Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 november 2002
gepubliceerd op 21 januari 2003

Koninklijk besluit waarbij sommige ambtenaren en beambten van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer gemachtigd worden om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken

bron
federale overheidsdienst mobiliteit en vervoer
numac
2002000901
pub.
21/01/2003
prom.
11/11/2002
ELI
eli/besluit/2002/11/11/2002000901/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij sommige ambtenaren en beambten van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer gemachtigd worden om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken


VERSLAG AAN DE KONING Sire, Het ontwerp van besluit dat wij de eer hebben aan Uwe Majesteit ter ondertekening voor te leggen, heeft tot doel de uitvoering te realiseren van artikel 8, eerste lid van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, voor wat betreft de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

Het opzet van dit besluit is meervoudig. Enerzijds het bekomen van een meer rationele werking van verschillende diensten en besturen van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer, anderzijds het invoeren van een meer sluitende controle op diverse vlakken.

Het gebruik van het identificatienummer heeft uitsluitend tot doel te identificeren.

Het gebruik van het identificatienummer is het enige middel om te komen tot : - een rationele werking waarbij vermeden wordt dat de aanvragers van een dienstverlening meerdere malen, onder verschillende of bedrieglijke vorm zouden voorkomen in de bestanden van de stafdienst Personeel en Organisatie, het directoraat-generaal Maritiem Vervoer; het directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid, het directoraat-generaal Luchtvaart en het directoraat-generaal Vervoer te Land; - het invoeren van een sluitende controle op de personen op wie de diverse wets- en verordeningsbepalingen waarop de stafdienst Personeel en Organisatie, het directoraat-generaal Maritiem Vervoer, het directoraat Mobiliteit en Verkeersveiligheid, het directoraat-generaal Luchtvaart en het directoraat-generaal Vervoer te Land moeten toezien, toepasselijk zijn.

De Minister tot wiens bevoegdheid de mobiliteit en het vervoer behoort, de Voorzitter van het directiecomité en de door hem volgens een systeem van functionele werkverdeling schriftelijk en nominatief aangewezen ambtenaren en beambten, zullen een aanvraag gemakkelijk kunnen registreren en controleren, met een doeltreffende bestraffing van misbruiken tot gevolg.

De lijst van de ambtenaren en beambten die gebruik kunnen maken van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen wordt jaarlijks opgesteld en volgens dezelfde regelmaat toegezonden aan de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke levenssfeer.

De opmerkingen van de Raad van State met betrekking tot dit ontwerp van besluit werden in acht genomen.

Wij hebben de eer te zijn, Sire, Van Uwe Majesteit, de zeer eerbiedige en zeer getrouwe dienaars, De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

ADVIES 33.149/2 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling wetgeving, tweede kamer, op 12 maart 2002 door de Minister van Binnenlandse Zaken verzocht hem van advies te dienen over een ontwerp van koninklijk besluit "waarbij sommige ambtenaren en beambten van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur gemachtigd worden het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken", heeft op 10 juni 2002 het volgende advies gegeven : Onderzoek van het ontwerp Aanhef Eerste lid Men schrijve : « Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990; ».

Tweede lid Het ontworpen besluit wordt uitgevaardigd met toepassing van artikel 8 van de genoemde wet van 8 augustus 1983, zoals vermeld in het eerste lid van de aanhef. Die bepaling vormt de enige rechtsgrond van de ontworpen regeling.

In het tweede lid wordt verwezen naar de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van personeelsgegevens (lees : persoonsgegevens), "inzonderheid (naar) artikel 5".

Die aanhefverwijzing moet worden vervangen door een overweging, zodat duidelijk is dat het niet gaat om de rechtsgrond van het ontworpen besluit, maar louter in herinnering wordt gebracht dat het ontworpen besluit binnen de werkingssfeer valt van sommige bepalingen van de wet van 8 december 1992. Die wet is gewijzigd bij de wet van 11 december 1998, die op 1 september 2001 in werking is getreden. Sedertdien staat het finaliteitsbeginsel dat voordien in artikel 5 stond, in artikel 4 van de voormelde wet.

De overweging in kwestie behoort derhalve als volgt te worden gesteld : « Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, gewijzigd bij de wet van 11 december 1998, inzonderheid artikel 4, van toepassing is; ».

Derde lid Het koninklijk besluit dat bij het ontworpen besluit wordt opgeheven, behoort correct vermeld te worden. Het gaat om het koninklijk besluit van 21 februari 1991 waarbij sommige overheden van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur gemachtigd worden het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken.

Vierde lid Men schrijve : « Gelet op advies nr. 27/95 van 4 oktober 1995 van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer; ».

Vijfde lid Men schrijve "Inspecteur van Financiën".

Zesde lid Men schrijve : « Gelet op advies 33.149/2 van de Raad van State, gegeven op 10 juni 2002. » Dispositief Artikel 1 Er behoort rekening te worden gehouden met de Copernicushervorming wat betreft de functie van secretaris-generaal, de benaming van het ministerie en de benaming van de verschillende diensten en besturen. Artikel 3 Dit artikel behoort als volgt te worden gesteld : «

Art. 3.De personen bedoeld in artikel 1 mogen tevens gebruik maken van het identificatienummer van de personen die in het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn ingeschreven uitsluitend voor de uitvoering van de wets- en verordeningsbepalingen waarmee ze zijn belast : 1... 2. in hun betrekkingen... 3. in hun betrekkingen... instellingen die de toestemming hebben verkregen... en die handelen... bevoegdheden.

Het nummer mag alleen worden gebruikt voor identificatiedoeleinden. » Artikel 5 (uitvoeringsbepaling) Men schrijve : « Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer,... ».

Slotopmerkingen van taalkundige aard in verband met de Nederlandse tekst van het ontwerp Dispositief Artikel 1 In de inleidende zin schrijve men "Gemachtigd worden" in plaats van "Worden gemachtigd", en in het eerste lid, 3° "bij name" in stede van "op naam".

In het tweede lid schrijve men "met dezelfde regelmaat" in plaats van "volgens dezelfde periodiciteit".

Artikel 2 Dit artikel moet als volgt worden gesteld : «

Art. 2.De in artikel 1 bedoelde personen zijn gemachtigd om bij het bijhouden van de bestanden en repertoria van de bovengenoemde diensten en besturen, uitsluitend voor het uitvoeren van de wets- en verordeningsbepalingen waarmee ze zijn belast, het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken. Het nummer mag alleen worden gebruikt voor identificatiedoeleinden. » De kamer was samengesteld uit : De heer Y. Kreins, kamervoorzitter;

De heer J. Jaumotte en Mevr. M. Baguet, staatsraden;

Mevr. B. Vigneron, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer J. Regnier, eerste auditeur-afdelingshoofd. De nota van het Coördinatiebureau werd opgesteld en toegelicht door Mevr. G. Martou, adjunct-referendaris.

De overeenstemming tussen de Franse en de Nederlandse tekst werd nagezien onder toezicht van de heer J. Jaumotte.

De griffier, B. Vigneron.

De voorzitter, Y. Kreins.

ADVIES Nr. 27/95 VAN 4 OKTOBER 1995 VAN DE COMMISSIE VOOR DE BESCHERMING VAN DE PERSOONLIJKE LEVENSSFEER Ontwerp van koninklijk besluit waarbij sommige ambtenaren en beambten van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur gemachtigd worden het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken De Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, Gelet op de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, inzonderheid artikel 29;

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid artikel 8, gewijzigd bij wet van 15 januari 1990;

Gelet op de adviesaanvraag van 2 februari 1995 van de Minister van Verkeerswezen en Overheidsbedrijven, aangevuld door bijkomende inlichtingen overgemaakt op 7 augustus 1995;

Gelet op het verslag van de heer A. Winants;

Brengt op 4 oktober 1995 het volgende advies uit : I. VOORWERP VAN DE ADVIESAANVRAAG. Het ontwerp van koninklijk besluit dat aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer ter advies wordt voorgelegd, beoogt verscheidene ambtenaren en beambten van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur te machtigen tot het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen.

De machtiging wordt met name verleend aan (artikel 1) : - de Minister tot wiens bevoegdheid Verkeerswezen behoort; - de Secretaris-generaal van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur; - de door de Minister tot wiens bevoegdheid Verkeerswezen behoort aangewezen ambtenaren en beambten die deel uitmaken van : a) de Dienst Personeel van de Algemene Diensten b) het Bestuur van de Maritieme Zaken en van de Scheepvaart c) het Bestuur van de Verkeersreglementering en van de Infrastructuur d) het Bestuur van de Luchtvaart e) het Bestuur van het Vervoer te Land Een lijst van de aangestelde ambtenaren en beambten zal jaarlijks worden opgesteld en ter beschikking worden gesteld van de Commissie. Artikel 2 van het ontwerp bepaalt dat de in artikel 1 bedoelde personen het identificatienummer mogen gebruiken uitsluitend voor de uitvoering van de wets- en verordeningsbepalingen waarmee ze zijn belast en slechts met het doel te identificeren.

Artikel 3 van het ontwerp laat het gebruik eveneens toe, voor de uitvoering van de wets-en verordeningsbepalingen waarmee ze zijn belast, in de interne betrekkingen, de betrekkingen met de houder van het nummer of zijn wettelijke vertegenwoordiger en de betrekkingen met andere overheden en instellingen die zelf de toelating hebben gekregen zoals bedoeld in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983. Ook hier is het gebruik slechts geoorloofd met het doel te identificeren.

II. ONDERZOEK VAN DE DOELEINDEN VAN HET ONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT Overeenkomstig artikel 5 van de wet van 8 december 1992, is het de taak van de Commissie om na te gaan of het persoonsgegeven dat het identificatienummer van het Rijksregister is, het voorwerp kan uitmaken van een verwerking die verenigbaar is met de in het ontwerp van koninklijk besluit vermelde doeleinden.

Het enige doeleinde dat in het ontwerp van koninklijk besluit is vermeld, betreft identificatie.

De Commissie heeft kennis genomen van de lijst van wets- en verordeningsbepalingen voor de toepassing waarvan het gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen gewenst wordt.

In het kader van deze bepalingen kan het gebruik van een uniek identificatiemiddel terzake dienend en toereikend blijken om een betrouwbare identificatie mogelijk te maken.

De Commissie is derhalve van oordeel dat het gebruik van het identificatienummer verenigbaar is met het in het ontwerp vermelde doeleinde.

III. PERSONEN GEMACHTIGD OM HET IDENTIFICATIENUMMER TE GEBRUIKEN. De Commissie stelt vast dat, mede gelet op de hoeveelheid opdrachten die moeten worden uitgevoerd, het aantal personen dat gemachtigd wordt het identificatienummer te gebruiken vrij hoog is.

De Commissie stelt dan ook voor dat de machtiging tot gebruik van het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen zou moeten worden toegekend op basis van een systeem van functionele werkverdeling. Dit machtigingssysteem, dient bovendien gepaard te gaan met aangepaste veiligheidsmaatregelen, zoals vereist bij artikel 16, § 3, van de wet van 8 december 1992.

Om deze redenen, brengt de Commissie, onder voorbehoud van de sub III gemaakte opmerking, een gunstig advies uit.

De secretaris, J. Paul.

De voorzitter, P. Thomas.

11 NOVEMBER 2002. - Koninklijk besluit waarbij sommige ambtenaren en beambten van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer gemachtigd worden het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, inzonderheid op artikel 8, gewijzigd bij de wet van 15 januari 1990;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 februari 1991 waarbij sommige overheden van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur gemachtigd worden het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken;

Gelet op het advies nr. 27/95 van 4 oktober 1995 van de Commissie voor de Bescherming van de Persoonlijke Levenssfeer;

Gelet op het advies d.d. 19 februari 1997 van de Inspecteur van Financiën;

Gelet op het advies 33.149/2 van de Raad van State, gegeven op 10 juni 2002;

Overwegende dat de wet van 8 december 1992 tot bescherming van een Rijksregister van natuurlijke personen, gewijzigd bij de wet van 11 december 1998, inzonderheid artikel 4 van toepassing is;

Op de voordracht van onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Gemachtigd worden om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken binnen de perken, onder de voorwaarden en voor de doeleinden, gesteld bij de artikelen 2 en 3 van dit besluit : 1° de Minister tot wiens bevoegdheid de mobiliteit en het vervoer behoren;2° de Voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer;3° de door de Voorzitter van het directiecomité van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer schriftelijk en bij name aangewezen ambtenaren en beambten die deel uitmaken van : - de stafdienst Personeel en Organisatie; - het directoraat-generaal Maritiem Vervoer; - het directoraat-generaal Mobiliteit en Verkeersveiligheid; - het directoraat-generaal Luchtvaart; - het directoraat-generaal Vervoer te Land; van de Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer.

De lijst van de overeenkomstig artikel 1, 3°, aangewezen ambtenaren en beambten met vermelding van hun graad en van hun ambt, wordt jaarlijks opgemaakt en met dezelfde regelmaat aan de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer toegestuurd.

Art. 2.De in artikel 1 bedoelde personen zijn gemachtigd om bij het bijhouden van de bestanden en repertoria van de bovengenoemde diensten en directoraten-generaal, uitsluitend voor de uitvoering van de wets- en verordeningsbepalingen waarmee ze zijn belast, het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken. Het mag alleen worden gebruikt voor identificatiedoeleinden.

Art. 3.De personen bedoeld in artikel 1 mogen tevens gebruik maken van het identificatienummer van de personen die in het Rijksregister van de natuurlijke personen zijn ingeschreven, uitsluitend voor de uitvoering van de wets- en verordeningsbepalingen waarmee ze zijn belast : 1. in hun interne betrekkingen;2. in hun betrekking met de houder van dat nummer of diens wettelijke vertegenwoordiger;3. alsook in hun betrekkingen met de andere overheden en instellingen die de toestemming hebben verkregen zoals bedoeld in artikel 8 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen en die handelen in de uitoefening van hun wettelijke en reglementaire bevoegdheden. Het nummer mag alleen worden gebruikt voor identificatiedoeleinden.

Art. 4.Het koninklijk besluit van 21 februari 1991 waarbij sommige overheden van het Ministerie van Verkeer en Infrastructuur gemachtigd worden het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen te gebruiken wordt opgeheven.

Art. 5.Onze Minister van Mobiliteit en Vervoer, Onze Minister van Justitie en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 november 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Binnenlandse Zaken, A. DUQUESNE De Minister van Mobiliteit en Vervoer, Mevr. I. DURANT De Minister van Justitie, M. VERWILGHEN

^