Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 juni 2008
gepubliceerd op 20 juni 2008

Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 19, 23 en 50 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde

bron
federale overheidsdienst financien
numac
2008003288
pub.
20/06/2008
prom.
12/06/2008
ELI
eli/besluit/2008/06/12/2008003288/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

FEDERALE OVERHEIDSDIENST FINANCIEN

Dit koninklijk besluit vervangt datgene verschenen in het Belgisch Staatsblad van 19 juni 2008, akte nr. 2008/03283, bl. 31596 tot en met 31618.


12 JUNI 2008. - Koninklijk besluit tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 19, 23 en 50 met betrekking tot de belasting over de toegevoegde waarde (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, artikel 53octies, ingevoegd bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij de wetten van 5 september 2001, 22 april 2003, 28 januari 2004 en 7 december 2006 en artikel 56, § 2, vervangen bij de wet van 28 december 1992 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 december 1992 en de programmawet van 27 april 2007;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 19 van 29 december 1992 met betrekking tot de vrijstellingsregeling bepaald door artikel 56, § 2, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 23 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53quinquies van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 50 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53sexies, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 16 januari 2008;

Gelet op de akkoordbevinding van de Minister van Begroting van 13 maart 2008;

Gelet op advies nr. 44.277/2 van de Raad van State, gegeven op 4 juni 2008;

Op de voordracht van de Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.In artikel 10 van het koninklijk besluit nr. 19 van 29 december 1992 met betrekking tot de vrijstellingsregeling bepaald door artikel 56, § 2, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde in het voordeel van kleine ondernemingen, wordt het eerste lid vervangen als volgt : « De kleine onderneming die op 31 december de vrijstellingsregeling van belasting toepast, is ertoe gehouden, vóór 31 maart van het volgend jaar, de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft, in kennis te stellen van het totaalbedrag van de omzet, gerealiseerd in de loop van het voorgaand kalenderjaar. Indien zij haar activiteit heeft aangevangen tijdens dat jaar, moet zij tevens opgeven gedurende welk tijdvak zij die werkzaamheid heeft uitgeoefend. »

Art. 2.Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 23 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53quinquies van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 september 2001, 28 januari 2003, 20 februari 2004 en 17 mei 2007, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.§ 1. De belastingplichtigen en de leden van een BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek bedoeld in artikel 53quinquies van het Wetboek, zijn gehouden ieder jaar vóór 31 maart bij de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft een opgave in te dienen, waarin voor iedere afnemer die krachtens artikel 50 van het Wetboek voor BTW-doeleinden moet geïdentificeerd zijn, behalve voor de niet-belastingplichtige rechtspersonen en voor de belastingplichtige afnemers die uitsluitend handelingen verrichten die krachtens artikel 44 van het Wetboek zijn vrijgesteld, en aan wie zij goederen hebben geleverd of diensten hebben verstrekt in de loop van het vorige jaar, de volgende gegevens voorkomen : 1° het BTW-identificatienummer van die belastingplichtige afnemer of het sub-BTW-identificatienummer van de afnemer die lid is van een BTW-eenheid;2° het totale bedrag, exclusief belasting, van de goederen die hem werden geleverd en van de hem verstrekte diensten;3° het totale bedrag van de aan hem in rekening gebrachte belasting. Als de in het eerste lid bedoelde opgave wordt ingediend door een lid van een BTW-eenheid, moet deze voor elke afnemer die lid is van dezelfde BTW-eenheid bovendien de volgende gegevens bevatten : 1° het sub-BTW-identificatienummer van deze afnemer die lid is van de BTW-eenheid;2° het totale bedrag van de goederen en diensten die hem werden verstrekt. De in het eerste lid bedoelde belastingplichtigen en leden van een BTW-eenheid die geen enkele handeling hebben verricht die in de opgave moet worden vermeld, zijn eveneens gehouden tot het indienen van die opgave binnen de in dit lid gestelde termijn.

De in het eerste lid bedoelde verplichting is niet van toepassing op de BTW-eenheid voor de handelingen opgenomen in de ingediende opgave door de leden van die BTW-eenheid. § 2. Voor de toepassing van paragraaf 1 moeten slechts in de opgave worden opgenomen de handelingen waarvoor de belastingplichtige of het lid van een BTW-eenheid ofwel aan zijn afnemer een factuur of het stuk bedoeld in artikel 53, § 3, van het Wetboek moet uitreiken, ofwel van die afnemer het stuk moet ontvangen bedoeld in artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 22 met betrekking tot de bijzondere regeling voor landbouwondernemers inzake belasting over de toegevoegde waarde.

Wanneer een in paragraaf 1 bedoelde belastingplichtige enkel nog handelingen verricht die zijn vrijgesteld door artikel 44 van het Wetboek die geen recht op aftrek verlenen of wanneer hij deze hoedanigheid verliest, moet de opgave van deze belastingplichtige binnen drie maanden na deze wijziging of dit verlies worden ingediend.

Wanneer een BTW-eenheid enkel nog handelingen verricht die zijn vrijgesteld door artikel 44 van het Wetboek die geen recht op aftrek verlenen of wanneer zij de hoedanigheid van belastingplichtige verliest, moeten de opgaven van de leden van deze BTW-eenheid binnen drie maanden na deze wijziging of dit verlies worden ingediend. »

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een artikel 1bis ingevoegd, luidende : «

Art. 1bis.§ 1. De opgave bedoeld in artikel 1 moet langs elektronische weg worden ingediend op het elektronisch adres dat te dien einde gecreëerd werd door of vanwege de Minister van Financiën.

De belastingplichtigen bedoeld in de artikelen 56, § 2 en 57 van het Wetboek zijn niet gehouden tot de verplichting deze opgave langs elektronische weg in te dienen.

De toepassingsmodaliteiten van het eerste lid worden geregeld door of vanwege de Minister van Financiën. § 2. De belastingplichtigen en de leden van een BTW-eenheid zijn vrijgesteld van de verplichting tot indiening langs elektronische weg zolang zij en in voorkomend geval de persoon die gemachtigd is bovenbedoelde opgave namens hen in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikken om aan deze verplichting te voldoen. »

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 1ter ingevoegd, luidende : «

Art. 1ter.De belastingplichtigen en de leden van een BTW-eenheid : 1° die de in artikel 1 bedoelde opgave niet langs elektronische weg indienen, moeten gebruik maken van het formulier dat hen wordt verstrekt door de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft en waarvan het model voorkomt op de bijlage bij dit besluit of van elk ander voorafgaandelijk door deze administratie aanvaard model.De belastingplichtige of het lid van een BTW-eenheid dient deze opgave in bij de door de Minister van Financiën aangewezen dienst; 2° die deze opgave langs elektronische weg indienen, moeten onder de door of vanwege de Minister van Financiën gestelde voorwaarden, dezelfde informatie overdragen als die bevat in de in 1° bedoelde opgave.»

Art. 5.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 4.De Minister van Financiën mag een lijst van de belastingplichtigen en de leden van een BTW-eenheid publiceren of laten publiceren. De lijst vermeldt onder meer het identificatienummer of het sub-identificatienummer dat hun werd toegekend voor de toepassing van de belasting over de toegevoegde waarde. »

Art. 6.In artikel 5 van hetzelfde besluit, worden de woorden "en de leden van een BTW-eenheid" ingevoegd tussen de woorden "De belastingplichtigen" en de woorden "die gehouden zijn tot het indienen van de in artikel 1 bedoelde opgave".

Art. 7.In hetzelfde besluit wordt de bijlage, vervangen bij het koninklijk besluit van 28 januari 2003, vervangen door de bijlage gevoegd bij dit besluit.

Art. 8.Artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 50 van 29 december 1992 tot regeling van de toepassingsmodaliteiten van artikel 53sexies, § 1, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 april 2002 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 mei 2007, wordt vervangen als volgt : «

Artikel 1.De belastingplichtigen en de leden van een BTW-eenheid in de zin van artikel 4, § 2, van het Wetboek, bedoeld in artikel 53sexies van het Wetboek, moeten uiterlijk de twintigste van de eerste maand na ieder kalenderkwartaal bij de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft een intracommunautaire opgave indienen waarin de volgende gegevens voorkomen : 1° het BTW-identificatienummer van : a) iedere afnemer waaronder goederen aan hem zijn geleverd met vrijstelling van de belasting bij toepassing van artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek en waarvoor de belasting in de loop van het verstreken kalenderkwartaal opeisbaar is geworden;b) de belastingplichtige, toegekend door de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen, in het geval van leveringen van goederen als bedoeld in artikel 39bis, eerste lid, 4°, van het Wetboek en waarvoor de belasting in de loop van het verstreken kalenderkwartaal opeisbaar is geworden;c) het lid van een BTW-eenheid, toegekend door de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen, in het geval van leveringen van goederen als bedoeld in artikel 39bis, eerste lid, 4°, van het Wetboek en waarvoor de belasting in de loop van het verstreken kalenderkwartaal opeisbaar is geworden;d) iedere afnemer, toegekend door de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen, in het geval van leveringen van goederen als bedoeld in artikel 25quinquies, § 3, laatste lid, van het Wetboek verricht door de belastingplichtige in de lidstaat van aankomst van de verzending of het vervoer van de goederen en waarvoor de belasting in de loop van het verstreken kalenderkwartaal opeisbaar is geworden;2° voor iedere persoon als bedoeld in 1°, het totale bedrag, uitgedrukt in euro, van elk van de hierna vermelde categorieën van handelingen waarvoor de belasting in de loop van het verstreken kalenderkwartaal opeisbaar is geworden : a) de krachtens artikel 39bis, eerste lid, 1°, van het Wetboek vrijgestelde leveringen van goederen;b) in de gevallen beoogd in 1°, b) en c), de krachtens artikel 39bis, eerste lid, 4°, van het Wetboek vrijgestelde leveringen van goederen;c) de leveringen van goederen als bedoeld in 1°, d). De in het eerste lid bedoelde verplichting is niet van toepassing op de BTW-eenheid voor de handelingen opgenomen in de ingediende opgave door de leden van die BTW-eenheid. »

Art. 9.In artikel 3 van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 2 april 2002, worden de woorden "artikel 1, 1°" vervangen door de woorden "artikel 1, eerste lid, 1°".

Art. 10.In artikel 4 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 april 2002, worden de woorden "artikel 1, 2°" vervangen door de woorden "artikel 1, eerste lid, 2°".

Art. 11.Artikel 5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 september 2001, wordt vervangen als volgt : «

Art. 5.§ 1. De intracommunautaire opgave bedoeld in artikel 1 moet langs elektronische weg worden ingediend op het elektronisch adres dat te dien einde gecreëerd werd door of vanwege de Minister van Financiën.

De belastingplichtigen bedoeld in artikel 57 van het Wetboek zijn niet gehouden tot de verplichting deze opgave langs elektronische weg in te dienen.

De toepassingsmodaliteiten van het eerste lid worden geregeld door of vanwege de Minister van Financiën. § 2. De belastingplichtigen en de leden van een BTW-eenheid zijn vrijgesteld van de verplichting tot indiening langs elektronische weg zolang zij en in voorkomend geval de persoon die gemachtigd is bovenbedoelde opgave namens hen in te dienen, niet over de nodige geïnformatiseerde middelen beschikken om aan deze verplichting te voldoen. § 3. De belastingplichtigen en de leden van een BTW-eenheid : 1° die de bovenbedoelde opgave niet langs elektronische weg indienen, moeten gebruik maken van het formulier dat hen wordt verstrekt door de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft en waarvan het model voorkomt op de bijlage A bij dit besluit of van elk ander voorafgaandelijk door deze administratie aanvaard model.De belastingplichtige of het lid van een BTW-eenheid dient deze opgave in bij de door de Minister van Financiën aangewezen dienst; 2° die deze opgave langs elektronische weg indienen, moeten onder de door of vanwege de Minister van Financiën gestelde voorwaarden, dezelfde informatie overdragen als die bevat in de in 1° bedoelde opgave.»

Art. 12.In artikel 6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 25 februari 1996, 5 september 2001, 2 april 2002 en 20 februari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1 worden de woorden "artikelen 1, 4 en 5" vervangen door de woorden "artikelen 1 en 4";b) in de Franse tekst van paragraaf 1 worden de woorden "remettre chaque année avant le 31 mars, à l'administration" vervangen door de woorden "déposer chaque année avant le 31 mars, auprès de l'administration";c) paragraaf 2 wordt vervangen als volgt : « § 2.De in paragraaf 1 bedoelde landbouwondernemingen die de bovenbedoelde opgave niet langs elektronische weg indienen, moeten gebruik maken van het formulier dat hen wordt verstrekt door de administratie die de belasting over de toegevoegde waarde onder haar bevoegdheid heeft en waarvan het model voorkomt op de bijlage B bij dit besluit of van elk ander voorafgaandelijk door deze administratie aanvaard model. Zij dienen deze opgave in bij de door de Minister van Financiën aangewezen dienst. »

Art. 13.In artikel 7, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het koninklijk besluit van 5 september 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "of het lid van een BTW-eenheid bedoeld in artikel 1" worden ingevoegd tussen de woorden "de belastingplichtige" en het woord "vaststelt";b) in de Franse tekst wordt het woord "remettre" vervangen door het woord "déposer".

Art. 14.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) de woorden "of lid van een BTW-eenheid" worden ingevoegd tussen het woord "belastingplichtige" en de woorden "is ontheven";b) in de Franse tekst wordt het woord "remettre" vervangen door het woord "déposer".

Art. 15.In artikel 9 van hetzelfde besluit worden de woorden "en leden van een BTW-eenheid" ingevoegd tussen het woord "belastingplichtigen" en de woorden " houden klantenrekeningen".

Art. 16.In hetzelfde besluit worden de bijlagen A en B, vervangen bij het koninklijk besluit van 17 december 2002, vervangen door de bijlagen A en B gevoegd bij dit besluit.

Art. 17.Dit besluit treedt in werking de tiende dag volgend op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad, met uitzondering van de artikelen 3 en 11 die in werking treden : a) op 1 juli 2008 voor de belastingplichtigen die gehouden zijn tot de maandelijkse indiening van de periodieke BTW-aangifte en de leden van een BTW-eenheid die eveneens gehouden is tot de maandelijkse indiening van deze aangifte;b) op 1 juli 2009 voor de belastingplichtigen die gehouden zijn tot de driemaandelijkse indiening van de periodieke BTW-aangifte en de leden van een BTW-eenheid die eveneens gehouden is tot de driemaandelijkse indiening van deze aangifte.

Art. 18.De minister bevoegd voor Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 juni 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS ____ Nota (1) Verwijzingen naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 3 juli 1969, Belgisch Staatsblad van 17 juli 1969; Wet van 28 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 1e editie;

Wet van 5 september 2001, Belgisch Staatsblad van 13 oktober 2001;

Wet van 22 april 2003, Belgisch Staatsblad van 13 mei 2003;

Wet van 28 januari 2004, Belgisch Staatsblad van 10 februari 2004, 2e editie;

Wet van 7 december 2006, Belgisch Staatsblad van 22 december 2006, 2e editie;

Programmawet van 27 april 2007, Belgisch Staatsblad van 8 mei 2007, 3e editie;

Koninklijk besluit nr. 19 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie;

Koninklijk besluit nr. 23 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie;

Koninklijk besluit nr. 50 van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie;

Koninklijk besluit van 29 december 1992, Belgisch Staatsblad van 31 december 1992, 4e editie;

Koninklijk besluit van 25 februari 1996, Belgisch Staatsblad van 5 maart 1996;

Koninklijk besluit van 5 september 2001, Belgisch Staatsblad van 18 september 2001;

Koninklijk besluit van 2 april 2002, Belgisch Staatsblad van 16 april 2002, 2e editie;

Koninklijk besluit van 17 december 2002, Belgisch Staatsblad van 28 december 2002, 2e editie;

Koninklijk besluit van 28 januari 2003, Belgisch Staatsblad van 12 februari 2003, 1e editie;

Koninklijk besluit van 20 februari 2004, Belgisch Staatsblad van 27 februari 2004, 3e editie;

Koninklijk besluit van 17 mei 2007, Belgisch Staatsblad van 31 mei 2007, 2e editie.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 12 juni 2008.

ALBERT Van Koningswege : De Vice-Eerste Minister en Minister van Financiën, D. REYNDERS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gesehen um Unserem Erlass vom 12. Juni 2008 beigefügt zu werden ALBERT Von Königs wegen: Der Vizepremierminister und Minister der Finanzien D. REYNDERS

^