Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 maart 2021
gepubliceerd op 19 maart 2021

Koninklijk besluit betreffende de veiligheidsvergunning, het uniek veiligheidscertificaat en het jaarlijks veiligheidsverslag

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2021030563
pub.
19/03/2021
prom.
11/03/2021
ELI
eli/besluit/2021/03/11/2021030563/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 MAART 2021. - Koninklijk besluit betreffende de veiligheidsvergunning, het uniek veiligheidscertificaat en het jaarlijks veiligheidsverslag


FILIP, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de Spoorcodex, de artikelen 92, § 1, tweede lid, vervangen bij de wet van 20 januari 2021, 98, gewijzigd bij de wetten van 23 november 2017 en van 20 januari 2021 en 100, § 1, vierde lid, vervangen bij de wet van 20 januari 2021;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 november 2018 betreffende de veiligheidsvergunning, het veiligheidscertificaat en het jaarlijks veiligheidsverslag;

Gelet op de betrokkenheid van de gewestregeringen;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 26 juni 2020;

Gelet op de akkoordbevinding van de Staatssecretaris voor Begroting, d.d. 4 januari 2021;

Gelet op het advies nr. 191/2019 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 16 december 2019 in toepassing van artikel 152 van de Spoorcodex;

Gelet op advies nr. 68.726/4 van de Raad van State, gegeven op 17 februari 2021, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de regelgevingsimpactanalyse uitgevoerd overeenkomstig de artikelen 6 en 7 van de wet van 15 december 2013 houdende diverse bepalingen inzake administratieve vereenvoudiging;

Overwegende de Aanbeveling (EU) 2019/780 van de Commissie van 16 mei 2019 over de praktische regelingen voor de afgifte van veiligheidsvergunningen aan infrastructuurbeheerders;

Overwegende dat de bepalingen van genoemde aanbeveling die betrekking hebben op de concrete toepassingen van het beginsel van behoorlijk bestuur niet in dit besluit zijn overgenomen, met dien verstande dat zij in alle gevallen van toepassing zijn en dat tegen bestuurshandelingen van de veiligheidsinstantie bij niet-naleving van dit beginsel beroep kan worden aangetekend bij het Marktenhof overeenkomstig artikel 221/3 van de Spoorcodex;

Overwegende dat de Raad van State in zijn advies nr. 68.726/4 van 17 februari 2021 aanbeveelt om artikel 5 van dit ontwerp van koninklijk besluit aan te passen, in die zin dat enerzijds punt a) van dat artikel moet verwijzen naar de herziening van veiligheidsvergunningen die vóór 31 oktober 2020 zijn afgeleverd en niet naar de vernieuwing ervan, en anderzijds punt b) ook moet verwijzen naar de vernieuwing van veiligheidsvergunningen en niet enkel naar nieuwe aanvragen;

Dat de door de Raad van State voorgestelde aanpassingen zijn opgenomen in dit besluit, maar dat ook een bijkomende precisering werd aangebracht;

Dat bovenop de nieuwe aanvraag en de vernieuwing bedoeld in punt b) van artikel 5, ook de hypothese van herziening als gevolg van een substantiële wijziging van de subsystemen infrastructuur, seingeving of energie of van de beginselen die van toepassing zijn op de exploitatie en het onderhoud ervan, werd toegevoegd teneinde zo volledig mogelijk en in overeenstemming met artikel 28 van dit besluit te zijn;

Dat bijgevolg en teneinde elke verwarring te vermijden met het punt a) van artikel 5, er gepreciseerd werd dat de herziening bedoeld in dat punt, elke andere herziening dan deze bedoeld in punt b) is;

Dat het advies van de Raad van State dus volledig gevolgd werd en dat artikel 5 bovendien werd aangevuld teneinde de samenhang van dit besluit in zijn geheel te verzekeren;

Op de gezamenlijke voordracht van de Minister van Mobiliteit en van de Minister belast met het uitoefenen van het gezag over de Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen, en op het advies van de in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit zet de richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 inzake veiligheid op het spoor gedeeltelijk om.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder: 1° "uniek veiligheidscertificaat" : het certificaat bedoeld in artikel 3, 16°, van de Spoorcodex wanneer dit is afgeleverd door de veiligheidsinstantie overeenkomstig artikel 100 van de Spoorcodex;2° "werkdagen" : alle dagen van de week met uitzondering van zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen;3° "resterend aandachtspunt": een klein probleem dat is vastgesteld tijdens de beoordeling van een aanvraag van een veiligheidsvergunning, dat de afgifte van die vergunning niet in de weg staat en dat kan worden uitgesteld voor later toezicht;4° "gedeeltelijke intrekking" : de beperking van een uniek veiligheidscertificaat of van een veiligheidsvergunning zoals bepaald in respectievelijk artikel 74/1, § 6, derde lid, en § 8, derde lid, van de Spoorcodex. HOOFDSTUK 2. - Afgifte, vernieuwing en herziening van een veiligheidsvergunning Afdeling 1. - Taken van de veiligheidsinstantie

Art. 3.Voor de afgifte van veiligheidsvergunningen verzamelt de veiligheidsinstantie de volgende informatie: a) alle relevante informatie over de verschillende stappen van de beoordelingsprocedure van de aanvraag, met inbegrip van de motivering van alle in de loop van die procedure genomen besluiten, zoals inspecties, alsook de gebruiksbeperkingen of -voorwaarden die in de veiligheidsvergunning moeten worden opgenomen;b) het resultaat van de beoordelingsprocedure van de aanvraag, met inbegrip van de samenvattende conclusies en, in voorkomend geval, een advies over de afgifte van de veiligheidsvergunning.

Art. 4.De veiligheidsinstantie stelt op haar internetsite gratis een handleiding voor de aanvrager ter beschikking, met inbegrip van modellen, met een toelichting betreffende de eisen voor de afgifte van een veiligheidsvergunning en de vereiste documenten en werkt deze bij.

De handleiding voor de aanvrager bevat een lijst met relevante bepalingen inzake de procedure die van toepassing zijn op de aanvraag van een veiligheidsvergunning.

Het vermeldt eveneens de regelingen inzake de communicatie tussen de veiligheidsinstantie en de aanvrager, zoals de contactpersonen of de middelen die voor de communicatie kunnen worden gebruikt.

Deze handleiding kan worden opgesteld overeenkomstig het model van handleiding opgesteld door het Spoorwegbureau van de Europese Unie.

Art. 5.Bij de beoordeling van aanvragen kan de veiligheidsinstantie rekening houden met andere types vergunningen, certificaten en andere relevante documenten die door de infrastructuurbeheerder of zijn contractanten zijn afgeleverd, andere dan de elementen bedoeld in artikel 8, en die overeenkomstig de pertinente bepalingen van Unierecht zijn afgegeven, als bewijs dat zij in staat zijn te voldoen aan de vastgestelde vereisten: a) hetzij voor elke herziening andere dan deze bedoeld in punt b), van een veiligheidsvergunning afgeleverd vóór 31 oktober 2020 en tot aan de vervaldatum ervan, aan de bijlage 2 van de Verordening (EU) nr. 1169/2010 van de Commissie van 10 december 2010 betreffende een gemeenschappelijke veiligheidsmethode ter beoordeling van de conformiteit met de vereisten voor de verkrijging van een veiligheidsvergunning voor spoorwegen; b) hetzij, voor elke nieuwe aanvraag van een veiligheidsvergunning, voor elke aanvraag tot vernieuwing, of elke aanvraag tot herziening als gevolg van een substantiële wijziging van de subsystemen infrastructuur, seingeving of energie of van de beginselen die van toepassing zijn op de exploitatie en het onderhoud ervan, aan de bijlage 2 van de Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/762 van de Commissie van 8 maart 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden inzake de eisen voor veiligheidsbeheersystemen overeenkomstig richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr.1158/2010 en (EU) nr. 1169/2010. Afdeling 2. - Verzoek tot voorafgaande raadpleging

Art. 6.Elke infrastructuurbeheerder kan, alvorens een aanvraag van veiligheidsvergunning in te dienen, bij de veiligheidsinstantie een verzoek tot voorafgaande raadpleging indienen om toelichting te bekomen over de informatie en de vereisten opgenomen in de handleiding voor de aanvrager en in dit besluit, over de stappen van de procedure voor de afgifte van een veiligheidsvergunning.

Hij voegt bij zijn verzoek de informatie opgesomd in de punten 1 tot 5 van de bijlage 1.

De veiligheidsinstantie geeft de toelichting waarom gevraagd wordt. Afdeling 3. - Indiening van een aanvraag

Art. 7.De aanvrager dient zijn aanvraag van veiligheidsvergunning, herziening of vernieuwing van zo'n vergunning in bij de veiligheidsinstantie bij middel van een formulier dat door haar wordt ter beschikking gesteld, vóór de volgende data, naargelang het geval: a) de geplande aanvangsdatum van de exploitatie van een nieuw netwerk;b) de geplande aanvangsdatum van de exploitatie van een netwerk onder andere dan de in de geldige veiligheidsvergunning beschreven voorwaarden, na een belangrijke wijziging van de subsystemen infrastructuur, seingeving of energie, of van de van toepassing zijnde exploitatie- en onderhoudsprincipes;c) vier maanden vóór de vervaldatum van de geldige veiligheidsvergunning. De infrastructuurbeheerder maakt steeds, tegelijkertijd met de officiële aanvraag ingediend overeenkomstig artikel 24, steeds een elektronische versie van de aanvraag van veiligheidsvergunning over aan de veiligheidsinstantie.

Als de elektronische versie niet compatibel is met het uitleessysteem van de veiligheidsinstantie, informeert die de infrastructuurbeheerder die dan kosteloos de benodigde software verschaft.

Art. 8.Wanneer hij een aanvraag indient voor een nieuwe veiligheidsvergunning, deelt de aanvrager de informatie opgesomd in bijlage 1 mee.

Art. 9.Wanneer hij een aanvraag indient voor herziening of vernieuwing van een veiligheidsvergunning, beschrijft de aanvrager de informatie opgesomd in bijlage 1 en vermeldt hij op welke punten zijn veiligheidsbeheersysteem sinds de afgifte van de geldige vergunning is gewijzigd.

De veiligheidsinstantie beslist of het nodig is het volledige aanvraagdossier opnieuw te beoordelen: 1° als de wijzigingen bedoeld in het eerste lid een negatieve invloed kunnen hebben op de veiligheidsprestaties of tot ernstige veiligheidsrisico's kunnen leiden;of 2° als zij in het kader van haar toezichtsactiviteiten andere bekommernissen constateert.

Art. 10.Wanneer het ingediende dossier kopieën bevat van documenten die door andere entiteiten dan de veiligheidsinstantie zijn afgegeven, bewaart de aanvrager de originelen gedurende ten minste vijf jaar na het einde van de geldigheidstermijn van de veiligheidsvergunning.

In het geval van een vernieuwing of herziening bewaart de aanvrager de originelen van documenten die met het oog op die aanvraag zijn ingediend en die door andere entiteiten dan de veiligheidsinstantie zijn afgegeven gedurende ten minste vijf jaar na het einde van de geldigheidstermijn van de vernieuwde of herziene veiligheidsvergunning.

De aanvrager stelt de originele documenten op verzoek ter beschikking van de veiligheidsinstantie. Afdeling 4. - Termijnen en verloop van de procedure

Art. 11.Voor de behandeling van de aanvragen tot afgifte, vernieuwing en herziening van een veiligheidsvergunning, past de veiligheidsinstantie de procedure als bepaald in de bijlage 2 toe. Afdeling 5. - Nadere regels voor bezoeken en inspecties ter plaatse

bij de infrastructuurbeheerder en voor audits

Art. 12.In het geval van bezoeken, inspecties of audits door de veiligheidsinstantie, wijst de aanvrager zijn vertegenwoordiger aan en geeft hij aan welke de geldende veiligheidsvoorschriften en -procedures zijn die de met het bezoek, de inspectie of de audit belaste personeelsleden van de veiligheidsinstantie in acht dienen te nemen.

De veiligheidsinstantie stelt het schema voor de bezoeken, inspecties en audits vast, rekening houdend met de beschikbaarheden van de aanvrager.

Art. 13.Als de veiligheidsinstantie een bezoek, inspectie of audit doet, stelt zij een verslag op over de knelpunten die tijdens de beoordeling aan het licht zijn gekomen en geeft zij aan of die door het tijdens het bezoek, de inspectie of de audit verstrekte bewijs zijn opgelost en, zo ja, op welke wijze.

Dat verslag kan ook melding maken van aanvullende knelpunten en kan voorzien dat de aanvrager deze oplost binnen een redelijke termijn die de veiligheidsinstantie vaststelt, rekening houdend met de complexiteit van de opgesomde knelpunten. Afdeling 6. - Categorisering van knelpunten

Art. 14.§ 1. De veiligheidsinstantie categoriseert de tijdens de beoordeling van het aanvraagdossier geconstateerde knelpunten als volgt: a) "Type 1": knelpunten waarvoor een antwoord van de aanvrager nodig is om het aanvraagdossier beter te kunnen begrijpen;b) "Type 2": knelpunten die kunnen leiden tot een wijziging van het aanvraagdossier of beperkte maatregelen van de aanvrager;de keuze van de te nemen maatregelen wordt overgelaten aan het oordeel van de aanvrager en vormt geen belemmering voor de afgifte van de veiligheidsvergunning; c) "Type 3": knelpunten die specifieke maatregelen van de aanvrager vergen en waarvan de uitvoering mag worden uitgesteld tot een datum na de afgifte van de veiligheidsvergunning;de aanvrager stelt aan de veiligheidsinstantie de maatregelen voor om een knelpunt op te lossen waarover de veiligheidsinstantie beslist of zij deze al dan niet aanvaardt; d) "Type 4": knelpunten waarvoor het aanvraagdossier moet worden gewijzigd of waarvoor de aanvrager specifieke maatregelen moet nemen; er wordt geen veiligheidsvergunning afgegeven behalve wanneer het knelpunt is opgelost door een bijwerking van het aanvraagdossier of wanneer in de veiligheidsvergunning gebruiksbeperkingen of -voorwaarden zijn opgenomen die rekening houden met het knelpunt; de aanvrager stelt aan de veiligheidsinstantie de maatregelen voor om een knelpunt op te lossen waarover de veiligheidsinstantie beslist of zij deze al dan niet aanvaardt. § 2. Op basis van het antwoord van de aanvrager of de maatregelen die de aanvrager naar aanleiding van het knelpunt heeft genomen, herbekijkt de veiligheidsinstantie haar beoordeling van de geconstateerde knelpunten, deelt zij ze desgevallend in een andere categorie in en kent zij aan elk knelpunt een van de volgende statussen toe: a) "openstaand knelpunt" wanneer de door de aanvrager verstrekte elementen ontoereikend zijn en er aanvullende informatie vereist is;b) "resterend aandachtspunt " zoals beschreven in artikel 2, punt 3° ;c) "opgelost knelpunt" als de aanvrager een bevredigend antwoord heeft verstrekt en alle resterende aandachtspunten zijn weggewerkt. § 3. De veiligheidsinstantie kan tijdens het toezicht rekening houden met de resterende aandachtspunten en/of zij kan maatregelen bevelen, rekening houdend met het advies van de aanvrager, in functie van diens voorstel tot bijwerking van het aanvraagdossier.

In dergelijk geval komt de officiële oplossing van het knelpunt na de afgifte van de veiligheidsvergunning.

Om dat te doen dient de aanvrager bij de veiligheidsinstantie een aanvraagdossier in tot herziening van zijn veiligheidsvergunning van zodra alle resterende aandachtspunten zijn opgelost. HOOFDSTUK 3. - Verlenging, intrekking of opschorting van een veiligheidsvergunning of een uniek veiligheidscertificaat Afdeling 1. - Verlenging

Art. 15.Als het onderzoek van de aanvraag tot vernieuwing van een veiligheidsvergunning of van een uniek veiligheidscertificaat het noodzakelijk maakt, kan de veiligheidsinstantie ambtshalve beslissen om de veiligheidsvergunning of het uniek veiligheidscertificaat één of meerdere malen te verlengen voor een totale tijdspanne van maximum één jaar. Afdeling 2. - Intrekking

Onderafdeling 1. - Intrekking van de veiligheidsvergunning

Art. 16.Onverminderd artikel 74/1, § 7, van de Spoorcodex en in de gevallen bedoeld in de artikelen 74/1, § 8, en 96, vijfde lid, van de Spoorcodex, kan de veiligheidsinstantie zich uitspreken over de gedeeltelijke of gehele intrekking van een veiligheidsvergunning volgens de procedure bedoeld in onderafdeling 3.

De intrekking van een veiligheidsvergunning kan geheel zijn of, in voorkomend geval, beperkt zijn tot een deel van het spoorwegnetwerk.

Art. 17.Wanneer een spoorwegonderneming een abnormale of gevaarlijke situatie of feit vaststelt, begaan of veroorzaakt door de infrastructuurbeheerder, met een mogelijk risico voor de veiligheid van de spoorwegexploitatie, meldt zij dit schriftelijk aan de infrastructuurbeheerder.

Als de infrastructuurbeheerder niet binnen de dertig dagen na de informatie bedoeld in het eerste lid reageert of als de spoorwegonderneming van oordeel is dat de door de infrastructuurbeheerder genomen maatregelen niet toelaten te verhelpen aan het risico voor de veiligheid van de spoorwegexploitatie, kan zij de veiligheidsinstantie schriftelijk op de hoogte brengen.

Onderafdeling 2. - Intrekking van het uniek veiligheidscertificaat

Art. 18.Onverminderd artikel 74/1, § 7, van de Spoorcodex en in de gevallen bedoeld in de artikelen 74/1, § 6, en 100, § 3, van de Spoorcodex kan de veiligheidsinstantie zich uitspreken over de gedeeltelijke of gehele intrekking van een uniek veiligheidscertificaat volgens de procedure bedoeld in onderafdeling 3.

De intrekking van een uniek veiligheidscertificaat kan geheel zijn of beperkt zijn tot één of meerdere types van activiteiten of tot één of meerdere bediende lijnen.

Art. 19.Wanneer de betrokken infrastructuurbeheerder vaststelt dat een spoorwegonderneming feiten heeft gepleegd die een inbreuk op de spoorwegreglementering kunnen vormen, stelt hij de veiligheidsinstantie daarvan in kennis.

Onderafdeling 3. - Intrekkingsprocedure

Art. 20.§ 1. Binnen vijftien dagen na de dag van vaststelling van één van de gevallen bedoeld in de onderafdelingen 1 en 2, stelt de veiligheidsinstantie de betrokken infrastructuurbeheerder of spoorwegonderneming in kennis van haar voornemen om de veiligheidsvergunning of het uniek veiligheidscertificaat geheel of gedeeltelijk in te trekken en vermeldt zij de redenen hiervoor. § 2. De veiligheidsinstantie nodigt de betrokken infrastructuurbeheerder of spoorwegonderneming uit om schriftelijk zijn of haar opmerkingen over te maken binnen een termijn van vijftien dagen na de dag van kennisname van deze kennisgeving.

Deze termijn wordt verlengd met vijftien dagen als de betrokken infrastructuurbeheerder of spoorwegonderneming geen zetel heeft in België.

De veiligheidsinstantie brengt de betrokken infrastructuurbeheerder of spoorwegonderneming er eveneens van op de hoogte dat hij/zij kan verzoeken om: 1° de documenten te raadplegen die aan de basis liggen van het voornemen om de intrekking geheel of gedeeltelijk uit te spreken alsook hiervan kopieën te verkrijgen;2° gehoord te worden op voorwaarde dat hiertoe een schriftelijk verzoek wordt ingediend bij de veiligheidsinstantie uiterlijk binnen de termijn bedoeld in het eerste of tweede lid. Als de betrokken infrastructuurbeheerder of spoorwegonderneming verzoekt om gehoord te worden, roept de veiligheidsinstantie hem/haar op uiterlijk binnen de vijftien dagen die volgen op de dag waarop zij kennis heeft genomen van dat verzoek.

De betrokken infrastructuurbeheerder of spoorwegonderneming kan zich laten bijstaan of laten vertegenwoordigen door een raadsman, en kan getuigen oproepen. § 3. Als de betrokken infrastructuurbeheerder of spoorwegonderneming meent dat hij/zij onvoldoende tijd heeft om zijn/haar verdediging voor te bereiden, richt hij/zij zich tot de veiligheidsinstantie, ten laatste op de dag waarop de termijn bedoeld in paragraaf 2, eerste of tweede lid verstrijkt, met een schriftelijk, gemotiveerd verzoek om een verlenging van maximaal vijftien dagen te bekomen.

De veiligheidsinstantie beslist binnen vijf werkdagen vanaf de ontvangst van dit verzoek.

Als zij geen beslissing neemt binnen die termijn, wordt de beslissing geacht positief te zijn.

In geval van een positieve beslissing, gaat de in het eerste lid bedoelde verlenging in: 1° bij het verstrijken van de termijnen bedoeld in paragraaf 2, eerste of tweede lid;of 2° op de dag na de kennisgeving van de beslissing of op de dag na het verstrijken van de termijn bedoeld in het tweede lid, als deze kennisgeving plaatsvindt of de termijn verstrijkt op of na de vervaldatum bedoeld in 1°.

Art. 21.De veiligheidsinstantie geeft kennis van haar beslissing tot gedeeltelijke of gehele intrekking binnen de maand die volgt op de ontvangst van de schriftelijke verdediging bedoeld in artikel 20, § 2, eerste lid, of, in voorkomend geval, binnen de maand volgend op het horen van de betrokken infrastructuurbeheerder of spoorwegonderneming.

De veiligheidsinstantie spreekt geen intrekking uit als, op het moment van het nemen van de beslissing, de situatie die de grond was voor het voornemen om tot gedeeltelijke of gehele intrekking over te gaan, verdwenen is. Afdeling 3. - Opschorting

Art. 22.Overeenkomstig artikel 74/1, § 7, van de Spoorcodex, als zij meent dat er een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid bestaat, kan de veiligheidsinstantie de onmiddellijke gehele of gedeeltelijke opschorting uitspreken van de betrokken veiligheidsvergunning of het betrokken uniek veiligheidscertificaat.

In dit geval, stelt zij de betrokken spoorwegonderneming of infrastructuurbeheerder onmiddellijk in kennis van haar beslissing.

De veiligheidsinstantie heft de opschorting op van zodra het gevaar verdwenen is.

Art. 23.De opschorting heeft niet tot gevolg dat de geldigheidsduur van de veiligheidsvergunning of het uniek veiligheidscertificaat verlengd wordt. HOOFDSTUK 4. - Gemeenschappelijke bepalingen aan de hoofdstukken 2 en 3

Art. 24.De infrastructuurbeheerder en de spoorwegonderneming richten elke aanvraag, elk ontbrekend document of elke bijkomende informatie bedoeld in de hoofdstukken 2 en 3 aan de veiligheidsinstantie per aangetekende zending of door afgifte tegen ontvangstbewijs.

Art. 25.De veiligheidsinstantie doet elke kennisgeving bedoeld in dit besluit per aangetekende zending met ontvangstbewijs.

Zij kan deze kennisgeving ook gelijktijdig op een andere manier laten geschieden.

Art. 26.De betrokken partij wordt geacht kennis te hebben genomen van hetzij de kennisgeving van elke beslissing van de veiligheidsinstantie hetzij de kennisgeving van elk verzoek door een spoorwegonderneming of een infrastructuurbeheerder die hem werden gedaan op de derde dag die volgt op de verzending van deze kennisgevingen, tenzij de betrokken partij bewijst dat de kennisneming gebeurde op een later tijdstip.

De termijnen bedoeld in dit besluit worden gerekend van middernacht tot middernacht.

De vervaldag is in de termijnen begrepen. Is die dag echter een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag, dan wordt de vervaldag verplaatst naar de volgende werkdag. HOOFDSTUK 5. - Het jaarlijks veiligheidsverslag

Art. 27.§ 1. Elke infrastructuurbeheerder en elke spoorwegonderneming verstuurt het jaarlijks veiligheidsverslag bedoeld in artikel 92 van de Spoorcodex aan de veiligheidsinstantie. § 2. De veiligheidsinstantie kan bijkomende informatie betreffende de gegevens van het veiligheidsverslag opvragen.

Drie maanden vóór de aflevering van het jaarlijks veiligheidsverslag kan de veiligheidsinstantie eveneens, op grond van het vorige jaarlijks veiligheidsverslag, de recente evolutie van sommige veiligheidsaspecten of naar aanleiding van betekenisvolle gebeurtenissen, welbepaalde veiligheidskwesties opleggen die, gericht op de situatie van de infrastructuurbeheerder of de betrokken spoorwegonderneming, in het verslag verduidelijkt en op de voorgrond moeten gesteld worden. HOOFDSTUK 6. - Overgangsbepaling

Art. 28.De hoofdstukken 1 tot 6 van het koninklijk besluit van 21 november 2018 betreffende de veiligheidsvergunning, het veiligheidscertificaat en het jaarlijks veiligheidsverslag, zoals deze van kracht waren vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijven van toepassing op veiligheidscertificaten en veiligheidsvergunningen die vóór 31 oktober 2020 zijn afgegeven, en dit tot aan hun vervaldatum, behalve in geval van vernieuwing of herziening als gevolg van een substantiële wijziging van de subsystemen infrastructuur, seingeving of energie of van de beginselen die van toepassing zijn op de exploitatie en het onderhoud ervan of als gevolg van een wijziging van het type, de draagwijdte en het exploitatiegebied. HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen

Art. 29.Onverminderd het artikel 28, wordt het koninklijk besluit van 21 november 2018 betreffende de veiligheidsvergunning, het veiligheidscertificaat en het jaarlijks veiligheidsverslag, opgeheven.

Art. 30.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van de dag van inwerkingtreding van de wet van 20 januari 2021 tot wijziging van de wet van 30 augustus 2013 houdende de Spoorcodex.

Art. 31.De minister bevoegd voor het spoorwegvervoer en de minister belast met de uitoefening van het gezag over de Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 maart 2021.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, G. GILKINET De Minister bevoegd voor het gezag over de Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen, P. DE SUTTER

Bijlage 1 bij het koninklijk besluit van 11 maart 2021 betreffende de veiligheidsvergunning, het uniek veiligheidscertificaat en het jaarlijks veiligheidsverslag Bijlage 1 - Inhoud van de aanvraag van een veiligheidsvergunning Opmerking: Alle in deze bijlage vermelde informatie, met inbegrip van de documenten, worden bij de aanvraag gevoegd, tenzij deze zijn aangeduid met "F" (facultatief). Als de infrastructuurbeheerder overeenkomstig punt 8 een corrigerend actieplan opstelt, is de informatie over dat plan verplicht. 1. Soort aanvraag: 1.1. Nieuwe vergunning 1.2. Vernieuwing van een vergunning 1.3. Herziening van een vergunning 1.4. Identificatienummer van de vorige vergunning (alleen bij een vernieuwing of herziening van een vergunning) 2. Details over infrastructuur (selecteer een of meerdere): 2.1. trans-Europees vervoersnetwerk (TEN-T) 2.1.1. Uitgebreid TEN-T-netwerk 2.1.2. TEN-T-kernnetwerk voor goederen 2.1.3. TEN-T-kernnetwerk voor passagiers 2.1.4. Geen onderdeel van het TEN-T 2.2. Energie 2.2.1. Bovenleiding 2.2.2. Derde spoor 2.2.3. Vierde spoor 2.2.4. Niet-geëlektrificeerd 2.3. Besturing en seingeving 2.3.1. Systeem van klasse A 2.3.2. Syste(e)m(en) van klasse B 2.4. Andere (verduidelijken) 3. Exploitatie van het netwerk: 3.1. Voorziene aanvangsdatum van de diensten/activiteiten (F) 3.2. Lidsta(a)t(en) waar de infrastructuur zich bevindt 4. Informatie over de aanvrager: 4.1. Nummer Kruispuntbank van Ondernemingen 4.2. Acroniem (F) 4.3. Telefoonnummer 4.4. Fax (F) 4.5. E-mailadres 4.6. Website (F) 4.7. Andere relevante informatie (F) 5. Informatie betreffende de contactpersoon: 5.1. Voornaam 5.2. Familienaam 5.3. Titel of functie 5.4. Volledig postadres 5.5. Telefoonnummer 5.6. Fax (F) 5.7. E-mailadres 5.8. Gesproken taal of talen De aanvrager deelt aan de veiligheidsinstantie de hierboven opgesomde gegevens van de contactpersoon mee.

Wanneer de persoon die als contactpersoon is opgegeven, stopt met het uitoefenen van zijn functie bij de onderneming, deelt deze laatste dit zonder uitstel mee aan de veiligheidsinstantie.

Nadat de veiligheidsinstantie in kennis is gesteld dat de contactpersoon zijn functie niet langer uitoefent, stopt zij onmiddellijk met de verwerking van de hierboven opgesomde gegevens met betrekking tot de contactpersoon.

De veiligheidsinstantie beschikt over een administratieve procedure voor het beheer en de archivering van de hierboven vermelde gegevens en is verantwoordelijk voor de verwerking van de gegevens die haar worden meegedeeld.

Zij kan die gegevens opnemen in een gegevensbank.

De verwerking van de hierboven bedoelde persoonsgegevens heeft als doelstelling de afgifte, de vernieuwing en de herziening toe te laten van de veiligheidsvergunning overeenkomstig artikel 11.

De veiligheidsinstantie hanteert een strikt gebruikers- en toegangsbeheer en neemt de gepaste technische en organisatorische maatregelen voor de bescherming van de persoonsgegevens.

De veiligheidsinstantie bewaart de hierboven limitatief opgesomde gegevens zolang de contactpersoon zijn functie bij de onderneming uitoefent of tenminste tot aan de vervaldatum van de veiligheidsvergunning.

DOCUMENTEN DIE BIJ DE AANVRAAG MOETEN WORDEN GEVOEGD 6. Documenten die zijn ingediend voor het deel van de beoordeling i.v.m. het veiligheidsbeheersysteem: 6.1. Een beschrijving van het veiligheidsbeheersysteem en andere documenten waaruit blijkt dat de eisen van bijlage II bij gedelegeerde Verordening (EU) 2018/762 worden nageleefd. 6.2. Verwijzingen binnen het veiligheidsbeheersysteem (zie punt 6.1) naar bijlage II bij gedelegeerde Verordening (EU) 2018/762, met inbegrip van de vermelding van waar in de documentatie over het veiligheidsbeheersysteem wordt aangetoond dat voldaan is aan de relevante voorschriften van de toepasselijke technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem "exploitatie en verkeersleiding". 6.3. Met het oog op de exploitatie van treinen, voertuigen voor de inspectie van infrastructuur, spoormachines of andere speciale voertuigen, ook wanneer daarvoor een beroep wordt gedaan op contractanten, de beschrijving van het veiligheidsbeheersysteem en ander documenten die de overeenstemming aantonen met de van toepassing zijnde eisen gedefinieerd in de bijlage I bij gedelegeerde Verordening (EU) 2018/762 van de Commissie van 8 maart 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden inzake de eisen voor veiligheidsbeheersystemen overeenkomstig richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 1158/2010 en (EU) nr. 1169/2010 en met name de punten 1, 5.1, 5.2 en 5.5. 7. Documenten die zijn ingediend voor het deel van de beoordeling gewijd aan het nationaal regelgevend kader inzake veiligheid: 7.1. Een beschrijving of ander bewijs van de manier waarop de regelingen voor veiligheidsbeheer beantwoorden aan de relevante nationale voorschriften die overeenkomstig artikel 69 van de Spoorcodex zijn aangemeld. 7.2. Verwijzingen binnen het veiligheidsbeheersysteem (zie punt 6.1) naar de eisen beschreven in de relevante bepalingen van het regelgevend kader inzake veiligheid om de veiligheid van de spoorweginfrastructuur te garanderen in elke fase van het ontwerp, het onderhoud en de exploitatie, met inbegrip van in voorkomend geval, het onderhoud en de exploitatie van het systeem van besturing en seingeving (als bedoeld in punt 7.1). 8. Corrigerende actieplannen: 8.1. De huidige status van de door de infrastructuurbeheerder opgestelde actieplannen om belangrijke tekortkomingen en andere sinds de vorige beoordeling geconstateerde aandachtspunten aan te pakken. 8.2. De huidige stand van zaken van door de infrastructuurbeheerder opgestelde actieplannen om de resterende aandachtspunten van de vorige beoordeling aan te pakken.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 11 maart 2021 betreffende de veiligheidsvergunning, het uniek veiligheidscertificaat en het jaarlijks veiligheidsverslag.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, G. GILKINET De Minister bevoegd voor het gezag over de Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen, P. DE SUTTER

Bijlage 2 bij het koninklijk besluit van 11 maart 2021 betreffende de veiligheidsvergunning, het uniek veiligheidscertificaat en het jaarlijks veiligheidsverslag Bijlage 2. - Beoordelingsprocedure 1. ALGEMEENHEDEN De veiligheidsinstantie ontwikkelt een gestructureerd en auditeerbaar proces voor de volledige activiteit, rekening houdende met de in deze bijlage genoemde elementen.De beoordelingsprocedure van de aanvraag verloopt stapsgewijs d.w.z. de veiligheidsinstantie kan redelijke verzoeken doen om nadere informatie bij te brengen of om een aanvraag opnieuw in te dienen overeenkomstig dit besluit. 2. ONTVANGST VAN DE AANVRAAG Na de ontvangst van een aanvraag van een veiligheidsvergunning bevestigt de veiligheidsinstantie formeel en onverwijld de ontvangst van de aanvraag en creëert zij een geregistreerd dossier om het informatiebeheer in elke fase van de beoordelingsprocedure te waarborgen. 3. EERSTE SCREENING 3.1. Na ontvangst van de aanvraag, voert de veiligheidsinstantie onverwijld een eerste screening uit om te controleren dat: a) de aanvrager de documenten opgesomd in de bijlage 1 heeft verstrekt, en, in voorkomend geval de informatie die noodzakelijk is om de aanvraag effectief te behandelen;b) het aanvraagdossier voldoende bewijsstukken bevat en gestructureerd is en interne kruisverwijzingen bevat, zodat het correct kan worden afgetoetst aan de eisen voor het veiligheidsbeheersysteem en de relevante bepalingen van het regelgevend kader inzake veiligheid.De veiligheidsinstantie voert een eerste beoordeling uit van de inhoud van de bewijsstukken in de aanvraag, teneinde een eerste oordeel te vormen over kwaliteit, voldoende toereikendheid en adequaatheid van het veiligheidsbeheersysteem; c) het dossier, in voorkomend geval, de huidige status bevat van het (de) door de infrastructuurbeheerder opgestelde actieplan(nen) om belangrijke tekortkomingen weg te werken en alle andere sinds de vorige beoordeling resterende aandachtspunten op te lossen;d) het dossier, in voorkomend geval, de huidige status bevat van het (de) door de infrastructuurbeheerder opgestelde actieplan(nen) om de resterende aandachtspunten van de vorige beoordeling aan te pakken. 3.2. De veiligheidsinstantie informeert de aanvrager zo spoedig mogelijk, en in ieder geval uiterlijk een maand na de datum van ontvangst van de aanvraag, zoals bepaald in overeenstemming met artikel 26, of de aanvraag volledig is en of de inhoud daarvan begrijpelijk is door kennis te nemen van een voldoende groot deel ervan.

Als de aanvraag onvolledig is of als de inhoud daarvan onvoldoende begrijpelijk is, verzoekt de veiligheidsinstantie onmiddellijk om de nodige ontbrekende informatie of om een verbeterde versie van de aanvraag en geeft zij een termijn aan waarbinnen de aanvrager deze moet verstrekken. In dat geval begint de in punt 5.1 bedoelde termijn pas te lopen wanneer de aanvrager alle ontbrekende informatie of een verbeterde versie van de aanvraag aan de veiligheidsinstantie heeft overgemaakt.

De termijn voor het verstrekken van aanvullende informatie of een verbeterde versie van de aanvraag is redelijk en staat in verhouding tot de moeilijkheid om de gevraagde informatie te verstrekken.

Als de aanvrager de gevraagde informatie of de verbeterde versie van de aanvraag niet binnen de gestelde termijn verstrekt, kan de veiligheidsinstantie beslissen deze termijn te verlengen of het verzoek af te wijzen. 3.3. Na de eerste screening als bedoeld in punt 3.1, en in de veronderstelling dat het dossier in overeenkomstig punt 3.2 volledig is, kan de veiligheidsinstantie de aanvrager op gelijk welk ogenblik in de beoordelingsprocedure vragen haar alle aanvullende informatie te verstrekken binnen een termijn die zij aangeeft. Overeenkomstig punt 5.1, tweede lid, leidt deze aanvraag tot aanvullende informatie tot een opschorting van de termijn bedoeld in punt 5.1.

De termijn voor het verstrekken van aanvullende informatie is redelijk en staat in verhouding tot de moeilijkheid om de gevraagde informatie te verstrekken.

Als de aanvrager de gevraagde informatie te laat verstrekt, kan de veiligheidsinstantie beslissen deze termijn te verlengen of het verzoek na kennisgeving af te wijzen. 4. GEDETAILLEERDE BEOORDELING 4.1. De veiligheidsinstantie gaat over tot een gedetailleerde beoordeling van het aanvraagdossier op basis van de eisen van het veiligheidsbeheersysteem en de relevante bepalingen van het regelgevend kader inzake veiligheid. 4.2. Bij de beoordeling van de bekwaamheid van de infrastructuurbeheerder op het gebied van de exploitatie van treinen, voertuigen voor de inspectie van infrastructuur, spoormachines of andere speciale voertuigen, ook wanneer daarvoor een beroep wordt gedaan op contractanten, baseert de veiligheidsinstantie zich op de relevante eisen gedefinieerd in de bijlage I bij gedelegeerde Verordening (EU) 2018/762 van de Commissie van 8 maart 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden inzake de eisen voor veiligheidsbeheersystemen overeenkomstig richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EU) nr. 1158/2010 en (EU) nr. 1169/2010 en met name de punten 1, 5.1, 5.2 en 5.5. 4.3. De beoordeling bepaalt of de eisen van het veiligheidsbeheersysteem en de relevante bepalingen van het regelgevend kader inzake veiligheid zijn nageleefd en of aanvullende informatie moet worden gevraagd overeenkomstig punt 3.3. Tijdens de beoordeling onderzoekt de veiligheidsinstantie aan de hand van de resultaten van de beoordelingsprocedure van het veiligheidsbeheersysteem of de eisen van het veiligheidsbeheersysteem en de relevante bepalingen van het regelgevend kader inzake veiligheid zijn nageleefd, in voorkomend geval door gebruik te maken van steekproeven, teneinde er op toe te zien dat de aanvrager de eisen heeft begrepen en kan nakomen in functie van het type van de spoorwegactiviteit, zodat de veilige exploitatie van de spoorweg gegarandeerd is. 4.4. Wanneer zij een knelpunt als bedoeld in artikel 14 vaststelt, is de veiligheidsinstantie duidelijk en precies en helpt zij de aanvrager om te begrijpen welk nauwkeurigheidsniveau van de aanvrager in zijn antwoord wordt verwacht. Daartoe neemt de veiligheidsinstantie de volgende stappen: a) nauwkeurig verwijzen naar de relevante eisen van het veiligheidsbeheersysteem en de relevante bepalingen van het regelgevend kader inzake veiligheid en de aanvrager helpen de geconstateerde knelpunten te begrijpen;b) het relevante deel van de desbetreffende reglementen en voorschriften bepalen;c) verklaren waarom niet voldaan is aan een welbepaalde eis van het veiligheidsbeheersysteem of de relevante bepaling van het regelgevend kader inzake veiligheid, evenals van elke overige betrokken regelgeving;d) na raadpleging van de aanvrager, bepalen welke verdere verbintenissen moeten worden aangegaan of welke nadere rechtvaardigende documenten en informatie moeten worden verstrekt, naargelang het nauwkeurigheidsniveau van de eis van het veiligheidsbeheersysteem of de relevante bepaling van het regelgevend kader inzake veiligheid alsook van de andere relevante wetgeving;e) na raadpleging van de aanvrager, een nalevingstermijn bepalen die redelijk is en in verhouding staat tot de inspanningen die moeten worden geleverd om de gevraagde informatie te verstrekken. 4.5. Om toereikend te zijn, moeten de schriftelijke antwoorden van de aanvrager volstaan om de aangegeven aandachtspunten op te lossen en aan te tonen dat de voorgestelde regelingen voldoen aan de criteria of aan de relevante bepalingen van het regelgevend kader inzake veiligheid. 4.6. Wanneer een antwoord als ontoereikend wordt beschouwd, geeft de veiligheidsinstantie nauwkeurig aan welke verdere informatie of bewijsstukken van de aanvrager worden verlangd om dit toereikend te maken. 4.7. Indien er bezorgdheid rijst over een mogelijke afwijzing van de aanvraag tot vernieuwing of herziening van een veiligheidsvergunning, of over het feit dat het langer zal duren om een beslissing te nemen dan is toegestaan volgens de termijn voor de beoordeling, en onverminderd artikel 15, kan de veiligheidsinstantie de veiligheidsvergunning één of meerdere malen verlengen. 4.8. Wanneer wordt geconcludeerd dat de aanvraag aan alle eisen voldoet, dan wel dat het weinig waarschijnlijk is dat nog vooruitgang wordt geboekt om een bevredigende oplossing voor de openstaande knelpunten te bieden, neemt de veiligheidsinstantie de volgende stappen om de boordeling af te ronden: a) verklaren of aan alle criteria is voldaan en of er nog openstaande punten zijn;b) verklaren of er resterende aandachtspunten zijn;c) verklaren welke eventuele beperkingen of gebruiksvoorwaarden in de veiligheidsvergunning moeten worden opgenomen;d) verslag uitbrengen over de opvolging van belangrijke gevallen van niet-naleving die tijdens toezichtsactiviteiten zijn vastgesteld, zoals bedoeld in artikel 5 van gedelegeerde Verordening (EU) 2018/761 van 16 februari 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden voor toezicht door nationale veiligheidsinstanties na de afgifte van een uniek veiligheidscertificaat of een veiligheidsvergunning overeenkomstig richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr.1077/2012, voor zover van toepassing; e) de resultaten van de beoordeling bundelen, met inbegrip van beknopte conclusies en, in voorkomend geval, advies geven over de aanvraag van veiligheidsvergunning. 5. BESLUITVORMING 5.1. Op basis van de conclusies van de voltooide beoordeling geeft de veiligheidsinstantie binnen de vier maanden na ontvangst van de volledige aanvraag aan de aanvrager kennis van haar beslissing om al dan niet een veiligheidsvergunning af te geven.

Deze termijn wordt opgeschort tot op het ogenblik waarop de aanvrager de aanvullende informatie bedoeld in 3.3. verstrekt.

Wanneer een veiligheidsvergunning wordt afgegeven, kunnen er nog resterende aandachtspunten blijven bestaan. Een veiligheidsvergunning wordt niet afgegeven als een type 4-knelpunt aan de orde wordt gesteld en tijdens de beoordeling niet wordt opgelost.

Als een type 4-knelpunt zoals bedoeld in artikel 14, § 1, d) zich voordoet, kan de veiligheidsinstantie: a) in overleg met de aanvrager vragen om een bijwerking van het aanvraagdossier;b) beslissen de reikwijdte van de veiligheidsvergunning te beperken door beperkingen of gebruiksvoorwaarden vast te stellen;c) de veiligheidsvergunning niet afgeven. 5.2. De bovengenoemde termijn voor het nemen van een beslissing over de afgifte van de veiligheidsvergunning kan ook worden opgeschort als de noodzakelijke termijn voor de samenwerking bedoeld in artikel 98/1 van de Spoorcodex het rechtvaardigt. 5.3. De aanvrager wordt in kennis gesteld van de beslissing van de veiligheidsinstantie, met inbegrip van het resultaat van de beoordeling.

In geval van een positieve beslissing geeft de veiligheidsinstantie een veiligheidsvergunning af die de in bijlage 3 vermelde informatie bevat.

De veiligheidsinstantie kent aan elke veiligheidsvergunning een uniek identificatienummer toe. 5.4. Als de aanvraag wordt geweigerd of als de veiligheidsvergunning andere beperkingen of gebruiksvoorwaarden bevat dan die welke in de aanvraag zijn gedefinieerd, stelt de veiligheidsinstantie de aanvrager daarvan in kennis alsook van de procedure om een herziening te vragen. 5.5. De aanvrager kan in de in punt 5.4 bedoelde hypothesen binnen een maand na ontvangst van de beslissing van de veiligheidsinstantie verzoeken om herziening van de beslissing.

In dat geval wordt de beslissing opgeschort. In die hypothese wordt de vorige veiligheidsvergunning verlengd totdat de veiligheidsinstantie zich heeft uitgesproken over de herzieningsaanvraag.

De veiligheidsinstantie heeft na ontvangst van de aanvraag tot herziening één maand de tijd om de aanvraag te bevestigen of af te wijzen.

De beoordelingsprocedure is gericht op de vragen die de beslissing van de veiligheidsinstantie om af te wijken van de aanvraag hebben gerechtvaardigd. 6. AANVULLENDE BEPALINGEN VAN TOEPASSING IN GEVAL VAN VERLENGING VAN EEN VEILIGHEIDSVERGUNNING 6.1. Een veiligheidsvergunning kan verlengd worden op verzoek van de aanvrager in de hypothesen opgesomd in artikel 7. 6.2. In het geval van een aanvraag tot vernieuwing vergelijkt de veiligheidsinstantie de wijzigingen met de bewijsstukken die in het kader van de vorige aanvraag zijn ingediend, en neemt zij de resultaten van de vorige toezichtsactiviteiten, als bedoeld in artikel 5 van gedelegeerde Verordening (EU) 2018/761 van 16 februari 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden voor toezicht door nationale veiligheidsinstanties na de afgifte van een uniek veiligheidscertificaat of een veiligheidsvergunning overeenkomstig richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1077/2012 in overweging om de van toepassing zijnde eisen van het veiligheidsbeheersysteem of de relevante bepalingen van het regelgevend kader inzake veiligheid op basis waarvan de vernieuwing moet worden beoordeeld, te prioriteren of te richten. 7. AANVULLENDE BEPALINGEN VAN TOEPASSING IN GEVAL VAN HERZIENING VAN EEN VEILIGHEIDSVERGUNNING 7.1.Als de infrastructuurbeheerder die houder is van een veiligheidsvergunning voornemens is een substantiële wijziging in de zin van artikel 96, tweede lid, van de Spoorcodex door te voeren, stelt hij de veiligheidsinstantie daar onverwijld van in kennis. 7.2. Na de kennisgeving door de infrastructuurbeheerder neemt de veiligheidsinstantie de volgende stappen: a) controleren of de wijziging duidelijk omschreven is en of de potentiële veiligheidsrisico's zijn beoordeeld;b) bestuderen van de noodzaak van een herziening van de veiligheidsvergunning, na daarover het advies van de infrastructuurbeheerder te hebben ingewonnen. 7.3. De veiligheidsinstantie mag overgaan tot bijkomende opzoekingen bij de aanvrager. Als de veiligheidsinstantie het ermee eens is dat de voorgestelde wijziging niet substantieel is, stelt zij de aanvrager er schriftelijk van in kennis dat een herziening niet nodig is. 7.4. In het geval van een aanvraag voor een herziening neemt de veiligheidsinstantie de volgende stappen: a) de wijzigingen toetsen aan de bewijsstukken die werden ingediend in het kader van de vorige aanvraag op basis waarvan de huidige vergunning was afgegeven;b) rekening houden met de resultaten van voorbije toezichtactiviteiten, zoals bedoeld in artikel 5 van gedelegeerde Verordening (EU) 2018/761 van 16 februari 2018 tot vaststelling van gemeenschappelijke veiligheidsmethoden voor toezicht door nationale veiligheidsinstanties na de afgifte van een uniek veiligheidscertificaat of een veiligheidsvergunning overeenkomstig richtlijn (EU) 2016/798 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van Verordening (EU) nr.1077/2012, en met name met problemen met betrekking tot het vermogen van de aanvrager om zijn proces voor het beheer van wijzigingen effectief toe te passen en te monitoren; c) de van toepassing zijnde eisen van het veiligheidsbeheersysteem en de relevante bepalingen van het regelgevend kader inzake veiligheid prioriteren of richten om de herzieningsaanvraag te beoordelen. 7.5. De veiligheidsinstantie beslist, op verzoek van de aanvrager, of de veiligheidsvergunning moet worden herzien indien de voorwaarden op grond waarvan de vergunning is afgegeven moeten worden gewijzigd zonder gevolgen voor de infrastructuur, het seinsysteem, de energievoorziening die in verband met de infrastructuur wordt gebruikt of de beginselen voor de exploitatie en het onderhoud van die infrastructuur, het seinsysteem of de energievoorziening. 7.6. Wanneer de veiligheidsinstantie op basis van artikel 96, vierde lid van de Spoorcodex een herziening vraagt van de veiligheidsvergunning, stelt zij de infrastructuurbeheerder op de hoogte van alle stukken die zij nodig heeft voor haar beoordeling, uitgevoerd in overeenstemming met de punten 7.4. en volgende, en de termijn die hem gegeven wordt om die stukken mee te delen. 7.7. De herziening van de veiligheidsvergunning zoals bedoeld in de punten 7.1. en 7.6 heeft geen verlenging van de geldigheidsduur tot gevolg.

Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 11 maart 2021 betreffende de veiligheidsvergunning, het uniek veiligheidscertificaat en het jaarlijks veiligheidsverslag.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, G. GILKINET De Minister bevoegd voor het gezag over de Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen, P. DE SUTTER

Bijlage 3 bij het koninklijk besluit van 11 maart 2021 betreffende de veiligheidsvergunning, het uniek veiligheidscertificaat en het jaarlijks veiligheidsverslag Bijlage 3. - Inhoud van de veiligheidsvergunning 1. Identificatienummer van de veiligheidsvergunning 2.Identificatie van de infrastructuurbeheerder 2.1. Wettelijke naam 2.2. Nationaal registratienummer 2.3. Btw-nummer 3. Identificatie van de veiligheidsinstantie 3.1. Organisatie 3.2. Lidstaat 4. Informatie over de vergunning 4.1. Nieuwe vergunning 4.2. Vernieuwing 4.3. Herziening 4.4. Identificatienummer van de vorige vergunning (alleen in geval van vernieuwing of herziening) 4.5. Begin- en einddatum 4.6. Details over de infrastructuur 5. Toepasselijke nationale wetgeving 6.Beperkingen en gebruiksvoorwaarden 7. Aanvullende informatie 8.Datum van afgifte en gemachtigde ondertekenaar/stempel van de instantie Gezien om gevoegd te worden bij Ons besluit van 11 maart 2021 betreffende de veiligheidsvergunning, het uniek veiligheidscertificaat en het jaarlijks veiligheidsverslag.

FILIP Van Koningswege : De Minister van Mobiliteit, G. GILKINET De Minister bevoegd voor het gezag over de Dienst Veiligheid en Interoperabiliteit van de Spoorwegen, P. DE SUTTER

^