Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 december 2005
gepubliceerd op 14 februari 2006

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de afwezigheden

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2005012632
pub.
14/02/2006
prom.
12/12/2005
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 DECEMBER 2005. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de afwezigheden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de warenhuizen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002, gesloten in het Paritair Comité voor de warenhuizen, betreffende de afwezigheden.

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 december 2005.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota's (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de warenhuizen Collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002 Afwezigheden (Overeenkomst geregistreerd op 9 januari 2003 onder het nummer 65025/CO/312) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die ressorteren onder het Paritair Comité voor de warenhuizen. HOOFDSTUK II. - Kort verzuim

Art. 2.Ter gelegenheid van familiegebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten, hebben de werknemers het recht, met behoud van hun normaal loon, het werk te verzuimen, zoals vastgesteld in de bijlage.

Art. 3.Voor de toepassing wordt het aangenomen of natuurlijke erkend kind gelijkgesteld met het wettig of gewettigd kind.

Zo ook worden de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de echtgeno(o)t(e) van de werknemer gelijkgesteld met de schoonbroer, de schoonzuster, de grootvader en de grootmoeder van de werknemer.

De samenwonenden worden gelijkgesteld met de gehuwde werknemers, op voorwaarde dat een officieel document wordt voorgelegd aan de werkgever, dat de samenwoonst bewijst.

Art. 4.Het loon van de dagen kort verzuim wordt berekend overeenkomstig de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen (Belgisch Staatsblad van 31 januari 1974). HOOFDSTUK III. - Feestdagen

Art. 5.Voor de werknemers wier wekelijkse arbeidsduur, die in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002 betreffende de arbeidsduur is vastgesteld, verdeeld is over werkdagen met een vaste arbeidsregeling, komt de tijdwaarde van een feestdag overeen met de tijdwaarde van een werkdag of beurtdag, of van een dag bestaande uit een halve werkdag en een halve beurtdag.

Voor de werknemers die het stelsel van de glijdende arbeidstijdregeling hebben aanvaard, komt de tijdwaarde van een feestdag overeen met het gemiddelde van 7 uur 12 minuten.

Art. 6.De winkels met late openingsuren zullen op de vooravond van of de zaterdag vóór Kerstdag, Nieuwjaar, Pasen en Pinksteren om 19 uur hun deuren sluiten. HOOFDSTUK IV. - Jaarlijkse vakantie Afdeling 1. - Bijkomende vakantie

Art. 7.De werknemers wier anciënniteit in de onderneming ten minste tien jaar bedraagt en die recht hebben op vierentwintig wettelijke vakantiedagen genieten een bijkomende vakantie waarvan de duur als volgt is vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 8.De bedienden wier anciënniteit in de onderneming ten minste tien jaar bedraagt, maar die recht hebben op minder dan vierentwintig wettelijke vakantiedagen, genieten bijkomende vakantiedagen waarvan het aantal wordt vastgesteld overeenkomstig de hierna volgende tabel : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 9.De werklieden wier anciënniteit in de onderneming ten minste tien jaar bedraagt, maar die recht hebben op minder dan vierentwintig wettelijke vakantiedagen, genieten bijkomende vakantiedagen waarvan het aantal als volgt wordt bepaald : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 10.De wettelijke vakantiedagen en de dagen die op het niveau van de sector en van de ondernemingen werden overeengekomen, worden berekend in werkdagen.

Het totaal aantal vakantiedagen omvat de volledige duur van de toerbeurt, zoals is bepaald in de artikelen 22 tot 24, ongeacht of deze uit hele en/of halve dagen bestaat en of de vakantiedagen al dan niet aaneensluitend worden genomen.

Voor de werknemers wier wekelijkse arbeidsduur verdeeld is over dagen met een vaste arbeidstijdregeling, komt de tijdwaarde van een vakantiedag overeen met een werkdag, een beurtdag of een dag bestaande uit een halve werkdag en een halve beurtdag.

Voor de werknemers die het stelsel van de glijdende arbeidstijdregeling hebben aanvaard, komt de tijdwaarde van een vakantiedag overeen met het gemiddelde van 7 uur 12 minuten.

Voorbeeld : Een werknemer heeft 4 weken wettelijke vakantie, plus 6 dagen bijkomend sectorieel en/of verlof van de onderneming, zijnde in totaal 30 dagen. De wekelijkse arbeidsduur bedraagt 36 uur verdeeld over vier en een halve dag. De duur van de jaarlijkse vakantie bedraagt vijf kalenderdagen.

Art. 11.De anciënniteit moet verworven zijn op 31 december van het vakantiedienstjaar.

Art. 12.De betaling van de bijkomende vakantiedagen komt rechtstreeks ten laste van de onderneming. De storting in halve vakantiedagen is toegelaten mits er in de onderneming bijzondere modaliteiten bestaan.

Art. 13.De data van de bijkomende vakantiedagen, die collectief of individueel kunnen worden genomen, worden per onderneming vastgesteld.

Art. 14.De vakantieregeling beschreven in de artikelen 7 tot 13 is van toepassing op de werknemers die tewerkgesteld zijn met een onvolledige dienstbetrekking onder dezelfde voorwaarden als die welke zijn bepaald voor de werknemers die tewerkgesteld zijn met een volledige dienstbetrekking. Afdeling 2. - Bijkomend vakantiegeld

A. Rechthebbenden

Art. 15.De werknemers die tewerkgesteld zijn met een volledige en met een onvolledige dienstbetrekking, die verbonden zijn door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde of bepaalde tijd en die het wettelijk vakantiegeld genieten, hebben recht op een bijkomend vakantiegeld dat wordt uitgekeerd in de maand juni.

B. Bedrag van het bijkomend vakantiegeld 1) Volledig wettelijk vakantiedienstjaar Art.16. Voor de werknemers die tewerkgesteld zijn met een volledige dienstbetrekking en die verbonden door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, bedraagt het bijkomend vakantiegeld ten minste 347,05 EUR. Dit bedrag wordt verhoogd volgens de onderstaande formule : ((L x 40)/100) - 421,42 EUR L = overeengekomen bruto maandloon van de maand mei begrensd tot 1.487,36 EUR. 421,42 EUR = totaal van het minimum bijkomend vakantiegeld, vermeerderd met 74,37 EUR (dit is het oorspronkelijk bedrag van de aanvullende kerstpremie).

Art. 17.Voor de werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd die tewerkgesteld zijn met een onvolledige dienstbetrekking, wordt het bijkomend vakantiegeld berekend naar rata van het gemiddelde van de wekelijkse arbeidsprestaties van de maand maart, april en mei, volgens de hierna volgende formule : Bedrag vastgesteld in artikel 16 x (Gemiddelde van het wekelijkse aantal uren arbeidsprestaties van de maand maart, april en mei/36)

Art. 18.Voor de werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt het bijkomend vakantiegeld berekend naar rata van het aantal maanden arbeidsprestaties tussen 1 juli van het vakantiedienstjaar en 30 juni van het vakantiejaar, volgens de hierna volgende formule : Bedrag vastgesteld in artikel 16 x (Aantal maanden arbeidsprestaties/12) 2) Onvolledig wettelijk vakantiedienstjaar Art.19. Wanneer het wettelijk vakantiedienstjaar onvolledig is, worden de basisbedragen van het bijkomend vakantiegeld, vastgesteld bij de artikelen 16 tot en met 18, verminderd naar rata van het aantal maanden of dagen arbeidsprestaties of daarmee gelijkgestelde maanden of dagen volgens de hierna volgende formule : Bedrag van het bijkomend vakantiegeld x (Aantal maanden in aanmerking te nemen voor het wettelijk vakantiegeld/12) HOOFDSTUK V. - Ouderschapsverlof

Art. 20.Ter gelegenheid van de geboorte van een kind dat zij in een eerste stadium persoonlijk wensen op te voeden, kunnen die werknemers, op eigen verzoek, maximum twee jaar onbepaald verlof bekomen.

De arbeidshervatting zal niet noodzakelijk op dezelfde plaats, noch in dezelfde functie gebeuren. De herplaatsing gebeurt met de anciënniteit die de betrokkene in zijn categorie had verworven op het ogenblik dat hij met ouderschapsverlof is vertrokken.

Gedurende de periode van het verlof mogen de werknemers geen winstgevende bezigheid uitoefenen.

Adoptie en erkenning worden gelijkgesteld met geboorte. HOOFDSTUK VI. - Verlof om dwingende redenen

Art. 21.Wanneer de werknemer één of meerdere keren om dwingende redenen verlof zonder wedde neemt, in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 45 die op 19 december 1989 gesloten werd in de Nationale Arbeidsraad en algemeen bindend werd verklaard bij koninklijk besluit van 6 maart 1990 (Belgisch Staatsblad van 21 maart 1990), zal hij hiervoor slechts één dag per jaar worden betaald. HOOFDSTUK VII. - Beurtregeling

Art. 22.De werkdag of werkdagen waarop niet volledig of gedeeltelijk moet worden gewerkt wegens de verdeling van de wekelijkse arbeidsduur zoals deze is vastgesteld in artikel 2 van de collectieve arbeidsovereenkomst van 5 november 2002 betreffende de arbeidsduur, vormen de "beurtregeling".

Art. 23.De beurtregeling wordt niet stelselmatig in één keer toegekend, dit wil zeggen door samenvoeging van de dag of dagen waaruit zij geheel of gedeeltelijk is samengesteld.

Onverminderd artikel 24 worden de toekenningsmodaliteiten op het niveau van de onderneming vastgesteld in overleg met de ondernemingsraad of met de vakbondsafvaardiging.

Art. 24.Onverminderd gunstiger voorwaarden die op het niveau van de onderneming bestaan, heeft het winkelpersoneel recht op acht zaterdagen beurtregeling per jaar, behalve het winkelpersoneel dat speciaal in dienst wordt genomen voor prestaties welke eveneens zaterdagarbeid omvatten. Deze zaterdagen kunnen genomen worden naar rata van één per maand, behalve in de maanden juli, augustus en december en tijdens de veertien dagen van de schoolvakantie van Pasen.

De werknemers die tewerkgesteld zijn met een volledige dienstbetrekking genieten deze maatregel door overdracht van een volledige beurtdag naar de zaterdag.

De werknemers die tewerkgesteld zijn met een onvolledige dienstbetrekking genieten deze maatregel door overdracht van hun gewone zaterdagsarbeid naar de eerste vijf dagen van de week of naar één van deze dagen. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 25.De collectieve arbeidsovereenkomsten van 13 december 1989, 26 juni 1991, 24 juni 1999 en van 24 oktober 1990 worden opgeheven.

Art. 26.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2002 en is gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij kan door elk van de partijen worden opgezegd mits naleving van een opzeggingstermijn van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de warenhuizen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 december 2005.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage De redenen voor het verzuim waarvan sprake is in artikel 2 en de daaraan verbonden duur van het verzuim worden als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 december 2005.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^