Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 11 oktober 2007
gepubliceerd op 05 december 2007

Koninklijk besluit tot invoering van een bijkomende werkgeversbijdrage ten bate van de financiering van het betaald educatief verlof voor de werkgevers die behoren tot sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren in uitvoering van artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg en federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2007012348
pub.
05/12/2007
prom.
11/10/2007
ELI
eli/besluit/2007/10/11/2007012348/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

11 OKTOBER 2007. - Koninklijk besluit tot invoering van een bijkomende werkgeversbijdrage ten bate van de financiering van het betaald educatief verlof voor de werkgevers die behoren tot sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren in uitvoering van artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, inzonderheid op artikel 30, § 1 en § 2, tweede lid, vervangen bij de wet van 17 mei 2007, en op artikel 71;

Gelet op het voorstel van de sociale gesprekspartners in het interprofessioneel akkoord van 2 februari 2007 voor de periode 2007-2008;

Gelet op het advies van de Nationale Arbeidsraad van 24 april 2007;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 20 april 2007;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting, gegeven op 27 april 2007;

Gelet op het advies 43.050/1 van de Raad van State, gegeven op 31 mei 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van onze Minister van Werk en Onze Minister van Sociale Zaken en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.§ 1. De werkgevers die behoren tot sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren zoals bedoeld in het artikel 30, § 2, tweede lid, van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, zijn een werkgeversbijdrage van 0,05 % verschuldigd, berekend op grond van het volledige jaarloon van de werknemers of daarmee gelijkgestelden voor wie zij de gewone bijdrage voor betaald educatief verlof verschuldigd zijn, in toepassing van het koninklijk besluit van 23 juli 1985 tot uitvoering van afdeling 6 - toekenning van betaald educatief verlof in het kader van de voortdurende vorming van de werknemers - van hoofdstuk IV van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen. § 2. De in § 1 bedoelde bijkomende werkgeversbijdrage wordt gelijkgesteld met een socialezekerheidsbijdrage.

Zij is jaarlijks verschuldigd en dient te worden aangegeven op de kwartaalaangifte van het vierde kwartaal van het betreffende jaar. Zij dient gestort te worden met de socialezekerheidsbijdragen van dat kwartaal.

De opbrengst van deze bijdrage wordt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid doorgestort aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, waar deze opbrengst uitsluitend toegewezen wordt aan de financiering van het betaald educatief verlof.

Art. 2.§ 1. De collectieve arbeidsovereenkomst inzake bijkomende opleidingsinspanningen zoals bedoeld in het artikel 30, § 2, tweede lid van voormelde wet, moet voldoen aan de volgende voorwaarden : a) ofwel de opleidingsinspanningen jaarlijks verhogen met minstens 0,1 procentpunten van de totale jaarlijkse loonmassa van het geheel van werkgevers die tot de sector behoren;b) ofwel voorzien in een jaarlijkse toename van de participatiegraad aan vorming en opleiding met minstens 5 procentpunten. De collectieve arbeidsovereenkomst dient aan te geven dat er een engagement wordt aangegaan met het oog op het realiseren van minstens één van de doelstellingen zoals bedoeld onder de punten a) en b) van het vorige lid en welke maatregelen er daartoe zullen worden genomen. § 2. Voor de toepassing van § 1 kan de verhoging met 0,1 procentpunten van de totale loonmassa van het tot de sector behorend geheel van werkgevers of kan de toename van de participatiegraad aan vorming en opleiding met 5 procentpunten, inzonderheid het gevolg zijn van : - de eventuele aanpassing van de bijdragen voor het sectorale opleidingsfonds; - het toekennen van opleidingstijd per werknemer, individueel of collectief; - het aanbieden van en het ingaan op een vormingsaanbod buiten de werkuren; - stelsels van collectieve opleidingsplanning via de ondernemingsraad. § 3. De collectieve arbeidsovereenkomst moet aan de door de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, bepaalde voorwaarden beantwoorden.

Art. 3.§ 1. De collectieve arbeidsovereenkomst inzake bijkomende opleidingsinspanningen moet op de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg neergelegd worden, uiterlijk op 1 september van het jaar waarin de collectieve arbeidsovereenkomst in werking treedt. § 2. Vóór 1 juni van het jaar waarin de bijdrage verschuldigd kan zijn, maakt de directeur-generaal van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg de lijst van sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren, over aan de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven voor advies.

Uiterlijk op 30 september van het jaar waarin de bijdrage verschuldigd kan zijn, maken de Nationale Arbeidsraad en de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven hun gezamenlijk advies over aan de Minister van Werk. § 3. Op basis van dit advies of, bij ontstentenis hiervan, na het verstrijken van de in § 2, tweede lid bedoelde termijn, stelt de Minister van Werk de definitieve lijst van de sectoren die onvoldoende opleidingsinspanningen realiseren, vast bij ministerieel besluit.

Voormelde lijst wordt aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid overgemaakt uiterlijk op 15 oktober van het jaar waarin de bijdrage verschuldigd kan zijn. § 4. Het in §§ 2 en 3 bepaald begrip « sector » dient te worden begrepen in de zin van de definitie in artikel 30, § 2, de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact.

Art. 4.Op 1 januari 2009 treden in werking : - artikel 30 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact; - dit besluit.

De collectieve arbeidsovereenkomsten inzake bijkomende opleidingsinspanningen die op de griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg worden neergelegd vanaf 1 januari 2007 en uiterlijk op 1 september van het jaar waarin de collectieve arbeidsovereenkomst in werking treedt, worden geacht te zijn neergelegd in overeenstemming met dit besluit.

Art. 5.Onze Minister bevoegd voor Werk en Onze Minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 11 oktober 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN De Minister van Sociale Zaken, R. DEMOTTE _______ Nota's (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 23 december 2005, Belgisch Staatsblad van 30 december 2005.

^