Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 januari 2007
gepubliceerd op 23 januari 2007

Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2003 houdende uitvoering van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid

bron
federale overheidsdienst sociale zekerheid
numac
2007022066
pub.
23/01/2007
prom.
12/01/2007
ELI
eli/besluit/2007/01/12/2007022066/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2003 houdende uitvoering van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, inzonderheid op de artikelen 16, § 2, 17 tot 22, 28, § 1, 32, § 1, 2° en § 4, 56 en 110;

Gelet op de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, inzonderheid op artikel 234;

Gelet op het koninkijk besluit van 14 november 2003 houdende uitvoering van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;

Gelet op het advies van de Raad voor Aanvullende Pensioenen van 1 december 2006;

Gelet op het advies van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Asurantiewezen van 5 december 2006;

Gelet op het advies van de Commissie voor Aanvullende Pensioenen van 7 december 2006;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën van 12 december 2006;

Gelet op de akkoordbevinding van Onze Minister van Begroting van 15 december 2006;

Gelet op de hoogdringendheid die wordt gemotiveerd op grond van de volgende overwegingen : Overwegende dat de Richtlijn 2003/41/EG van het Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de activiteiten van en het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening ten laatste omgezet diende te zijn op 23 september 2005;

Overwegende dat de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening slechts een gedeeltelijke omzetting vormt en dat de volledige omzetting pas gerealiseerd zal zijn wanneer ook de uitvoeringsbesluiten, waaronder dit besluit, genomen zijn;

Overwegende dat de omzetting eveneens van belang is in het kader van de ontwikkeling van de financiële positie van België als activiteitszetel van instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening die op het gehele grondgebied van de Europese Economische Ruimte werkzaam zijn;

Overwegende dat het, omwille van fiscale en boekhoudkundige redenen, onder andere met betrekking tot het oprichten van de nieuwe rechtsvorm (het organisme voor de financiering van pensioenen) ingesteld door de artikelen 9 en volgende van de voornoemde wet van 27 oktober 2006, nodig is om de nieuwe bepalingen in werking te doen treden bij de aanvang van het jaar, met name op 1 januari 2007;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 41.952/1, gegeven op 20 december 2006, bij toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van Onze Minister van Economie en van Onze Minister van Pensioenen en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 november 2003 tot uitvoering van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° 2° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 2° "pensioentoezegging van het type cash balance" : de pensioentoezegging bedoeld in artikel 21 van de wet;»; 2° 3° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 3° "normale pensioenleeftijd" : - voor de pensioentoezeggingen ingesteld door een collectieve arbeidsovereenkomst, een pensioenreglement of een pensioenovereenkomst gesloten voor 1 januari 2007 of die voortvloeien uit de verlenging van een voor die datum gesloten collectieve arbeidsovereenkomst, de pensioenleeftijd die is vermeld in de collectieve arbeidsovereenkomst, het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst; - voor elke andere pensioentoezegging : 65 jaar; »; 3° 4° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 4° "IBP" : instelling voor bedrijfspensioenvoorziening in de zin van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;»; 4° 6° wordt geschrapt;5° 7° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 7° "de regelgeving inzake prudentieel toezicht zoals zij van kracht was op 1 januari 1996" : - het koninklijk besluit van 14 mei 1985 tot toepassing op de voorzorgsinstellingen van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen, zoals dat gold op 1 januari 1996; - het koninklijk besluit van 15 mei 1985 betreffende de activiteiten van de private voorzorgsinstellingen, zoals dat gold op 1 januari 1996; - het koninklijk besluit van 17 december 1992 betreffende de levensverzekeringsactiviteit, zoals dat gold op 1 januari 1996; »; 6° 8° wordt vervangen door de volgende bepaling : « 8° "de op 1 januari 1996 bestaande minimumreserve" : de minimumreserve die op 1 januari 1996 is vastgesteld op grond van de regelgeving inzake prudentieel toezicht zoals zij van kracht was op 1 januari 1996;».

Art. 2.In artikel 3, § 2 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het tweede lid worden de woorden « de uitvoering van de bepalingen van de artikelen 6 en 12 » vervangen door de woorden « de berekening van de minimale verworven reserves overeenkomstig Hoofdstuk IV »;2° in het derde lid worden de woorden « de artikelen 6, 1° en 12, 1° » vervangen door de woorden « artikel 13, 1° », de woorden « 6, 2° en 12, 2° » vervangen door de woorden « 9 en 13, 2° » en de woorden « voor de berekening van de minimumprovisie worden opgelegd in uitvoering van de wet van 9 juli 1975 » vervangen door de woorden « zijn bepaald in artikel 10, § 2 ».

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK IIIbis. - De pensioentoezegging Afdeling 1. - Bepalingen die op alle pensioentoezeggingen van

toepassing zijn Art. 4-1. Elke pensioentoezegging is hetzij van het type vaste bijdragen, hetzij van het type vaste prestaties, met inbegrip van de toezeggingen van het type cash balance, hetzij een combinatie van deze types.

De pensioentoezegging dient duidelijk te worden omschreven in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst.

Art. 4-2. Het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst mag aan de aangeslotene de vrijheid verlenen om het beschikbaar premiebudget te verdelen over de financiering van verschillende prestaties.

Deze prestaties kunnen naast aanvullende pensioenen uitsluitend bestaan uit : 1° toezeggingen die moeten worden beschouwd als een aanvulling van de wettelijke uitkeringen bij overlijden of arbeidsongeschiktheid door arbeidsongeval of ongeval ofwel beroepsziekte of ziekte;2° toezeggingen die uitsluitend tot doel hebben medische kosten te vergoeden die verband houden met hospitalisatie, dagverpleging, ernstige aandoeningen en palliatieve thuiszorg van de werknemer in voorkomend geval van alle inwonende gezinsleden;3° toezeggingen die uitsluitend tot doel hebben specifieke kosten te vergoeden, veroorzaakt door de afhankelijkheid van de werknemer;4° toezeggingen die uitsluitend voorzien in de uitkering van een rente ingeval de werknemer het slachtoffer is van een ernstige aandoening;5° andere persoonsverzekeringen of gelijkaardige toezeggingen dan die welke hiervoor zijn bedoeld, voor zover deze verzekeringen of toezeggingen gelijktijdig aan de volgende voorwaarden voldoen : a) de verzekeringscontracten of de toezeggingen kunnen worden beschouwd als een aanvulling van de voordelen toegekend in het kader van de wetgeving inzake de sociale zekerheid;b) de contracten en toezeggingen mogen uitsluitend voorzien in uitkeringen tijdens het dienstverband van de voornoemde personen. Periodes van schorsing van het dienstverband worden ook in aanmerking genomen.

Voor de toepassing van dit artikel hebben de volgende termen de hiernavolgende betekenis : 1° "hospitalisatie" : elk medisch noodzakelijk verblijf van ten minste één nacht in een instelling die wettelijk als ziekenhuisinstelling wordt aangezien;2° "dagverpleging" : het medisch noodzakelijk verblijf zonder overnachting in een instelling die wettelijk als ziekenhuisinstelling wordt aangezien;3° "ernstige aandoeningen" : aandoeningen die als zodanig door de minister bevoegd voor Sociale Zaken erkend zijn;4° "palliatieve thuiszorg" : de behandeling thuis van terminale patiënten die gericht is op de fysische en psychische noden van de patiënt en bijdragen tot het bewaren van een zekere kwaliteit van het leven;5° "afhankelijkheid" : de medisch vaststaande nood aan hulp voor het vervullen van gewone en instrumentele activiteiten van het dagelijkse leven. Afdeling 2. - Pensioentoezeggingen van het type vaste bijdragen

Onderafdeling 1. - Bepalingen die op alle toezeggingen van het type vaste bijdragen van toepassing zijn Art. 4-3. Bij een pensioentoezegging van het type vaste bijdragen verbindt de inrichter zich om periodiek een vaste bijdrage te betalen aan de pensioeninstelling, ter financiering van het aanvullend pensioen.

Het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst bepaalt de regels voor de vaststelling van deze bijdrage evenals de periodiciteit.

De vaste bijdragen voor de financiering van het rustpensioen moeten voor elke aangeslotene afzonderlijk, op individuele rekeningen worden gestort, enerzijds voor de werkgeversbijdragen en anderzijds voor de persoonlijke bijdragen.

Een pensioentoezegging van het type vaste bijdragen is hetzij van het type vaste bijdragen met gewaarborgd rendement, hetzij van het type vaste bijdragen zonder gewaarborgd rendement.

Onderafdeling 2. - Toezeggingen van het type vaste bijdragen met gewaarborgd rendement Art. 4-4. § 1. Bij een pensioentoezegging van het type vaste bijdragen met gewaarborgd rendement garandeert de inrichter naast de betaling van de vaste bijdrage tevens de kapitalisatie van die bijdragen overeenkomstig de in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst bepaalde tariferingsregels. § 2. De in § 1 bedoelde tariferingsregels mogen ofwel een bepaald rendement in aanmerking nemen, ofwel een bepaald rendement gecombineerd met een voorvalswet.

Voormeld rendement kan zijn : 1° een intrestvoet die numeriek in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst vastgelegd is en die de intrestvoet gedefinieerd in artikel 10, § 2, niet mag overschrijden;2° een rendement dat door verwijzing naar de intrestvoet bedoeld in artikel 24, § 1 of § 2 van de wet gedefinieerd wordt;3° een rendement dat gedefinieerd wordt door verwijzing naar een financieel instrument uitgegeven of gewaarborgd door een lidstaat van de Europese Economische Ruimte;4° een rendement verbonden aan de evolutie van een index die door een gereglementeerde markt zoals bedoeld in artikel 2, 3°, van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten, wordt openbaar gemaakt;5° een rendement verbonden aan een index die op nationaal of internationaal niveau erkend wordt. Art. 4-5. Het bedrag dat zich op de individuele rekeningen bevindt, wordt verkregen door het bedrag van de verschuldigde bijdragen, verhoogd met de overeenkomstig artikel 4-6 toegekende bedragen, te kapitaliseren overeenkomstig de in artikel 4-4, § 1, bedoelde regels.

Art. 4-6. Indien de bij de pensioeninstelling ter financiering van de betrokken pensioentoezegging gevormde reserves de som van de bedragen op de individuele rekeningen van de aangeslotenen in voorkomend geval verhoogd met de bedragen die vereist zijn op grond van de toepasselijke regelgeving inzake prudentieel toezicht overschrijden, kan het surplus geheel of gedeeltelijk aan de individuele rekeningen van de aangeslotenen worden toegekend.

Het pensioenreglement of -overeenkomst bepaalt de regels voor de in het eerste lid bedoelde toekenning.

Die regels evenals de toekenning zelf mogen geen discriminatie tussen aangeslotenen inhouden.

De toegekende bedragen moeten worden gekapitaliseerd overeenkomstig de in artikel 4-4, § 1, bedoelde regels.

Onderafdeling 3. - Toezeggingen van het type vaste bijdragen zonder gewaarborgd rendement Art. 4-7. Bij een pensioentoezegging van het type vaste bijdragen zonder gewaarborgd rendement wordt het volledige rendement met betrekking tot de pensioentoezegging, aan de individuele rekeningen van de aangeslotenen toegekend.

Het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst bepalen de wijze waarop het rendement wordt vastgesteld evenals de modaliteiten voor de in het eerste lid bedoelde toekenning. Deze modaliteiten mogen geen discriminatie tussen aangeslotenen inhouden.

Art. 4-8. In afwijking van art. 4-7 kan het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst bepalen dat een deel van het rendement met betrekking tot de pensioentoezegging niet aan de individuele rekeningen wordt toegekend maar in een vrije reserve wordt gestort.

De wijze van financiering evenals de aanwending van deze vrije reserve dienen duidelijk in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst te worden bepaald. Afdeling 3. - Pensioentoezeggingen van het type vaste prestaties

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen Art. 4-9. Bij een pensioentoezegging van het type vaste prestaties verbindt de inrichter zich tot het vestigen van een welbepaalde prestatie te betalen op een welbepaald ogenblik.

Het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst bepaalt de regels voor de vaststelling van deze prestatie evenals het ogenblik waarop deze verschuldigd is.

De vaste prestaties mogen geen rekening houden met de prestaties voortvloeiend uit overeenkomsten die door de aangeslotenen individueel onderschreven zijn.

Onderafdeling 2. - Pensioentoezeggingen van het type cash balance Art. 4-10. Bij een pensioentoezegging van het type cash balance verbindt de inrichter zich tot het vestigen van een vaste prestatie, die wordt bepaald op grond van de kapitalisatie van bedragen die aan de aangeslotenen worden toegekend op welbepaalde vervaldagen.

Het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst bepalen de regels voor de vaststelling van die bedragen, de vervaldagen waarop zij worden toegekend evenals de tariferingsregels die voor de kapitalisatie worden aangewend.

De toegekende bedragen worden voor elke aangeslotene afzonderlijk ingeschreven op individuele rekeningen.

Het bedrag dat zich op de individuele rekeningen bevindt wordt verkregen door de toegekende bedragen te kapitaliseren overeenkomstig de tariferingsregels.

Art. 4-11. De artikelen 4-4, § 2, en 4-6 zijn van toepassing op de pensioentoezeggingen van het type cash balance. »

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IIIter ingevoegd dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK IIIter. - Informatie en Transparantie Art. 4-12. Het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst regelt de onderlinge rechten en verplichtingen met betrekking tot de pensioentoezegging tussen de inrichter, de werkgevers, de werknemers, de aangeslotenen, de begunstigden en de pensioeninstelling.

Art. 4-13. Behoudens de vermeldingen die op grond van andere wettelijke bepalingen moeten worden opgenomen, bevat het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst ten minste de volgende bepalingen : 1° de financieringsmodaliteiten van de pensioentoezegging;2° de te volgen regels in geval van onderfinanciering;3° de modaliteiten van de mededeling bedoeld in artikel 4-14;4° de te volgen regels in geval van het verdwijnen van de inrichter;5° de modaliteiten volgens dewelke de in artikel 26, §§ 1 tot 3 van de wet bedoelde gegevens worden meegedeeld;6° de regels voor de bepaling van de begunstigde van de prestatie bij overlijden;7° de vermelding dat de persoonlijke bijdragen door de werkgever op de bezoldiging worden ingehouden en aan de pensioeninstelling worden gestort;8° de mate waarin de verbintenissen van de inrichter worden gegarandeerd op grond van een resultaatsverbintenis vanwege de pensioeninstelling. Art. 4-14. Indien de inrichter nalaat de bijdragen voor de financiering van de pensioentoezegging te storten, waarvan hij op grond van het pensioenreglement, de pensioenovereenkomst of van een ander document de betaling verschuldigd is, brengt de pensioeninstelling elke aangeslotene uiterlijk 3 maanden na de vervaldag van die bijdragen, van de niet-betaling op de hoogte.

Art. 4-15. Elk document en elke mededeling met betrekking tot de pensioentoezegging, die zijn bestemd voor de aangeslotenen of de begunstigden of waarop de aangeslotenen of begunstigden aanspraak kunnen maken, en die uitgaan van de inrichter, de pensioeninstelling of een op last van deze personen handelende derde moet zijn gesteld in de wettelijk opgelegde taal in het kader van de sociale betrekkingen tussen werkgevers en werknemers.

De in het eerste lid bedoelde documenten evenals de wijzigingen eraan worden in duidelijke en nauwkeurige bewoordingen opgesteld.

Art. 4-16. De artikelen 4-12, 4-14 en 4-15 zijn van toepassing op het solidariteitsreglement en op de instelling die belast is met het beheer van de solidariteitstoezegging. »

Art. 5.Hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt als volgt vervangen : « HOOFDSTUK IV. - Berekening van de minimale verworven reserves Afdeling 1. - Bepalingen die op alle pensiontoezeggingen van

toepassing zijn

Art. 5.De regels voor de berekening van de verworven reserves met betrekking tot het rustpensioen en het overlevingspensioen bij overlijden na pensionering, worden bepaald in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst.

Art. 6.§ 1. De verworven reserves bepaald overeenkomstig het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst dienen op elk ogenblik minstens gelijk te zijn aan de minimale verworven reserves zoals berekend op grond van dit hoofdstuk.

Voor de pensioentoezeggingen die het voorwerp uitmaken van een verzekeringsovereenkomst zijn de verworven reserves bovendien minstens gelijk aan het bedrag van de verworven reserves bedoeld in artikel 52 van het koninklijk besluit van 14 november 2003. § 2. Wanneer een pensioentoezegging wordt geformuleerd als een combinatie van meerdere toezeggingen van hetzelfde type of van verschillende types, dienen de verworven reserves voor elk van de onderliggende toezeggingen afzonderlijk te worden berekend, op basis van de regels die gelden voor het betreffende type pensioentoezegging.

Art. 7.Voor de aangeslotenen van wie de rechten betrekking hebben op een pensioenstelsel dat in een fonds voor bestaanszekerheid beheerd wordt op de datum dat Titel II van de wet op het stelsel van toepassing wordt, worden de bepalingen van dit hoofdstuk niet toegepast op de dienstjaren gepresteerd vóór voormelde datum.

Art. 8.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op de individuele pensioentoezeggingen die werden toegekend vóór 16 november 2003. Afdeling 2. - Pensioentoezeggingen van het type vaste bijdragen

Art. 9.Bij pensioentoezeggingen van het type vaste bijdragen zijn de minimale verworven reserves gelijk aan het bedrag dat zich op de individuele rekeningen van de aangeslotene bevindt. Afdeling 3. - Pensioentoezeggingen van het type vaste prestaties

Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 10.§ 1. Bij pensioentoezeggingen van het type vaste prestaties worden de minimale verworven reserves berekend overeenkomstig artikel 19 van de wet.

Voor de toepassing van artikel 19 van de wet wordt onder minimumreserve verstaan, de actuele waarde van het product van beide volgende elementen : 1° de vaste prestaties, de eventuele overdraagbaarheid in geval van overlijden na pensioenleeftijd inbegrepen, berekend overeenkomstig het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst op basis van een loopbaan tot aan de normale pensioenleeftijd rekening houdend met het salaris op het ogenblik van de berekening;2° een breuk met als noemer het aantal jaren van de volledige loopbaan van de aangeslotene en als teller het aantal gepresteerde jaren, beide berekend vanaf de datum van aansluiting. § 2. De in § 1 bedoelde actuele waarde wordt berekend op grond van volgende actualisatieregels : 1° een technische rentevoet van 6 %;2° de sterftewetten die voortvloeien uit de tafels MR of FR, naargelang de aangeslotene een man of een vrouw is en die bepaald worden met de formule en de constanten zoals vermeld in bijlage;3° de normale pensioenleeftijd. § 3. De teller en de noemer van de in § 1 bedoelde breuk zijn beperkt tot de in het pensioenreglement of in de pensioenovereenkomst bepaalde maximum erkende diensttijd. § 4. Wanneer de aansluitingsdatum valt na de datum vanaf dewelke de erkende diensttijd door het pensioenreglement of de overeenkomst in aanmerking wordt genomen, wordt de breuk bedoeld in § 1 berekend rekening houdend met de datum waarop de erkende diensttijd aanvangt.

Art. 11.Het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst dient de actualisatieregels vast te stellen die gebruikt worden voor de berekening van de verworven reserves.

Deze regels mogen geen resultaat opleveren dat lager is dan het resultaat dat men zou bekomen op grond van de actualisatieregels bedoeld in artikel 10, § 2.

Onderafdeling 2. - Berekening van de minimale verworven reserves van de aangeslotenen die in dienst zijn getreden vóór 1 januari 1996 met rechten op grond van een voor die datum ingevoerd pensioenstelsel

Art. 12.In afwijking van de bepalingen in onderafdeling 1 worden de minimale verworven reserves van de aangeslotenen die vóór 1 januari 1996 in dienst zijn getreden en van wie de rechten betrekking hebben op een pensioenstelsel dat vóór die datum werd ingevoerd en dat op die datum niet werd beheerd in een fonds voor bestaanszekerheid, berekend overeenkomstig de bepalingen van deze onderafdeling.

Art. 13.Het bedrag van de minimale verworven reserves is gelijk aan het maximum van de twee volgende bedragen : 1° de minimumreserve bepaald overeenkomstig artikel 10, §§ 1 en 2 rekening houdend, voor de pensioentoezeggingen uitgevoerd door IBP's met de bepalingen van de artikelen 163 en 164 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;2° de som van de volgende bedragen : a) het bedrag berekend overeenkomstig de bepalingen van onderafdeling 1, alsof de aangeslotene op 1 januari 1996 in dienst was getreden en werd aangesloten en rekening houdend met de gegevens op de datum van de berekening.b) de actuele waarde van de prestaties die overeenstemmen met de op 1 januari 1996 bestaande minimumreserve. - voor de pensioentoezeggingen die in collectieve kapitalisatie beheerd worden, zijn die prestaties de prestaties waarvan de actuele waarde op 1 januari 1996, berekend met de actualisatieregels voor de berekening van de minimumreserve die zijn vervat in de regelgeving inzake prudentieel toezicht zoals zij van kracht was op 1 januari 1996, gelijk is aan de minimumreserve op die datum; - voor de pensioentoezeggingen die in individuele kapitalisatie beheerd worden, zijn die prestaties de prestaties waarvan de actuele waarde op 1 januari 1996, berekend met de inventarisgrondslagen van de verzekeraar op die datum, gelijk is aan de minimumreserve op die datum; c) de actuele waarde van de herwaardering van de prestaties met betrekking tot de jaren vóór 1 januari 1996, die het gevolg is van de loonsverhogingen tijdens de periode van 1 januari 1996 tot de beschouwde datum. De voormelde som wordt beperkt tot de verworven reserve berekend overeenkomstig de bepalingen van onderafdeling 1, alsof die bepalingen op de datum van de aansluiting van toepassing waren geweest.

Art. 14.Voor de berekening van de in artikel 13, 2°, vermelde actuele waarden moeten de actualisatieregels bedoeld in artikel 11, eerste lid gebruikt worden, behalve voor de toezeggingen die in individuele kapitalisatie beheerd worden, waarvoor de actuele waarde van de prestaties vermeld in artikel 13, 2°, b) berekend wordt met de inventarisgrondslagen van de verzekeraar.

Art. 14-1. § 1. Indien er op 1 januari 1996 een vrijstelling van financiering was toegekend overeenkomstig de regelgeving inzake prudentieel toezicht zoals zij van kracht was op 1 januari 1996, worden de in artikel 13, 1° en 2°, omschreven reserves verhoogd met de actuele waarde van de prestaties die bepaald worden in functie van een bedrag dat toegerekend wordt op het op 1 januari 1996 gevestigde vrije vermogen, zoals bedoeld in § 3.

Het bedrag toegerekend op het op 1 januari 1996 gevestigde vrije vermogen is gelijk aan de op die datum bestaande vrijstelling van financiering indien dit vrije vermogen groter is dan de som van de vrijstellingen voor alle betrokken werknemers. Zoniet wordt dit bedrag bepaald door dit vrije vermogen over die werknemers te verdelen naar verhouding van de vrijstellingen van financiering die op die datum op hen betrekking hebben.

De overeenkomstig deze paragraaf verhoogde reserves worden beperkt tot het resultaat dat verkregen zou zijn in toepassing van artikel 13 indien er op 1 januari 1996 geen vrijstelling van financiering was toegekend. § 2. De actualisatieregels die gebruikt worden voor de bepaling van de in § 1 bedoelde prestaties en hun actuele waarde zijn de volgende : 1° voor de prestaties, de regels die gebruikt worden voor de berekening van de minimumreserve op 1 januari 1996;2° voor de actuele waarde die wordt toegevoegd aan het bedrag dat voortvloeit uit artikel 13, 1°, de actualisatieregels bedoeld in artikel 10, § 2;3° voor de actuele waarde die wordt toegevoegd aan het bedrag dat voortvloeit uit artikel 13, 2°, de regels die, overeenkomstig artikel 11 op de datum van berekening in het pensioenreglement vastgelegd zijn. § 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder vrij vermogen verstaan : 1° voor de IBP's, het gedeelte van de voorzieningen voor de financiering van samen te stellen prestaties dat de samen te stellen solvabiliteitsmarge overschrijdt en het gedeelte van de voorzieningen voor samengestelde prestaties dat het bedrag overschrijdt dat nodig is om te voldoen aan de vereisten inzake minimumfinanciering, vastgesteld overeenkomstig de regelgeving inzake prudentieel toezicht zoals zij van kracht was op 1 januari 1996;2° voor de groepsverzekeringen die in collectieve kapitalisatie beheerd worden, het gedeelte van het financieringsfonds samengesteld om te voldoen aan de pensioentoezeggingen, dat het bedrag overschrijdt dat nodig is om te voldoen aan de vereisten inzake minimumfinanciering, vastgesteld overeenkomstig de regelgeving inzake prudentieel toezicht zoals zij van kracht was op 1 januari 1996. § 4. De bepalingen van § 1 zijn niet van toepassing indien het vrij vermogen op 1 januari 1996 niet is samengesteld om te voldoen aan de pensioentoezeggingen van de werknemers voor wie er op die datum een vrijstelling van financiering bestaat.

Onderafdeling 3. - Pensioentoezeggingen van het type cash balance Art. 14-2. In afwijking van het bepaalde in onderafdelingen 1 en 2, zijn de minimale verworven reserves bij pensioentoezeggingen van het type cash balance gelijk aan het bedrag bepaald in artikel 21 van de wet. »

Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IVbis ingevoegd dat luidt als volgt : « HOOFDSTUK IVbis. - Bestemming van de activa Art. 14-3. De activa die verbonden zijn aan een pensioentoezegging dienen voor de financiering van pensioentoezeggingen bestemd te blijven.

Art. 14-4. § 1. In geval van definitieve opheffing van de pensioentoezegging of in geval van het verdwijnen van de inrichter, om welke reden dan ook en zonder dat de verplichtingen worden overgenomen door een derde, worden de activa die niet langer nodig zijn voor het beheer van de pensioentoezegging aan de aangeslotenen toegekend in verhouding tot hun verworven reserves, in voorkomend geval verhoogd tot het bedrag dat bij toepassing van artikel 24 van de wet wordt gewaarborgd en voor wat de renteniers betreft, in verhouding tot het vestigingskapitaal van de lopende rente. § 2. In afwijking van § 1 mag aan het geheel of een deel van die activa bij collectieve arbeidsovereenkomst een andere sociale bestemming worden verleend.

Indien het een pensioenstelsel betreft dat door een werkgever werd ingevoerd op het niveau van de onderneming en er binnen de onderneming geen ondernemingsraad, geen comité voor preventie en bescherming op werk en geen vakbondsafvaardiging bestaat, kan aan de activa een andere sociale bestemming worden verleend via de procedure tot wijziging van het arbeidsreglement.

Art. 14-5. In geval van ontslagen zoals bedoeld in de wet van 28 juni 1966 betreffende de schadeloosstelling van de werknemers die ontslagen worden bij sluiting van ondernemingen en het koninklijk besluit van 29 augustus 1985 tot bepaling van de ondernemingen in moeilijkheden of die uitzonderlijke ongunstige economische omstandigheden kennen, bedoeld in artikel 39bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, mag aan de activa die niet langer nodig zijn voor het beheer van de pensioentoezegging bij collectieve arbeidsovereenkomst of in het geval bedoeld in artikel 14-4, § 2, tweede lid via de procedure tot wijziging van het arbeidsreglement, een andere sociale bestemming worden verleend.

Art. 14-6. De activa die niet langer nodig zijn voor het beheer van de pensioentoezegging zijn de activa waarvan het bedrag de som van de volgende bedragen overschrijdt : 1° voor de aangeslotenen anders dan de rentegenieters, de verworven reserves in voorkomend geval verhoogd tot het bedrag dat bij toepassing van artikel 24 van de wet wordt gewaarborgd;2° voor de rentegenieters, de vestigingkapitalen van de lopende rentes;3° in voorkomend geval, de bedragen die worden opgelegd door de toepasselijke regelgeving inzake prudentieel toezicht, andere dan deze bedoeld in 1° en 2°. In het geval bedoeld in artikel 14-5 zijn de activa die niet langer nodig zijn voor het beheer van de pensioentoezegging beperkt in verhouding tot de verworven reserves, in voorkomend geval verhoogd tot het bedrag dat bij toepassing van artikel 24 van de wet wordt gewaarborgd, van de werknemers die bij het ontslag betrokken zijn. »

Art. 7.In artikel 15, § 2, tweede lid van hetzelfde besluit worden de woorden « overeenkomstig artikel 14, § 3 » geschrapt.

Art. 8.In artikel 16 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « 14, § 1 » worden vervangen door de woorden « 11 in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst »;2° de woorden « 6, 2° of 12, 2° » worden vervangen door de woorden « 9 of 13, 2° »;3° de woorden « die op de beschouwde datum in de controlewetgeving van kracht zijn voor de berekening van de minimumreserve » worden vervangen door de woorden « vermeld in artikel 10, § 2 »;4° er wordt een tweede lid ingevoegd dat luidt als volgt : « Bij pensioentoezeggingen van het type vaste bijdragen met gewaarborg rendement en toezeggingen van het type cash balance waarbij het rendement geen numeriek in het reglement of de overeenkomst vastgelegde rentevoet is, wordt de evolutie van de rentevoet, van de index of van het rendement, in afwijking van het eerste lid, niet beschouwd als een wijziging van het reglement of de overeenkomst en wordt deze toegepast zowel op de toekomstige bijdragen of toegewezen bedragen, als op de kapitalisatie van de bestaande reserves.»

Art. 9.In artikel 18 van hetzelfde besluit worden de woorden « 14, § 1 » vervangen door de woorden « 11 in het pensioenreglement of de pensioenovereenkomst ».

Art. 10.In artikel 19, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « en met een rentevoet gelijk aan de maximale referentierentevoet voor verzekeringsverrichtingen van lange duur, vastgesteld door de uitvoeringsbesluiten van de wet van 9 juli 1975, verminderd met 0,5 % » vervangen door de woorden « en met de rentevoet vastgesteld in of krachtens artikel 24, § 2, van de wet ».

Art. 11.In artikel 21 van hetzelfde besluit worden de woorden « in de uitvoeringsbesluiten van de wet van 9 juli 1975 voor de berekening van de minimumreserve in collectieve kapitalisatie » vervangen door de woorden « in artikel 10, § 2 ».

Art. 12.De in bijlage van dit besluit opgenomen regeling wordt als bijlage gevoegd bij voormelde koninklijk besluit van 14 november 2003.

Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007.

Art. 14.De inwerkingtreding van artikel 1, 2° kan in geen geval aanleiding geven tot een daling van de verworven reserves die bestonden op het ogenblik van de inwerkingtreding van artikel 1, 2°.

Art. 15.De artikelen 201, 2° tot 5°, 202, 207 tot 210, 211, 1°, 3° en 4°, 216, 1°, 217 tot 222 en 224 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening treden in werking op 1 januari 2007.

Art. 16.De formele aanpassing van de bestaande pensioenreglementen en -overeenkomsten dient te zijn beëindigd uiterlijk op 1 januari 2008.

Art. 17.Onze Minister van Economie en Onze Minister van Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK

Bijlage Bepaling van de steftetafels MR en FR De sterftetafels MR en FR worden bepaald door de volgende relatie die, bij 1 000 000 geboorten, voor het aantal overlevenden op leeftijd x wordt gebruikt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld waarin de constanten k, s, g en c naargelang van de tafel de hierondervermelde waarden hebben : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 12 januari 2007 tot wijziging van het koninklijk besluit van 14 november 2003 houdende uitvoering van de wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Economie, M. VERWILGHEN De Minister van Pensioenen, B. TOBBACK

^