vijf arbeidsdagen. Deze vermindering is nochtans beperkt tot het bedrag van de eindejaarspremie dat betrekking heeft op het maximum aantal arbeidsdagen van de betrokken maand.

Art. 31.De uitbetaling van de eindejaarspremie heeft plaats vóór 20 december.

Art. 32.Onder "dienstjaar" bedoeld in dit hoofdstuk XIII dient te worden verstaan : de periode van 1 december tot en met 30 november van het volgend kalenderjaar. HOOFDSTUK XIV. - Bestaanszekerheidsvergoeding

Art. 33.De in artikel 1 bedoelde arbeiders hebben recht op de toekenning van een bestaanszekerheidsvergoeding op voorwaarde dat zij : - de vereiste arbeidsprestaties geleverd hebben in de onderneming; - tijdelijk werkloos werden gesteld ingevolge schorsing van de arbeidsovereenkomst wegens slecht weer, economische oorzaken en technische stoornis overeenkomstig respectievelijk artikelen 49, 50 en 51 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, - en recht hebben op een werkloosheidsuitkering.

Art. 34.De bestaanszekerheidsvergoeding bedraagt per in aanmerking komende werkloosheidsdag : Vanaf 1 januari 2019 : - 8,50 EUR vanaf de 1ste dag werkloosheid gedurende maximum 132 dagen per kalenderjaar; - 2,00 EUR na uitputting van het aantal dagen zoals hiervoor bepaald; conform artikel 51, § 8 van de wet van 3 juli 1978Relevante gevonden documenten type wet prom. 03/07/1978 pub. 03/07/2008 numac 2008000527 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten type wet prom. 03/07/1978 pub. 12/03/2009 numac 2009000158 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de arbeidsovereenkomsten sluiten betreffende de arbeidsovereenkomsten, inzake het gebrek aan werk wegens economische oorzaken.

Vanaf 1 juli 2019 verhoogt het bedrag van 8,50 EUR naar 8,60 EUR. Het bedrag van de bestaanszekerheidsvergoeding wordt bij aanvang van een nieuwe collectieve arbeidsovereenkomst herberekend.

Art. 35.Het recht op bestaanszekerheidsvergoeding vervalt indien de arbeiders die het voordeel van de bestaanszekerheidsvergoeding genieten, geen gevolg geven aan het gebeurlijk verzoek van de werkgever om de arbeid onmiddellijk te hervatten. HOOFDSTUK XV. - Sectoraal pensoenplan

Art. 36.§ 1. In een sectoraal pensioenplan dat sinds 2011 werd ingevoerd, zal door de werkgevers op de individuele pensioenrekening van de individuele arbeiders een netto premie worden gestort van 135 EUR per jaar. De modaliteiten werden vastgelegd in een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst van 18 oktober 2018 met betrekking tot het sectoraal aanvullend pensioenstelsel. § 2. In het kader van de harmonisatie van het aanvullend pensioen voor arbeiders en bedienden zoals voorzien door de WAP en de geleidelijke opheffing van de verschillen die berusten op het onderscheid tussen arbeiders en bedienden inzake aanvullende pensioenen, zal in een werkgroep een omzetting van de afscheidspremie (zoals bepaald in hoofdstuk II, afdeling 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 9 juli 2019 tot toekenning en wijze van uitkering van aanvullende sociale voordelen en vaststelling van het bedrag en de wijze van inning van de bijdragen van de werkgevers in het Paritair Comité voor de steenbakkerij) besproken worden, evenals de aanwending van het budget hiervan voor het sectoraal aanvullend pensioenplan en de eventuele financiële mogelijkheden binnen het "Sociaal Fonds voor de baksteenindustrie".

De ondertekenende sociale partners engageren zich om de werkzaamheden binnen deze werkgroep te finaliseren in het eerste kwartaal van 2020, zodat de raad van bestuur van het "Sociaal Fonds voor de baksteenindustrie", overeenkomstig haar statuten, vervolgens kan overgaan tot een goedkeuring van eventueel aan te wenden financiële middelen vanuit dit sociaal fonds voor een (gedeeltelijke) invulling hiervan. Het streefdoel van de ondertekenende sociale partners is om te komen tot een concreet resultaat in de eerste helft van 2020 en de aanvang van een nieuwe regeling ingaand op 1 januari 2020. HOOFDSTUK XVI. - Verzekering medische kosten

Art. 37.Met ingang van 1 januari 2004 werd voor de actieve arbeiders een verzekeringspolis "Medische kosten" afgesloten.

De premie die op 1 januari 2004 op jaarbasis 75 EUR bedroeg, kan jaarlijks door de verzekeringsmaatschappij worden herzien overeenkomstig de bepalingen zoals voorzien in de verzekeringspolis.

Deze verzekering medische kosten is niet van toepassing op de studenten. HOOFDSTUK XVII. - Loonvoorwaarden in een volcontinu systeem

Art. 38.De loonvoorwaarden van arbeiders die werken in een overbruggingsploeg (zaterdag en zondag) in bedrijven die werken in een volcontinu arbeidssysteem kunnen op ondernemingsvlak worden vastgelegd in een collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK XVIII. - Geldigheidsduur

Art. 39.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor een bepaalde duur. Ze treedt in werking op 1 januari 2019 (tenzij anders bepaald) en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2020.

Zij wordt neergelegd ter Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg en de algemeen verbindende kracht bij koninklijk besluit wordt gevraagd.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 juni 2020.

De Minister van Werk, N. MUYLLE

^