Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 januari 2011
gepubliceerd op 10 februari 2011

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 januari 2010, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid, betreffende het verloningssysteem voor de bepaling van de minimum maandlonen en de maandwedden

bron
federale overheidsdienst werkgelegenheid, arbeid en sociaal overleg
numac
2010012346
pub.
10/02/2011
prom.
12/01/2011
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JANUARI 2011. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 januari 2010, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid, betreffende het verloningssysteem voor de bepaling van de minimum maandlonen en de maandwedden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid;

Op de voordracht van de Minister van Werk, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 11 januari 2010, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid, betreffende het verloningssysteem voor de bepaling van de minimum maandlonen en de maandwedden.

Art. 2.De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 januari 2011.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 11 januari 2010 Verloningssysteem voor de bepaling van de minimum maandlonen en de maandwedden (Overeenkomst geregistreerd op 4 mei 2010 onder het nummer 99187/CO/207) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers van de ondernemingen die ressorteren onder de bevoegdheid van het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid en op de bedienden waarvan de functies zijn opgenomen in de classificatie der functies, vastgesteld door dit paritair comité. HOOFDSTUK II. - Verloningssysteem op basis van relevante ervaring

Art. 2.Een systeem van minimum ervaringsmaandlonen. § 1. Het verloningssysteem voorziet voor elk van de functiecategorieën (van 1 tot en met 4B), als bepaald in de classificatie der functies vastgesteld door dit paritair comité een minimum maandloon in functie van de relevante ervaring van de bediende. § 2. Het verloningssysteem opgenomen in de tabel in bijlage van de deze collectieve arbeidsovereenkomst met vermelding van de minimum ervaringsmaandlonen stemt overeen met het spilindexcijfer 109,66 (basis 2004 = 100). § 3. Het staat de ondernemingen vrij andere verloningssystemen verder te zetten, te wijzigen of te introduceren mits naleving van de in deze collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde minimum maandlonen.

Art. 3.Relevante ervaring. § 1. Onder "relevante ervaring" wordt verstaan : iedere periode van professionele activiteit, uitgedrukt in volledige jaren (= periodes van 12 maanden), als werknemer, zelfstandige, ambtenaar of tewerkgesteld met een leerovereenkomst en dit zowel binnen als buiten de sector van de scheikundige nijverheid en rekening houdend met de gelijkstellingen vermeld in § 2, 3, 4 van dit artikel. § 2. Alle periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst worden gelijkgesteld met relevante ervaring met uitzondering van : a) periodes van schorsing van de arbeidsovereenkomst zonder loonbehoud voor een periode van méér dan 1 maand (cumulatief op jaarbasis);b) periodes van arbeidsongeschiktheid door ziekte (andere dan beroepsziekte) of privé ongeval van langer dan 1 jaar;c) periodes van voltijds tijdskrediet (andere dan thematische verloven) vanaf het tweede jaar. § 3. De periodes van uitkeringsgerechtigde werkloosheid worden gelijkgesteld met relevante ervaring met een maximum van 1 jaar.

Dit maximum geldt niet indien de betrokken bediende op het einde van deze periode van 1 jaar een beroepsopleiding volgt via één van de gewestelijke arbeidsbemiddelingdiensten of via een door de sector erkend opleidingscentrum. In dat geval wordt de volledige periode van beroepsopleiding als uitkeringsgerechtigde werkloze gelijkgesteld met relevante ervaring. § 4. De periode van studie aansluitend op de periode van leerplicht wordt gelijkgesteld met relevante ervaring met een maximum van drie jaar. Voor diegene die een master diploma hebben behaald wordt dit maximum op 5 jaar gebracht. § 5. Voor de bepaling van de relevante ervaring kunnen de verschillende periodes van professionele activiteit en/of gelijkstelling geen aanleiding geven tot cumul (of dubbeltelling) voor dezelfde tijdsperiode. § 6. Voor de bepaling van de relevante ervaring wordt er geen onderscheid gemaakt tussen voltijdse of deeltijdse prestaties. § 7. Voor de bepaling van de relevante ervaring wordt geen onderscheid gemaakt tussen relevante ervaring in België en in het buitenland.

Art. 4.Bepaling minimum ervaringsmaandloon op moment van indiensttreding § 1. Op moment van indiensttreding wordt het minimum ervaringsmaandloon van de bediende vastgesteld op basis van relevante ervaring, als bepaald in bovenstaand artikel 3, en de functiecategorie waartoe de functie van de betrokken bediende behoort. § 2. Voor de bepaling van het minimum ervaringsmaandloon op moment van indiensttreding wordt uitgegaan van volledige relevante ervaringsjaren (= periodes van 12 maanden). Het eventueel saldo aan relevante ervaringsmaanden resulteert in een extra ervaringsjaar indien dit saldo minstens 6 maanden bedraagt.

Art. 5.Evolutie van de minimum ervaringsmaandlonen § 1. Vanaf de toekenning van het minimum ervaringsmaandloon op moment van indiensttreding maakt dit minimum maandloon telkens een ervaringsstap (= verhoging) wanneer de relevante ervaring, zoals bepaald in bovenstaand artikel 3, met 12 maanden is toegenomen volgens de tabel opgenomen in bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst en rekening houdend met § 4 van dit artikel. § 2. De bedienden die in de 12 maanden tussen 2 ervaringsstappen langer dan 1 maand hun arbeidsovereenkomst hebben geschorst zonder loonbehoud zullen, rekening houdend met § 4 van dit artikel, recht hebben op een ervaringsstap gelijk aan de in het verloningssysteem voorziene ervaringsstap vermenigvuldigd met een breuk waarvan de noemer gelijk is aan 12 en de teller gelijk aan het verschil tussen 12 en het aantal maanden schorsing zonder loonbehoud rekening houdend met de gelijkstelling van 1 maand, zoals omschreven in artikel 3, § 1 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. § 3. In geval van overgang naar een hogere functiecategorie wordt het nieuwe minimum ervaringsmaandloon gekoppeld aan de nieuwe functie, met behoud van de relevante ervaring onmiddellijk toegekend (= horizontale stap).

De volgende ervaringsstap zal gebeuren na 12 maanden bijkomende relevante ervaring als bepaald in § 1, rekening houdend met § 4 van dit artikel. § 4. De in § 1, § 2 en § 3, 2e alinea en artikel 6, § 2 vermelde ervaringsstappen worden effectief toegekend op 2 vaste momenten : a) Op 1 april van elk jaar voor de bedienden die in dienst gekomen zijn tussen 1 januari en 30 juni;b) Op 1 oktober van elk jaar voor de bedienden die in dienst gekomen zijn tussen 1 juli en 31 december.

Art. 6.Overgangsbepalingen. § 1. Voor de werknemers die in dienst waren op 31 december 2009 wordt het aantal jaren relevante ervaring, uitgedrukt in volledige jaren, bepaald door het individuele minimum baremaloon en de individuele functiecategorie die van toepassing zijn op de betrokken bediende op 31 december 2009. § 2. De daaropvolgende ervaringsstap (= verhoging) van het minimum ervaringsmaandloon gebeurt naargelang de relevante ervaring met 12 maanden is toegenomen, volgens de tabel opgenomen in bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst en rekening houdend met artikel 5, § 4. § 3. De invoering van het nieuwe verloningssysteem op basis van relevante ervaring kan geen aanleiding geven tot een vermindering van het effectieve bruto maandloon van de bedienden die in dienst waren op 31 december 2009. HOOFDSTUK III. - Studentenloon

Art. 7.Voor de bedienden tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst voor studentenarbeid bedraagt het minimum ervaringsmaandloon 90 pct. van het laagste minimum maandloon van de functiecategorie die overeenstemt met de functie die ze uitoefenen. HOOFDSTUK IV. - Verhoging van het minimum ervaringsloon en maandwedde

Art. 8.Verhoging van de minimum ervaringsmaandlonen.

Gezien de omvorming van het leeftijdsgebonden minimumbarema tot een verloningssysteem op basis van relevante ervaring en dit ingaande op 1 januari 2010 wordt het op 31 december 2009 geldende minimumbarema in uitvoering van artikel 5 van het nationaal akkoord 2009-2010 voor de bedienden van de scheikundige nijverheid, gesloten op 1 april 2009, verhoogd met 17,33 EUR/bruto vanaf 1 januari 2010. Deze bedragen worden overgenomen in de nieuwe tabel met de minimum ervaringsmaandlonen, opgenomen in bijlage van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze verhoging is eveneens van toepassing op de bedienden die op het moment van toepassing van deze verhoging minder dan 17,33 EUR/bruto boven het dan geldende leeftijdsgebonden minimumbarema worden betaald.

Art. 9.Koppeling aan de index.

De in deze collectieve arbeidsovereenkomst vermelde minimum ervaringsmaandlonen zijn gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 maart 2006, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid, tot koppeling van de bezoldigingen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Art. 10.Weddeverhogingen.

De ondernemingen die, aangaande de eventuele verhoging van de koopkracht voor de periode 2009-2010, niet gebonden zijn door een collectieve arbeidsovereenkomst over loon- en arbeidsvoorwaarden, gesloten overeenkomstig de bepalingen van de wet van 5 december 1968 betreffende de paritaire comités en de collectieve arbeidsovereenkomsten, zullen op 1 januari 2010, éénmalig, een totaalbedrag aan ecocheques, zoals bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 98 van de Nationale Arbeidsraad van 20 februari 2009, toekennen per gebaremiseerde bediende, dat wil zeggen waarvan de functies zijn opgenomen in de classificatie der functies vastgesteld door het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid, in dienst bij de werkgever op 1 januari 2010 ter waarde van 250 EUR. Aan de deeltijdse bedienden worden ecocheques toegekend voor hetzelfde totaalbedrag en onder dezelfde voorwaarden als voor voltijdse bedienden.

De toekenning en/of de bepaling van het bedrag van deze ecocheques gebeurt evenwel na verrekening en/of in voorafname van eventuele verhogingen van het loon en/of andere geldelijke of in geld waardeerbare voordelen die, met uitzondering van deze ten gevolge van de collectieve arbeidsovereenkomst van 17 maart 2006 (koninklijk besluit van 9 oktober 2006; Belgisch Staatsblad van 13 november 2006), gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden van de scheikundige nijverheid, betreffende de koppeling van de bezoldigingen aan het indexcijfer der consumptieprijzen, zouden toegekend worden aan de bedienden tijdens de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Deze verhogingen en/of voordelen zijn aan hun brutowaarde aan te rekenen op de verhoging bepaald door huidige overeenkomst.

Dit artikel is niet van toepassing op de bedienden die genieten van de loonsverhogingen voorzien in artikel 8 van deze collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 11.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt deze van 12 mei 2009 gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid, betreffende het minimumbarema en de maandwedden.

Art. 12.Deze collectieve arbeidsovereenkomst treedt in werking op 1 januari 2010, behalve artikel 10 dat in werking treedt op 1 januari 2009, en wordt gesloten voor onbepaalde duur.

De bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst kunnen door elk der partijen worden opgezegd mits een opzeggingstermijn van drie maanden, betekend bij een ter post aangetekende brief, gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid. De termijn van drie maanden begint te lopen vanaf de datum waarop de aangetekende brief aan de voorzitter wordt toegezonden. De poststempel geldt als bewijs. De voorzitter stelt de partijen op de hoogte van deze opzegging.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2011.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

Bijlage aan de collectieve arbeidsovereenkomst van 11 januari 2010, gesloten in het Paritair Comité voor de bedienden uit de scheikundige nijverheid, betreffende het verloningssysteem voor de bepaling van de minimum maandlonen en de maandwedden Salarisevolutiesysteem

Salaires mensuels minimaux liés à l'expérience applicables à partir du 1er janvier 2010 payables entre les indices pivots 109,66 et 111,85 (base 2004 = 100) Minimum ervaringsmaandlonen vanaf 1 januari 2010 geldig tussen de spilindexcijfers 109,66 en 111,85 (basis 2004 = 100)

Années d'expérience Ervaringsjaren

Cat 1 EUR

Cat 2 EUR

Cat 3 EUR

Cat 4a EUR

Cat 4b EUR

0

1.534,18

1.567,44


1

1.544,54

1.579,73

1.603,45


2

1.554,79

1.592,08

1.622,47


3

1.565,10

1.604,29

1.641,40

1.741,77


4

1.575,48

1.616,72

1.660,56

1.763,61

1.880,12

5

1.585,81

1.629,01

1.679,59

1.785,51

1.904,98

6

1.596,07

1.641,30

1.698,75

1.807,44

1.929,75

7

1.606,36

1.653,65

1.717,70

1.829,28

1.954,60

8

1.616,72

1.666,11

1.736,81

1.851,20

1.979,31

9

1.627,01

1.678,30

1.755,90

1.873,05

2.004,27

10

1.637,24

1.690,65

1.774,96

1.894,92

2.029,14

11

1.647,59

1.702,89

1.793,94

1.916,88

2.053,80

12

1.657,95

1.715,29

1.813,08

1.938,78

2.078,64

13

1.668,30

1.727,66

1.832,07

1.960,67

2.103,43

14

1.678,57

1.739,96

1.851,08

1.982,62

2.128,27

15

1.688,88

1.752,29

1.870,22

2.004,58

2.152,98

16

1.699,12

1.764,69

1.889,29

2.026,33

2.177,89

17

1.709,51

1.776,92

1.908,38

2.048,20

2.202,65

18

1.719,83

1.789,21

1.927,42

2.070,20

2.227,51

19

1.730,03

1.801,54

1.946,43

2.092,00

2.252,29

20

1.740,42

1.813,91

1.965,45

2.113,94

2.277,09

21

1.826,24

1.984,64

2.135,93

2.301,94

22

2.003,61

2.157,83

2.326,77

23

2.022,68

2.179,68

2.351,61

24

2.041,83

2.201,60

2.376,41

25

2.060,89

2.223,36

2.401,23

26

2.079,93

2.245,36

2.426,06

27

2.267,26

2.450,71

28

2.289,10

2.475,66

29

2.500,36


Studentenloon : Voor de bedienden met een arbeidsovereenkomst voor studenten bedraagt het brutoloon 90 pct. van het laagste loon van de klasse die overeenstemt met de functie.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 januari 2011.

De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen, belast met het Migratie- en asielbeleid, Mevr. J. MILQUET

^