Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 maart 2003
gepubliceerd op 20 juni 2003

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de vorming en de tewerkstelling

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003200342
pub.
20/06/2003
prom.
11/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/11/2003200342/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 MAART 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de vorming en de tewerkstelling (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de vorming en de tewerkstelling.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 maart 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2001 Vorming en tewerkstelling (Overeenkomst geregistreerd op 1 oktober 2001 onder het nummer 59098/CO/109)

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeid(st)ers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf ressorteren.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in uitvoering van hoofdstuk II, afdeling IV en hoofdstuk III, afdeling VI, onderafdeling 1 van de wet van 26 maart 1999 (Belgisch Staatsblad van 1 april 1999) betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen evenals van het koninklijk besluit houdende de vormvoorwaarden waaraan de collectieve arbeidsovereenkomst en het akkoord betreffende de vorming en tewerkstelling dienen te voldoen.

Art. 3.De werkgevers bedoeld in artikel 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst zijn voor de jaren 2001 en 2002 een inspanning van 0,10 pct. verschuldigd berekend op grond van het volledige loon van de arbeid(st)ers, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 (Belgisch Staatsblad van 2 juli 1981) houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet.

Deze inspanning is bestemd voor de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een begeleidingsplan van toepassing is.

De betaling wordt verricht aan het « Sociaal Waarborgfonds voor de arbeiders van de kleding- en confectienijverheid », zoals voorzien in artikel 3, § 9, van de statuten van dit fonds. Het Sociaal Waarborgfonds draagt deze bedragen over aan het « Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC) ».

Art. 4.Binnen het « Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie (IVOC) » wordt door de ondertekenende organisaties beslist welke vormings- en opleidingsinitiatieven verder ontwikkeld worden ten gunste van de personen die behoren tot de risicogroepen of op wie een begeleidingsplan van toepassing is.

Personen die behoren tot de risicogroepen zijn werkzoekenden en werknemers die door opleidingsinitiatieven hun werkgelegenheid kunnen behouden of hun kansen op de arbeidsmarkt kunnen verhogen.

Art. 5.§ 1. In uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1999-2000 van 8 december 1998 hebben de ondernemingen een bijkomende inspanning gedaan op het vlak van vorming en opleiding. Deze bijkomende inspanning wordt voortgezet door een sectorale bijdrage van 0,20 pct. op de lonen van 1 januari 2000 tot 31 december 2002.

Aldus levert de sector verder zijn aandeel tot de uitvoering van het engagement om bijkomende inspanningen op het vlak van permanente vorming te doen. Binnen het « Instituut voor Vorming en Onderzoek in de Confectie » wordt door de ondertekenende organisaties beslist welke vormings- en opleidingsinitiatieven zullen ontwikkeld worden met deze middelen. § 2. Ondernemingen die bij « IVOC » een opleidingsplan indienen, dat wordt goedgekeurd door de sociale partners binnen « IVOC » kunnen de helft van hun 0,20 pct. bijdrage recupereren. Hiertoe bestaat binnen « IVOC » een specifieke procedure.

Art. 6.De forfaitaire vergoeding ten belope van 10 000 BEF (247,89 EUR) aan de werkgever die een loopbaanonderbreking met vervanging toestaat wordt verder toegekend tijdens de duur van onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst overeenkomstig artikel 5, § 5 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997 betreffende de beroepsloopbaanonderbreking.

Deze vergoeding wordt betaald door het « Sociaal Waarborgfonds voor de kleding- en confectienijverheid ». De raad van beheer van dit Sociaal Waarborgfonds bepaalt de voorwaarden en modaliteiten voor de toekenning van deze vergoeding.

Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2002 en treedt buiten werking op 31 december 2002.

Zij treedt evenwel slechts in werking onder de opschortende voorwaarde dat de in deze collectieve arbeidsovereenkomst voorziene inspanningen voor de jaren 2001 en 2002 door de Minister werkgelegenheid goedgekeurd worden overeenkomstig de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst volgt op de collectieve arbeidsovereenkomst van 28 april 1999 houdende maatregelen ten voordele van de werkgelegenheid en de vorming, die ophoudt van kracht te zijn op 31 december 2001.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 maart 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^