Etaamb.openjustice.be
Koninklijk Besluit van 12 november 1999
gepubliceerd op 22 maart 2000

Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen

bron
ministerie van tewerkstelling en arbeid
numac
1999012795
pub.
22/03/2000
prom.
12/11/1999
ELI
eli/besluit/1999/11/12/1999012795/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 NOVEMBER 1999. - Koninklijk besluit waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen (1)


ALBERT II, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.

Gelet op de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités, inzonderheid op artikel 28;

Gelet op het verzoek van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf;

Op de voordracht van Onze Minister van Werkgelegenheid, Hebben Wij besloten en besluiten Wij :

Artikel 1.Algemeen verbindend wordt verklaard de als bijlage overgenomen collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997, gesloten in het Paritair Comité voor het bouwbedrijf, betreffende de duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen.

Art. 2.Onze Minister van Werkgelegenheid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Gegeven te Brussel, 12 november 1999.

ALBERT Van Koningswege : De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX _______ Nota (1) Verwijzing naar het Belgisch Staatsblad : Wet van 5 december 1968, Belgisch Staatsblad van 15 januari 1969. Bijlage Paritair Comité voor het bouwbedrijf Collectieve arbeidsovereenkomst van 15 mei 1997 Duurzame beroepsintegratie, herintegratie en opleiding van risicogroepen (Overeenkomst geregistreerd op 15 september 1997 onder het nummer 44853/CO/124) HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt gesloten ter uitvoering van hoofdstuk 2 van het koninklijk besluit van 27 januari 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid met toepassing van artikel 7, § 2 van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen. Zij heeft tot doel het globaal kader te bepalen van de inspanningen die gericht zijn, enerzijds op de duurzame inschakeling en herinschakeling van kwetsbare categorieën en, anderzijds op de bevordering en het behoud van de beroepskwalificaties van de risicogroepen van laag- of ongeschoolde bouwvakarbeiders.

Het globaal kader van inspanningen geldt voor alle ondernemingen die onder de bevoegdheid vallen van het Paritair Comité voor het bouwbedrijf. HOOFDSTUK II De duurzame inschakeling en de herinschakeling van kwetsbare categorieën Afdeling 1. - Doelgroepen

Art. 2.De in afdeling 2 van dit hoofdstuk bedoelde inspanningen zullen uitsluitend bestemd worden gericht op de volgende kwetsbare categorieën : 1° de werkzoekenden die nog onderworpen zijn aan de deeltijdse leerplicht;2° de volledig werklozen bouw van meer dan 18 jaar oud en die minder dan 10 maanden werkloos zijn;3° de afgestudeerde leerlingen van het technisch en beroepssecundair onderwijs - bouw. Afdeling 2. - Globaal opleidingsaanbod

Art. 3.De bevordering van het deeltijds leren/werken voor jongeren, bedoeld in artikel 2, 1°, blijft een prioritaire actie gedurende deze overeenkomst.

Art. 4.Ten einde de centra voor deeltijds onderwijs (C.D.O.'s) aan te sporen om het deeltijds leren en werken bedoeld in artikel 3 te bevorderen, zullen specifieke promotiekampagnes voor en informatieuitwisseling tussen de betrokken regionale adviesgroepen van het Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid (F.V.B.) en scholen worden georganiseerd. Met hetzelfde doel zal, een bijzondere aandacht worden besteed aan de bijscholing van de leraren.

Art. 5.Voor de beroepen die niet erkend zijn door het paritair leercomité van de bouwsector, zal rond de regeling van het alternerend leren/werken vastgesteld in het koninklijk besluit nr. 495 van 31 december 1986 tot invoering van een stelsel van alternerende tewerkstelling en opleiding voor de jongeren tussen 18 en 25 jaar en tot tijdelijke vermindering van de sociale zekerheidsbijdragen voor de werkgever verschuldigd in hoofde van deze jongeren, een promotiekampagne worden gevoerd gericht op de jonge werkzoekenden, bedoeld in artikel 2, 1°.

Art. 6.Het Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid zal, in samenwerking met de VDAB en de FOREM, een globaal aanbod van beroepsopleidingsacties (basisopleiding, herscholing of bijscholing) uitwerken voor de volledige werklozen- bouw bedoeld in artikel 2, 2°.

Art. 7.Deze globale benadering bedoeld in artikel 6, zal vooraf vertaald worden in convenanten tussen het F.V.B. en de VDAB, de FOREM en Bruxelles-Formation voor zowel de respectievelijk de Vlaamse, Franse en Brusselse Hoofdstedelijke regio's.

Art. 8.Voor de artikelen 6 en 7 bedoelde opleidingsakties worden peterschapsformules aanbevolen voor de in artikel 2, 2°, bedoelde kwetsbare categorie. Afdeling 3. - Financiële tegemoetkomingen van het F.V.B.

Art. 9.Voor de verwezenlijking van de doelstellingen bedoeld in dit hoofdstuk kan het Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid tussenbeide komen : 1° in de financiering van een specifiek collectief hulpprogramma ten gunste van de opleidingscentra;2° in het medebeheer en de medefinanciering van de opleidingsacties die verduidelijkt worden in de artikel 7 bedoelde samenwerkingsakkoorden.De medefinanciering kan ook een hulpprogramma omvatten (didactisch materieel, gereedschap en bouwmaterialen) ten bate van de opleidingscentra van de V.D.A.B./Forem of de centra die met deze instellingen samenwerken, en tevens aanmoedigingspremies, vastgelegd in een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst en bestemd voor de in artikel artikel 2, 2° bedoelde personen; 3° in de oprichting van een netwerk van contactpunten tussen vraag en aanbod van geschoolde arbeidskrachten of van de personen die betrokken zijn bij de verschillende acties, bedoeld in afdeling 2 van dit hoofdstuk. Deze contactpunten moeten worden uitgebouwd van vanuit de regionale adviesgroepen van het F.V.B. waarin de verschillende betrokken partijen vertegenwoordigd zijn; 4° voor de studie van de problematiek van vraag en aanbod van geschoolde arbeidskrachten kan het F.V.B. beroep doen op gespecialiseerde instellingen. HOOFDSTUK III. - Bevordering en behoud van de beroepskwalificaties van de risicogroepen van laag- of ongeschoolde bouwvakarbeiders Afdeling 1. - Doelgroepen

Art. 10.Voor de toepassing van de onderhavige collectieve arbeidsovereenkomst, worden de inspanningen, bedoeld in afdeling 2 van dit hoofdstuk, uitsluitend bestemd voor de volgende risicogroepen : 1° de in de bouwsector tewerkgestelde arbeiders die onvoldoende of niet geschoold zijn voor de door hen uit te voeren taken;2° de in de bouwsector tewerkgestelde arbeiders die geconfronteerd worden met nieuwe technologieën;3° de in de bouwsector tewerkgestelde arbeiders die getroffen worden door een collectief ontslag of een herstructurering. Afdeling 2. - Prioritaire acties

Art. 11.Voor de risicogroepen, bedoeld in artikel 10, zullen in het kader van de winter -of zaterdag opleidingen beroepsopleidingen-bouw worden georganiseerd met het oog op hun basisopleiding, bij- en herscholing en vervolmaking.

Art. 12.De uitbreiding van het aanbod van winteropleidingen, in het bijzonder voor de voltooiingsberoepen en de beroepen die met nieuwe technologieën geconfronteerd worden, zal tevens bevestigd en geconcretiseerd worden in de artikel 7 bedoelde samenwerkingsovereenkomsten.

Art. 13.De herscholings- en bijscholingsopleidingen die worden georganiseerd in de vorm van avond- en zaterdagkursussen, zullen worden aangemoedigd in nauwe samenwerking met de regionale adviesgroepen van het F.V.B. en/of de plaatselijke bouwwerkgeversverenigingen.

Art. 14.Om de uitwerking van een globaal en samenhangend opleidingsaanbod te bevorderen en een versnippering van de in artikel 13 bedoelde opleidingsakties te vermijden, zal rekening worden gehouden met de sectorale beroepsopleidingen die erkend zijn in het kader van het betaald educatief verlof. Afdeling 3. - Financiering

Art. 15.Voor de in artikel 10 bedoelde risicogroepen kan het Fonds voor vakspleiding tegemoet komen in de financiering : - van een specifiek hulpprogramma; - van didactisch materieel; - van bouwmaterialen; - van aanmoedigingspremies vastgelegd in een bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst. HOOFDSTUK IV Preventie beleid : bevordering van het bouwvakonderwijs

Art. 16.Het Fonds voor vakopleiding zal het (lager en hoger) secundair beroeps- en technisch bouwonderwijs blijven bevorderen en aanmoedigen.

In dit verband zijn de belangrijkste taken tijdens de looptijd van deze overeenkomst, het ontwikkelen van leermiddelen zoals handboeken en cursussen, de organisatie en ontwikkeling van leerlingenstages, bijscholing van de leerkrachten, en tevens de promotie van het bouwvakonderwijs bij jongeren, ouders en beroepsoriëntering (P.M.S.). HOOFDSTUK V Berekening van de theoretische stageverplichting voor de sector

Art. 17.In uitvoering van de artikelen 9 en 10 van het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces, wordt de theoretische stageverplichting voor de sector als volgt vastgesteld : Overeenkomstig de statische gegevens beschikbaar op 30 juni 1995 : - zijn er 452 bouwondernemingen die 50 of meer werknemers tewerkstellen (bron : RSZ); - deze ondernemingen stellen 55 004 werknemers te werk (bron : RSZ); - dit betekent derhalve een theoretische stageverplichting van 1 650 personen. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 18.Het Fonds voor vakopleiding in de bouwnijverheid is belast met de uitvoering, opvolging en coördinatie van alle acties en tegemoetkomingen die worden vastgesteld in deze collectieve arbeidsovereenkomst.

Art. 19.Voor de in deze overeenkomst vastgestelde opleidingsakties voor risicogroepen wordt een inspanning van gemiddeld 0,15 pct. van de jaarlijkse loonmassa van de sector gedaan voor de periode van 1 januari 1997 tot 31 december 1998.

Art. 20.Deze collectieve arbeidsovereenkomst heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997 en eindigt op 31 december 1998.

Gezien om te worden gevoegd bij het koninklijk besluit van 12 november 1999.

De Minister van Werkgelegenheid, Mevr. L. ONKELINX

^