Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 juni 2002
gepubliceerd op 22 oktober 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende de vorming van de syndicale afgevaardigden in de suikernijverheid en haar bijproducten

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012729
pub.
22/10/2002
prom.
12/06/2002
ELI
eli/besluit/2002/06/12/2002012729/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JUNI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende de vorming van de syndicale afgevaardigden in de suikernijverheid en haar bijproducten (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende de vorming van de syndicale afgevaardigden in de suikernijverheid en haar bijproducten;

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 juni 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor de voedingsnijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 31 mei 2001 Vorming van de syndicale afgevaardigden in de suikernijverheid en haar bijproducten (Overeenkomst geregistreerd op 25 juli 2001 onder het nummer 58083/CO/118.06) Vervolmaking van de economische, sociale en technische kennis van de afgevaardigden van de werknemers in de suikerfabrieken, de suikerraffinaderijen, de fabrieken van invertsuiker en citroenzuur, de kandijfabrieken, de gistfabrieken en de distilleerderijen. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Deze collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomsten nr. 5, 5bis , 5ter , 6 en 9, gesloten in de Nationale Arbeidsraad, is van toepassing op de werkgevers en op de arbeiders van de suikerfabrieken, suikerraffinaderijen, de fabrieken van invertsuiker en citroenzuur, de kandijfabrieken, de gistfabrieken en de distilleerderijen. § 2. Met "arbeiders" worden de mannelijke en vrouwelijke arbeiders bedoeld. HOOFDSTUK II. - Rechthebbenden

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing wanneer de meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigd in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, cursussen of seminaries organiseren om de economische, sociale en technische kennis te vervolmaken van de leden in de organen waarin de arbeiders vertegenwoordigd worden.

Het aantal rechthebbenden waarop deze overeenkomst betrekking heeft, mag niet groter zijn dan het totaal aantal arbeiders die effectieve mandaten vervullen in de verschillende organen waarin de arbeiders van de ondernemingen vertegenwoordigd zijn.

Indien de omstandigheden dit verantwoorden, kunnen sommige syndicale afgevaardigden of militanten die van het personeel van de onderneming deel uitmaken, aangeduid door de syndicale organisaties, het voordeel van deze overeenkomst verkrijgen in de plaats van bovengenoemde rechthebbenden. HOOFDSTUK III. - Organisatie

Art. 3.De werknemersorganisaties die cursussen of seminaries inrichten, doen uiterlijk twee weken op voorhand, aan het "Waarborg- en Sociaal Fonds van de suikernijverheid en haar bijproducten", mededeling van deze vormingslessen en zenden binnen dezelfde termijn een beknopte samenvatting over de te behandelen onderwerpen.

De werknemersorganisaties lichten tevens binnen dezelfde termijn het ondernemingshoofd in omtrent de aanwijzing en de deelname van de arbeiders aan de cursussen of seminaries.

De partijen komen overeen dat bovenstaande aanwijzingen de doelmatige werking van de betrokken onderneming niet in het gedrang mogen brengen en dat de vormingsperiodes, in de mate van het mogelijke, niet zullen samenvallen met de gewone periode(s) van de pieken in de sector waartoe de ondernemingen behoren.

In die zin is overeengekomen dat de vormingen in de suikerfabrieken, in de mate van het mogelijke, zullen vastgesteld worden in de maanden januari tot juni. HOOFDSTUK IV. - Duur van de afwezigheden

Art. 4.§ 1. Elke arbeider waarvan sprake in artikel 2 van deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft recht op ten hoogste één week afwezigheid (vijf of zes dagen naargelang van het weekstelsel van de werknemers) per kalenderjaar. § 2. Voor de arbeiders tewerkgesteld tijdens de nacht geldt de volgende regeling : - vrijstelling van de prestaties met behoud van loon, de nacht die volgt op elke vormingsdag; - vrijstelling van prestaties met behoud van loon, de nacht die onmiddellijk aan de vorming voorafgaat. In geval de vorming gedurende meerdere opeenvolgende dagen georganiseerd wordt, geldt deze vrijstelling voor de nacht die aan deze opeenvolgende dagen onmiddellijk voorafgaat; - er wordt slechts één vrijstelling verrekend op het vormingskrediet per effectieve vormingsdag. § 3. Het aantal vormingsdagen dat bij deze overeenkomst is bepaald voor de onderscheidene afgevaardigden van eenzelfde onderneming, mag worden samengeteld. Eenzelfde arbeider die wordt aangeduid om vormingsdagen bij te wonen mag evenwel in totaal niet meer dan drie weken vormingsdagen per jaar bijwonen. HOOFDSTUK V. - Financiering van de afwezigheden

Art. 5.De werkgevers waarvan sommige arbeiders syndicale cursussen of seminaries volgen, betalen de lonen die betrekking hebben op de afwezigheidsdagen voor syndicale vorming op dezelfde wijze als voorzien door de wet en de uitvoeringsbesluiten betreffende de betaling der feestdagen, en bekomen de terugbetaling ervan door het "Waarborg- en Sociaal Fonds van de suikernijverheid en haar bijproducten" zoals de voorwaarden voorzien door de raad van beheer van het sociaal fonds, verhoogd met de sociale lasten. HOOFDSTUK VI. - Scheidsrechterlijk beding

Art. 6.Elke betwisting nopens de toepassing van deze overeenkomst wordt, op verzoek van de meest gerede partij, voorgelegd : - aan het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, wanneer een betwisting bestaat tussen enerzijds de werkgevers en anderzijds de arbeiders; - aan de raad van bestuur van het "Waarborg- en Sociaal Fonds van de suikernijverheid en haar bijproducten", wanneer het gaat over een geschil om de toepassing van deze overeenkomst. HOOFDSTUK VII. - Geldigheid

Art. 7.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 5 april 2001, behoudens artikel 4, § 2 en wordt voor onbepaalde tijd gesloten, behoudens artikel 4, § 2.

De regeling voorzien in artikel 4, § 2 heeft uitwerking met ingang van 1 september 2001 en geldt tot 31 augustus 2003.

Zij kan opgezegd worden door één der partijen, met een opzegging van drie maanden betekend bij een ter post aangetekende brief gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid en aan de erin vertegenwoordigde organisaties.

Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst vervangt de collectieve arbeidsovereenkomst van 3 december 1996 gesloten in het Paritair Comité voor de voedingsnijverheid, betreffende de vervolmaking van de economische, sociale en technische kennis van de afgevaardigden van de werknemers in de suikerfabrieken, de suikerraffinaderijen, de fabrieken van invertsuiker en citroenzuur, de kandijfabrieken, de gistfabrieken en de distilleerderijen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 6 juli 1997 (Belgisch Staatsblad van 24 oktober 1997).

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 juni 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^