Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 februari 2003
gepubliceerd op 30 mei 2003

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, tot coördinatie van de regels inzake tussenkomst van de werkgevers in de vervoerskosten

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2003012080
pub.
30/05/2003
prom.
12/02/2003
ELI
eli/besluit/2003/02/12/2003012080/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 FEBRUARI 2003. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, tot coördinatie van de regels inzake tussenkomst van de werkgevers in de vervoerskosten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2001, gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, tot coördinatie van de regels inzake tussenkomst van de werkgevers in de vervoerskosten.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 februari 2003.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 29 november 2001 Coördinatie van de regels inzake tussenkomst van de werkgevers in de vervoerskosten (Overeenkomst geregistreerd op 23 januari 2002 onder het nummer 60654/CO/109) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de arbeid(st)ers van de ondernemingen die onder het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf ressorteren.

Art. 2.De collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juli 1991 gesloten in het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf, tot vaststelling van de tussenkomst van de werkgevers in de vervoerskosten van de werklieden en werksters, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 28 november 1991 en de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2001, tot wijziging van hoger vermelde collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juli 1991 zijn niet meer van kracht sedert 1 april 2001.

Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van kracht vanaf 1 april 2001 en vervangt de hoger vermelde collectieve arbeidsovereenkomst van 3 juli 1991, gewijzigd bij collectieve arbeidsovereenkomst van 22 juni 2001, overeenkomstig de nieuwe afspraken terzake in de collectieve arbeidsovereenkomst houden akkoord van sociale vrede 2001-2002 van 22 mei 2001. HOOFDSTUK II. - Gecoördineerde regels inzake tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten I. Openbaar vervoer Gemeenschappelijk openbaar treinvervoer

Art. 3.Wat het door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen (N.M.B.S.) georganiseerd vervoer betreft, zal de tussenkomst van de werkgever in de prijs van het gebruikte vervoersbewijs berekend worden op basis van het barema, dat is opgenomen in bijlage aan het koninklijk besluit dat getroffen werd in uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen ingevolge de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden (Belgisch Staatsblad van 31 juli 1962).

Gemeenschappelijk openbaar vervoer, met uitzondering van het treinvervoer

Art. 4.Voor wat betreft het gemeenschappelijk openbaar vervoer, met uitzondering van het treinvervoer, zal de bijdrage van de werkgever in de prijs van de abonnementen voor de verplaatsingen vanaf 5 km, berekend vanaf de vertrekhalte, vastgesteld worden volgens de hierna vastgestelde modaliteiten : a) wanneer de prijs van het vervoer in verhouding tot de afstand staat, is de bijdrage van de werkgever gelijk aan de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor een overeenstemmende afstand, zonder evenwel 60 pct.van de werkelijke vervoerprijs te overschrijden; b) wanneer de prijs een eenheidsprijs is, ongeacht de afstand, wordt de bijdrage van de werkgever forfaitair vastgesteld en bedraagt zij 56 pct.van de effectief door de werknemer betaalde prijs, zonder evenwel het bedrag van de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement voor een afstand van 7 km te overschrijden.

Gecombineerd gemeenschappelijk openbaar vervoer

Art. 5.Ingeval de werknemer gebruik maakt van een combinatie van de trein en één of meerdere andere gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen dan de trein, en er wordt slechts één vervoerbewijs afgeleverd voor het geheel van de afstand - zonder dat in dit vervoerbewijs een onderverdeling wordt gemaakt per gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel - zal de bijdrage van de werkgever gelijk zijn aan de werkgeverstussenkomst in de prijs van de treinkaart geldend als sociaal abonnement.

Art. 6.In elk ander geval dat de werknemer meer dan één gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel gebruikt dan voorzien in artikel 5, wordt de bijdrage van de werkgever voor het geheel van de afstand als volgt berekend : Nadat met betrekking tot elk afzonderlijk gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel waarvan de werknemer gebruik maakt de bijdrage van de werkgever is berekend overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 3, 4a , 4b en 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst, worden de aldus bekomen bedragen bij elkaar opgeteld om de bijdrage van de werkgever voor het geheel van de afgelegde afstand vast te stellen.

Terugbetalingstijdstip

Art. 7.De bijdrage van de werkgever in de door de werknemers gedragen vervoerskosten zal maandelijks betaald worden voor de werknemer met een maandabonnement of ter gelegenheid van de betaalperiode die in de onderneming gebruikelijk is voor de vervoersbewijzen die geldig zijn voor een week.

Modaliteiten van terugbetaling

Art. 8.a) De werkgever dient zich te vergewissen van de rechten van de werknemer op een tegemoetkoming in de vervoerskosten. Ten laatste vanaf 1 januari 2002 ziet hij erop toe te beschikken over een ondertekende verklaring van elke werknemer waarin de juiste afstand tussen de woonplaats en de werkplaats wordt medegedeeld, evenals de aard van het vervoermiddel dat zij gebruiken om zich te verplaatsen tussen de woonplaats en de werkplaats. Het ontbreken van een dergelijke ondertekende verklaring is geen reden om geen tussenkomst in de vervoerskosten te betalen. b) De werknemers moeten iedere wijziging van deze toestand in de kortst mogelijke tijd op dezelfde wijze mededelen.c) De werkgever mag op elk ogenblik nagaan of de verklaring van een werknemer met de werkelijkheid strookt.

Art. 9.De tegemoetkoming van de werkgever in de vervoerskosten zal betaald worden op voorlegging van de vervoersbewijzen, uitgereikt door de N.M.B.S. en/of de andere maatschappijen van gemeenschappelijk openbaar vervoer.

II. Private vervoermiddelen

Art. 10.§ 1. In de ondernemingen die geen collectief vervoermiddel ter beschikking van de werklieden en werksters stellen, worden, voor de werklieden en werksters die gebruik maken van een privaat vervoermiddel, voorzover de kortst af te leggen afstand van hun woning tot de werkplaats in één richting 10 km of meer bedraagt, volgende modaliteiten van tegemoetkoming van de werkgever in de vervoerskosten bepaald : a) De werkgever dient zich te vergewissen van de rechten van de werknemer op een tegemoetkoming in de vervoerskosten.Ten laatste vanaf 1 januari 2002 ziet hij erop toe te beschikken over een ondertekende verklaring van elke werknemer waarin de juiste afstand tussen de woonplaats en de werkplaats wordt medegedeeld, evenals de aard van het vervoermiddel dat zij gebruiken om zich te verplaatsen tussen de woonplaats en de werkplaats. Het ontbreken van een dergelijke ondertekende verklaring is geen reden om geen tegemoetkoming in de vervoerskosten te betalen. b) De werknemers moeten iedere wijziging van deze toestand in de kortst mogelijke tijd op dezelfde wijze mededelen.c) De werkgever mag op elk ogenblik nagaan of de verklaring van een werknemer met de werkelijkheid strookt. § 2. De tegemoetkoming van de werkgever is gelijk aan 50 pct. van de treinkaart geldend als sociaal abonnement, bepaald bij artikel 3 van het ministerieel besluit van 10 december 1990 houdende wijziging van de prijzen voor het vervoer van reizigers op het net van de N.M.B.S., voor het overeenstemmende aantal kilometers.

De tegemoetkoming van de werkgever zal nochtans, voor eenzelfde aantal kilometers, nooit hoger kunnen zijn dan de tegemoetkoming op basis van het barema, bedoeld in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 11.De tegemoetkoming van de werkgever in de door de werklieden en werksters gedragen vervoerskosten zal minstens eenmaal per maand worden betaald.

De tegemoetkoming van de werkgever vindt slechts plaats voor de dagen van aanwezigheid op het werk, volgens de modaliteiten vastgesteld bij artikel 10.

III. Door de onderneming met de financiële deelneming van de werklieden en werksters georganiseerd vervoer of door de ondernemingen voor een gedeelte van het traject uitsluitend op eigen kosten georganiseerd vervoer

Art. 12.Ingeval het transport is georganiseerd door de werkgever, met de financiële deelneming van de werknemers, of indien de werkgever een gedeelte van het traject uitsluitend op eigen kosten heeft georganiseerd, dient, wat zijn bijdrage in de kosten van vervoer der werknemers betreft, een oplossing te worden gezocht die is ingegeven door de bepalingen van onderhavige overeenkomst en door de volgende overwegingen : - voor het door de ondernemingen met financiële deelneming van de werklieden en werksters georganiseerd vervoer, wordt de tegemoetkoming van de ondernemingen berekend met inachtneming van de door de ondernemingen reeds gedragen lasten voor de organisatie van dat vervoer; - voor de door de ondernemingen voor een gedeelte van het traject uitsluitend op eigen kosten georganiseerd vervoer en ingeval de werklieden en werksters eveneens gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen gebruiken, wordt de tegemoetkoming van de werkgever berekend op basis van de totale met een gemeenschappelijk openbaar vervoermiddel afgelegde afstand met aftrek nochtans van de kosten die de onderneming reeds draagt voor het door haar georganiseerd vervoer; - de financiële tegemoetkoming van de werklieden en werksters mag echter niet hoger zijn dan het bedrag, bepaald als werkgeverstussenkomst bij artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst; - de verworven rechten van de werklieden en werksters blijven echter behouden.

IV. Tegemoetkoming voor alle werknemers

Art. 13.Aan alle werklieden en werksters wordt daarenboven een vergoeding van 10 BEF (0,2429 EUR) per werkelijk gepresteerde arbeidsdag betaald, ongeacht de wijze van verplaatsing van en naar het werk.

V. Duur van de overeenkomst

Art. 14.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001 en is gesloten voor een onbepaalde duur.

Zij kan door één der ondertekenende partijen worden opgezegd, met een vooropzeg van drie maand, te betekenen bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het kleding- en confectiebedrijf en aan de in dit paritair comité vertegenwoordigde organisaties.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 februari 2003.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^