Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 mei 2001
gepubliceerd op 09 augustus 2001

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de vormings- en opleidingsinitiatieven

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2001012422
pub.
09/08/2001
prom.
11/05/2001
ELI
eli/besluit/2001/05/11/2001012422/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 MEI 2001. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de vormings- en opleidingsinitiatieven (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, betreffende de vormings- en opleidingsinitiatieven.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 mei 2001.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 1999 Vormings- en tewerkstellingsinitiatieven (Overeenkomst geregistreerd op 30 juli 1999 onder het nummer 51816/CO/214) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en bedienden van de ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk, met uitzondering van de N.V. Celanese.

Met "bedienden" worden zowel het vrouwelijk als mannelijk bediendenpersoneel bedoeld. HOOFDSTUK II. - Draagwijdte van de overeenkomst

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten in toepassing van onderafdeling 1 - Inspanningen ten voordele van de werklozen - van afdeling VI - Bepalingen betreffende het Interprofessioneel akkoord 1999-2000 - van de wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen en eveneens in uitvoering van hoofdstuk IV - Vorming en opleiding - van de nationale collectieve arbeidsovereenkomst van 2 april 1999 voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten met de bedoeling om met de opbrengst van de 0,10 pct. bijdrage een aantal initiatieven te ontwikkelen ter bevordering van de vorming en tewerkstelling van risicogroepen behorende tot de bedienden van de textiel- en breigoednijverheid of personen op wie een begeleidingsplan van toepassing is. HOOFDSTUK III. - Initiatieven ter bevordering van de vorming en tewerkstelling van risicogroepen of personen op wie een begeleidingsplan van toepassing is

Art. 4.Partijen komen overeen om in het kader van deze collectieve arbeidsovereenkomst de volgende initiatieven te nemen : a) het verzorgen van opleidingen en vormingen ten voordele van risicogroepen of personen op wie een begeleidingsplan van toepassing is;b) het verrichten van studie- en onderzoeksopdrachten op het vlak van de opleidings- en vormingsbehoeften van bedienden van de textiel- en breigoednijverheid. Deze initiatieven zullen uitgevoerd worden in het kader van de werking van de v.z.w. COBOT-BEDIENDEN. HOOFDSTUK IV. - Opleiding en vorming van risicogroepen

Art. 5.Partijen komen overeen om tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst een maximaal aantal opleidingen en vormingen te realiseren ten behoeve van risicogroepen.

Deze opleidingen en vormingen zullen gerealiseerd worden onder de coördinatie van het opleidingscentrum v.z.w. COBOT-BEDIENDEN.

Art. 6.Onder risicogroepen worden onder meer werkzoekenden en de volgende categorieën bedienden tewerkgesteld in de textiel- en breigoedondernemingen bedoeld : - alle bedienden die ingevolge de introductie van nieuwe technologieën of elke andere wijziging in hun functie het risico lopen hun tewerkstelling te verliezen; - de bedienden uit ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering die zonder bij- of omscholing het gevaar lopen hun tewerkstelling te verliezen.

De hiervoor bedoelde werkzoekenden en bedienden komen in aanmerking als risicogroep ongeacht hun leeftijd of hun genoten opleiding. HOOFDSTUK V. - Studie- en onderzoeksopdrachten

Art. 7.In uitvoering van artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 24 maart 1993, houdende uitvoering van het interprofessioneel akkoord 1993-1994, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 8 november 1993, zal v.z.w. COBOT-BEDIENDEN eveneens de technische werkzaamheden verderzetten aangaande de actualisering en de harmonisering van de takenclassificaties.

Deze werkzaamheden zullen op hun beurt een beter inzicht toelaten inzake de opleidings- en vormingsproblematiek van de bedienden in de textiel- en breigoednijverheid.

Art. 8.Ten einde de opleidings- en vormingsinitiatieven die ontplooid worden door het opleidingscentrum v.z.w. COBOT-BEDIENDEN zo efficiënt en doeltreffend mogelijk te laten verlopen is het noodzakelijk om een blijvend inzicht te verwerven in de opleidings- en vormingsproblematiek van de bedienden in de textiel- en breigoednijverheid.

Het onderzoek terzake dient o.a. studies te bevatten naar de opleidings- en vormingsbehoeften van de in de ondernemingen tewerkgestelde of nieuw aan te werven bedienden.

Art. 9.De in artikel 8 bedoelde studies en onderzoeken zullen worden verricht onder de leiding van het opleidingscentrum v.z.w.

COBOT-BEDIENDEN. HOOFDSTUK VI. - Inning van de bijdrage

Art. 10.Zoals voorzien in hoofdstuk IV - vorming en opleiding - artikel 8, tweede alinea van de collectieve arbeidsovereenkomst van 2 april 1999, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijveheid en het breiwerk, storten de werkgevers uit de textiel- en breigoednijverheid met ingang van 1 januari 1999 en voor de jaren 1999 en 2000 een bijdrage van 0,10 pct. Berekend op grond van het volledig loon van hun bedienden, zoals bedoeld in artikel 23 van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers en de uitvoeringsbesluiten van deze wet, aan het Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textiel- en breigoednijverheid.

Deze bijdrage is om het kwartaal verschuldigd en wordt door het Fonds voor bestaanszekerheid voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk geïnd en op de sectie "Opleiding" gestort. HOOFDSTUK VII. - Eindbepalingen

Art. 11.Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 1999 en is gesloten voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000.

Zij kan worden opgezegd op vraag van een van de partijen mits een opzeggingstermijn van 8 dagen gericht bij een ter post aangetekend schrijven aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden van de textielnijverheid en het breiwerk vóór 30 november 2000.

Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking onder de opschortende voorwaarde dat de in deze collectieve arbeidsovereenkomst voorziene inspanningen voor de jaren 1999 en 2000 door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid als aanvaarde inspanningen bevonden worden.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 mei 2001.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^