Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 juni 2002
gepubliceerd op 27 juli 2002

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de voortzetting van het "Fonds voor vorming in de scheikundige nijverheid"

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
2002012797
pub.
27/07/2002
prom.
12/06/2002
ELI
eli/besluit/2002/06/12/2002012797/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JUNI 2002. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de voortzetting van het "Fonds voor vorming in de scheikundige nijverheid" (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op de collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1989, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, tot oprichting van een "Fonds voor vorming in de scheikundige nijverheid", algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 januari 1990, voortgezet bij de collectieve arbeidsovereenkomsten van 27 februari 1991, 30 juni 1993, 15 mei 1995, 21 mei 1997 en 20 april 1999, respectievelijk algemeen verbindend verklaard bij de koninklijke besluiten van 31 maart 1992, 30 maart 1994, 8 december 1995, 17 juni 1998 en 26 april 2000, inzonderheid op de artikelen 2, 3, 5, 12 en 15;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2001, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid, betreffende de voortzetting van het "Fonds voor vorming in de scheikundige nijverheid" betreffende de voortzetting van het "Fonds voor vorming in de scheikundige nijverheid.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 juni 2002.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 7 januari 1958, Belgisch Staatsblad van 7 februari 1958. Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969.

Koninklijk besluit van 10 januari 1990, Belgisch Staatsblad van 2 februari 1990.

Koninklijk besluit van 31 maart 1992, Belgisch Staatsblad van 23 april 1992.

Koninklijk besluit van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 8 juni 1994.

Koninklijk besluit van 8 december 1995, Belgisch Staatsblad van 9 februari 1996.

Koninklijk besluit van 17 juni 1998, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1998.

Koninklijk besluit van 26 april 2000, Belgisch Staatsblad van 9 november 2000.

Bijlage Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid Collectieve arbeidsovereenkomst van 13 juni 2001 Voortzetting van het "Fonds voor vorming in de scheikundige nijverheid" (Overeenkomst geregistreerd op 28 september 2001 onder het nummer 58937/CO/116)

Artikel 1.De collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1989, gesloten in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid (koninklijk besluit van 10 januari 1990, Belgisch Staatsblad van 2 februari 1990), houdende de oprichting van het Fonds voor vorming in de scheikundige nijverheid, en verlengd voor de periode van 1 januari 1991 tot 31 december 1992 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 27 februari 1991 (koninklijk besluit van 31 maart 1992, Belgisch Staatsblad van 23 april 1992), en verlengd voor de periode van 1 januari 1993 tot 31 december 1994 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 30 juni 1993 (koninklijk besluit van 30 maart 1994, Belgisch Staatsblad van 8 juni 1994), en verlengd voor de periode van 1 januari 1995 tot 31 december 1996 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1995 (koninklijk besluit van 8 december 1995, Belgisch Staatsblad van 9 februari 1996) en verlengd voor de periode van 1 januari 1997 tot 31 december 1998 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 21 mei 1997 (koninklijk besluit van 17 juni 1998, Belgisch Staatsblad van 1 augustus 1998) en verlengd, voor de periode van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2000 door de collectieve arbeidsovereenkomst van 20 april 1999 (koninklijk besluit van 26 april 2000, Belgisch Staatsblad van 9 november 2000) wordt door deze collectieve arbeidsovereenkomst verlengd voor de periode van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002.

Art. 2.De eerste zin van artikel 2 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1989 wordt door de volgende tekst vervangen : «

Art. 2.Deze collectieve arbeidsovereenkomst is gesloten voor de duur van twee jaar, te weten van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002. » Art.3. Artikel 3 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1989 wordt door de volgende tekst vervangen : «

Art. 3.In het raam van de bevordering van de tewerkstelling en de vorming van de risicogroepen waarvan sprake in het interprofessioneel akkoord 2001-2002 van 20 december 2000, in het nationaal akkoord 2001-2002 betreffende de loonkostontwikkeling, permanente vorming en tewerkstelling gesloten op 7 maart 2001 in het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid en in de bekend te maken wet overeenkomstig het voornoemd interprofessioneel akkoord 2001-2002, wordt het "Fonds voor vorming in de scheikundige nijverheid" voor de duur van de huidige collectieve arbeidsovereenkomst in de schoot van het Paritair Comité voor de scheikundige nijverheid verlengd.

Dit fonds wordt paritair beheerd en gefinancierd door een werkgeversbijdrage berekend op de brutolonen van de werklieden. De bedrijven die zelf een gelijkaardige inspanning concretiseren in een collectieve arbeidsovereenkomst die tegen uiterlijk 1 oktober 2001 voor het jaar 2001 en tegen uiterlijk 1 juli 2002 voor het jaar 2002 neergelegd wordt op de Griffie van de administratie der collectieve arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid, zijn van deze bijdrage vrijgesteld; de voormelde collectieve arbeidsovereenkomsten moeten uitdrukkelijk vermelden dat ze gesloten werden in toepassing van de bovenvermelde bekend te maken wet.

Het bedrag van de bovenvermelde bijdrage wordt, overeenkomstig van de in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst bedoelde wet, vastgesteld op : 0,10 pct. voor de periode die zich van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2002 strekt;

Deze bijdragen zullen als volgt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid worden geïnd : - 1e tot en met het 4e kwartaal 2001 : nihil; - 1e tot 4e kwartaal 2002 : 0,20 pct per kwartaal.

Het doel van het "Fonds voor vorming in de scheikundige nijverheid" bestaat erin om opleidings- en tewerkstellingsinitiatieven te bevorderen ten voordele van de risicogroepen. Onder "risicogroepen" dient men te verstaan : de werklieden van de bedrijfstak waarvan de kwalificatie niet aangepast is of dreigt te zijn aan de vereisten van nieuwe technologieën, de jongeren en de werkzoekenden. »

Art. 4.Artikel 5 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1989 wordt vervangen door de volgende tekst : «

Art. 5.De heffing en de inning van de bijdragen vastgesteld in artikel 3 van deze collectieve arbeidsovereenkomst worden verzekerd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in toepassing van artikel 7 van de wet van 7 januari 1958 betreffende de fondsen voor bestaanszekerheid. »

Art. 5.Artikel 12 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1989 wordt vervangen door volgende tekst : «

Art. 12.Gedurende een beperkte periode kan het fonds financiële steun verlenen aan bedrijven die overgaan tot de aanwerving van werkzoekenden. »

Art. 6.Artikel 15 van dezelfde collectieve arbeidsovereenkomst van 22 maart 1989 wordt vervangen door volgende tekst : «

Art. 15.Een onderneming kan van het fonds nooit een bedrag verkrijgen dat hoger is dan het bedrag dat zij voor haar werklieden gestort heeft sedert 1 januari 1999 uit hoofde van de bijdrage van 0,10 pct., voor aanvragen ingediend in het jaar 2001 en sedert 1 januari 2000 uit hoofde van de bijdrage van 0,10 pct., voor aanvragen ingediend in het jaar 2002.

Indien het gaat om een groep van ondernemingen die gezamenlijk handelen, mag het van het fonds te verkrijgen maximum bedrag, nooit hoger zijn dan de som van de bijdragen die gestort werden voor de arbeiders van deze groep van ondernemingen, sedert 1 januari 1999 uit hoofde van de bijdrage van 0,10 pct., voor aanvragen ingediend in het jaar 2001 en sedert 1 januari 2000 uit hoofde van de bijdrage van 0,10 pct., voor aanvragen ingediend in het jaar 2002, behoudens uitzonderingen goedgekeurd door het beheerscomité.

Als uitzondering op hetgeen bepaald is in de vorige alinea's, kan het beheerscomité van het fonds voor de duur van deze collectieve arbeidsovereenkomst beslissen of het een terugbetaling voorziet die het bedrag zoals bepaald in vorige alinea overschrijdt, maar die in ieder geval geplafonneerd is tot 743,68 EUR jaarlijks per onderneming. » Overgang naar de euro

Art. 7.De artikelen of onderdelen ervan die in de eerste rij en de eerste en vierde kolom van de volgende rij(en) van onderstaande tabel worden vermeld, hebben betrekking op deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Voor de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van de tabel gelden vanaf de dag van inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst tot 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 8.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten voor een bepaalde duur. Zij heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001 en houdt op van kracht te zijn op 31 december 2002.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 juni 2002.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^