Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 oktober 1999
gepubliceerd op 18 december 1999

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de werkzekerheid, de invoering van nieuwe technologie en de tewerkstelling

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012680
pub.
18/12/1999
prom.
11/10/1999
ELI
eli/besluit/1999/10/11/1999012680/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

11 OKTOBER 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de werkzekerheid, de invoering van nieuwe technologie en de tewerkstelling (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, betreffende de coördinatie van de collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de werkzekerheid, de invoering van nieuwe technologie en de tewerkstelling.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 oktober 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 mei 1997 Werkzekerheid, de invoering van nieuwe technologie en de tewerkstelling (Overeenkomst geregistreerd op 16 september 1997 onder het nummer 45050/CO/109) I. Algemene bepalingen

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers die ressorteren onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf en op de werklieden en werksters die zij tewerkstellen.

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 1998.

Zij wordt van jaar tot jaar stilzwijgend verlengd indien zij voor haar jaarlijkse vervaldag niet door een van de ondertekenende partijen wordt opgezegd.

Deze opzegging wordt betekend bij aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf.

II. Tijdelijk gebrek aan werk wegens economische oorzaken

Art. 3.Bij tijdelijk gebrek aan werk wegens economische oorzaken worden op het vlak van de onderneming alle mogelijkheden tot invoering van een regime van gedeeltelijke arbeid aangewend, rekening houdend met de wettelijke en conventionele beschikkingen terzake, vooraleer er tot ontslag wordt overgegaan.

Art. 4.Bij de invoering in de onderneming, ofwel van een volledige schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, ofwel van een regeling van gedeeltelijke arbeid bij volledig of gedeeltelijk gebrek aan werk wegens economische oorzaken, worden de nadelen, verbonden aan deze maatregelen, zoveel als mogelijk evenredig verdeeld over alle werklieden.

Daarbij wordt rekening gehouden met de technische noodwendigheden eigen aan de organisatie van de arbeid en inzonderheid met het feit dat de prestaties van bepaalde werklieden of groepen van werklieden noodzakelijk en onvervangbaar kunnen zijn voor het uitvoeren van de resterende produktie.

Art. 5.In de bedrijven waar een van de regelingen als bedoeld in artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt ingevoerd, mogen door de aan het werk zijnde werklieden en werksters geen overuren worden gepresteerd.

Van deze regel kan worden afgeweken in de gevallen, bedoeld bij artikel 25 van de arbeidswet van 16 maart 1971, alsmede in de gevallen dat bepaalde prestaties, die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van de resterende productie, alleen door middel van het presteren van overuren kunnen worden geleverd.

Art. 6.Indien op het vlak van de onderneming geen bevredigende oplossing kan worden tot stand gebracht door overleg tussen de werkgever en de gemandateerde vertegenwoordigers van de werklieden en werksters, kunnen de moeilijkheden en klachten inzake de toepassing van de artikelen 3, 4 en 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst aan het verzoeningsbureau van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf worden voorgelegd.

III. Structureel gebrek aan werk wegens economische oorzaken

Art. 7.Indien blijkt dat het gebrek aan werk een structureel probleem is, dat niet kan verholpen worden door een tijdelijke arbeidsherverdeling, is de volgende procedure van toepassing.

De ondernemingen die overgaan tot ontslag wegens een structureel probleem (economische reden, reorganisatie, enz...) dienen dit voorafgaandelijk voor te leggen aan de ondernemingsraad, bij ontstentenis van deze aan de vakbondsafvaardiging, bij ontstentenis van deze aan de plaatselijke afgevaardigden van de in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf vertegenwoordigde syndicale organisaties.

IV. Ontslag omwille van individuele omstandigheden

Art. 8.Voor de toepassing van dit artikel wordt onder "ontslag wegens individuele omstandigheden" verstaan : het ontslag dat verband houdt met de individuele arbeidsverhouding en arbeidsrelatie tussen de werkgevers en de werknemer.

De ondernemingen die overgaan tot ontslag wegens individuele omstandigheden, dienen de volgende procedure na te leven.

De werkgever dient de betrokken werknemer voorafgaandelijk een schriftelijke verwittiging te geven; gelijktijdig wordt de syndicale afvaardiging hiervan schriftelijk in kennis gesteld.

Slechts na deze voorafgaandelijke verwittiging kan de werkgever overgaan tot ontslag. Op het ogenblik van het ontslag dient andermaal de syndicale afvaardiging op de hoogte gebracht te worden.

De plaatselijke afgevaardigden van de vakorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf kunnen op eigen initiatief een gesprek over het ontslag aanvragen bij de werkgever.

Ingeval van ontslag wegens dringende redenen en tijdens de proefperiode dienen de bepalingen voorzien in dit artikel niet toegepast te worden.

De syndicale afvaardiging dient op de hoogte gebracht te worden van het ontslag.

V. Invoering van nieuwe technologiëen

Art. 9.Onverminderd de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr 39, van 13 december 1983, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de voorlichting en het overleg inzake de sociale gevolgen van de invoering van nieuwe technologie, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 januari 1984, zijn de hierna volgende bepalingen van toepassing op de ondernemingen behorend tot het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf.

Wanneer de werkgever het inzicht heeft over te gaan tot een investering in een nieuwe technologie en wanneer de investering belangrijke sociale gevolgen heeft, is de werkgever ertoe gehouden voorafgaandelijk informatie over deze sociale gevolgen te verstrekken aan de ondernemingsraad of, bij ontstentenis, aan de syndicale afvaardiging.

Met "sociale gevolgen" wordt bedoeld : - de vooruitzichten inzake werkgelegenheid van het personeel, de werkgelegenheidsstructuur en de voorgenomen sociale maatregelen inzake werkgelegenheid; - de werkorganisaties en de arbeidsvoorwaarden; - de vakbekwaamheid en de eventuele maatregelen voor opleiding en omscholing van de werknemers.

Art. 10.In geval van geschillen met betrekking tot arbeidsbelasting kan een onderzoek verricht worden door een paritair samengesteld team van technici, bestaande uit een bevoegd technicus aangeduid door de vakorganisaties en een bevoegd technicus aangeduid door de "Kledingfederatie".

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 11 oktober 1999.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^