Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 maart 2005
gepubliceerd op 18 maart 2005

Koninklijk besluit tot oprichting van een gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk voor sommige federale overheidsdiensten

bron
federale overheidsdienst volksgezondheid, veiligheid van de voedselketen en leefmilieu, federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en fod personeel en organisatie
numac
2005022259
pub.
18/03/2005
prom.
11/03/2005
ELI
eli/besluit/2005/03/11/2005022259/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 MAART 2005. - Koninklijk besluit tot oprichting van een gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk voor sommige federale overheidsdiensten


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, inzonderheid op artikel 11, § 2, gewijzigd bij de wetten van 19 juli 1983 en 11 april 1999;

Gelet op de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk, inzonderheid op artikel 38, § 2, gewijzigd bij de wet van 13 februari 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de Wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, inzonderheid op artikel 39, gewijzigd door het koninklijk besluit van 8 mei 2001;

Gelet op de gemotiveerde adviezen van de betrokken overlegcomités;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 29 november 2004;

Gelet op de akkoordbevinding van onze Minister van Begroting, gegeven op 6 januari 2005;

Gelet op het advies 38.077/1 van de Raad van State, gegeven op 10 februari 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, van Onze Minister van Werk, van Onze Minister van Ambtenarenzaken en het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.De federale overheidsdiensten, de programmatorische overheidsdiensten, de wetenschappelijke instellingen, de instellingen van openbaar nut en de openbare instellingen van sociale zekerheid waarvan de lijst in bijlage is opgenomen, en hierna aangesloten diensten genoemd, worden gemachtigd een gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk op te richten.

Art. 2.De bepalingen van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk zijn onverminderd van toepassing op de gemeenschappelijke dienst, rekening houdend met het feit dat er meerdere diensten zijn en onverminderd de bepalingen vermeld in dit besluit. HOOFDSTUK 2. - Gemeenschappelijke Dienst Afdeling 1. - Samenstelling

Art. 3.De gemeenschappelijke dienst omvat : 1° een centrale cel, opgericht bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, die belast is met de opdrachten bedoeld in artikel 5 en artikel 7 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk en die een departement belast met het medisch toezicht omvat;2° de entiteiten ter bevordering van het preventie- en het welzijnsbeleid, opgericht door de overheidsdiensten bedoeld in artikel 1 die door contract aangesloten zijn bij de gemeenschappelijke dienst, hierna genoemd entiteiten. Afdeling 2. - Bevoegdheden van de gemeenschappelijke dienst

Art. 4.De gemeenschappelijke dienst is, voor de personeelsleden van de aangesloten diensten, bevoegd voor de opdrachten bedoeld in de artikelen 5 en 7 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk, en vermeld in het tweede lid van dit artikel, evenals voor het medisch toezicht, bedoeld in artikel 13 van dit besluit.

Elke aangesloten dienst bepaalt afzonderlijk welke van zijn opdrachten bedoeld in artikel 5 en artikel 7 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk worden overgedragen aan de centrale cel. Afdeling 3. - Het beheerscomité

Onderafdeling 1. - Samenstelling

Art. 5.Het beheerscomité is samengesteld uit : 1° personen aangeduid door de aangesloten diensten naar rato van één lid per dienst die minstens 500 personeelsleden telt, een bijkomend lid per dienst die minstens 3 000 personeelsleden telt en een tweede bijkomend lid per dienst die minstens 10 000 personeelsleden telt. De aangesloten diensten die over geen lid in het beheerscomité beschikken kunnen er een waarnemer met raadgevende stem afvaardigen. 2° drie vertegenwoordigers aangeduid door elke representatieve vakorganisatie in de zin van artikel 7 van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.

Art. 6.De adressen van de aangesloten diensten, de namen et de adressen van hun vertegenwoordigers in het beheerscomité, de namen en de hoedanigheden van de personen aangeduid door de representatieve vakorganisaties evenals de door hen aangeduide adressen voor de toezending van de briefwisseling worden meegedeeld aan de Algemene Directie Humanisering van de Arbeid van de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, evenals elke wijziging terzake.

Onderafdeling 2. - Bevoegdheden

Art. 7.Het beheerscomité is bevoegd voor : 1° het budgettair beleid en de administratieve organisatie van de centrale cel en voor zijn eigen organisatie;2° de aanwijzing en de vervanging van een lid van de centrale cel, de aanduiding van een tijdelijke plaatsvervanger en de verwijdering uit hun functie;3° de voorstellen tot het toetreden van nieuwe aangesloten diensten voor te stellen;4° de aanvaarding van de opdrachten overgedragen van de entiteit aan de centrale cel;deze overdracht van opdrachten is voorafgaandelijk onderworpen aan het advies van de preventieadviseur belast met de leiding van de gemeenschappelijke dienst; 5° het uitbrengen van adviezen en het formuleren van voorstellen omtrent het welzijnsbeleid, omtrent het globaal preventieplan en het jaarlijks actieplan.

Art. 8.De beslissingen van het beheerscomité worden genomen met een gewone meerderheid van elk van de groepen die respectievelijk de aangesloten diensten en de representatieve vakbondsorganisaties vertegenwoordigen, voorzover er minstens drie leden van elk van beide groepen aanwezig zijn of vertegenwoordigd worden.

In afwijking van het eerste lid, valt het budgettair beleid enkel onder de verantwoordelijkheid en onder de bevoegdheid van de vertegenwoordigers van de aangesloten diensten. De leden van de representatieve vakbondsorganisaties beschikken in deze zaken over een advies- en informatierecht.

Art. 9.De met het toezicht belaste ambtenaren van Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk zijn gemachtigd het beheerscomité samen te roepen en de vergadering bij te wonen, zij wonen de vergaderingen van het beheerscomité bij indien zij dat wensen en worden te gepasten tijde geïnformeerd over de datum en de agenda van elk van deze vergaderingen.

Art. 10.In geval van blijvende onenigheid in de schoot van het beheerscomité over een materie met betrekking tot artikel 7, 2°, wordt door dit comité het advies ingewonnen van de met het toezicht belaste ambtenaar van de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.

Dit advies wordt aan de leden van het comité meegedeeld alvorens het comité een beslissing neemt.

Onderafdeling 3. - Werkingsmodaliteiten.

Art. 11.Het beheerscomité stelt een huishoudelijk reglement op.

Onverminderd de bepalingen van dit besluit, omvat dit reglement ten minste de volgende punten : 1° de wijze van aanstelling van de voorzitter van het beheerscomité;2° de wijze waarop het jaarverslag en het jaarlijks actieplan van de centrale cel wordt goedgekeurd;3° de wijze waarop zijn vergaderingen worden samengeroepen. Afdeling 4. - Organisatie van de gemeenschappelijke dienst

Onderafdeling 1. - Leiding

Art. 12.De algemene leiding en coördinatie van de gemeenschappelijke dienst wordt verzekerd door een preventieadviseur die hetzij met vrucht een erkende cursus van het eerste niveau heeft beëindigd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 tot vaststelling van de aanvullende vorming opgelegd aan de diensthoofden voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en aan hun adjuncten, hetzij beantwoordt aan de vereisten bepaald bij artikel 22, 2° van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk.

De in het eerste lid bedoelde preventieadviseur leidt de centrale cel.

Deze is een personeelslid van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

Art. 13.Het departement belast met het medisch toezicht wordt geleid door een preventieadviseur die beantwoordt aan de vereisten bepaald bij artikel 22, 2°, van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk. Deze is een personeelslid van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

Art. 14.Het departement belast met de opdrachten van artikel 5 en artikel 7 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk wordt geleid door een preventieadviseur die met vrucht een erkende cursus van het eerste niveau heeft beëindigd overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 1978 tot vaststelling van de aanvullende vorming opgelegd aan de diensthoofden voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en aan hun adjuncten.

Deze is een personeelslid van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.

De leiding van de entiteiten wordt verzekerd door een preventieadviseur die een personeelslid is van de aangesloten dienst waarvoor de entiteit is opgericht en die beantwoordt aan de vereisten bepaald bij artikel 15 van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk.

Onderafdeling 2. - Prestatieduur van de leden

Art. 15.Het beheerscomité bepaalt de minimumduur van de prestaties van de preventieadviseurs tewerkgesteld in de centrale cel dermate dat de aan de centrale cel toegewezen opdrachten te allen tijde volledig en doeltreffend worden vervuld.

Het beheerscomité heeft kennis van gebeurlijke andere bezigheden van de preventieadviseur belast met de leiding van de gemeenschappelijke dienst en van de andere preventieadviseurs van de centrale cel en bepaalt of deze bezigheden verenigbaar zijn met hun opdrachten van preventie en bescherming op het werk of als preventieadviseur van de centrale cel. Afdeling 5. - Jaarverslag

Art. 16.De centrale cel stelt voor elke aangesloten dienst, het bij artikel 7, § 1, 2°, b, van het koninklijk besluit van 27 maart 1998 betreffende de Interne dienst voor Preventie en Bescherming op het Werk voorgeschreven jaarverslag op voor de opdrachten die overgedragen zijn door de aangesloten dienst aan de centrale cel. De entiteit integreert het jaarverslag in het jaarverslag van de betrokken aangesloten dienst. Afdeling 6. - Werkingsmiddelen

Art. 17.De werkingsmiddelen van de centrale cel vallen ten laste van de betrokken aangesloten diensten volgens een opsplitsing naar verhouding van het aantal door hen overgedragen bevoegdheden en opdrachten en worden beheerd via orderekening van de thesaurie, type B. De werkingsmiddelen van de entiteiten vallen ten laste van de aangesloten diensten. Afdeling 7. - Verplichtingen van de aangesloten diensten

Art. 18.De aangesloten diensten vervullen tegenover de gemeenschappelijke dienst, voor de opdrachten toevertrouwd aan de centrale cel, al de verplichtingen waartoe zij zouden gehouden zijn tegenover een eigen dienst voor preventie en bescherming op het werk. Afdeling 8. - Toetreding, terugtrekking

Art. 19.Geen enkele in artikel 1 bedoelde dienst mag deel uitmaken van of zich terugtrekken uit de gemeenschappelijke dienst zonder het voorafgaand akkoord van het (de) bevoegde overlegcomité(s). In geval van blijvende onenigheid in de schoot van het (de) basisoverlegcomité(s), wordt het advies van de, in artikel 9 bedoelde, met het toezicht belaste ambtenaar ingewonnen door het comité. Indien na de raadpleging van deze ambtenaar er nog steeds geen akkoord is, wordt zijn advies gevolgd.

Art. 20.Onverminderd het bepaalde in artikel 19, kan elke aangesloten dienst zich terugtrekken uit de gemeenschappelijke dienst mits een vooropzeg van minstens 1 jaar dat ingaat op de eerste dag van de maand die volgt op de kennisgeving aan de voorzitter van het beheerscomité door middel van een aangetekende brief.

Art. 21.Tot de aansluiting van een in artikel 1 bedoelde dienst wordt beslist met een gewone meerderheid van de leden die de aangesloten diensten vertegenwoordigen in het beheerscomité. Deze brengen de leden aangeduid door de representatieve vakorganisaties op de hoogte van hun beslissing en hun motieven acht dagen alvorens de dienst die er het voorwerp van uitmaakt te informeren. De aansluiting wordt ter kennis gebracht van de dienst die er het voorwerp van uitmaakt met aangetekende brief. HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen

Art. 22.De in artikel 1 bedoelde machtiging geldt voor onbepaalde duur met ingang van de datum van dit besluit.

Art. 23.Het onderhavig besluit doet geen afbreuk aan de reglementaire bepalingen met betrekking tot de overlegcomités bedoeld in artikel 39 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de Wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 8 mei 2001.

Art. 24.Onze Minister van Volksgezondheid en Onze Minister van Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 maart 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Volksgezondheid R. DEMOTTE De Minister van Werk Mevr. F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Ambtenarenzaken Ch. DUPONT

BIJLAGE Federale Overheidsdienst Kanselarij van de Eerste Minister Federale Overheidsdienst Personeel en Organisatie Federale Overheidsdienst Budget en Beheerscontrole Federale Overheidsdienst Informatie- en Communicatietechnologie (Fedict) Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking Federale Overheidsdienst Binnenlandse zaken Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu Federale Overheidsdienst Justitie Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 11 maart 2005 tot oprichting van een gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk voor sommige federale overheidsdiensten.

De Minister van Volksgezondheid, R. DEMOTTE De Minister van Werk, F. VAN DEN BOSSCHE De Minister van Ambtenarenzaken, Ch. DUPONT

^