Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 juni 2002
gepubliceerd op 11 oktober 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012750
pub.
11/10/2002
prom.
12/06/2002
ELI
eli/besluit/2002/06/12/2002012750/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JUNI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1999, gesloten in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen, tot vaststelling van de arbeids- en loonvoorwaarden.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 juni 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen Collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1999 Arbeids- en loonvoorwaarden (Overeenkomst geregistreerd op 14 juli 1999 onder het nummer 51489/CO/314) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers van de ondernemingen die behoren tot de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen. HOOFDSTUK II. - Loonschalen A. Haarkappers

Art. 2.a) Het minimumloon van het personeel van de kapsalons wordt op 1 januari 1999 als volgt vastgesteld, gekoppeld aan het indexcijfer 100,84 voor een wekelijkse arbeidsduur van 39 uur : 21 jaar : 273,40 BEF. b) Het minimumloon van de pruikenmaker en van de chef-werkman wordt respectievelijk vastgesteld op 110 en 120 pct.van het loon van het personeel van de kapsalons dat 21 jaar oud is, vermeld onder a).

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De pruikenmaker is de werkman of de werkster van 22 jaar en meer die ermee belast is de maat te nemen, zelf pruiken te maken of erop toe te zien de verschillende elementen samen te brengen tot uiteindelijk het kapsel van de pruik bekomen wordt.

De chef-werkman of meester-werkman is de werknemer die bekwaam is een ploeg tot drie werklieden te leiden (of op fiscaal vlak met dezen gelijkgesteld : twee helpers = één werkman). c) De loonschaal voor de minderjarigen wordt vastgesteld op basis van de volgende percentages van het loon van het personeel van de kapsalons dat 21 jaar is, vermeld onder a) : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld d) Het minimummaandloon van de gerant wordt vastgesteld op 60 045 BEF vanaf 1 januari 1999 gekoppeld aan het spilindexcijfer 100,84 en voor een wekelijkse arbeidsduur van 39 uur. Dit minimummaandloon wordt verhoogd met 10 pct. voor 5 jaar ononderbroken anciënniteit bij dezelfde werkgever (66 050) en met 20 pct. voor 10 jaar ononderbroken anciënniteit bij dezelfde werkgever (72 054).

Voor de toepassing van de anciënniteitsverhogingen wordt rekening gehouden met de anciënniteit vanaf 1 januari 1993; de anciënniteit vóór deze datum wordt niet in aanmerking genomen.

Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet onder gerant worden verstaan, de werknemer die verbonden is door een arbeidsovereenkomst voor bedienden waardoor deze, zonder de permanente en dagelijkse controle van de werkgever, de verantwoordelijkheid uitoefent over het dagelijks beheer van een kapsalon, waar meer dan drie kappers zijn tewerkgesteld (de gerant niet inbegrepen), de administratieve taken, de arbeidsorganisatie, het beheer van de voorraden, het beheer van de kassa, de dienstverlening aan de klanten, de kapwerkzaamheden, de opleiding van en het toezicht op de ondergeschikten. e) Voor de geranten die jonger zijn dan 21 jaar wordt het minimum berekend op grond van het minimummaandloon op 21 jaar, vermeld onder d) en dit volgens de volgende procentuele degressieve verhouding : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld f) Het minimummaandloon op 21 jaar van de administratieve bediende wordt vastgesteld op 45 083 BEF vanaf 1 januari 1999, gekoppeld aan het indexcijfer 100,84 en voor een wekelijkse arbeidsduur van 39 uur. Dit minimummaandloon wordt verhoogd met 10 pct. voor 5 jaar ononderbroken anciënniteit bij dezelfde werkgever (49 591 BEF) en met 20 pct. voor 10 jaar ononderbroken anciënniteit bij dezelfde werkgever (54 100 BEF).

Voor de toepassing van de anciënniteitsverhogingen wordt rekening gehouden met de anciënniteit vanaf 1 januari 1993; de anciënniteit vóór deze datum wordt niet in aanmerking genomen. g) Voor de administratieve bedienden die jonger zijn dan 21 jaar wordt het minimumloon berekend op grond van het minimumloon op 21 jaar, vermeld onder f) , en dit volgens de volgende procentuele degressieve verhouding : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de toepassing van deze collectieve arbeidsovereenkomst moet onder administratieve bediende worden verstaan, de werknemer die verbonden is door een arbeidsovereenkomst voor bedienden waardoor deze zich hoofdzakelijk bezighoudt met de administratie, de boekhouding en het personeelsbeheer van de onderneming. Eindejaarspremie

Art. 3.Aan de werknemers wordt een eindejaarspremie toegekend onder de volgende voorwaarden :

Art. 4.De eindejaarspremie wordt toegekend aan alle werknemers (arbeiders en bedienden) die tijdens de referteperiode, in het stelsel van de vijfdaagse werkweek, ten minste 65 gepresteerde of gelijkgestelde dagen tellen die in aanmerking komen voor de onderwerping aan de sociale zekerheid, of ten minste 78 gepresteerde of gelijkgestelde dagen in het stelsel van de zesdaagse werkweek.

Art. 5.Vanaf 1999 wordt aan de werknemers een eindejaarspremie betaald die gelijk is aan 2 pct. van het bruto jaarloon van de referteperiode, betaalbaar in december 1999.

Vanaf 2000 wordt aan de werknemers een eindejaarspremie betaald die gelijk is aan 4 pct. van het bruto jaarloon van de referteperiode, betaalbaar in december 2000.

Vanaf 2002 wordt aan de werknemers een eindejaarspremie betaald die gelijk is aan 6 pct. van het bruto jaarloon van de referteperiode, betaalbaar in december 2002.

Vanaf 2003 wordt aan de werknemers een eindejaarspremie betaald die gelijk is aan 8,33 pct. van het bruto jaarloon van de referteperiode, betaalbaar in december 2003.

De referteperiode is de periode die begint op 1 juli van het voorbije jaar en eindigt op 30 juni van het lopende jaar.

Art. 6.Het bedrag van de eindejaarspremie bepaald in het artikel 5 van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verhoogd met de werkgeversbijdrage voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

De bijdragen zullen worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die ze zal terugstorten aan het Fonds voor bestaanszekerheid van het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen.

De praktische modaliteiten betreffende de uitbetaling van de premie aan de werknemers worden door de raad van bestuur van het sectoraal sociaal fonds bepaald.

B. Schoonheidsspecialisten

Art. 7.De schoonheidsspecialisten genieten de voordelen van het bediendenstatuut.

Art. 8.De minimum maandlonen worden als volgt vastgesteld, met ingang van 1 januari 1999, gekoppeld aan het spilindexcijfer 100,84 en voor een wekelijkse arbeidsduur van 39 uur : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 9.Voor de werknemers en werkneemsters uit de sector schoonheidszorgen die jonger zijn dan 21 jaar wordt het minimummaandloon berekend op grond van het maandloon op 21 jaar, zoals bepaald in artikel 8 van deze overeenkomst en dit volgens de volgende procentuele degressieve verhouding : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 10.Schoonheidsspecialisten die na de normale aanvangsleeftijd van 21 jaar in functie treden.

In afwijking van de bepalingen van artikel 8, mag de wedde van de schoonheidsspecialisten aangeworven na de aanvangsleeftijd van 21 jaar en die geen 3 jaar anciënniteit in de sector kunnen bewijzen, bij hun indiensttreding, gelijk zijn aan de minimumwedde voor de aanvangsleeftijd van 21 jaar. Van zodra 3 jaar anciënniteit bereikt is, wordt het normale leeftijdsbarema toegepast.

Art. 11.Loonsverhoging volgens het aantal jaren tewerkstelling in de sector schoonheidszorgen (anciënniteit).

Het loonsverhogingspercentage van toepassing volgens de leeftijd wordt verhoogd met 1 pct. per schijf van 5 jaar anciënniteit in de sector.

Het aantal jaren stage als leerling of in het raam van een leerovereenkomst komt niet in aanmerking voor het berekenen van de anciënniteit.

Art. 12.De werknemers en werkneemsters uit de sector schoonheidszorgen, die de verantwoordelijkheid hebben over een schoonheidssalon of sauna (zaakvoerder-gerant) ontvangen een supplementaire loonsverhoging van 6 pct. op hun overeenstemmende loonschaal op voorwaarde dat ze minstens 10 jaar anciënniteit hebben in de sector.

Eindejaarspremie

Art. 13.Aan de werknemers wordt een eindejaarspremie toegekend onder de volgende voorwaarden :

Art. 14.Vanaf 1999 wordt aan de werknemers een eindejaarspremie betaald die gelijk is aan 2 pct. van het bruto jaarloon van de referteperiode, betaalbaar in december 1999.

Vanaf 2000 wordt aan de werknemers een eindejaarspremie betaald die gelijk is aan 4 pct. van het bruto jaarloon van de referteperiode, betaalbaar in december 2000.

Vanaf 2002 wordt aan de werknemers een eindejaarspremie betaald die gelijk is aan 6 pct. van het bruto jaarloon van de referteperiode, betaalbaar in december 2002.

Vanaf 2003 wordt aan de werknemers een eindejaarspremie betaald die gelijk is aan 8,33 pct. van het bruto jaarloon van de referteperiode, betaalbaar in december 2003.

De referteperiode is de periode die begint op 1 juli van het voorbije jaar en eindigt op 30 juni van het lopende jaar.

Art. 15.Het bedrag van de eindejaarspremie bepaald in het artikel 14 van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verhoogd met de werkgeversbijdrage voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

De bijdragen zullen worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die ze zal terugstorten aan het Fonds voor bestaanszekerheid van het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen.

De praktische modaliteiten betreffende de uitbetaling van de premie aan de werknemers worden door de raad van bestuur van het sectoraal sociaal fonds bepaald.

C. Fitness- en/of body-buildingcentra, sauna's en/of zonnecentra.

Loongroepen

Art. 16.In de fitness- en/of body-buildingcentra worden de werknemers in vier groepen onderverdeeld : Groep 1 - het onderhoudspersoneel (werklieden en werksters);

Groep 2 - de fitness- en body-buildingarbeiders(sters) (werklieden en werksters);

Groep 3 - de bedienden;

Groep 4 - de specialisten (werklieden en werksters).

Art. 17.In de sauna- en/of zonnecentra worden de werknemers in drie groepen onderverdeeld : Groep 1 - het onderhoudspersoneel;

Groep 2 - de arbeiders;

Groep 3 - de bedienden.

Art. 18.Tot het onderhoudspersoneel behoren de werknemers van wie de taken hoofdzakelijk bestaan uit één of meerdere van de volgende opdrachten : - onderhoud van het centrum; - uitvoeren van kleine herstellingen; - diverse taken van onderhoud en aanvulling van de cateringvoorzieningen.

Art. 19.Tot fitness-, body-building-, sauna- en zonnecentra arbeiders (werklieden en werksters) behoren de werknemers van wie de taken hoofdzakelijk bestaan uit één of meerdere van de volgende opdrachten : - het onthaal van de leden-klanten en het vervullen van de inschrijvingsmodaliteiten; - de leden-klanten wegwijs maken in het centrum; - de leden-klanten begeleiden in het gebruik van de toestellen ... en accommodatie; - toezicht houden over de leden-klanten bij het uitoefenen van een of meerdere specifieke disciplines; - de dienst waarnemen in de afdeling catering.

Art. 20.Tot de bedienden behoren de werknemers van wie de taken hoofdzakelijk bestaan uit het voeren van de administratie, van de boekhouding of van de personeelsadministratie van de onderneming.

Alsook het geven van voedingsadvies in verband met gewichtcontrole.

Art. 21.Tot de specialisten behoren de werknemers die door hun bijzondere kennis terzake de leden-klanten kunnen initiëren en vervolmaken in de uitoefening van een specifieke discipline.

Minimumloon

Art. 22.Het minimumloon voor de loongroepen 1 en 2 zoals vermeld in de artikelen 16 en 17 wordt op 1 januari 1999 als volgt vastgesteld, gekoppeld aan het spilindexcijfer 100,84 voor een wekelijkse arbeidsduur van 39 uur : Groep 1 : 273,40 BEF (uurloon);

Groep 2 : 299,45 BEF (uurloon).

Art. 23.Het minimum maandloon voor de loongroep 3 zoals vermeld in de artikelen 16 en 17 wordt op 1 januari 1999 vastgesteld op 45 818 BEF, gekoppeld aan het spilindexcijfer 100,84 voor een wekelijkse arbeidsduur van 38 uur. Dit minimum maandloon zal worden verhoogd met 2 pct. op 1 januari 2000 en nog eens 2 pct. op 1 januari 2002.

Art. 24.Het minimumloon voor de loongroep 4 zoals vermeld in de artikelen 16 en 17 wordt op 1 januari 1999 vastgesteld op 398,25 BEF, gekoppeld aan het spilindexcijfer 100,84 voor een wekelijkse arbeidsduur van 38 uur.

Loontoeslag voor avond-, zondag-, en feestdagenwerk

Art. 25.Voor de arbeidsprestaties van 20 uur tot 23 uur en voor de prestaties op zon- en feestdagen wordt een toeslag van 5 pct. toegekend, berekend op de effectieve wedde.

Arbeidsduur

Art. 26.De wekelijkse arbeidsduur voor de werknemers van de loongroepen 3 en 4 is vastgesteld op 38 uren.

Eindejaarspremie

Art. 27.Aan de werknemers wordt een eindejaarspremie toegekend onder de volgende voorwaarden : 1. Arbeiders Art.28. De eindejaarspremie wordt toegekend aan de arbeiders die tijdens de referteperiode, in het stelsel van de vijfdaagse werkweek, ten minste 65 gepresteerde of gelijkgestelde dagen tellen die in aanmerking komen voor de onderwerping aan de sociale zekerheid, of ten minste 78 gepresteerde of gelijkgestelde dagen in het stelsel van de zesdaagse werkweek.

Art. 29.Vanaf 1999 wordt aan de werknemers een eindejaarspremie betaald die gelijk is aan 5 pct. van het bruto jaarloon van de referteperiode, betaalbaar in december 1999.

Vanaf 2001 wordt aan de werknemers een eindejaarspremie betaald die gelijk is aan 8,33 pct. van het bruto jaarloon van de referteperiode, betaalbaar in december 2001.

De referteperiode is de periode die begint op 1 juli van het voorbije jaar en eindigt op 30 juni van het lopende jaar.

Het bedrag van de eindejaarspremie bepaald in het artikel 27 van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verhoogd met de werkgeversbijdrage voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Art. 30.De bijdragen zullen worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die ze zal terugstorten aan het Fonds voor bestaanszekerheid van het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen.

De praktische modaliteiten betreffende de betaling van de premie aan de werknemers worden door de raad van bestuur van het sectoraal sociaal fonds bepaald. 2. Bedienden Art.31. De eindejaarspremie wordt toegekend aan de bedienden die tijdens de referteperiode, in het stelsel van de vijfdaagse werkweek, ten minste 65 gepresteerde of gelijkgestelde dagen tellen die in aanmerking komen voor de onderwerping aan de sociale zekerheid, of ten minste 78 gepresteerde of gelijkgestelde dagen in het stelsel van de zesdaagse werkweek.

Art. 32.Aan de bedienden wordt een eindejaarspremie betaald die gelijk is aan 8,33 pct. van het bruto jaarloon van de referteperiode.

De referteperiode is de periode die begint op 1 juli van het voorbije jaar en eindigt op 30 juni van het lopende jaar.

Art. 33.Het bedrag van de eindejaarspremie bepaald in het artikel 30 van deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verhoogd met de werkgeversbijdrage voor de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

De bijdragen zullen worden geïnd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid die ze zal terugstorten aan het Fonds voor bestaanszekerheid van het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen.

De praktische modaliteiten betreffende de uitbetaling van de eindejaarspremie aan de werknemers worden door de raad van bestuur van het sectoraal sociaal fonds bepaald.

Afwijking 39 uren week

Art. 34.De bedrijven die wensen af te wijken van de toepassing van de 39 uren werkweek kunnen dit enkel mits het afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst op bedrijfsniveau, mits neerlegging bij de dienst van de collectieve arbeidsbetrekkingen en ter kennisstelling van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen. Deze collectieve arbeidsovereenkomst dient door minstens één van de sociale partners van werknemerszijde zetelend in het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen te zijn mede ondertekend. HOOFDSTUK III. - Tussenkomst van de werkgever in de vervoerskosten

Art. 35.Wat betreft het vervoer georganiseerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen « N.M.B.S. », wordt de tegemoetkoming van de onderneming in de kosten van het gebruikte vervoerbewijs berekend op basis van het barema dat is opgenomen in bijlage van het koninklijk besluit van 25 januari 1995 houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de N.M.B.S. ingevolge uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.

Art. 36.Wanneer de werknemer beroep doet op een ander vervoermiddel dan de N.M.B.S. of gebruik maakt van meerdere vervoermiddelen, wordt de tegemoetkoming van de onderneming eveneens berekend op basis van het barema dat is opgenomen in bijlage van het koninklijk besluit van 25 januari 1995 houdende vaststelling van het bedrag van de werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de N.M.B.S. ingevolge uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden, voor het aantal kilometers dat overeenkomt met de afstand tussen de verblijfplaats van de werknemer en de onderneming.

Art. 37.Voor de toepassing van artikel 35 wordt de berekening van de afstand in gemeenschappelijk overleg bepaald in elke onderneming om rekening te houden met de geografische bijzonderheden.

Art. 38.Wanneer de werknemer gebruik maakt van het openbaar vervoer en de prijs van het vervoer een eenheidsprijs is, wordt de bijdrage van de ondernemingen, ongeacht de afstand, forfaitair vastgesteld op 54 pct. van de werkelijke prijs betaald door de werknemer.

Art. 39.De gunstiger toestanden die voordien reeds bestonden in bepaalde ondernemingen blijven in hun huidige vorm behouden voor de betrokken werknemers.

Betalingsmodaliteiten van de tussenkomst

Art. 40.De tegemoetkoming van de onderneming wordt slechts toegekend voor de dagen van aanwezigheid op het werk.

Indien de werknemer houder is van een abonnement, kan hij ook de tegemoetkoming genieten voor de afwezigheidsdagen voor zover deze dagen vallen in de geldigheidsperiode van het abonnement en hij de terugbetaling ervan niet kan bekomen.

Art. 41.De directie van de onderneming kan overgaan tot de verificaties die zij noodzakelijk acht om haar tegemoetkoming te rechtvaardigen en kan van de werknemer alle documenten bekomen die hiervoor nuttig zijn.

Art. 42.De tegemoetkoming van de onderneming wordt minstens eens per maand vereffend. HOOFDSTUK IV. - Werkkledij

Art. 43.De werkgevers dienen de wetgeving inzake de levering en het onderhoud van de werkkledij na te leven.

Eventuele toepassingsproblemen worden aanhangig gemaakt bij het paritair comité. HOOFDSTUK V. - Koppeling van de lonen aan het indexcijfer van de consumptieprijzen

Art. 44.De minimumlonen zoals bepaald in de artikelen 2, 8 en 22, alsook de werkelijk uitbetaalde lonen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, iedere maand vastgesteld door het Ministerie van Economische Zaken en bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad .

Art. 45.De minimumlonen en de werkelijk uitbetaalde lonen worden verhoogd of verlaagd met 2 pct. telkens de spilindex bereikt is, hetzij bij stijging of bij daling. De berekening gebeurt op basis van het minimumloon op 21 jaar.

Bij stijging worden de minimumlonen en de werkelijk uitbetaalde lonen verhoogd met 2 pct.

Bij daling worden de minimumlonen en de werkelijk uitbetaalde lonen die van toepassing waren bij de overeenkomstige lagere spilindex terug van kracht.

Art. 46.De verhogingen en verlagingen van de lonen tengevolge van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen treden in werking op de eerste dag van de maand die volgt op deze waarin het indexcijfer de verhoging of verlaging van de lonen teweegbrengt.

Art. 47.De aangepaste lonen worden zo nodig tot de hogere halve deciem afgerond. De aangepaste lonen worden behouden als de laatste decimaal gelijk is aan 5 of 0 en afgerond naar de hogere decimaal bij ieder ander bekomen cijfer. HOOFDSTUK VI. - Geldigheid en bijzondere beschikking

Art. 48.De collectieve arbeidsovereenkomst van 10 maart 1997, geregistreerd onder het nummer 44429/CO/314 wordt ingetrokken.

Art. 49.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor onbepaalde tijd.

Zij heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1999 en kan door een van de partijen met drie maanden vooropzeg worden opgezegd. De opzegging wordt gericht aan de voorzitter van het Paritair Comité voor het kappersbedrijf en de schoonheidszorgen bij een ter post aangetekende brief.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 juni 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^