Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 januari 2007
gepubliceerd op 16 februari 2007

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 september 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, houdende wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de recuperatie van papier"

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2007200119
pub.
16/02/2007
prom.
12/01/2007
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JANUARI 2007. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 september 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, houdende wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de recuperatie van papier" (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier;

Op de voordracht van Onze Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 14 september 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, houdende wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de recuperatie van papier".

Art. 2.Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 januari 2007.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Bijlage Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier Collectieve arbeidsovereenkomst van 14 september 2005 Wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de recuperatie van papier" (Overeenkomst gere-gistreerd op 13 december 2005 onder het nummer 77652/CO/142.03) In uitvoering van artikel 8 van het nationaal akkoord 2005-2006 van 24 juni 2005.

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werklieden van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier.

Onder "werklieden" wordt verstaan : de werklieden en werksters, tenzij anders bepaald.

Art. 2.De statuten van het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de recuperatie van papier" zijn vastgesteld bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1987, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, tot oprichting van een fonds voor bestaanszekerheid en tot vaststelling van de statuten, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 25 augustus 1987 (Belgisch Staatsblad van 4 september 1987).

De statuten van het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de recuperatie van papier" worden gecoördineerd en hierna vastgesteld als volgt.

Art. 3.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2006 en wordt gesloten voor een onbepaalde tijd. Zij kan worden opgezegd mits een opzegging van zes maand, bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, ingaande op de eerste dag van het burgerlijk kwartaal dat volgt op de opzegging.

Art. 4.De collectieve arbeidsovereenkomst van 27 juni 2003, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 1 september 2004 (Belgisch Staatsblad van 21 oktober 2004) wordt opgeheven.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

Bijlage bij de collectieve arbeidsovereenkomst van 14 september 2005, gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, tot wijziging en coördinatie van de statuten van het "Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor de recuperatie van papier" Statuten HOOFDSTUK I. - Benaming, zetel, doel, duur

Artikel 1.Met ingang van 1 januari 1987 wordt een fonds voor bestaanszekerheid opgericht, genoemd "Sociaal Fonds voor de ondernemingen voor recuperatie van papier", verder het fonds genoemd.

Art. 2.De maatschappelijke zetel van het Fonds is gevestigd te 1000 Brussel, Komediantenstraat 16-22, bus 7. Hij kan bij beslissing van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, naar elke andere plaats in België worden overgebracht.

Art. 3.Het fonds heeft tot doel : 1. de inning en de invordering van de bijdragen ten laste van de in artikel 5, a) bedoelde werkgevers;2. de toekenning en de uitkering van de aanvullende sociale voordelen;3. de terugbetaling van de syndicale vorming van de werklieden;4. de uitkering van de aanvullende vergoeding aan de conventioneel bruggepensioneerden;5. de betaling van een tussenkomst in de informatiekosten;6. de uitbetaling van een toeslag aan de werkgevers bedoeld in artikel 5, a in het kader van de bevordering van de tewerkstelling en de vorming van risicogroepen.

Art. 4.Het fonds wordt voor onbepaalde duur opgericht. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.Deze statuten zijn van toepassing op : a) de werkgevers van de ondernemingen voor het sorteren van oud papier en papierafval bestemd voor de papiernijverheid, die ressorteren onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier;b) de werklieden die zij tewerkstellen in de onder a) bedoelde ondernemingen. Onder "werklieden" wordt verstaan : de werklieden en werksters, tenzij anders bepaald. HOOFDSTUK III. - Rechthebbenden en modaliteiten van toekenning en van uitkering A. Aanvullende werkloosheidsuitkering bij tijdelijke werkloosheid.

Art. 6.De bij artikel 5, b) bedoelde werklieden hebben, vanaf 1 januari 1988, voor elke werkloosheidsdag voorzien in de artikelen 50 en 51 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten (schorsing wegens slecht weer - schorsing omwille van economische redenen) recht, ten laste van het fond, op de bij artikel 7 van deze statuten vastgestelde uitkering, en dit ten belope van maximum dertig dagen per kalenderjaar, voor zover ze volgende voorwaarden vervullen : - de werkloosheidsuitkeringen bij toepassing van de reglementering op de werkloosheidsverzekering genieten; - op het ogenblik van de werkloosheid in dienst zijn van een werkgever bedoeld in artikel 5, a).

Art. 7.Het bedrag van de aanvullende werkloosheidsuitkering wordt vanaf 1 januari 2006 vastgesteld op 6 EUR per dag werkloosheid.

B. Aanvullende uitkering wegens ziekte

Art. 8.De bij artikel 5, b) bedoelde werklieden hebben na ten minste zestig dagen ononderbroken arbeidsongeschiktheid ten gevolge van ziekte of ongeval, met uitsluiting van de arbeidsongeschiktheid ten gevolge van beroepsziekte of arbeidsongeval, recht ten laste van het fonds, op een uitkering tot aanvulling van de uitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, voorzover zij volgende voorwaarden vervullen : - de primaire ongeschiktheidsuitkeringen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering genieten bij toepassing van de wetgeving terzake; - op het ogenblik waarop de ongeschiktheid zich voordoet, in dienst van een in artikel 5, a) bedoelde werkgever zijn.

Art. 9.a) Het forfaitair bedrag van de bij artikel 8 bedoelde uitkering wordt als volgt vastgesteld voor de voltijds tewerkgestelde werknemer : - 55 EUR na de eerste zestig dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 80 EUR meer na de eerste honderd twintig dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 95 EUR meer na de eerste honderd tachtig dagen ononderbroken ongeschiktheid; - 110 EUR meer na de eerste honderd veertig dagen ononderbroken ongeschiktheid.

De toepassing van de voorgaande bepalingen kan slechts aanleiding geven tot de toekenning van een globale uitkering van 340 EUR en dit gedurende een kalenderjaar. b) Welke ook de duur ervan weze, een arbeidsongeschiktheid kan slechts aanleiding geven tot de toekenning van één enkele reeks uitkeringen. Het hervallen in dezelfde ziekte wordt beschouwd als integraal deel uitmakend van de vorige ongeschiktheid, indien zij zich voordoet binnen de eerste twaalf kalenderdagen volgend op het einde van deze periode van ongeschiktheid.

C. Aanvullende sociale uitkering

Art. 10.De bij artikel 5, b), bedoelde werklieden, die lid zijn van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties die op nationaal niveau verbonden zijn, hebben recht op een syndicale premie ten laste van het fonds, voor zover zij ingeschreven zijn in het personeelsregister van de bij hetzelfde artikel 5 bedoelde werkgevers in functie van hun tewerkstelling in het dienstjaar waarop de betaling betrekking heeft.

De werklieden hebben recht op de syndicale premie pro-rata, per maand tewerkstelling of een gedeelte ervan.

De raad van bestuur van het fonds bepaalt het bedrag van die verhouding.

De verplichting van het lidmaatschap van één van de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties welke op nationaal niveau verbonden zijn, is eveneens aan dezelfde verhouding onderworpen.

Art. 11.Het bedrag van de bij artikel 10 bedoelde syndicale premie wordt vastgesteld door de raad van bestuur van het fonds.

Art. 12.Een bijdrage wordt bepaald op 0,30 pct. van de onbegrensde brutolonen aan 108 pct. die voor de werklieden aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden aangegeven.

De inning en invordering van de bijdragen wordt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verzekerd. De aldus bekomen bedragen zijn bestemd voor de sociale informatie verzekerd door de werkgeversorganisaties en de werknemersorganisaties.

De raad van bestuur bepaalt de modaliteiten van toekenning.

D. Syndicale vorming

Art. 13.Het fonds betaalt aan de werkgevers die het voorschot hebben verleend en op hun verzoek de lonen terug (verhoogd met de lasten), uitgekeerd aan de werklieden die afwezig waren, in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 6 van 30 juni 1971, gesloten in de Nationale Arbeidsraad betreffende de faciliteiten die moeten verleend worden aan de leden die de werknemers vertegenwoordigen in de comités voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing der werkplaatsen.

E. Aanvullende vergoeding van het conventioneel brugpensioen

Art. 14.Volgens de bepalingen van artikel 4 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 17 van 19 december 1974, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot invoering van een regeling van aanvullende vergoeding ten gunste van sommige bejaarde werknemers indien zij worden ontslagen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 16 januari 1975, en voor zover dat de werkman een anciënniteit heeft van vijf jaar in de sector ressorterend onder het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, verzekert het fonds de integrale betaling aan de werkman van de aanvullende vergoeding.

Het fonds neemt dit voordeel ten laste en betaalt vanaf de eerste van de maand volgend op deze waarin de werkman zestig jaar wordt.

De betaling van de hoofdelijke bijdrage aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid zoals voorzien in de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen en de bijdrage aan de Rijksdienst voor Pensioenen zoals voorzien in de programma wet van 22 december 1989, wordt eveneens verzekerd door het sociaal fonds.

Art. 15.Volgens de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 55 van 13 juli 1993, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, tot instelling van een regeling van aanvullende vergoeding voor sommige oudere werknemers in geval van halvering van de arbeidsprestaties, verzekert het fonds de integrale betaling aan de werkman van de aanvullende vergoeding. Het fonds neemt dit voordeel ten laste en betaalt vanaf de eerste van de maand volgend op deze waarin de werkman zestig jaar wordt.

F. Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 16.De in artikelen 13 (syndicale vorming) bedoelde uitkering wordt rechtstreeks door de werkgevers aan hun werklieden betaald per maand en bij de eerste loonsuitbetaling volgend op de maand in de loop waarvan de werklieden op deze uitkeringen recht hebben. De werkgevers kunnen de terugbetaling ervan bekomen bij het fonds overeenkomstig de door de raad van bestuur bepaalde modaliteiten.

De uitkeringen vastgesteld bij de artikelen 6, 8, 14 en 15 worden rechtstreeks door het fonds betaald overeenkomstig de modaliteiten bepaald door de raad van bestuur.

De in de artikelen 10 en 11 bedoelde uitkeringen worden betaald door de representatieve interprofessionele werknemersorganisaties die op nationaal niveau verbonden zijn volgens de door de raad van bestuur bepaalde modaliteiten.

De raad van bestuur bepaalt het bedrag van deze bijdragen toegekend aan werknemers met deeltijdse arbeid.

Art. 17.De raad van bestuur bepaalt de datum en de modaliteiten van betaling van de door het fonds toegekende uitkeringen. In geen geval mag de betaling van de uitkeringen afhankelijk zijn van de storting van de bijdragen die door de aan het fonds onderworpen werkgever verschuldigd zijn.

Art. 18.De voorwaarden van toekenning van de uitkeringen welke door het fonds worden verleend, evenals het bedrag daarvan, kunnen gewijzigd worden op voorstel van de raad van bestuur bij collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit.

Art. 19.De aanvragen voor terugbetaling van de uitkeringen, moeten om geldig te zijn, op het secretariaat van het fonds toekomen ten laatste op het einde van de derde maand volgend op het kwartaal waarin de uitkeringen verschuldigd waren. HOOFDSTUK IV. - Bestuur

Art. 20.Het fonds wordt bestuurd door een raad van bestuur, paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de meest vertegenwoordigde werkgevers- en werknemersorganisaties.

Deze raad bestaat uit acht leden, hetzij vier vertegenwoordigers van de werkgevers en vier vertegenwoordigers van de werknemers.

Op voorstel van de organisaties vertegenwoordigd in het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier, benoemt dit laatste de leden van de raad van bestuur.

Art. 21.Elk jaar duidt de raad van bestuur onder zijn leden een voorzitter en twee ondervoorzitters aan die samen met de secretaris van het fonds het beperkt bestuurscomité uitmaken.

Het voorzitterschap wordt verzekerd door de werkgeversorganisatie.

De beide ondervoorzitters behoren tot de werknemersorganisaties.

Art. 22.De raad van bestuur wordt door zijn voorzitter vijftien dagen vooraf bijeengeroepen. De voorzitter is ertoe gehouden de raad ten minste éénmaal per semester bijeen te roepen en telkens wanneer ten minste twee leden van de raad erom verzoeken.

De uitnodiging vermeldt de agenda.

De processen-verbaal worden door de dan de raad van bestuur aangeduide secretaris opgesteld en door de voorzitter van de vergadering ondertekend.

De uittreksels uit deze processen-verbaal worden door de voorzitter of twee bestuurders ondertekend.

Wanneer tot stemming moet overgegaan worden, dient een gelijk aantal leden van elke afvaardiging aan de stemming deel te nemen. Is het aantal ongelijk, dan onthoudt (onthouden) zich het jongste lid (de jongste leden).

De raad kan slechts geldig beslissen over de op de agenda gestelde kwestie en in aanwezigheid van ten minste de helft van de leden die tot de werknemersafvaardiging en ten minste de helft van de leden die tot de werkgeversafvaardiging behoren.

De beslissingen worden met de meerderheid van de stemgerechtigden genomen.

Art. 23.De raad van bestuur heeft tot taak het fonds te beheren en alle maatregelen te treffen die voor zijn goede werking zijn vereist.

Hij beschikt over de meest uitgebreide bevoegdheden inzake het bestuur en de leiding van het fonds.

De raad van bestuur treedt in recht op in naam van het fonds, op vervolging en ten verzoeke van de voorzitter of van een tot dat doel afgevaardigd bestuurder.

De raad van bestuur kan bijzondere bevoegdheden overdragen naar één of meer van zijn leden of zelfs aan derden.

Voor al de andere handelingen dan deze waarvoor de raad bijzondere volmachten heeft verleend, zijn de gezamenlijke handtekeningen van vier bestuurders (twee van werknemerszijde en twee van werkgeverszijde) vereist.

De verantwoordelijkheid van de bestuurders beperkt zich tot de uitvoering van hun mandaat en zij gaan geen enkele persoonlijke verbintenis aan betreffende hun bestuur ten opzichte van de verplichtingen van het fonds. HOOFDSTUK V. - Financiering

Art. 24.Om de financiering van de in artikel 15 bedoelde voordelen te verzekeren beschikt het fonds over de bijdragen die door de bij artikel 5, a) bedoelde werkgevers verschuldigd zijn.

Art. 25.Het bedrag van de bijdrage wordt vastgesteld door het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier en bedraagt 0,50 pct. van de onbegrensde brutolonen.

Een buitengewone bijdrage kan door de raad van bestuur worden vastgesteld, met bepaling van de innings- en verdelingsmodaliteiten.

Deze buitengewone bijdrage moet het voorwerp uitmaken van een afzonderlijke collectieve arbeidsovereenkomst, bekrachtigd bij koninklijk besluit.

Art. 26.De inning en de invordering van de bijdragen worden door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid verzekerd, in toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid. HOOFDSTUK VI. - Begroting, rekeningen

Art. 27.Het dienstjaar vangt aan op 1 januari en sluit op 31 december.

Art. 28.Elk jaar, uiterlijk gedurende de maand december, wordt een begroting voor het volgend jaar ter goedkeuring voorgelegd aan het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier.

Art. 29.De rekeningen over het afgelopen jaar worden op 31 december afgesloten.

De raad van bestuur, evenals de door het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier aangeduide revisor of accountant, maken jaarlijks elk een schriftelijk verslag op betreffende de uitvoering van hun opdracht gedurende het afgelopen jaar. De balans, samen met de hierboven bedoelde schriftelijke jaarverslagen, moeten uiterlijk gedurende de maand juni ter goedkeuring worden voorgelegd aan het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier. HOOFDSTUK VII. - Ontbinding, vereffening

Art. 30.Het fonds kan slechts bij éénparige beslissing van het Paritair Subcomité voor de terugwinning van papier worden ontbonden.

Dit laatste dient tegelijkertijd de vereffenaars te benoemen, hun bevoegdheden en hun bezoldiging vast te stellen en de bestemming van de activa van het fonds te bepalen.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2007.

De Minister van Werk, P. VANVELTHOVEN

^